Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 916
beschamend genoeg. Nu zij er echter een
maal is, werke ieder mede om haar in staat
te stellen iets van onze schande uittewisschen,
en van onze schade in te halen. Men
helpe haar aan een voorspoedig leven.
Een toeken yan Yoornitpg,
De Voorzitter van de Kamer van Koop
handel heeft bij de opening van de jongste
zitting dat college mogen wijzen op een be
trekkelijk sterken vooruitgang van de scheep
vaart-beweging, zoowel wat betreft de zee
schepen als de rijnschepen.
Uit een grafische voorstelling, die als bij
lage van het verslag der Kamer over 1894,
reed^s is verschenen, blijkt dat in de maand
Sept. van het vorige jaar het hoogste cijfer
van inhoud der schepen, die hier zijn aan
gekomen, werd bereikt, ruim 500.000 M3.
Sedert 1877 is de inhoud der door de
Noordzeesluizen geschutte schepen gestegen van
3.965.192 tot 11.195.031. Voor de laatste drie
jaren waren de cijfers van te Amsterdam
aangekomen schepen als volgt:
1892 1632 sch. met een inh. van 4.553.735 M3.
1893 1558 , 4,532 347 .
1894 1666 _ . 4.986.113
'De gestadige vooruitgang van onze
scheepvaartbeweging, die in 1893 werd onderbroken
door een kleinen teruggang, heeft zich in
1894 gelukkig weder hersteld en thans met een
goortere vermeerdering dan sedert 1877 het
geval is geweest. Dit geeft den Amsterdam
mers, die zooveel geduld hebben moeten
oefenen en zooveel teleurstelling in hun
scheepvaart-belangen hebben ondervonden,
goeden moed.
Belgiëen je Conpstaat,
Onze Belgische buren zijn niet op hun
gemak. En terecht. Want koning Leopold
wil hun een geschenk maken, waarop velen
van hen niet gesteld zijn: hij wil den
Congostaat bij Belgiëannexeeren en dus tot eene
Belgische kolonie maken. Wat dit beteekent,
kan men het best opmaken uit een artikel
in' Le Mouvement Qéographique, waarin die
annexatie met groote warmte wordt aange
prezen, maar tevens over de toestanden in
het Congo-gebied met loffelijke openhartigheid
wordt gesproken.
De campagne tegen de Arabieren zegt
het blad is gelukkig ten einde gebracht,
en de grensbepaling is, tengevolge van de
overeenkomst met de Fransche regeering
eveneens voltooid. Maar uit het rapport,
door den Raad van Beheer uitgebracht, blijkt
dat de ontwikkeling van den Congostaat in
de laatste jaren is blijven stilstaan, de toe
vloed van kapitaal heeft, tengevolge van
gebrtk aan stoffelijke zekerheid en economi
sche stabiliteit, geheel opgehouden. En de
Raad van Beheer ziet niet in, hoe hierin
eene gunstige wending zou kunnen komen,
tenzij Belgiëden Congostaat annexeerde en
daardoor ,,aan het kind, dat geen vader
heeft, een moederland gaf."
Is het kindje voordeelig opgegroeid ? Wel
zeker, zegt, de Raad van.Beheer: het centraal
gezag is volledig gevestigd; de bezetting is
effectief' t'r); de politieke verhoudingen leve
ren sints de laatste grensregeling geen moei v
lijkheden meer op; alleen (geen kleinigheid
voorwaar) moet voor den handel de veiligheid
en de vastheid uit een financieel oogpunt
worden verzekerd. De laatste begrooting is
met een tekort gesloten. De bestuurders
van den Congostaat moeten omzien naar
nieuwe bronnen van inkomsten, en dit kun
nen zij thans niet doen zonder de lasten,
die op de handelsondernemingen drukken,
nog te verzwaren, tenzij zij, hetgeen al even
noodlottig zou zijn, hun veld van werkzaam
heid opnieuw willen beperken.
Met de ontwikkeling van den Congostaat
zijn ook diens behoeften toegenomen. Van
daar dat de conferentie in 1S91 te Brussel
gehouden, den termijn, gedurende welken
geen invoerrechten zouden mogen worden
geheven, reeds heeft verkort. Een dergelijk
beshiit moet ook nu weer worden genomen,
wil men zich niet blootstellen aan het gevaar,
dat de zuinigheid de wijsheid bedriegt. Men
moet. volgens de eigenaardige uitdruk
king van den Raad van Beheer, vermijden
»que l'Eiat du Congo soit obligéde matiger
son bléen herbe". Men moet dien staat be
perkte, maar geregelde ontvangsten verzeke
ren. En dit zal geschieden, wanneer men deze
schoone »kolonie in wording" voor goed aan
Belgiëverbindt, haar volgens Belgische
wetten bestuurt en haar voor Belgische
producten openstelt.
Koning Leopold heeft, zooals de minister
de Burlet mededeelde, uit zijn eigen middelen
voor den Congostaat reeds 40 millioen francs
besteed en legt daaraan nog een millioen
francs per jaar ten koste. De koning is be
reid hij heeft daaromtrent in zijn testa
ment reeds de noodige schikkingen genomen
zijne rechten zonder eenige geldelijke ver
goeding aan Belgiëaf te staan. Wat men
thans voorstelt, is dus slechts eene vervroegde
aanvaarding van het legaat. En van de
zijde van andere mogendheden zou de ko
ning zeker voor den afstand zijner rechten
zeer voordeelige financieele voorwaarden
kunnen bedingen. Ook zijn van particuliere
zijde, namelijk door eene Engelsche maat
schappij, voorstellen gedaan om den Congo
staat in zijn benarde financieele omstandig
heden ter hulp te komen, mits aan die
maatschappij voor bepaalden tijd het mono
polie worde gegeven voor de exploitatie der
rijke provincie Manyema.
Wil nu de Belgische vertegenwoordiging,
die het legaat reeds in beginsel heeft aan
vaard, zich tegen zulk eene overeenkomst
verzetten, dan geeft zij eigenlijk te kennen,
dat zij den Congostaat reeds als eigendom
van Belgiëbeschouwt en dat zij dien eigen
dom niet met een hypotheek bezwaard wil
zien.
Zooals men ziet, is de zaak niet zoo een
voudig als zij schijnt. Belgiëheeft reeds de
eerste schreden gezet op een bedenkelijken
weg, en zal thans waarschijnlijk, overhaast
en onvoorbereid, de laatste schreden moeten
doen, tenzij het den moed heeft om te er
kennen, dat het liever den uitweg aanneemt,
door Kolonel North en diens Engelsch con
sortium aangeboden, om zelf nog vrij te
blijven van verplichtingen, die in hooge mate
drukkend kunnen worden.
Het argument, dat België, als koloniale
mogendheid, zich zou blootstellen aan ver
wikkelingen, die met zijne door andere mo
gendheden gewaarborgde onzijdigheid niet
wel overeen te brengen zouden zijn, schijnt
ons toe niet zwaar te wegen, omdat wij
men vergeve ons de oneerbiedigheid! aan
dien waarborg niet veel hechten. Maar wij
kunnen ons geen staat denken met koloniën
van zoo grooten omvang als Belgiëop het
punt staat van te verwerven, zonder ont
zaglijke uitgaven voor leger, vloot en beheer,
ten behoeve der koloniën, voor welke uitga
ven tot dusver op de Belgische begrooting
geen centime is uitgetrokken *). De uitkomst
kan gunstig zijn, maar niemand kan hier
omtrent zekerheid geven. Onder deze omstan
digheden zullen de Belgische belastingschul
digen en hunne vertegenwoordigers verstandig
doen, wanneer zij het royale aanbod met
burgerlijke nauwgezetheid en angstvalligheid
wikken en wegen.
*) Met uitzondering van het subsidie voor
den Congo-spoorweg.
Inhoud van verschillende dagbladen.
Handelsblad, (> Jan. Offieieele en vrije
Wetenschap,
8 Jan. Grondbelasting in Limburg. Bestrij
ding van de aanvraag der l'rov. Staten tot terug
gaaf van te veel betaalde grondlasten door do
provincie.
Lombok en Bal i. Polemiek met 1) e T ij d over
een eventueele expeditie naar Bali.
1) Jan. De Motie van den heer Purncombe
Sanders, betreffende een regeling van de pensi
oenfondsen voor Ind. ambtenaren en militairen
bij de wet; eene aanbeveling daarvan.
!>. Jan. Mr. J. A. Levy : K°n drci/end geranr.
Voorstel in den Raad te Heerlen tot wering der
marskramers enz.
10 Jan. Weerlegging van Rutg rs' uitingen
over het Indisch leger en het Indisch bestuur.
De Xieuwe Kotter d. C r t. (i Jan. JJe
marintbcgrootinc/ in de Tweede Kamer, eene
na\ betrachting op het craendement Smi', I; 8 Jan. II.
(i Jan. D^ hoog', waterstand en de verlie.tei ing
van den Ttottet dnmschen waterweg, door den heer
J. W. Welcker, hoofdingenieur van d.'.n water
staat te Xwolle. Een gerustelling ten aanzien van
Rotterdam als zeehaven bij stormvloeden.
Het Vaderland, 5 Jan. JJe tweede confe
rentie van liet Internationaal prir iatrec/i.f. I ;
10 Jan. II. Een overzicht over de werkzaamheid
dier conferentie.
De Standaard. Het j-iar !$!>!. Overzicht
vandenpolitieken toestand betreffende Duitschland,
Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Engeland.
U t r e c h t s c h Dagblad, l Sil l. 5 Jan. IV ;
(i Jan. V; S Jan. VI. Een terugblik op liet
afgoloopen jaar.
De Tijd, 7 .Jan. Er/en woning voor drn werk
man, door J. v. d. Biescn, R.-K. Pr. \Vat de
vereeniging van den II. Vincentius te Ginnekcn
deed.
S Jan. De Friesclte gemeenten bij de Tweede
Kamer, I il Jan , H. Een van weinig inge
nomenheid beschouwing over de wetsontwerpen
betreffende Opsterland en Weststellingwerf.
1<> Jan. Persoonlijke hè'iMierin,en aan dr.
Nnijens, door Jan Holland.
Centrum, S en 11 Jan. Rijksbijdrage aan
bizondere scholen II en III door Dr. Schaepnian.
Het koninkl besluit van L'l Dec. 1*!)1. Weerleg
ging van eenige opmerkingen voorkomende in het
Schoolblad.
10 Jan. Huwelijksstatistiek I.
f>, 7, il. Het werk van Leo XIII. Xaar aan
leiding van Brunetière's artikel.
Het X i e n w s v a n d e n D a g, 7 Jan.
'locnemende bande/oonhetd, door A. J. S.
S Jan. Voor het b'ront, over Dreyfus.
De Telegraaf, Jan (Ingezonden)
lleideontginning, door II. Bertels. Een overzicht der
kosten en opbrengst van zijn systeem.
A r n h. C t., 10 Jan. Vleeschkeuring. Xaar aan
leiding van het voorstel van Dr. v. Weezel, lid
van den Raad te Deventer, om zich tot de regee
ring te wenden, ten einde een rijkswet tot keuring
van vee en vleesch te verkrijgen.
De Maasbode, 5 Jan. Het verspreiden van
slechte boeken I. 9 Jan. II. Een pleidooi tegen
het plaatsen van advertenties waarin zij te koop
worden aangeboden.
10 Jan. In het nieuwe jaar, door P. M. Bots,
pr., over den burgerplicht, aan de hand der
encycliek »Rerum novarum".
Kroniek.
Het op den eersten dezer verschenen nummer
van Het Tooneel, orgaan van het Verbond van
dien naam, bevat in het officieel gedeelte eenige
mededeelingen, welke wij hier tot het onderwerp
eener korte bespreking wenschen te maken.
Recht blowend is de toestand van het Tooneel
verbond niet. Zou het de tijd niet meer wezen
van idealistisch streven bij de Heeren en de
Dames die de vereeniging samenstellen ? Het
doel is toch schoon genoeg. Zoo tot stichtelijke
leering als veredeling van den smaak, kan de
schouwburg goede diensten bewijzen. Het glaasje
bisr of warme pons dat in de pauze verkrijgbaar
pleegt te zijn, zal niemand aan den drank brengen;
noch loopt men gevaar dat eene licht ontvonkelijke
jeugd zich zal verstrikken in de netten van de vrou
welijke sekse derartisten. Dezegoede dames denken
daar in ons gezegend Xederland zoo niet aan;
althans ons, en wij hebben toch ook onzen tijd
gehad dat wij er als de kippen bij waren wan
neer er wat te roddelen viel, werd daar schier
nimmer iets van bericht. Roddelen, opdat nie
mand ons misvatte, is een particulier woord voor
kwaadspreken, wanneer dit namelijk zonder erg
geschiedt en meer ten doel heeft het gezellige
onderhoud met lichte glossen op de eigenaardig
heden van een in den kring der roddelaars"
bekend persoon een weinig te zouten, dan
eerrovcnde aanslagen te plegen op de reputatie van
den bedoelden vriend. Het woord heeft in de
tooneelspraak zoo goed burgerrecht verworven,
als de handeling bij de tooneelisten. Maar keeren
wij tot het drama zelf en zijne beschermers terug.
| Als dan de onzedelijkheid welke veelal in den
vreomde het tooneel aankleeft, in deze gewesten
ver te zoeken en bijna niet te vinden is, wat
mag dan de reden zijn dat het verbond eenigszins
kwijnt en achteruitgaat 'i
Xiehier een stukje statistiek, geknipt uit meer
gemelde aflevering van het orgaan. Aan de
ach1 terzijde is slechts een gedeelte van den titel te
j lezen, er gaat dus niets verloren van den verderen
! fraaien inhoud.
Vergelijkend overzicht van den staat
van het Nederlandsen Tooneelverbond,
1893.
: 1:00
1893.
C,'J (i
r, :so
:>SO
1894.
4 f,
± l li-w
De redactie zegt er bij : »de namen Leiden en
's Hertogenbosch, die in het laatste overzicht
voorkwamen als herinnering aan l Sul, het jaar
] waarin zij nog bestonden, y.ijn thans voor het
l eerst daaruit verdwenen. Wij hopen ze terug te
zien."
i Xu, wij helpen wenschen, maar veel goeden
moed hebben wij er niet op. De at'deeling Leiden
was voorheen sterk en bloeiend. In do dagen van
oliin, of liever in de dagen van een student
| Jacobson, den zoon van den algemeenen penning
meester, een appel welke van Rotterdam naar
Leiden was gerold, maar dicht genoeg bij zijn
i achtenswaardigen stam gebleven, om de liefde
voor het Tooneelverbond in laatstgenoemde plaats
krachtdadig aan te wakkeren. Maar do studenten,
zoo goed als gij en ik, willen op den duur wat
zien voor hunne centen, en vonden het, toen de
eerste geestdrift uitgebrand was. protitabeler hunne
conttïbutiëu te besteden aan een vereeniging welke
hun te Leiden een weinig jool kon verschaffen, dan
voor drie vijfden te zien verdwijnen in de kas van
j een generalen thesaurier, die wel de vader van een
hunner voortreffelijkste acadeniieburgers was, maar
voor het overige tot hen in geen nadere betrek
king stond dan tot de massa van zijne
onderhebbonde verbondsleden. In ti'-n woord, de
studonten-afiloeling Leiden verviel, en de Leidsche
studenten wijdden zich en hunne gelden aan een
eigen liefhebberij-komedie. Behalve Leiden heb
ben wij, ouderen van dagen, in vollen fleur gekend
het departement Leeuwarden. Van deze afdeeling
heagt mij in het bijzonder een prachtige tong.
Ik bedoel daar niet mee de welsprekendheid van
eenig bestuurslid schoon die, evenmin als gemelde
tong, voor de poes was. De visch dan waar ik
op zinspeel, stak met het hoofde zoowel als met
het voeteneinde over het bord heen. Een zoo
danig gegarneerd bord bevond zich voor eiken
gast aan den feestdisch, gespreid ter gelegenheid
van de algemeene vergadering des jaars 1S83,
gehouden te Leeuwarden. Er zaten om dien
disch ongetwijfeld een aantal uitnemende mannen.
Xiemand minder dan professor Allard Pierson,
die aangename deftigheid wist te paren aan
vriendelijke jovialiteit, was de algemeene voor
zitter en Mr. Auke liloembergen, min deftig en
uiterst pleizierig, de president van de afdeeling.
De directeur, Bouberg Wilsen, was er ook, en
andere vrienden van letteren en kunst. Helaas,
mijne memorie spreekt luid van tongen, luider
vast dan van de geestelijke goede gaven waarmede
wij elkander op dat feest hebben onthaald. Het
is een treurige gedachte, dat van onzen arbeid in
de hoofdstad van Friesland zoo weinig is over
gebleven. Aan de pieterseliesaus heeft toch waar
lijk niets gemankeerd. Xeen, de poëzie niet, het
proza des levens heeft het hier verbruid. Want toen
de Leeuwarder burgerij ging bemerken dat de zaak
van het Tooneelverbond zou uitdraaien op een liefde
in de verte, en het Nederlandsch Tooneel hare
voorstellingen daar ter plaatse staakte, brandde
het hervormingsvuur veel flauwer en doofde al
snel uit, zonder dat wij vernamen of de afdee
ling immer met eenige plechtigheid is opgeheven.
In 1883 echter was daar nog geen sprake van.
Xa het diner werden wij ter sociëteit geleid om
weer vrij spoedig naar het feestlokaal terug te
keeren, in hetwelk inmiddels een geheel nieuwe
mise-en-scène was dnargesteld, en wij met
elkander een nastuk vertoonden, waarvan ik
mij het eerste bedrijf liet beste herinner, dat een
oesterpartij voorstelde. De laatste akte, meen ik, was
piitéde foie gras. En deze heerlijkheid is te niet
gegaan, zoodat men te vergeefs in het Leeuwarden
onzer dagen naar oen afdeeling van het Tooneelver
bond zou zoeken ...
Wij komen bij gelegenheid op de statistiek
terug, voor ons een bron van herinneringen uit
het verleden, tevens een spiegel waarin wij de
toekomst ontraadselen.
De aflevering van het Verbondsorgaan bevat,
behalve deze belangwekkende cijfers, eene
mededeeling van een vergadering des Hoofdbestuurs.
«Besloten is, dat de quaestic van het weigeren van
den toegang aan tooneelverslaggevers door schouw
burgdirecteuren op den beschrijvingsbrief van de
volgende algemeene vergadering zal worden ge
bracht."
Hier kan men enkel aanmerken, dat, eer het
zoo ver is, nog menig kritikns op de kleine
steenen kan komen, en het wenschelijk ware, dat
reeds nu het Hoofdbestuur een advies hadde
uitgebracht. Trouwens, het is een moeielijk ge
val, en voor het hoofdbestuur vooral. Kan deze
achtbare vergadering tot de schouwburgdirecteu
ren zeggen: gaat jelui je gang, gooit ze d'r maar
uit ? Toch niet, zij zou zich te diep snijden
in haar eigen vleesch, daargelaten dat het niet
fatsoenlijk is. Kan zij nllc kritici in bescherming
nemen tegen iedere directie '.'
O neen, want het doel van ons verbond is
juist de schapen en de bokken onder de tooneel
verslaggevers te schoiden en slechts de schapen
te beschermen. Kan zij eindelijk zoo ver gaan
van bepaalde heeren reporters aan te wijzen als
overgeleverd aan den toorn van theaterbestuur
ders, hunnentwege vogelvrij verklaa:d« kenners
van dramatische kunst1.' Allerminst, want nie
mand heeft haar tot rechter gesteld over per
sonen. Wij zullen de vrijheid nemen in dit
dilemna te zijner tijd van preadvies te dienen.
's II. v. n. G.
Das Theater
J//'/r//'/, van M\x TlAi.üK.
F.inxuM Mi-nn.-lii:ii, van G. HAI.TTMAXN.
Indien Ac, lieer Messthalcr heeft verwacht
ofgehoopt, het, Xcderlaiulsch publiek te overbliill'-'n of
verbaasd te doen staan, door zijn //Theater der
Modernen" zal hij wel moeten erkennen, dat
dit althans faliekant is uitgekomen, liet groote
publiek, de Duitsche kolonie, (Ie llollandselie //mo
dernen" bij geen van allen is sprake geweest van
warme belaiif,'"*-'-'"'11.- laat staan van geestdrift.
Het scmocd vau //,-/ publiek, eu dat vau de im
migranten uit het (losten ligt te zelden voor mij
bloot en opi'ii, dan dat. ik een verklaring zou geven
van de koelheid, waarmede dit gezelschap is ont
vangen. Maar wel geloof ik, reden te kunnen
geven van de aarzeling eerst, eu het schouderop
halen later, bij de jonge kunstgcloovigen in
Xedcrlaiid tegenover dit, clubje Diiitsche cnthousiabten
dat met een vrij dikke reclame voor zich uit, het
lage land is binnengetrokken. Wij hebben weinig