De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 13 januari pagina 3

13 januari 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 916 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. fiducie in moderne dingen die uit Duitschland ko men. De Frei» Bühne en de Oesellscha/t lezen wij, pour acquit de conscience, omdat wij er een weer spiegeling vinden van het kunstleven van die Duitschers, die wat anders willen dan het r/althergebrschte". Maar bekoren doen die tijdschriften ons niet. Integendeel, wij hebben er eigenlijk lang genoeg van. Zij brengen arbeid, van allerlei aard, maar noch meesterwerk noch eigen. Het is al geboren, vaak gemankt, onder den invloed der Franscben of der Noren, al werk van decadenten. Er is ond«r de Duitsche modernen niemand, die groot, alleen, daar staat, saus peur et sans reproche. Geven zij eerlijken arbeid, dan zijn het meest zielestudies van physiologen, de Franschen nage volgd, maar wat den vorw betreft zonder de klaar heid der Franschen en zonder hun zin voor har monie, wat den inhoud aangant zonder de artis tieke liefde voor hun onderwerp; gebouwd naar een weinig diepgaand pessimisme, uit van veron gelijking mokkende of tegen het heelal mopperende futtigheidjes. Zij missen het geloof van Zola voor het realisme en toet geloof, het nieuwere en sterkere geloof van de mystieken is nog bijna niet tot hen doorgedrongen. Zij haspelen veel door elkander, m*ar weten weinig wat zij willen. Van daar veel dec&denoe, van de Franschen, en ook van Ibsen, die in Hauptmann's drama's de zonder linge parodieu kan vinden van zijn eigen schep. pingen. Jobannes Vookerat uit Einsame Menschen is d« bouwmeester Sokiess zonder robust gewe ten; Anna Mahr een Hilde Wangel met een verstandsideaal, gebaald uit een beetje lectuur over de vrouwenkwestie. En Hauptmann vooral is groot bij de Duitsche modernen. Een deel van hen om ringt hem gelijk een toom kippen dat kakelt rondom een bonten haan : een ander deel heeft zich moeten Yerwtten tegen zijn vergoding. Deze schrijver nu i« «en man, in wiens ziel belangrijke dra matische aandoeningen groote beelden te voorschijn j roepefl; maar hij ds zichzelf niet geworden. Hij heeft zijn beelden 'niet zuiver gehouden; hij is ze lichamen gaan geTOn, vóór zij vol-en klaar leefden j in zïja ziel; hij heeft ze gehakt tot een fricadel, met symboliek en realisme van anderen. Eiitsame Meaesche'tt, van -oorspronkelijke conceptie het zijn naast elkander der mensehen, zonder dat zij elkan ders 'leven kennen, het vernietigen daardoor van «icbaelf en 'de hen omringenden, is het onderwerp voor een van de -meest reëele tragedies: de worsteling van door omstandighed n aan elkander geklonken ongelijksoortige individualiteiten: het leven van allen vrijuit een onmogelijkheid, de dood van «en een wroeging voor allen. Maar Eimawe Menscktn is met het -eten en drinken dat die lieden doen, met den kapstok in den hoek der kamer, doorliet gewild realisme, een paskwil van een drama. Wa ren de herinneringen aan Ibsen nog niet voldoende om aan te 'toonen dat wij hier met een zwak kunstenaar te doen hadden, dit mislukt realistisch streven zou hei pleit beslechten. Jiïtg&nd is een werk van meer eenvoud en grooter oorspronkelijkheid; het geeft de onbedachtzame, jonge liefde der eerste zinnelijkheid, en de beelden waarin het dat geeft hebben een frisch en jong leven. Maar v*n deze conceptie is een drama ge fabriceerd. Het had een idylle kunnen zijn met tranen ; om er een tragedie van te maken, is de turkeche trom er bij gebracht in den vorm van een kapelaan met een wraakzuchtige dogmatiek, en vuurwerk met knaleffekten in de gedaante van een idioten jong-en met een tooneelgeweer, dat zijn plicht .doet te juister tijd als de zooveel meters drama zijn afgeleverd, wordt de verkeerde dood geschoten. Immers, zooveel is nu wel klaar in onze dagen, dat als twee jonge menschen verliefd zijn op elkander, en hun begeerten met vreugde voldoen, IIIHIIMIHWMIIIIIIIIIIIIIIIIMilllllllllllllllillllllllllllllllllllimilllilllllllllH IIIHmilMMMIIIIIIIIIIIIIIHMillllllltlltllllllllllllllllllllllllltllllllllllllMIII Bznyci, door R U D Y A R D K I I' L I X G. De orang-outang in. de groote ijzeren kooi is de aanleiding tot dit verhaal. Het was een snikheete nacht. Toen Hans Breitmann en ik onze matras naar de voorplecht van den stoomer sleepten, en hem voorbij gingen, werd het dier wakker en begon een heidensch kabaal te maken. Men had hem ergens in den Maleischen Archipel gevangen; hij was nu op reis naar Engeland om voor een shilling vertoond te worden. Vier dagen achtereen had hij gejankt, en gegild en aan de ijzeren tralies van zijn kerker gerukt om los te komen; het had weinig gescheeld of een Laskaar, die zoo onvoorzichtig ge weest was zich dicht bij de kooi te wagen en dien hij met zijn harigen klauw te pakken kreeg, had er het hachje bij ingeschoten. »'t Zou goed voor je zijn als je eens ter dege zeeziek werd, mijn waarde," zei Hans Breitmann, voor de kooi stilstaande. »Jij hebt te veel Ego in je cosrnos." De arm van den orang-outang werd onge merkt door de tralies gestoken. Niemand zou een oogenblik vermoed hebben dat hij, als een slang, een greep zou doen naar des daarmede het ongeluk nog niet over hun huis is gekomen. Tegen een heilig geloof hebben Aennchen en Hans niet gezondigd, want hun geloof is hun onbeperkt genietende jeugd. In hun 2ieleleven is het schot van Amandus een van buiten komende ramp; in het drama een deus ex machina. Van een tragedie zou Jngend hoogstens het eerste bedrijf kunnen zijn, in haar verdere ontwikkeling zou dan een menschenpaar leven, samengebracht door zinnenlust, maar niet zich voegende tot een eenheid. Voor zoover Jugend niet een tragedie is, in de teekening der figuren, is het een stuk aantrekke lijk door de warme menschelijkheid, liet naïeve leven der personen, het recht-en-slechte van den pastoor en den kapelaan, van Aeunchen en Hans. Zij zijn menschjes uit een genreschilderij, van een realistisch i/angehauctit," maar vriendelijk gezind artist. Waar deze vreemdelingen dus tot ons kwamen met een repertoire, waarvan de twee besproken werken de voornaamste zijn, valt het niet te verwon deren, dat zij, in hun onderwerpen missende uitintingen van een uit eigen gemoed geweld geloof, geen schaar van geestdriftige bewonderaars rond om zich vonden. Ook hun eigen bekwaamhe den gaven daartoe geen aanleiding. Geboren uit den nog warmen en in Duitschland nog lang niet gewonnen strijd tegen een elders reeds verwonnen traditie, draagt hun manier een pole misch karakter, een met alle geweld modern, dat heet voor hen realistisch willen zijn, dat zoover werd gedreven, dat woorden, zinnen, die de hoorder niet mag missen, niet over de voetlichten heenkwamen. Op die wijze kan het daar op de planken «eer onderhoudend en belangwekkend zijn maar <ie toeschouwer heeft er zoo weinig aan. Het gaat met het realisme in den schouwburg zoover als het voeten heeft: geheel realistisch is nimmer te -spelen; en waar het pogen om dat niettemin te doen, scherp in de oogen steekt, komt het des te sterker uit wanneer de onafwijsbare eischen van het spel jonge, ongeroutineerde, en daardoor soms onhandige kunstenaars op het onvoorzienst in de oude manier van tot liet publiek spreken terugbrengen. Zoo kon van dit gezelschap her haaldelijk worden aanschouwd, dat de personen ostentatief met hun rug naar de zaal gekeerd stonden, en woorden mompelden waarvan nie mand dan de medespeler iets verstond. Maar het volgend oogenblik was het, alsof zij met een touwtje werden getrokken altijd weder naar het publiek henen. De heer Messthaler is niet de handige regisseur die Antoine is, hij weet de gaten in zijn mantel niet te verbergen met de ongeëve naarde knapheid van den Franschman. Ook is hij niet die geboren tooneelsptler; de gladheid, de oprechtheid die in al het werk van Antoine ligt, zal hij misschien nooit meester worden. Ia zorg vuldigheid van regie en wijsheid van vertooneu staat hij achter bij Chrispijn. Maar wat in dit gezelschap van Duitsche modernen aantrekt, is hun onbevangen jeugd, de warme toewijding, die met wat zachtmoedigheid doet heenzieu over hun on volkomenheden. Het is zoo aangenaam, eens een troep te zien, die nog niet in den tredmolen d(r «leur loopt; er bestaat dan nog kans, dat de ge breken niet vergroeide lidtcekens zijn geworden ; waar een streven is, zoo jong als hier, daar zijn de goede verwachtingen uog vele. Niet de directeur, de heer Messthaler, maar de beer Rudolf Hoek is van het Theater der Modernen de beste acteur. Een man die den kapelaan in Jagend, en Braun in Kvsume Menseh/'u speelt, geeft zich een brevet van niet te verachten veelzijdigheid. En zonder nu te beweren, dat hij beide rollen vervulde naar een juist begrip; van Braun had Duitschers borst. De dunne zijden stof der slaaprok scheurde af; Hans deed doodbe daard een paar schreden achterwaarts en plukte een banaan af van een tak, die bij een der booten hing. »Te veel Eyo,'' herhaalde hij, de vrucht schillend , en ze den opgesloten duivel toewerpend, die de afgetrokken zijde aan stukken scheurde. Daarna legden we ons zoo ver mogelijk op den voorsteven op het dek neer, orn ieder koeltje op te vangen. De zee was spiegelglad. In de verte zagen wij het nu en dan weerlichten. De koe, die geen raad wist van de hitte en bang was voor liet apenbeest, liet van tijd tot tijd een dof geloei hooren. Het stampen der machine, het knarsend geluid van de schroef, het geregeld roepen van den uitkijk, was het eenige wat de doodelijke stilte van den nacht verbrak. Hans, die naast mij lag, stak een sigaar op. ik begreep dus dat hij lust had in een praatje. Nu had Hans een stem even sussend als het kabbelend geluid der golfjes tegen het schip en een dosis ondervinding, even groot haast als de zee ; want hij bracht zijn leven door met de wereld rond te reizen, en orchideeën en wilde dieren en ethnologische bijzonder heden op te snorren, voor Duitsche en Amerikaansche liefhebbers. Ik zag in de duis ternis zijn sigaar aangloeien en uitdooven; onder het luisteren viel ik bijna in slaap. De orang-outang, die in zijn droomen aan zijn vrijheid in liet woud scheen te denken, begon a's een ziel in het vagevuur te ker men, en als een razende aan de tralies te rukken. hij geheel en al een karikatuur gemaakt; kunnen wij vaststellen, dat zijn knapheid staat boven die van al zijn medespelers. Zijn ledematen zitten hem niet in den weg; strengheid en losheid, hij weet ze beide aan te nemen ; zijn stem heeft de ernstige intonatie van een in dogma levend geloovige, zoowel als van de levensmoeheid van den onvruchtbaren artiest. Het naieve, jonge, hebben Milly Krause en Mesthaler, en zij geven daarom van Jugend een meer bevredigende voorstelling dan Chrispijn dat deed, van wien alles knapper, meer overdacht, maar ook droger was, veel droger, en daarom minder gemotiveerd. Maar de Kathe Vockerat van mevr. van der Horst?van der Lugt is een heel andere, een veel hoogere in ons oog, om het wegvagen van zichzelf, en het uitbeelden van de tooneelfiguur, dan die van Milly Krause. Noch zij, noch de heer Messthaler treden gemak kelijk uit hun dagelijksche verschijning. In het kort dus : het //Theater der Modernen", werken opvoerend die geen zuivere voldoening schenken, met middelmatige krachten, is geen we reldveroveraar, maar een ernstig streven toonend naar een opvatting die, zij zij de onze niet, er toch eene is, verdient het eenige sympathie, meer om wat eruit kan groeien, dan om wat het op het oogenblik is. Z. Z. Z. iiimiiiiiiHHiiiitiutitimiiiiiiiii in de HooMai Vwmschoonheid en klank- en /fletirsf/ioonfieid f Ziedaar in korte woorden de tegenstellingen van het oudere en van het moderne. l' 'ornischocnheid kreeg men uitsluitend op den tweeden avond van den Historischeu Cyclus, ge geven door Willem Kes, te genieten. W at genielen betreft, echter niet in alle werken, want onder het ten gehoore gebrachte was een en ander, dat wij bekeken als eene antieke curiositeit en dat wij merkwaardig vonden ter wille van den ouderdom, doch dat ons geen oogenblik onder den indruk bracht. Doch dat hoort nu eenmaal bij Historische Con certen en voorzeker zal niemand een indruk be houden hebben van de Ctipri/'do van Frescobaldi of de ouverture dgrippina vaii Handel. Ook kan een, hoorder na zulk een avond niet nalaten met een zucht van verlichting te zeggen: Komaan, daar zijn wij weer doorheen, langzamerhand komen wij gelukkig op, voor ons, meer sympathiek terrein. Doch dat neemt niet weg dat er ook een en ander te hooren was dat de aandacht zeer boeide o. a. de Balletmuziek van Gluck uit Pariile ed J'^lena. Deze opera, voor liet eerst te Weenen tusscheu 17(51 en 17'i-i opgevoerd, heeft er al mede toe bijgebracht dat Gluck zich te Parijs ging vestigen want zoowel dit werk als Orfeo en Alfi'ftn werden te Weenen niet gewaardeerd, en dus trok Gluck naar Parijs, echter niet verzuimende zich tot de tanden te wapenen tegen den strijd dien hij ook daar voorzag. Geloofsbelijdenissen, aankondi gingen in de dagbladen, openlijke huidebetuigingen aan J. .1. Rousscau, brieven aan invloedrijke man nen, kortom hij verzuimde geen enkele van die strategische handelingen die soms zoo uoodig zijn oiu eeiie besliste overwinning te behalen. Toch zou, zonder de machtige bescherming van Marie Autoinette, deze meester wellicht niet geslaagd zijn, daar velen er maar al te veel belang bij had. den hem van de Groote Opera verwijderd te houden. Doch Gluck bezat tevens een ijzeren wil, en de hulp van den abt Arnaud, die met kracht partij voor hem koos, was evenmin te versmaden. Zie hier een paar frases die hij aan La Harpe, den gevreesden kritikus en tegenstander van Gluck, toevoegde in zijne; l'roj'essioii de foi. Les ornements gothiques déshonoreut beaucoup moins l'architecture que ce que vous appelez richesse ne déshonore la musique dramatique. HiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiMiitiiiiimiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii »Als hij los kwam, zou er niet veel van ons overblijven," zei Hans, op zijn droomerigen toon. »Wat gaat die kerel aan \ Wacht, ik zal hem wel tot bedaren brengen als hij even stil is." Zoodra het dier een seconde zweeg, deed j Hans met zijn mond het sissen van een l slang na, zoo precies dat ik bijna overeind l vloog. Het geluid verspreidde zich over het i dek ; het rukken aan de tralies hield op. De orang-outang, doodsbang, trilde over heel het lichaam. »Ziezoo, dat helpt," zei Hans. »Ik heb dat kunstje geleerd toen ik in MogoungTanjong kleine aapjes opkocht voor een paar families in Berlijn. Alles wat leven heeft, is bang voor apen, behalve de slang. Dus doe ik de slang na, en de aap houdt zich stil. l Er was te veel Eijn in zijn cosmos. Dat is i altijd zoo met die apen. Slaap je al, of wil ik nog iets vertellen, dat je bijna niet zult kunnen gelooven ?" j »Je kunt mij niets vertellen of ik geloof ! het," zei ik. i »Goed zoo. Nu dan, toen ik voor die aapjes tusschen de eilanden van den Archipel reisde 't was in 'T!) of 'Sil maakte ik kennis met een zekeren mijnheer Bertran, ! een Franschman, een beste kerel, natuuri kundige in merg en been. Men zei, dat hij een ontsnapte galeiboef was, maar dat kon mij niet schelen; 't was een liefhebber van j dieren, dit was mij genoeg. Als wij samen in de bossehen liepen en hij riep er een, altijd kwam het dier. Ik noemde hem een ! wedergeboren Franciscus van Assisi; dan lachte hij en zei, dat hij nooit voorvisschen Ce que vous nommez pauvnléest aux yeux des vrais connaisseurs cette elegante et noble simplicitéqui fait Ie prix der beaux-arts et Ie caractcre de tous les chefs d'oeuvre de l'antiquité. Gluck's muziek en het concert voor strijkorkest met obligaat Viool, Fluit, Hoboe, Trompet van Bach waren m. i. de schoonste nummers van dit concert. Doch ook de symphonie van Fhilipp Em. Bacb, den hofmusikus van Frcderik den Groote, was interessant, al mist men er de reuzenvlucht van zijn vader in. Ook merkwaardig was eene compositie van bovengenoemden koning Frederik, die zooals men weet in zijn vrijen tijd met hartstocht de toonkunst beoefende. (Wellicht echter het meest voor zijn pleizier). Bij deze compositie ? deed zich ielt. bij zonders voor. Er werd aanhoudend ouder de uit voering gefloten, en toch werd de dader niet de zaal uitgezet; ook geloof ik nooit dat hij wegens majesteitsschennis vervolgd zal worden ; want het waren twee deelen uit een fluitconcert door onzen voortreffelijken fluitist de heer Demont voorgedragen. Hij was de dader, en oogstte geen smaad doch welverdienden bijval in. De compositie liet zich met genoegen hooren. Mais avec les rois-compositeurs on n'est jamais tres sur. Vooral niet wanneer zij er een hofcembalist op na houden zoo kundig en ervaren als Ph. Em. Bach. Niet gaarne zou ik mij echter aan majesteits schennis schuldig maken en daarom schrijf ik het laatste zeer vertrouwelijk, met dringend verzoek aan de lezers het niet verder te vertellen. De uitvoering was weer in alle opzichten voor treffelijk en de organist, de heer Van 't Kruys, uit Rotterdam, die orgelstukken van Frescobaldi, Sweelinck (een schoon werk) en Baxtehude voor droeg, oogstte veel bijval met zijn spel en verdient bovendien erkenning dat hij getracht heeft zcoveel mogelijk in het oude karakter te blijven. Geheel tegenover deze werken stond op een daaraan voorafgaand concert in het concertgebouw eene suite van Charpentier: J'mpressions d'Italië. Sterker contrast is wel niet denkbaar. Deze jonge Fransche componist beweegt zich bij voorkeur in de kleur en klanlcschoonheid en vooral als zoodanig heeft m. i. dit werk groote waarde. In het schilderen is hij een meester en menig ge deelte is zoo ongewoon dat men gevoelt met een componist te doen te hebben die het recht hetft te durven. Wantfffdurfd is deze compositie in de hoogste mate; soms vraagt men zich af: overschrijdt hij hier niet de grenzen ? Dit slaat vooral op het laatste deel, S'vpoll. Nu ! de Napolitanen zijn geloof ik wel het schreeuwerigste volkje van Europa. Er is iets canaille-achtigs in de geheele expositie van dat deel. De componist heeft een vrij gedetailleerd programma gegeven, doch juist daardoor zou de compositie voor mij veel bedeukelijks hebben. Ik houd mij althans liever aan de iHiprimsinns en ik geloof dat do componist dat ook gedaan heeft. Hield men zich aan het programma, zou men kunnen vragen of dit laatste deel niet evengoed een gelukkige wedergavc in toou van het llomeinsehe bankschandaal (Panamino) zou kunnen ge noemd worden. Dit gedeelte is trouwens het meest gewaagd. Ik heb eens een monsteruitvoering alhier in de open lucht gehoord waarbij vijf of zes onzer mili taire muziekcorpsen medewerkten. Die corpsen waren tamelijk ver van elkander geplaatst zoo dat zij elkander niet konden hoorei). En nu deed zich het verschijnsel voor dat terwijl het eene corps ons Volkslied iu Es speelde, een ander corps dit in Bes deed. Wie er toevallig tusschen stond moest deze ongewone /wfimiii/i' aanhooren. Een oogenblik klonken mij in X/ipuli de harmonies zoo, dat ik aan deze gebeurtenis terug dacht. Doch er was voor mij veel schoons in dit werk en de componist toont zoo groot meesterschap in de bewerking en schildering, dat men in hem met vreugde ten van de hoogstbegaafde componisten van de jong-Fransche school begroet. De heer Kes geve ons ook eens zijn ander werk, dat het leven van een dichter in tonen schildert. Eene voortreffelijke uitvoering viel dit zoo hooge eischen stellende werk ten deel en de heer Meerloo speelde de altsoli in het eerste deel Zeer gelukkig. Met deze vertolking heeft de heer gepreekt had. Hij verkocht ze voor tripanrjbcclie de >ner. »En die man, de koning der dierentemmers, had in zijn huis precies zulk een duivel als daar ginder in die kooi zit, een groote orangoutang, die zich geheel als een mensch be schouwde. Hij had hem als kind gevonden den orang-outang namelijk en hij was kind, broeder, opera comique, wat je maar wilt, voor Bertran. Hij had zijn eigen kamer, geen kooi, een kamer, met een bed, netjes opgemaakt, met lakens en een hoofdkussen ; hij ging 's avonds naar bed en stond 's mor gens op en rookte zijn sigaar en gebruikte het middagmaal met Bertran, en wandelde met hem. hand in hand, afschuwelijk ! lle.rr (int!.' Ik heb dat beest achterover in zijn stoel zien vallen van het lachen, als Bertran mij voor den gek hield, 't Was geen ilier, t was een mensch ; hij sprak met Bertran, en Bertran begreep hem, 'k heb 't met mijn eigen oogen gezien. Hij was tegen mij altijd beleefd, behalve als ik te lang met Bertran praatte en niets tegen hem zei. Dan duwde hij mij weg die groote, donkere duivel, met zijn kolossale handen a!s een kind. 't Was geen beest, 't was een man. Ik had hem nog geen drie maanden gezien of ik wist dit, en Bertran wist het ook, en Bimi, de orang-outang, met zijn sigaar tussehen zijn blauw tandvleesch en zijn groote wolfstanden, wist precies hoeveel wij waard waren. Ik had ongeveer een jaar op die eilanden doorgebracht, uu eens om apen, dan om vlinders of orchideeën. Op zekeren dag ver telde Bertran mij dat hij ging trouwen, een Fransch meisje, half bloed. Hij vroeg mij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl