Historisch Archief 1877-1940
N°. 916
DE AMSTERDAMMER
A°. 1895.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit Nummer bevat een Bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 '(Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 13 Januari
Abonnement pei' 3 maanden / i.50, ir. p. post/' 1.05
Voor Imliëf>i>r jaar r mail,, 9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , . . 0.123
Advert'jritiën van 1?5 regels /'1.1U, elke re^el meer . . . Q.-20
Reclames per regel 0.40
INHOVDt
VAN VERRE EN VAN NABIJ : Verwaarloos
den. Een teeken van vooruitgang. Belgi
en de Congostaat. TOONEEL EX MUZIEK
Kroniek, door v. d. G. Das Theater der Mo
dernen, door Z. Z. Z Muziek in de hoofd
stad, door Van Milligen. KUNST EN LET
TEREN : Les Preraphaélites,. door Ph. Z.
NEDERLAND IN BEELD EN SCHRIFT
Bouwkunst. Het Gemeente-Museum, door I. H. G
Novellette door S. van Milligen. Een ju
bileum in de journalistiek, door Z. Z. Z.
FEUILLETON: Bimi, door Rudyard Kipling
SCHAAKSPEL VOOtl DAMES, door E-e.
RECLAMES. VARIA. ALLERLEI.
PEN- EN POTLOODKRASSEN.
A.DVERTÊNTIÉN.
IIIIIIIIIIHIHIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
Verwaarloosden.
»Bij de opening der 69ste Algemeene Ver
gadering van het »Nederl. Genootschap tot
zedelijke verbetering van Gevangenen, deelde
de voorzitter Jhr. Mr. Rethaan Macarémede,
dat in het jaar 1892 bijna 5000 kinderen
beneden den leeftijd van 10 jaren, 808 door
de rechtbanken en 3455 door de kantonge
rechten, veroordeeld waren; 114 werden naar
een rijksopvoedingsgesticht opgezonden. Vrij
zeker en zonder overdrijving mag men aan
nemen, dat 3500 van deze kinderen ten slotte
kennis maken met de gevangenissen, want
bij deze kinderen is de schrik voor de recht
zaal en de gevangenis verdwenen en een
groote factor bij de opvoeding van deze kin
deren verloren gegaan."
Aldus schrijft het bestuur (1) der
«Vereeniging tot opvoeding van halfverweesde, ver
waarloosde of verlaten kinderen, in het huis
gezin."
5000 kinderen in n jaar veroordeeld.
(') Het bestuur der Vereeniging bestaat uit
de heeren L. P. Walburgh Schmidt, arts, genees
heer in de gevangenissen te Amsterdam, voorzitter ;
Joh. J. F. Dietz, koopman, Marnixstraat :>(>G, te
Amsterdam, secretaris ; J. H. Numan, fabriekant,
Heerengracht 5, te Amsterdam, penningmeester ?
J. Meijers, luit.-kol. d. art., Nachtegaalstr. 45,
te Utrecht, 2e voorzitter; J. II. HeijerJr., make
laar, Keizersgracht 470, te Amsterdam, 2e secre
taris ; A, F. Stickel Schoemaker, particulier, Groote
Markt te 's-Hertogenbosch, 2e penningmeester;
H. F. Onderwater, koopman, te Dordrecht; I. J.
Brugmans, lid van den gemeenteraad, koopman
te Groningen; A. L. Schmidt Jr., leeraar a/d.
H. B. School 5 j. cursus, l'ieter Bothstraat oö,
te 's-Gravenhage.
Art. G der notulen luidt: Begunstiger
(Bequnstigster) is ieder die zich als zoodanig bij de
Vereeniging aanmeldt en hare belangen bevordert
door eene jaarlijksche bijdrage van minstens n
gulden.
Tot leden der Vereeniging kunnen worden aan
genomen zij die zich verbinden jaarlijks minstens
? 2.50 bij te dragen.
Wie zich verbindt tot eene jaarlijksche bijdrage
van minstens /' 10.?of eene storting in eens
van minstens f 100.?is lid Beschermer (lid
Beschermster).
Leden medestichters (leden medestichtsters)
zijn zij die eene jaarlijksche bijdrage van minstsns
/' 100 of eene gave in eens van minstens
/ 1000.?schenken, ter bevordering van het doel
der Vereeniging.
Dit cijfer geeft iets te denken.
Hoeveel kinderen, behalve deze 5000, ver
keerden in een gelijken toestand van
verwaarloozing, d. i. zonder voldoende lichame
lijke verzorging, zonder verstandelijke en
zedelijke opvoeding ?
In 1893 was het totaal der bij afwisseling
in de gevangenissen, huizen van bewaring
en rijks-opvoedingsgestichten opgenomenen
48,345 mannen, 5,057 vrouwen, te samen
53,402 personen; bedroeg de gemiddelde be
volking dier inrichtingen, naar het aantal
verblijfdageii 3500, en was het gemiddeld
aantal verblijfdagen voor eiken gevangene 24
Het totaal der tot ^principale straffen"
veroordeelden klom tot 20.147. Van dezen
waren 0.503 gehu.vd en 1.023 weduwnaar
of weduwe.
Bovendien werden te Veenhuizen, Hoorn en
Oegstgeest, wegens landlooperij, bedelarij of
dronkenschap, verpleegd 3.598 mannen en
vrouwen.
Deze cijfers geven ook iets te den
ken. [Allereerst duen zij de vraag rijzen,
waarop niemand het antwoord zal kunnen
geven: hoe groot zou in geheel Nederland
wel het aantal kinderen zijn, dat opycvo-d
wordt, door vaders of moeders, die in een
gevangenis of huis van bewaring eenigen tijd
hebben doorgebracht?
Wat doet de Nederlandsche Staat om de
kinderen van hen, die bij als toonbeelden
van onopgevoedheid in een zijner gevange
nissen heeft doen zetten, te hoeden tegen de
gevolgen hunner geboorte in zoo verdorven
kring?
De Staat plaatst eenige reeds zeer ver
dorven knapen en meisjes in
»Rijks-opvoedingsgestichten". Op ultimo December 1893
bewees hij deze barbartige gestrengheid aan
520 ongelukkigen, van welke er in 1892114
waren «opgezonden".
De Staat veroordeelt en straft.
Wat er van het huiggezin des veroordeelden
gedurende en na diens straftijd terechtkomt
(ie Staat weet het niet, de Staat onderzoekt
het niet, dit gaat. den Staat niet aan.
Vader is een dief. Welnu, dan wordt
vader gevat, veroordeeld, in de gevangenis
gezet, en het huisgezin van vader den dief....
de vrouw en de kinderen -?twee, zes of
twaalf doen het nu verder zonder kost
winner, totdat de Slaat vader weer los laat,
die terugkeert als voeder en opvoeder van zijn
kroost.
Als opvoeder zeker, als voeder misschien.
Want den man, die uit de gevangeniskomt,
gelukt het maar zelden, in onzen tijd van
groote werkeloosheid, spoedig werk te vinden.
Tot zijn huisgezin, dat reeds, wie weet boe
ang, heeft leeren hongeren, komt hijzelf
hij, de opvoeder als hongerlijder terug.
De Staat houdt ook hier geen rekening mee.
Hij zet de gevangenisdeuren open, de ge
strafte krijgt de vrijheid weer, eenig geld dat
hij met gevangenisarbeid verdiend beeft strekt
den losgelatene tot reispenning en een paar
weken onderhoud en verder moet deze
maar zien hoe hij aan den kost komt.
De staat heeft een gevangenis. Ken ge
vangenis voor de kinderen, die door de
afschuwelijke ellende van allen mogelijken
aard, waarin zij opgroeien, tot boosdoeners
zijn gekweekt; een gevangenis voor de
ouders die van kwaad tot erger vervallen
een gevangenis anders niet. Ja, toch nog
ets anders. Ook een armenwet. Twee
midlelen tot handhaving van de orde in de
maatschappij en tot geruststelling van zijn
geweten. Maar beiden middelen van n
soort: politiezorg, zonder gevoel, zonder eenig
huinaniteits-beginseJ, met volstrekte uitslui
ting van alle edelmoedigheid.
Inderdaad zoo'n moderne staat is een
aardig ding!
Welk een hooge opvatting van plichtsver
vulling geeft hij niette aanschouwen! Maar
meer dan het genoemde is ook niet noodig; want
voor het ontbrekende zorgt de maatschappij;
de particuliere menschlievendheid, zich open
barende in tal van vormen. Zoo heeft men
voor de gevangenen zelfs een Nederl. Genoot
schap tot redelijke verbetering van gevangenen.
Reeds 70 jaar lang is dit aan het zedelijk
verbeteren van gevangenen, en we twijfelen
er niet aan, dat het sommigen ook zedelijk
verbeterd heeft. Alleen het succes dier Ver
eeniging schijnt niet bijster groot, immers de
recidivisten, die in 1883 30.3 pCt. van het
aantal veroordeelden uitmaakten, vormden in
1889-1893 circa 37 pCt. van de geheele
gevangenisbevolking. Neemt men in aan
merking, dat het bestuur en ook de leden
van die Vereeniging uit zeer voortreffelijke
menschen bestaan, dan blijkt het hoe
moeielijk het is gevangenen zedelijk te verbe
teren, en we zouden haast zeggen, hoe on
mogelijk dit \3 zonder de beschikking te
hebben over een ruime beurs. Want de zeer
groote belangstelling in het moreel der ge
vangenen, het voortdurend omgaan met ver
oordeelden, het taktvol uitdeeleri van lessen
en raadgevingen, het openstellen van zijn
huis voor de ontslagenen om met hen te over
leggen hoe zij zich weder een plaats in de maat
schappij zullen verwerven, het overbrengen
van hen in de zedelijke atmosfeer, waarin
men zelf ademt i. e. w. de zeer opmerke
lijke toewijding van het bestuur en de leden
dier Vereeniging, verre boven onzen lof!
zonder een groot kapitaal en een mach
tige organisatie om zoovele honderden aan
arbeid te helpen, v.'erkt niet veeluit. 117 pC'.'t.
recidivisten! Voor hoevelen hiervan moet
niet de ledigheid, de gedwongen ledigheid
noodlottig zijn geweest. Gevangenisstraf heeft
altijd iets demoraliseerends, omdat het zoo
goed als zeker den mensch, ook den diep geval
lene, nog van datweinigje eergevoel berooft.
dat hij zoo noodig heeft om aan zijn leven,
zij 't dan ook maar een allerflauwst schijntje,
van een moreele richting te geven; doch in de
gevangenis komt behalve de tucht, waaraan
bij zich niet onttrekken kan, de arbeid
zaamheid hem steunen, zoodat hij zich
nog mensch kan gevoelen, tot iets goeds in
staat. Zoodra hij echter buiten de gevan
genispoort treedt, gebrandmerkt,geschuwd en,
zooals met de overgroote meerderheid het
geval is, zonder middel van bestaan, liefst
in een der groote steden, in de donkere
ach"terhoeken, en bij het meest verdorven gezel
schap, om de vrijheid te genieten /.onder band
en zonder brood wat moet hiervan te
recht komen? Bij alle bewondering die de
Vcreeiti/juuj tol zedelijke ccrbc.lrriiiy van
gevangencn ons afdwingt, en ons misschien in
nog hoogere mate zou afdwingen, als wij van
nabij getuige hadden kunnen zijn van hare
onverdrotcn en noeste inspanning ter ver
vulling eener zoo hopelooze en steeds teleur
stellende taak, is het ons een raadsel, hoe
dezezelfde vereeniging zich heeft kunnen
bedwingen den harteloozen staat, die de ge
vangenen zonder hulp op straat zet, voor
een goed deel aansprakelijk te stellen voor
het verschrikkelijk groot aantal recidivisten,
37 ' van de geheele gevangenis-bevolking,
welk cijfer, oppervlakkig beschouwd, baar,
Vereeniging, in opspraak moet brengen. Zoo
iemand, dan moest, toch zij, volkomen bekend
met het afgrijselijke en zorgwekkende van
de toestanden, wetende dat er schatten geld
noodig zijn, om de moreele werkzaamheid
tot redding vruchtbaar te doen zijn, reeds lang
aangedrongen hebben op het verkrijgen van
wetten en instellingen, waardoor de staat
genoopt werd zijn zorg voor de eerst uit
de maatschappij gestootenen en daarna in
de maatschappij teruggestootenen, nog iets
verder uiltestrekken dan tot de gevangenis
poort.
Bij deze overweging doet het ons genoegen,
melding te mogen maken van de nieuwe Ver
eeniging tot opvoeding van halfverweesde,
verwaarloosde of verlaten kinderen, onder
toezicht van de heeren G. Vas Visser, S.
M. Hugo v. Gijn, Mr. T. H. der Kinderen,
J h. Mr. A. G. v. Lintelo de Geer en J. H.
Fol Jrs'zn. Zij wil zich aantrekken het kroost
der gevangenen, en in het algemeen
diegegene, welke zonder behoorlijke opvoeding,
rijp worden voor het tuchthuis. »Wij wenschen"
zoo schrijft het bestuur, »ze uit het slechte
midden, waarin zij opgroeiden, over te plaat
sen in een andere omgeving, hen zucht tot
orde, reinheid en zcdclijklicid in te prenten,
arbeidzaamheid te leeren en hen op te voe
den tot nuttige leden der maatschappij, tot
goede burgers van den Staat."
Eindelijk dus ten onzent het begin eener
beweging ten voordeele van de haveloozen,
tot dusverre uitsluitend door de kerkelijken be
dacht. Een terrein inderdaad onafzienbaar!
Een veld dat schier nog geheel braak ligt. »Zal
dat kunnen geschieden, dan is er geld, ceel ijeld
nootliy," schrijft het Bestuur. Ja, dat is zoo. Veel
geld. Jaarlijks tonnen gouds.Natuurlijk,die heeft
men niet; die krijgt men niet. Geenszins
omdat wij der Vereeniging ze niet zouden
gunnen. Neen, maar men weet wel hoe het
met de particuliere weldadigheid gaat. Men
zal dus in het klein beginnen, en al breidt
zich de werkzaamheid ook uit op den duur,
vergeleken bij de ontzaglijk groote be
hoefte aan dergelijke hulp, zal het al
tijd een zeer zwak pogen blijven. Doch
dat neemt de verdienste van dit optreden
niet weg. Want er zal van nu af een ver
eeniging bestaan, die aandacht voor de have
loozen, voor de heel en half verlatenen vraagt;
een vereeniging die regelrecht met de
onderste lagen der maatschappij in aanraking
komt, die den omvang van het kwaad leert
kennen, de bron van zooveel maatschappelijk
rarnpzaligs peilt. Die Vereeniging. mits zij
zich weet vrij te houden van het euvel, zoo
vele philantropiesche vereenigingen eigen,
d. i. zich zelf nog meer lief te hebben dan
de slachtoffers, waarvoor zij ijvert, zal iets
groots kunnen stichten. Zij kan het begin
zijn van een hervorming. Zij, weldra ge
wapend met voldoende kennis van de toe
standen, moge, wat de Vcrcmiijiiuj tot
?zedelijke verbetering ran ycranyencn te zeer
verzuimd heeft, in de Maatschappij een
beweging verwekken om den Staat te nood
zaken opvoedend op te treden voor de ge
vangenen en hun kroost, voor de
verwaarloozende ouders en hun verwaarloosde kin
deren. Wie krachtiger dan zij zal steun
kunnen verleenen aan het denkbeeld, dat
mr. Levy tot pleitbezorger heeft, een betere
regeling van de ouderlijke macht? Wie zal
met meer recht kunnen wijzen op de behoefte
aan staatszorg voor en van staatstoezicht op
ontslagen gevangenen ; wie met zooveel kans
op navolging het initiatief kunnen nemen
tot het vormen van een patronaat over de
meest-misdeelden, en tot het stichten van die
reeks van instellingen, met Staats- of
gemeentehulp, die tot verwezenlijking van
dit plan onontbeerlijk zijn?
Met ingenomenheid begroeien wij dus deze
nieuwe Vereeniging, die den bijval verdient
van de gevoels- en verstandsmenschen beide.
Hoe veel eer had de humaniteit niet reeds
tot de oprichting zulk eener Vereeniging
moeten leiden, en hoe is het mogelijk, dat
utiliteits overwegingen de stichting daarvan
niet hebben verhaast! Welke groote gevaren
voor de Maatschappij vloeien niet voort uit
een bestendiging van een volslagen gebrek
aan belangstelling in het lot der allerlaagste
volkskringen, waar schier geen andere op
voeding dan die tot het kwade wordt gege
ven? Dat eerst thans, in Aug. 1S94, deze
vereeniging te voorschijn is gekomen, het is