De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 13 januari pagina 4

13 januari 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 916 Kes weer getooud op welk hoog standpunt zijn orkest staat. * 2 Januari 1843 werd f)er Fllegende Hollander van Wagner voor liet eerst te Oresden gegeven. De eerste voorstelling had met de voortreffelijke vertolking van Senta door Mevr Schröder-Devrient en van den Hollander door Wachter zeer groot succes. Doch de vertolking was overigens niet geheel naar den zin van Wagner. Vooral de zanger die Erik voorstelde (Reinhold) moet zeer onvol doende geweest zijn. Doch het publiek vond de pracht en praal van llienzi er niet in terug en zoo kwam het dat ondanks de waarde van het werk en de meesterlijke vertolking van Mevr. Schröder?Devrient deze opera niet op het reper toire bletf. En toch heeft in dit stuk Wagner zich voor het ,eerst als den scheppenden dichter getoond. Want voor deze stof had hij geen andere gegevens dan het korte verhaal van Heiue, dat nog wel met de echt Heineachtige moraal besluit : Zoo zien wij alweer dat de vrouwen 01 s altijd ongeluk aanbrengen, en dat wij in het gunstigste geval door haar te gronde gaan ! Men weet uit Wagner's brieven hoe dit onderwerp hem b< heerschte. Hij zag voorzeker in den zwerver door de golven en den storm voort?ezwecpt, een bee.d van zichzelf en toen vooral moet zijn ver langen naar een rustig geluk het sterkst geweest zijn. Het is niet de eerste maal dat deze opera 1en onzent wordt opgevoerd; voor een viertal jaren woonden «ij ook een voorstelling door een duitfch gezelschap bij. Thans heeft de Ned. Opera van Van der Linden De Vliegende Hollani/er gemonteerd en opgevoerd. Aan de vertolkers zijn zeer hooge eischen gesteld, ook aan orkest en koor. ? Zouder daarmede rekening te houden mag verklaard worden dat er in deze opvoering goeds was en wel in de vertolkingen van den Heer Orelio (Hollander) en Swto(Mevr. En^Klen-Sewing). De eerste heeft weer een hoogst interessante op vatting gegeven van die r .1, zijue vertolking heeft mij van het begin tot het einde geboeid. Voor zeker zal liij zelf nog hier en daar retoueheeren, doch als geheel heeft Orelio in deze partij weer getoond, dat hij een standpunt inneemt, dat hem 'voor ieder tooneel een hoogst gewenjchte kracht doet zijn. Hij is eene persoonlijkheid geworden. Ook Mevr. Engelen heeft mij in sommige opzic'iten verrast, vooral in het groote duo in de tweede acte. Xij heeft alles en meer gegeven dan ik dacht dat, zij geven kon. Toch zou ik op het gevaar willen wijzen, om atn deze, dame zulke rollen te geven : zij liggen eenigzins buiten haar natuurlijken aanleg en daar aan s-chrijf ik het ook toe dat hare houding in het begin m. i. ni,:t juist was. Zij nam de houding aan van een zieke en niet van eene vrouw die zoo sterk geimpressioneerd is door het verhaal van het Mjderi van den zwerver dat zij als het ware door honger geest bezieU, zich de geroepene acht om hem te verlossen en zich vreemd voelt tegenover de scherts van hare omgeving. Ik miste ook in hare houding onder de lange scène, waarin zij als gehypuoteseerd den vreemdeling aanstaart, het karakter zooals ik mij Senta voorstel. Dit laatste is niet mevr. Engelen's schuld, doch ligt aan J are persoonlijkheid, die haar meer voor andere karakters geschikt maakt. Doch zooals ik zeide, in haar wijze van zingen heeft zij meer gegeven dan ik had durven deuken, al volgt men niet geheel zonder angst de wijze waarop zij zich giheel geeft. Verder treed ik niet veel details. Naast de zeer goede eigenschappen die ik genoemd heb stonden vele slechten. Mannenkoor en orkest hebben vaak zwaar gezondigd, en noch de vertolking van Daland noch die van Erik kunnen bevredigend genoemd worden. De laatste was verkouden, doch de eerste had dit excuus niet. Het vrouwenkoor, hoewel wat weinig nobel van klank, verdient echter ter wille van de zekerheid geprezen te worden. Ik hoop dus dat er nog eens duchtig gerepeteerd zal worden, want het werk is blijkbaar met wat te haastigen spoed opgevoerd. En daarvoor hebbe de directie zich te wachten, wjl zij voldoening hebben van de groote inspanning, die allen zich zoo gaarne. getroosten. VAN MILLIGÏX. MiHuiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiimiiiiiiiiiiiiiii hoe ik zijn plan vond ? Ik zei: goed; maar heb je aan Bimi gedacht ? Als hij mij op zij duwt wanneer ik met je praat, wat zal hij dan met je vrouw doen ? Hij zal haar in stukken scheuren. Als ik jou was, Bertran, zou ik mijn vrouw als huwelijkscadeau den opgezetten Bimi geven." (Ik had ia dien tijd een beetje verstand van apen ge kregen.) »Hem doodschieten !" riep Bertran. »Jij moet het weten," zeg ik, »'t is jouw aap. maar als hij mij behoorde, dan joeg ik hem nu een kogel door zijn kop." »0p eens voel ik in mijn nek de vingers van Bimi. Hein Goitl Ik verzeker je, hij praatte met die vingers. Het was op en top het doofstommen-alphabet. Hij sloeg zijn harigen arm om mijn hals, tilde mijn kin op, en keek mij in 't gelaat, als om zich te verzekeren of ik hem even goed verstond als hij mij verstaan had. »Kijk me eens aan!" lachte Bertran, »zou je dat dier nu willen doodschieten, dat je zoo aanhaalt? Ondankbare Duitscher !" Maar ik wist dat ik voor mijn leven een vijand had in Bimi; zijn vingers hadden achter in mijn hals van moord gesproken. Toeh ik de volgende maal Bimi terugzag, stak er een pistool in mijn gordel: hij raakt het aan en ik wijs hem, dat het geladen is. Hij had mij dikwijls in de bosschen op kleine apen zien schieten en begreep mij. Intusschen ... Bertran trouwde, en bekom merde zich niet om Bimi, die met een halve menschenziel in zich op het strand rondliep. Eens zag ik hem met alle macht met een dikken stok in het zand wroeten, tot hij een grooten kuil had gegraven; precies een graf. Les Prerapliaêlites. Notes sur l'art dêcoratif et la peinture en An gieterre. George Destrée, of beter, Mr. G. Destrée (een jeugdig advocaat te Brussel), ia een aristocratiesch fijnproever, een man van fijnen en goeden smaak die herhaaldelijk Itali doorreisde om er de Primitieven te bestudeeren in hun midden, evenals zijn broeder Jules Destrée, een der socialistische afgevaardigden van Charleroi, die o- a. in l'Art Moderne, dat wakkere, friseche belgisch weekblad ongeregel'l liet verschijnen Notes sur les Primitifs Italiens". Deze Notes", steeds zeer belangwekkend en zeer gewaardeerd, geven nieuwe inzichten omtrent enkele 'minder bekende ondfr deze groote artiesten, als Piero della Francescp, Gentile Bellini, en anderen. Mr. Georges Destrée, een neef van de in onze wetenschappelijke wereld zeer bekende botaniste van dien naarn, brengt elk jaar eenige maanden in Londen door, waar hij vele relaties heeft en waarvan hij de musea en particuliere verzamelingen uitmuntend kent. Zulk een man door zijne vorming, door zijn reizen en door zijn studies was bizonder aan gewezen om de zoo merkwaardige beweging der Engelsche Piéraphaëliten na te gaan en er een studie over te schrijven. Na zich jaren met zijn onderwerp te hebben bezig gehouden heeft hij nu dit deeltje uil gegeven, ,.Les Preraphaélites", in een een voudig, smaakvol formaat, als aantf ekeningen betreffenden de kunst en in 't bizonder de schilderkunst in Engeland. Op den omslag prijkt een delicate teekening van Dante Gabriel Rossetti, (die beter zou voldoen als titelblad, inwendig) en bij den tekst zijn gevoegd zeer goede lypogravuren naar uiterst fraaie portretten door G. F. Watts, van Rossetti, Burne Jones, William Morris, Wal ter Crane. Het beknopte werk geeft een overzicht van de preraphaëlitische beweging, en van haar grooten invloed op de decoratieve kunst in Engeland, die wel overal schijnt te worden de decoratieve kunst van morgen, om de eenvoudige reden dat Engeland het voorbeeld heeft gegeven de zoogenaamde decoratieve kunst" niet af te scheiden van andere soorten van kunst, alsof een fraai kunstvoorwerp, dat ten onzent behoort te worden gerekend onder kunstnijverheid", niet even hoog moet aangeschreven worden als een schilderij of beeld, dat niet tot een decoratief doel is ver vaardigd. Om dezen invloed der Prerapharli eten op de versieringskunst aan te toonen, haalt Georges Drestrée eenige woorden aan, door Ruskin in 1859 uitgesproken, waarin deze criticus onder meer zegt, dat de hoogste kunstuiting altijd decoratief is geweest; dat het beste wat de schilder- of beeldhouwkunst produceerde, bestemd was tot versiering van een gebouw, tot versiering van een vertrek. Dat Raphaël, Correggio, Michael Angelo, Ik zei tegen Bertran: »Om 's hemelswil, maak dien Bimi toch dood. Hij is dol van jalousie." Bertran lachte. »Allemaal gekheid. Hij houdt van mijn vrouw, en is haar even gehoorzaam als mij. Als ze haar pantoffels vraagt, hij haalt ze onmiddellijk/' en hij keek naar zijn vrouw, die achter in de kamer zat. 't Was een mooi wijfje. Ik antwoordde : »Wat praat jij van apen kennen ? Dit beest slaat als een razende op het zand, omdat je je niet genoeg met hem bemoeit! Schiet er op als hij naar huis komt; het dier heeft een glans in zijn oog dat mij van moord spreekt, van moord...." Bimi kwam naar huis, maar er was gén glans in zijn oog. Die was heelemaal weg, o, hij was zoo slim ! Hij haalde de pantoffels voor het jonge vrouwtje, en Bertran keerde zich tot mij met een: »Zou je wezenlijk denken dat je hem in negen maanden beter hebt leeren kennen dan ik in twaalf jaar? Zal een kind zijn vader vermoorden ? Ik heb hem grootgebracht; hij is mijn kind. Kom mij en mijn vrouw nooit weer met dien nonsens aan boord." Den volgenden dag hielp Bertran mij met het timmeren van houten kistjes voor de verzending 'tnijner dieren, en al pratend ver telde hij, dat Bimi bij zijn vrouw in den tuin was. Ik scheid in eens uit met het werk en zeg: »Laat ons in jouw huis iets gaan ge bruiken, 'k heb dorst." Hij lachte en zei: »Kom maar mee, drinkebroer!" Zijn vrouw was niet in den tuin. Bimi kwam niet toen Btrtran riep. Zijn vrouw evenmin. Hij klopte aan de deur van de Tintoretto, Titiaan en Veronèse hunne mees terwerken maakten tot versiering niet alleen van zalen, maar zelfs van buitenmuren,"ein digende met de woorden: «herinnert u dit principe, dat elke kunst decoratief kan zijn, en dat de grootste kunst tot heden decoratief is geweest.'' De vlucht die deze »decorative kunst" in de laatste jaren heeft genomen op 't vaste land van Europa, nu in Engeland te zijn herboren, is merkbaar, zonderling genoeg, meer in 't bizonder in de beeldende kunsten dan op 't gebied der vercieringskunsten in 't algemeen. Terwijl in Frankrijk en in België, en ten onzent zoo goed als geen oorspronkelijke weefsels, behangsels, meubel?, enz. worden uitgevoerd, vertoonen juist schilderijen, teekeningen, prenten een dikwijls misplaatste conventie van lijtien, daar juist waar zij niet altijd op haar plaats is. In Engtlaijd daarentegen hebben sedert jaren artiesten als Burce Jone?, Morris, Cr^ne, Whistler (hoewel deze laatste in 't minst niet tot de groep der Preraphuëliten behoort), zich niet ontzien hun talent toe te passen op de minor arts", en zoodoende zijn deze schit terend ontloken. Als men zich rekenschap wil geven van deze herleving van de decoratieve kunst in 't land waar zij plaats had, dan moet mende geheele beweging volgen dier preraphaëliten die machtig hebben bijgt dragen, gezonde, juiste kunstbegrippen aan de kunstliefhebbers van hun land op te dringen, en zóó aanmer kelijk de smaak van het publiek hebben veifijnd. In het deeltje van Georges Destrée vindt men uiteengezet hoe Rossetti, Millais en Hol man Hunt zich tot een groep aansloten, waar van Ruskin zeide, dat hun beginselen noch P'jst- noch j;rr'raphaëlitisch waren, omdat zij eeuwig zijn," en wier werken hij toen vond de beste van de Royal Acadeniy", die hij inzag dat worden zouden de kern van een school van kunst toegepast op nijverheid, machtiger dan men sinds eeuwen heeft gehad. Na vermeld te hebben hoe Dante Grabriel Rossetti te Londen geboren van italiaansche ouders, zich als poëet en schilder ontwikkelde, verhaalt de schrijver hoe Burne Jones en W. Morris zich bij hem aansloten en hoe om streeks 1800 deze herleving ontstond, welke grootendeels haar aanzijn te danken heeft aan den invloed van de italiaansche renais sance op de moderne engelsche poëzie, die al haar aandacht wijdt aan de volmaaktheid van den vorm, tevens zoekende door het onder werp hooge gedachte op te wekken. Dan worden Watts, Burne Jones, Morris, (Jiane, behandeld en geeft Destrée de verta ling van eenige gedichten van Rossetti, die blijken draagt van eene zeldzame piëteit en nauwgezetheid. Als conclusie wenscht hij dat evenals in Engeland, ook in andere landen meer samen werking kome tusschen kunstenaars en werk lieden, en op deze wijze de gehalte der voor werpen, die slechts voorwerpen van «nijver heid" zijn, zich zuivere door begrippen van ware kunst in ruimeren kring te verspreiden dan tot heden het geval was in onze eeuw. Het tot stand komen van dezen eisch zou in veel opzichten medewerken tot de oplossing van sommige sociale kwesties, daar het on loochenbaar is dat daardoor de werkman be lang in zijn werk zou stellen, er liefde voor tiiiiiiilimniHttimmtmiMiiiiiMinuiiiiiMMmitiiimiiMMiuiimmiuiiiiniin slaapkamer, de deur was dicht, op slot. Toen keek hij mij aan ; zijn gezicht was spierwit. Ik drukte met mijn schouder de deur open ; in het rieten dak was een gat, de zon scheen er door op den grond. Heb je ooit een papiermand op den vloer zien leeggooien, of een spel kaarten op de whisttafel dooreen zien liggen ? Er was geen vrouw te her kennen. Ik zeg je er was niets in die kamer, dat op een vrouw geleek. Er lag alleen van allerlei op den vloer, meer niet. Ik keek er even naar, ik werd er akelig van ; maar Bertran keek langer, eerst naar den grond, toen naar den muur, toen naar het rieten dak. Op eens begon hij zacht, heel zacht te lachen ; ik begreep dat hij krankzinnig was, ik dankte er God voor. Hij schreide niet, hij bad niet. Hij bleef enkel in do deur staan, zacht in zichzelf lachend. Toen zei hij: »hij heeft zich in deze kamer opgesloten. en hij heeft het riet opengetrokken, Ft tloitc.' Zoo is 't geweest. We zullen het gat dichtmaken en op Bimi wachten. Hij zal wel komen." i We hebben tien dagen in dat huis gej wacht, nadat de kamer weer een kamer ge worden was; eens of tweemaal zagen we Bimi uit het bosch te voorschijn komen. Hij was bang ; hij wist dat hij kwaad gedaan j had. Toen hij den tienden dag kwam kijken, : riep Bertran hem ; Bimi schoof aarzelend j nader, allerlei vreemde geluiden makend, : een bos lang, zwart haar in zijn handen. Toen Bertran dit zag, lachte hij weer en l zei: »7'7 don/-.'" alsof hij een glas gebroken [ had, en Bimi trad nader, en Bertran's stem krijgen zou, (wat thans niet het geval is) en zoodoende zijn zedelijk peil onbepaald zou rijzen. Aan het einde van dit interessant deeltje vindt men een chronologische lijst van de schilderijen en teekeningen van Dante Gabriel Rossetti, en van de schilderijen en decorative ontwerpen van Sir Edward Burne Jones, documenten van veel waarde voor hen die eene studie wenschen te maken van deze meesters, te meer daar bij die van Burne Jones de plaats wordt vermeld waar elk uitgevoerd werk zich bevindt, meest in den vorm van glasschilderingen. PH. Z. Thérèse Schwarlze te Keulen. Bij Schulte te Keulen i» een expositie geopend, waar o. a. van Thérèse Schwartze de Aaunemelingen wordt aangetrofien. De Kölnissche Mg. noemt dit stuk het voornaamste van de tentoon stelling. »De door ons genoemde kunstenares", zoo schrijft het blad, «nadert met dezen arbeid de manier der modernen. Een kale kerkmnur, zwarte kleeding, wit tullen sluier, zijn de allernuchterste middelen van koloriet, die hier tot haar beschikking staan, maar waaraan zij door haar frissche opvatting een zekere warmte weet te ontleenen, zoodat het schilderij niet koud, niet arm van toon is. De groote waarde van het werk ligt in het samenbrengen van karakteristieke meisjeskoppen, die niets van conventioneel mooi hebben, maar in de verscheidenheid van gemoeds stemming die zij uitdrukken.getuigen van de scherpe opmerkingsgave der kunstenares. Kn hierop, het vinden van het intiem leven in een mooi of leeJijk gelaat, komt het aan, wanneer men de hoogere knapheid van een kunstenaar wil toetsen, en niet hierop, of het model mooi of leelijk was. Ieder hoofd heeft zijn eigen leven, en prikkelt tot zielestudies, en het geheel geeft een stemming,waar uit de natuurlijkheid duidelijk spreekt. Thérèse Schwartze modelleert bovendien deze koppen vol leven, zonder de al te krasse manier van somrn'ge karakterschilders, maar week en breed, schilderachtig, zoo, dat zij zonder inspan'.ing met een paar penseelstreken het wezenlijke in ieder gelaat vastlegt. In het rijke kunstwerk ligt de aantrekkelijkheid van het onvervalschte artistenrap, dat met open oog het leven ziet, en het met de lichte hand, die een machtig kunnen geeft, technisch aan zich onderwerpt." Er zal nu wel weer gezegd worden: ziet gij wel: een profeet is niet geëerd in zijn eigen land ! Jozef Israëls. Ter viering van het 70-jarig feest van Jozef Israëls dat in 18!)4 om de bekende redenen niet heeft kunnen plaats hebben, zal den kunstenaar op 5 Februari a. s. in de zalen der Mapij.»Ar i et Amicitiae" alhier een diner worden aangeboden. Aan alle leden is de gelegenheid geboden 0:11 aan dezen maaltijd deel te nemen. Keeds nu is een groote opkomst verzekerd. Op de tentoonstelling van moderne schilderijen, directie C. F. Roos & Co., in de kunstzaal «Ivrasnapols' y, alhier, is thans een kapitaal werk met levensgroote figuren, door den Casselschen schilder Kdw. Knackfuss. waarvan het onderwerp ontleend is, aan de legende van de Heilige Elisabeth van Hongarije. Een ander omvangrijk werk, door Felix Gogen, stelt garnalenvisschers voor, die bij het vallen van den avond, den vloed strandwaarts doorwaden. Van Ileinr. Deiters, uit Dusseldorf, verder een landschap uit die streken. Verkocht werden inmiddels nog: »De twee zusters'' van Oh. Landelle en »Zuur verdiend", een figunr-schilderij, door J. E. Niendes. liij de firma E. J. van Wisselingh <t Co, Spui i'.'i. is geëxposeerd een schilderij van W. Maris, «Landschap met kotien". klonk honigzoet, hij deed niets dan stii voor zich heen lachen. Drie dagen maakte hij Bimi het hof; omdat Bimi zich niet wou laten aanraken. Toen kwam Bimi bij ons aan tafel, het haar op zijn handen was heelemaal zwart en vol van.... van wat er op gedroogd was. Bertran gaf hem sanynrcc tot Birni dronken was en toen. . ." Hans zweeg en trok aan zijn sigaar. »En toen?" zei ik. »En toen vermoordde Bertran hem met eigen handen. Ik ging op het strand heen n weer loopen; 't waren mijn zaken niet. Toen ik terugkwam, was de aap dood. Ber tran lag boven op hem. stervende, maar nog j altijd lachte hij zacht, hij had nu rust. Nu, je weet, de verhouding van de kracht van j den oriu.g outang tot die van den mensch is meer dan zeven tot een. Bertran wou hem ; met eigen handen vermoorden, en hij heeft het gedaan ook. Merkwaardig." Het helschc kabaal in de kooi begon weer. »Aha! Die daar heeft nog te veel R/o in zijn cosmos. Htil jij!" Hans siste lang en krachtig. Wij hoorden het groote dier rillen in zijn kooi. »Maar waarom Bertran niet geholpen, in plaats van hem te laten vermoorden?" vroeg ik. »Beste vriend," zei Hans, terwijl hij zich omkeerde om te gaan slapen, »ik zelf luid geen pleizier meer in mijn leven, nadat ik die kamer had gezien met het gat in het rieten dak. En Bertran was haar man. Goeden nacht, slaap wel."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl