Historisch Archief 1877-1940
No. 917
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
i
;blik stonden er zes rijtuigen voor mijn deur,
waarvan vier met een kroontje boven het
wapen, en allen met koetsier en palfrenier,
«n was mijn stoep bevolkt met drie man
nelijke en vier vrouwelijke bedienden, wat,
hoe streelend dit ook voor mijn gevoel
TOOcht zijn, mij toch nog ergernis heeft ge
geven, van wege de luidruchtigheid waarmee
?ait zevental, al ginnegappende, zich stond te
vermaken, tot Jacob, die op de schel paste,
opendeed, op welk moment een paar van de
brutaalsten twee dienstmeisjes tegen hem
aangooiden, met zulk een vaart, dat een met
iaar gezicht op den marmeren vloer van de
vestibule terecht kwam, zoodat zij met een
hevige neusbloeding naar de keuken moest
getransporteerd worden, vergezeld door een
stuk of wat van dat gespuis, alsof er, in plaats
dat er hulde werd bewezen aan een voor
naam persoon in de Bocht, een socialistische
optocht was gepasseerd, waarbij een toe
schouwer door de politie was stuk geranseld,
jawel, en dat terwijl er een paar y. Eeghens,
«en utgers, een v. Lennep, een Six, om van
drie Wallertjes niet te spreken, voor me
«tonden te buigen in mijn salon. Maar zoo
is de wereld tegenwoordig! De gemeenheid
heeft de geheele lagere klasse aangetast, in
gevreten tot op het gebeente, en iemand
van positie en fortuin, die zijns gelijken
-een bl;jk van belangstelling of hoogach
ting wil geven, op passende wijs, is ge
noodzaakt zijn eigen bediende te zijn en zelf
zijn kaartje te gaan overhandigen, want zoodra
je dat vee, waaraan je een afschuwelijk hoog
oon toestaat, en dat je dan nog op den koop
toe besteelt, even loslaat, zoodat het onder
zijn soort komt, kun je er zeker van zijn, dat
ze je compromitteeren als een bandrekel, die
«en paar kuiten onder zijn bereik krijgt. Maar
ik spreek daar liever niet over. Ik ben nu
volstrekt niet in een stemming om mij nijdig
te maken, en om de waarheid te zeggen, mijn
dokter heeft mij dat verboden. Mijnheer
Brommeijer, zei hij, daar zijn weinig levens,
waaraan zooveel gelegen is als aan het uwe;
in 1890 loopt de triple-alliantie ten einde, en
het is maar al te waarschijnlijk, dat er in 1895
internationale overleggingen gehouden zullen
moeten worden, waarbij u niet kan worden
gemist; daar is een adel des geestes, die
verElichtingen oplegt, allereerst ten opzichte van
et physieke.
't Was mijn dokter in den Haag natuurlijk,
die zoo sprak. .Mijn Amsterdamsche timmert
zoo hoog niet; die denkt niet veel verder dan
zijn neus lang of zijn portemonnaie diep is ;
hem is elke patiënt, ook de hoogste, alleen
een voorwerp, dat hem gelegenheid geeft
visites te komen maken, en daarom zou hij
er geen been in zien, mij, als hij zonder
in den kijker te loopen dat kon, een klein
beroertetje te bezorgen, dat hij dan weer zou
moeten kureeren.
Maar het is opmerkelijk, hoe in het algemeen,
niet alleen de dokters, maar alles wat op de
een of andere manier tegen betaling je diens
ten te praesteeren heeft, in den Haag hooger
staat dan hier, en beter begrip heeft van je
beteekenis als man van positie, 't Maakt niet uit
of zij in gezondheidsrecepten, in geneesmidde
len, óf maar gewoon weg in levensmiddelen han
delen, je loontrekkenden en leveranciers tlaar
weten watje waard bent. Ze wagen zich niet aan
gemeenzame praatjes, aan handtastelijkheden,
ze stellen zich niet aan als je gelijken. Daar is
ten minste nog-stand, nog afstand. Dat heeft me
wel het meest gefrappeerd, toen ik op voor
schrift van den dokter,?die meende dat ik,
zooals hij het noemde, al het mogelijke moest
doen om een zeker evenwicht, een harmonische
wisselwerking tussehen de, partes superiores
en de partes posteriores te doen ontstaan en
te bewaren - mij aan een kleine kunst bewerking
had te onderwerpen, waarbij mijn Amsterdam
sche op zijn gewone grove boersche manier
van open lijf houden zou hebben gespro
ken. Wanneer dan de apotheker, niet zijn
bediende, rnaar de giftmenger in hoogst eigen
persoon, kwam, om mij dien dienst te bewij
zen, die eigenlijk met geen goud te betalen
is, deed reeds zijn verschijning mij welda
dig aan. Na met een zwijgende buiging
twee, driemaal herhaald, mij genaderd te_zijn,
bracht hij langzaam, zoo goetl als
godruischloos. het instrument te voorschijn en maakte
hij dat gereed met een kieschheid haast zou
ik zeggen, met een beschroomdheid in de
manier van het aan te raken, alsmede met
een uitdrukking op het gelaat van eerbied en
zelfvoldaanheid, waaruit je ten duidelijkste
kon zien, dat hij het een hoog voorrecht
achtte de hand te mogen leggen aan een
voorwerp, dat in zoo nauw contact, met mij
zou komen, en zoowel lichamelijk als geeste
lijk mij zoo wel zou doen. Dan geheel onder
den indruk van het plechtig bedrijf, dat hij
door studie en oefening tot zulk een graad
van volkomenheid had gebracht, dat hij in
de hoogste kringen geen concurrentie meer
had te duchten vertoonde hij geen zweem
van gehaastheid, maar wachtte onderworpen
en geduldig in de spreekkamer hot bericht
af, aangaande het al of niet slagen der
operatie, om daarna met een gerust geweten,
opgeruimd te kunnen vertrekken, of met iets
sympathieks en verlegens in oogopslag en
houding terug te koeren tot een herhaling
der proef. Een kleinigheid, zal men zeggen ;
het is zoo. maar dan toch een kleinigheid,
waaruit je zien kunt, wat een paar eeuwen
van hoofsche opvoeding hebben uitgewerkt.
Kom daar nu eens om bij zoo'n gaper in de
Utrechtsche of in de Leidschestraat! Al ben
ik zelf' volstrekt niet nuffig uitgevallen -- ik
weet dat ik een kat een kat durf' noemen.
en, als 't noodig is, hem ook in zijn nek durf te
pakken en hem het raam uit te smijten,
doorgaands optredende met do kracht van
overtuiging en het besef van waardigheid,
die iemand uit den groothandel eigen zijn.
toch zoo'n algemeene geest van beschaafde
gehoorzaamheid als je in den Haag- vindt
deed mij aangenaam aan, zoodat ik dan ook
De Fusie-sneeuwpop.
MR. Tuicrii: Zou hij het houden?"
MR. KKRDI.JK" : We moeten ander weer afwachten, vriend !"
met de hofstad, waartegen ik als Amsterdam
mer instinctmatig een vooroordeel koesterde,
geheel verzoend ben, en ik, wanneer ik eens
besloot de, Bocht te verlaten, mij gaarne daar
metterwoon zou willen vestigen, ook omdat
ik er zoo langzamerhand heel wat vrienden
heb gekregen; wat men begrijpen zal, als men
weet, dat bij mijn vertrek verleden week
Zaterdag, de Ranitz. Tobi, (rijs en Ham aan
den trein waren, om mij uitgeleide te doen,
en op een afstand ook Klaas me stond loe
te wuiven, die liever niet naderbij wilde komen,
omdat hij op voet van oorlog me:, de beide
laatsten verkeert, terwijl hij Tobi nooit goed
heeft mogen zetten, omdat die, toen hij nog
politieke aspiraties had, tegelijk lid van Grond
wet en van Burgerplicht was geweest en dus
van twee wallen had gevreten.
Maar ik dwaal af. Toen ik verleden
Satcrdagochtend thuis kwam, mijn vrouw had
gedag gezegd, Thérèse even mijn wang had
toegekeerd, en ik op mijn kantoor inspeci.it;
had gehouden, stond al direct Meines/, bij
me op stoep, die, nog vóór Jaeob de deur
had kunnen bereiken, al voor de tweede maal
schelde, en dat veel forseher dan ik liet ooit
van hem gehoord had, uit een onmatig ver
langen om mij te begroeten, lic moet eerlijk
zeggen, zoo veel hartstochtelijkheid had ik
hem niet toegeschreven. Nu de vent had
in den laatsten tijd heel wat achter den rug,
en. hij begrijpt het deksels goed, er staat ook
nog een respectabele sloot water voor den
boeg. Hij vertelde mij van zijn raadsver
gaderingen, van zijn diner, van zijn diamant
werkers en bakkcrsgezellen, en van zijn po
litie, die weer als gewoonlijk valseh beschuldigd
was, en hoe hij droog komiek, zooals hij wezen
kan, Nolting, die zoo fel en voortvarend was
opgetreden, apart had genomen, en hem waar
schuwend bad herinnerd aan het 'Domino
brand je Bef f ie niet!'' maar het discours
werd spoedig afgebroken, want daar kwam
Eduard binnen, mot zijn arbitrage-gezicht on
twee vooruitgestoken handen,en een paar minu
ten daarna (^uack, met de uitgezochtste woor
denvan hartelijke verwelkoming, on bovendien
met een kleine altenten, liet Nr van deUids,
om mij zonder verwijl C'ort v. tl. Linden's laatste
ontdekkingen iri de politiek over Beginselen
en Formulen te laten lezen ; jongens, jongens
wat een kleur van enthousiasme had hij op
zijn kaken ! Maar wij konden niet tot ecu
geregeld gesprek komen, want het was eeii
va et vietit, zooals je dat bij een koning op
nieuwjaarsdag hebt, liet schoen dat niemand
zich wilde laten wachten, ook (Jharles
niet, die zijn krant en do wereldpolitiek
voor mij had opgeofferd, en Spru//t, die de
philosolie een uurtje liet stilstaan, expresselijk
om mij de hand te kunnen drukken, waarvoor
hij beloond w-rd met het gezelschap van
Jacob Zeehandelaar en van Jolles, met wie
hij al dadelijk een vinnige ruzie over het
Liberale l'nie-pogram zou gekregen hebben.
had niet hot, binnenvallen van mijn vriend
Adriaan Ilolzman, op den voet gevolgd door
Ko den Tex. dat gevaar afgewend.
Lieve hemel, welk een eer. wat een
ovcrkookende dankbaarheid; al had ik de wereld
voor de tweede maal geschapen, de lui zouden
niet hartelijker hebben kunnen zijn! Zooals
men weet, ben ik niet, zoo gauw geroerd, maar
hier voelde ik me toch wat klein onder, en
vooral was dat den volgenden dag het geval.
Want 's avonds kwam de ko-4er»knocht om
uit naam van zijn patroon te vragen of hij
met het oog op de ongesteldheid, waaraan ik
lijdende was geweest, ook iets kon doen om mij
hel verblijf in de kerk wat gemakkelijker
te maken, speciaal of hij ook een extra
kussen zou leggen op de bank om er op te
zitten of op den grond voor mijn voeten.
Ik zei natuurlijk, dat ik in de kerk geen
voorrechten beoogde, maar begreep, dat die
bodelaar zijn nieuwjaarsfooi had gemist en
liet htni, ineen opwelling van gevoeligheid,
een rijksdaalder geven, met de boodschap.
dat hij nu niet. in do eerste de beste kroeg moest
aanwippen, want dat dronkenschap aan nie
mand paste, maar allerminst aan een
Luthers.ohen kerkeknecht. Ik had mij evenwel
vergist, want toen ik Zondagmorgen onder
hot nagebed bleef zitten, omdat ik van mijn
: o.'idenlaiien niet meer mocht vergen dan
voli strekt noodig was, maakte ik tegenover de
geheele gemeente een gek figuur. Het bleek
mij toen, dat eigenlijk ik alleen had behooren
op te staan, en dat die boodschap van den
koster geen ander doel had gehad, dan om
voor den dominee te informeeren of ik present
zou zijn. In zeer gepaste bewoordingen weidde
hij uit over het geluk, dat Vaderland en Ge
meente en in het bijzonder ons kerkgenootschap
was ten deel gevallen, nu een man, wiens vurige
geest onder de leiding van een edel, gevoelig ge
moed, tot groote daden in staat stelde, na een
tijdperk van gedwongen rust weder aan de
gemeenschap was teruggeschonken, tevens als
een voorbeeld van dien zelfverloochenenden
zin, \\aardoor zich de brave onderscheidt,die
in de deemoedigheid zijns bestaans zich nimmer
met andere lauweren tooit of wenscht te tooien,
dan die daar groeien aan het twijgske der
bescheidenheid. Ik behoef wel niet te zeggen,
dat op dat moment alle pogen, die niet ge
sloten waren, zich op mij vestigden en dat,
toen de anderen weer gingen zitten, ik zelf
bij wijze van dankbetuiging statig oprees en het
mij moeite kostte mijzelf te bedwingen dooreen
lichte neiging mijner gestrekte gestalte de
innerlijke aandoening te vertolken, die mij
vermeesterde, welke gelukkig op dat
oogenblik eenige afleiding vond, daar ik bij het
langzaam rondzien van links naar rechts,
stuitte op het aangezicht van zeker iemand,
een jaloerschen nijdas, die het mij nooit
heeft kunnen vergeven, dat ik hem bij den
ouden Goedhart den voet heb gelicht, omdat
hij werk begon te maken van diens dochter,
die mijn vrouw geworden is, en zich allicht
tot schade van haar fortuin aan hem ver
slingerd zou he_bben.
Smakkert, dit liet ik hem in mijn oogen
lezen, zoo kun jij niet te keer gaan, dat het
jou ooit gelukken zal nog eens vermeld te
worden als ik in de volle gemeente; en ik
kon aan hem zien, dat hij dat zinnetje heel
goed had gesnapt, want in zijn roode facie
begonnen zijn valsche kijkers te glimmen
en te flikkeren van puur venijn. Nu, mijn
vrouw was thans buiten gevaar. Zij genoot,
veegde de eene traan na de andere weg
en zag me aan met trots. En ik zelf' wist
niet wat me nu nog te verlangen overbleef, als
alleen, dat Thérèse die huldiging eens had mo
gen bijwonen, want als iemand behoefte heeft
aan een versterking van eerbied en ontzag
voor het hoofd des gezins, dan is het dat
nest. dat langzamerhand in zulk een revolu
tionaire richting is gf-komen dat zij is gaan
dwepen niet Levy, eenvoudig om diens aan
slag op de ouderlijke Macht.
Maar ben je eenmaal een vader als ik, dan
heb je niet veel te duchten. In zulk een mi
lieu van bewondeiing, vereering, vergodirg
mag ik het wel noemen, zijn ook je zwakste
huisgcnooten veilig. OndertusFchen is het een
zegen, dat Théièse juist in mijn huis geboren
is, zoodat zij van haar wieg af heeft moeten
ademen in een atmosfeer van algemeene ap
preciatie van verdiensten die niet te ontkennen
waren. Want zij vereischt zorg-, je moet de
teugels strak houden. Soms maakt zij op 't
onverwachtst een zijsprong- Zoo van de week
nog, toen ik mij genoodzaakt zag haar te
doen verstaan, dat ik mij het ra-A/ niet, zou
laten OLtnemen, om haar naar mijn hand
te zetten. Tamelijk heftig viel zij uit, en na
haastig de kamer verlaten te hebben, kwam
zij terug met een gedrukt stuk, waaruit zij
mij met verheffing van stom en quasi plechtig
ge-baar voorlas: De viidorlijke macht is itirt,
l cru rrc!/', maar ren plicl/t der otidern. Zij wordt
! geoefend itifl om den, trille, der ouders, maar
j om den i rille, rail liet kind. Zij is niet een
eiijcntlfiin, innar CCIIP /'itnc/ie des cadrrx en vet n tic,
i/'i/'.e. ir>irtr<>i> Inj il ir /'nnelie Of jent- rri'iniji de,
j iii(/fi/f<i'lii/jijiij licm rcliciiKflii'tp. >nc! t'oüe recht."
j Waarop zij oomediantachtig liet volgen: wat
! wou U nu? Hecht papa? U heeft geen recht.
l (leni. rec/tt zeg ik. U heeft alleen iilirlilc.it
je\ gons mij te vervullen. Aan de maatschappij
waarvan //,' deel uitmaak, is /"rekenplichtig.
Bazel nu maar niet verder ov< r fcht.
Wat is dat voor een pamflet ? vroeg ik
half verbijsterd. Zij liet mij don titel zien:
Kinderbescherming en Ouderlijke Macht,
met, kantteekeningen van Mr. J. A. Levy.
Hoe ben ie daaraan gekomen?
Van mijnheer Levy zelf.
Je jokt. riep ik driftig, want Levy is een
voornaam advocaat, tlie weel van jou bestaan
zelfs niet af.
Alsof de heele wereld niet gehoord zou
hebben, dat u oen dochter hooft, die Thóiose,
heel. O papa, u is al te beroemd!
Hot spotlachje, waarmee ze dit zei, legde,
mij de verplichting op haar de deur uit te
kijken, wal me dan ook gelukte.
Daar stond ik mot dat schotschrift van
Levy in de hand; ik gevoelde dat ik meer
dan woedend werd, en mijn gestel verbood
mij alle hevige gemoedsaandoeningen. Ik ging
dus zitten en zweeg.
Wat dool die Levy. zoo zuchtte ik bij me
zelf. zulke opruiende geschriften te schrijven,
en ze zoo'n onschuldig kind in handen te
spelen? Eén zoo'n zinnetje, ik las liet
nogeens over. is als oen dynamietbom in een
damcswerkmandje. Welke aanleiding kan er
voor hem bestaan, om op te treden als ver
stoorder van don Imisvrede? Hij heeft zelf
zeker geen huwbare dochters'
Urlukkig kwa.m Tlu'rèse even later weer
binnen, met zoo'n onweerstaanbaar lachje op
haar gezicht, precies alsof' zij vragen wilde,
kan ik u ook een dienst bewijzen, en de vol
gende dagen was zij iieel handelbaar; --?
't kwaad liatl dus nog niet diep wortel ge
schoten. Toch zou het- mij wat waard geweest
?zijn als zij Zondag mee ter kerk was gegaan.
Maar daar zie je ze sedert het vertrek van
Böhringer haast in het geheel niet.... even
min als Levv.