De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 30 december pagina 3

30 december 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Fo. 914 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. heel kwaad niet is en wordt het uitdrukkelijk aan alle afdeelingen en kameraden indivi dueel" vrij gelaten zich naar hartelust in den verkiezingsstrijd te mengen. Slechts ne voor waarde wordt hun daarbij gesteld: ze mogen namelijk geen parlementarisme drijven met het plan om in het parlement opbouwend''' werkzaam te zijn, behalve natuurlijk voor den socialistischen toekomststaat. Nu, die voor waarde is vrij gemakkelijk te vervullen, want au fond kan natuurlijk geen enkele partij in het parlement iets anders opbouwen dan wat zij in het belang harer eigen beginselen noodig acht! Het is maar de kwestie wat men in de prak tijk als opbouwend" en afbrekend" heeft te beschouwen en in dit opzicht is de formule vaag genoeg gesteld om voor alle mogelijke opvattingen de noodige ruimte te laten, zoodat, om iets te noemen, een socialist in den Amsterdamschen Raad zelfs zou kunnen stemmen vóór de tegenwoordige organisatie der politie omdat die door haar ruw en tact loos optreden krachtdadig medewerkt r. an het afbreken der bestaande maatschappelijke orde! Zulk een socialist toch zou zoodoende geheel blijven binnen de lijn eener onlangs te Am sterdam door de socialisten aangenomen motie, waarin zij der Regeering dankzeggen voor haar beweerd onwettig optreden te Harlingen en de daardoor aan de socialistische propaganda bewezen diensten! Zoo staan we hier dus weer voor een nieuwe koersverandering bij onze oude socialisten, waaruit maar weer al te duidelijk blijkt dat de leidslieden nog altijd zelf niet recht weten welken kant het eigenlijk op moet, tenzij men mag aannemen dat de heeren nu eindelijk zullen blijven datgene waarvoor men hen op dit oogenblik mag houden, namelijk voor opportunisten van het zuiverste water, die precies als de meest gewone liberalen wan neer het in hun kraam te pas komt, de kwes ties, waarover vroeger hemelen aarde werden bewogen, eenvoudig verklaren tot bloote utiliteitsvragen", waaromtrent het niet de moeite is om voor de partij bindende besluiten te nemen! Wél beschouwd mag derhalve het resultaat van het congres der revolutionairen" worden aangemerkt als een overwinning van de begin selen der parlementaire fractie, die althans van den beginne af aan getoond heeft te weten wat zij wilde. Niets (dan wellicht persoonlijke antipathiën) zal nu in de toekomst den heer Domela Nieuwenhuis meer behoeven te weerhouden om, arm in arm met v. d. Qoes, van Kol eri Troetstra, weer naar het Haagsche Binnenhof' te wandelen ter deelneming aan de parlemen taire actie! Een curieus slot voor zulk een hoog opgezetten strijd, die nu veel weg krijgt van comediespel! Het akeligste bij dit alles is rnaar dat er nog arbeiders worden gevonden die aan deze en dergelijke evolutiën der heeren mededoen met een ijver en een vuur alsof hun ziel en hun zaligheid ervan afhangen, daarbij onbe' grijpelijkerwijs zelf vergetende, dat door deze overwegend persoonlijke veten hunne wer kelijke belangen schromelijk worden geschaad. SociusBROODPRIJZEN. (naar den gemiddelden stand der broodfabrieken te Amsterdam, 's Gravenhage en Leiden.) Jaren 1870 1893 Gebuild tarwebrood per K. G. cents 19.24 13.77 *) Ongebuild tarwebrood per K.G. cents 14.13 10 42 Rogge brood per K.G. cents 9.73 9.33 Deze daling der prijzen ging vrij gelijkmatig. Alleen de jaren 1881 en 1882 waren wat som mige broodsoorteii betreft dure jaren. BOTERPRIJZEN. (Middenprijzen per Kg.) Jaren. Delft. Leeuwarden. 1870 ? 1.47' ? 1.52 1892 » 1.42"' » 1.18' De boterprijzen zijn zeer veranderlijk. De hoogste prijs valt in 1880 namelijk ? 1.87:' aan de Delftsche markt en ? 1.80 aan die te Leeuwarden. Het goedkoopste jaar aan de Leeuwarder markt was 1887 toen ?1.07"' werd betaald en aan de Delfcsche markt het jaar 1892 toen ? 1.42' werd betaald. VLEESCHPRIJZEN (te Amsterdam). per K.G. Jaren. 1870 1892 Ruud. f 0.77' 0.80 Kalfs. ?0.95 1 Schapen. ? 0.58 ' 0 80 Varkens. ?0.90 0.42-' Spek. ?0.84 056 De opgaven over schapenvleesch en spek betreffen de jaren 1889 en 1887. De duurste vleeschjaren waren : voor het rundvleesch het jaar 1880 (/ 1.20), voor Tiet kalfsvleesch de jaren 1882, 1883 en 1884 (/" 1-8.")), voor het schapenvleesch het jaar 1884 (? 085), voor het varkensvleesch de jaren 1870 en 1881 (? 105) en voor het spek het jaar 187G (? 0.89-'). IIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllHlIlllllllllllllllllimMIMIIIIIIIIIIIIIIIIItll Liefdadigheid, *) Het prijsverschil tusschen Amsterdam en Leiden, bedroeg niet minder dan 3 et. per K.G. (15 en 12 et.) In het verslag van Kindervoeding wordt de werkzaamheid der dames, die hare hulp heb ben verleend om de uitdeeling der spijzen regelmatig en op gepaste wijs te doen ge schieden, met de volgende dankbetuiging bedacht. Om aan die aanvragen te kunnen voldoen, was behalve financieële steun van velen, de hulpvaardige hand van zoovele Dames noodig, die zich ondanks koude en ongemak, en met opoffering van eigen genoegen in het koude jaargetijde bereid verklaarden hare arme be hoeftige jonge naluurgenooten te helpen en daarvoor slechts een gelukkig uitgesproken dank, een vrieadelijk hoofdknikken, of enkel een blijden glimlach als belooning ontvingen. Al is ons ISestuur vol van lof voor zooveel toewijding, al zouden wij met duizende woor den den arbeid van zoovele liefdevolle vrou welijke harten willen zegenen, ons past een nederig zwijgen tegenover de gestamelde klanken der kinderen. De Dames van het Comitéhebben zich een eerezuil gesticht in aller harten, woorden ver mogen niets bij den overvloed der stille dank baarheid voor zooveel liefde en zooveel toe wijding." Heeft hier de secretaris zijn doel niet verre voorbij gestreefd? Wat moeten de 120 mejuffrouwen en de 30 mevrouwen, die, in allen eenvoud des harten, overtuigd dat het zaliger is te geven dan te ontvangen, kindertjes hebben helpen voeden, wel denken, als zij over dit haar werk, het natuurlijkste en het aangenaamste, dat zij verrichten kunnen, een heer dermate van streek zien, dat hij duizenden woorden" zou wenschen te gebruiken, om zooveel toewij ding naar waarde te prijzen ? Ondanks koude en ongemak en met opoffering van eigen genoegen in het koude jaargetijde'', waren zij bereid arme behoeftige jonge natuurgenooteii te voeden Met opoffering van eigen gcnoegen! alsof het dan werkelijk voor die 150 dames geen genoegen, niet een der hoogste genoegens zou zijn hongerigen kinderen eten te geven, en alzoo door een daad bij te dragen tot leniging van onbeschrijflijk veel leed. Hebben wij dan werkelijk recht zoo laag over de dames-wereld te denken, dat deze 150 als een haast onverklaarbare uitzonde ring, door zich met kindervoeding in te laten, zich een eerezuil in aller harten hebben gesticht"! Immers neen. Zoo treurig is het gelukkig met de nedcrlandsche dames, in zake toewijding en barm hartigheid, niet gesteld. Indien zij geroepen worden, zullen zij bij honderden en bij dui zenden bereid worden gevonden, gelijken ar beid te verrichten, zonder eenig uitzicht op belooning of dank. De secretaris van Kindervoeding bedoelt het natuurlijk niet kwaad. Toch sticht hij kwaad. Allereerst brengt hij Kindervoeding m opspraak, daar hij reden geeft tot de opmerking: zie eens hoe verrast deze menschen dooi de meest gewone uitingen van het solidariteitsgevoel zijn ; hoe weinig moet hemzelf van den plicht der barmhartigheid zijn bekend. Vervolgens doet hij het vermoeden ontstaan dat de dames zelf zulk een vleitaal aangenaam zouden vinden en wat zeker niet het geringste gevaar is door haar, die zich aan kinder voeding wijdden, en alzoo haar plicht ver vulden, zoo buitensporig in de hoogte te steken, werkt hij mede om het peil van plichtbesef te verlagen in plaats van te verhoogen. Nog eens, dit werd geenszins zoo bedoeld; veeleer het tegendeel. Men wil door loftuitingen niet alleen belooneii maar ook anderen lokken. Doch men vergete niet, dat op geheel het ge bied der liefdadigheid de spreuk behoort te gelden; de linkerhand wete niet wat de rechter doet, en dat, zoo ergens, hier een kieschheid en fijnheid van gevoel dient aan den dag gelegd, die alle verheffing zoowel van zich zelf als van anderen buitensluit. f * * Hier echter treft men een der zwakke zijden van de particuliere philanthropie. Deze moet zoodra zij zich organiseert, om iets tot stand te brengen, voor de weldadigheid harer leden reclame maken, ten einde de tragen onder de gevers aan te moedigen en de niet-gevers tot navolging te verlokken. Zoo komen er jaarverslagen, waarin niet alleen een over zicht van de ontvangsten en uitgaven wordt aangeboden, maar waarin men met naam en toe naam vermeld ziet, wat de leden", de dona teurs en donatrices (in 't Hollandsen gezegd (gevers en geefsters) allen bij namen genoemd, hebben bijgedragen; gevolgd dan nog door een lijst van giften in eens", waarvan de meeste alweder met vermelding van den naam der weldadigen. Zoo weten wij dan nu precies, soms met het adres er bij, wie een, twee, vijf, tien, twintig, honderd, tweehonderd gulden enz. enz. voor het goede doel hebben afge zonderd. Dit geldt niet alleen van Kindervoeding, maar van alle vereenigingen en genootschappen van dergelijken aard hier en elders. En hoezeef dit onvermijdelijk moge zijn, zoo lang de georganiseerde particuliere liefdadigheid de taak der gemeentelijke liefdadigheid heeft te vervullen, dat hierin iets onverkwikkelijks is gelegen zal ieder gevoelen, die er met ons van overtuigd is dat de linkerhand niet be hoort te we ten wat de rechter geeft. * * * Een volkomen scheiding tusschen ijdelheidsstreeling en liefdadigheid vindt men slechts bij de kerkelijke en de burgerlijke of overheids-weldadigheid- Bij de eerste worden de giften ter uitdeeling ontvangen uit collecten, bij de laatste worden zij genomen uit de opbrengst der heffingen ; bij beiden komt het dus niet tot een jaarverslag, vermeldende de edele gevers en geefsters. Bleef de kerkelijke armenzorg niet zoo geheel beneden het allernoodigste, uitgezonderd op zeer enkele plaat sen, waar uit ruime fondsen kan worden aangevuld, wat de meestal povere opbrengst der collecte te weinig oplevert, men zou allicht geneigd zijn aan deze zeer eenvoudige en natuurlijke uiting van menschlievendheid de armenzorg over te laten. Maar men weet het, hare middelen schieten op treurige wijs te kort, en niet alleen dat zij uitsluitend zorgt voor de huisgenooteii des geloofs, hare zorg in deze laat in den regel zooveel te wenschen over, dat er b.v. van kindervoeding, al werd er ook dubbel zooveel honger geleden als reeds het geval is, niet zou worden vernomen. De gemeentelijke armenzorg zij het dan ook mei Jiulp van den Slaat en van kerkelijke, en particuliere instellingen?is die der naaste toekomst, en zij zal zoowel voor de armen als voor de weldadigheidsvrienden een groot voordeel zijn, daar zij niet elk jaar, gelijk KindcrKOcding en Liefdadigheid ?naar Vermogen met de klacht zal moeten komen, dat zij in de vele nooden en behoeften" «slechts gedeel telijk heeft kunnen voorzien", en dat haar »de middelen ontbraken, om goed werk te leveren;" en ook wijl het niet langer noodig- zal zijn van den weidadigheidszin van dezen en genen een reclame te ma ken, ten einde eene geheel onvoldoende organisatie eenigen steun te verschaffen. Wordt eenmaal voor al de verschillende doel einden van armenzorg, als kindervoeding, be deeling, het verleeneii van behoorlijke huis vesting, werkverschaffing enz. enz- een hoof delijke omslag aangenomen, waarbij anders dan bij alle overige belastingen, nu eens werkelijk een redelijke progressie wordt toe gepast, dan zullen de waarlijk liefdadigen, blijde hun aanslag betalende, niet behoeven te duchten, dat zij reeds daarom als weldoe ners zullen worden aangewezen, en de onbarmlmrtigcn, die mokkend hun aandeel in de kosten der arm verzorging voldoen, hun aanslag opbrengen als een jaarlijksche boete op hun hartvochtigheid gesteld, of, zoo men wil, als een leergeld, totdat zij zich verheugen het hunne te kunnen bijdragen ter leniging van anderer nood. Eer we dan twintigjaar verder zijn zal de geheele natie tot het besef' zijn gekomen, dat het niet een deugd of'een reden tot lof', maar de natuurlijkste zaak ter wereld is, dat allen die iets te missen hebben, een evenredig- deel daarvan afstaan aan hen die het uoodigste missen. En wanneer aldus de meest gewone, de lagere soort van liefdadig heid, die slechts beoefend wordt bij Chris tendom en beschaving outeerende toestan den, eeu gemeengoed is geworden, zoodat zij als een vanzelf sprekende plicht voor allen en op aller rekening door de over heid wordt bewezen, zou er dan niet eene hoogere, eene edeler soort van liefda digheid ontluiken, die er naar streeft in behoeften te voorzien, die thans geheel onver vuld worden gelaten, als liggende buiten het gebied dat de hedendaagsche philanthropie zich heeft afgebakend ? Dat men reeds barm hartig, weldadig, menschlievend verdient te heeten, als men iemand van den hongerdood redt, door hem voedsel of deksel te geven bewijst het niet dat onze opvatting van huma niteit en ons gevoel van solidariteit nog- van een zeer onvoldoend gehalte zijn ? * * * Maar deze beschouwingen helpen ons op dit oogenblik niet. Thans is de particuliere armenzorg aan het woord, en dat op de be kende wijs. Voorloopig is het de vraag: wie helpt nu Kindervoeding, Liefdadigheid naar Vermogen en dergelijke vereenigingen aan geld. Wat Kindervoeding betreft, wij gelooven niet dat voor deze vereeniging een tekort behoefde te bestaan, indien men gebruik wilde maken van het kerkelijk middel de collecte. De ver eeniging heeft 1380 leden en getrouwe gevers en geefsters. Belastten deze belangstellenden zich nu, zoover zij daartoe in staat zijn, met het op gezette tijden houden van een inza meling aan de huizen, vragende voor kinder voeding, zij zouden de harten en beurzen genoeg geopend vinden om liet tekort aan te vullen en in ruimere mate aan hun wenschen te kunnen voldoen. Daartoe, zoo schreef de se cretaris van de vereeniging is geld en bij de uitbreiding steeds meer geld noodig, daar toe behoeven wij de medewerking r,iet van honderden, maar van duizenden onzer stadgenooten." Dit is waar; maar hoe zal men die duizenden bereiken, tenzij door hun bij dragen te komen vragen eenige malen in den winter? Het is bij deze vereeniging, gelijk bij eenige andere, een beginsel, niet bij het gemeentebestuur aan te kloppen ; men wil alleen helpen met hetgeen men aan giften ont vangt. Dit beginsel is het onze niet, maar ook wanneer men het bestrijdt, gelijk wij, dient men het te respecteeren, dat wil zeggen behoort men aan te nemen dat van dit beginsel wordt uitgegaan te goeder trouw. Dit doen wij gaarne. Doch de kinderen mogen daaronder niet lijden. Wil men geen gemeentehulp, en schieten de ongevraagde bijdragen te kort, om naar den eiseh te helpen, gelijk jaarlijks in het verslag wordt erkend, dan, dunkt ons, mag door hen, die de zorg voor kindervoeding op zich hebben genomen, ook geen e/</W geoor loofd middel worden verzuimd, om de dui zenden te bereiken, en de ontvangsten te vermeerderen, teneinde in de behoeften te voorzien. Welnu de collecte is zulk een middel want wie weigert, als hem voor kindervoeding iets wordt gevraagd ? En zou juist dat voortdurend vragen niet oorzaak kunnen worden dat velen, die nu daar niet aan denken, zich onder de leden of' de vaste begunstigers lieten inschrijven, zoodat het weldra onnoodig zou zijn, de namen van die allen met het bedrag hunner contributiën of gaven in een jaarverslag te vermelden ? Hier was, zoo zouden wij meenen, nog wel iets te doen. Onruiïng of oszweepi. Tegen dcii bakkersgezel Ten Bockhorst is op bevel van den Officier van Juslitie een instructie geopend, omdat hij in een vergade ring-, gehouden op Zondag den 25sten No vember jl. in het Palcis voor Volles d ij l, zijn kameraden door zijn woorden zou hebben aangespoord om naar een broodfabriek te trekken ten einde aldaar de gezellen te be letten om aan het werk te gaan. Het kun zijn dat deze man zich woorden, welke naderhand door de daad zouden zijn gevolgd, heeft laten ontvallen, die onder het bereik van de strafwet vallen. Wij «eten het niet en vermoedelijk heeft hij zelf niet de draagwijdte van zijn woord ingezien. Maar indien hier verzachtende omstandigheden kunnen worden gepleit, dan zullen 't dezen zijn, dat hij er Daar streefde om zijn eigen lot en dat zijner kameraden te verbeteren. Maar terwijl de stem van liet volk zich zoo luide heeft doen hooren, is er ook een ander woord tot ons gekomen, een woord van de »Siica pitériar' van onze studeerendo jonge lingschap. De redactie van de Amsterdamsche studentenalmanak voor 1895 heeft het noodig evonden het overzicht der lotgevallen van de gemeente-universiteit op de volgende wijze in te leiden: Het gaat ons zeer ter harte, dat wij niet zooals vorige jaren alleen kunnen juichen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl