De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 20 januari pagina 2

20 januari 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 917 ting en de hoofdlijnen van een practisch program, dat als de basis der toekomstige vooruitstrevende politiek zal kunnen worden omhelsd ? Wie mogen de eer hebben, daar over in Hunne afdeelingsvergaderingen te debatteeren, van gedachten te wisselen, ten einde dat later aan het oordeel eener algemeene vergadering te onderwerpen ? De bij de Unie aangesloten kiesveieenigingen, na tuurlijk uit de kiezers van het tegenwoordig oogenblik bestaande. Maar zoo vraagt dan toch een ver standig mensch zijn dan die kiezers van het tegenwoordig oogenblik de aangewezen régulateurs van het program der toekomst ? j Laat dit program de billijkste wenschen van i het volk bevredigen, het samenstellen daar van buiten den invloed van hen, wien eerst nog hunne politieke rechten moeten worden geschonken, is van stonde aan een slag in het aangezicht van het volk, dat men daar door toont niet berekent te achten, zelf zijne ?wenschen te kunnen formuleeren. Dat streven, om van te voren reeds vast te stellen een program, waarvan de uitwer king eerst gewacht kan worden, als het aantal kiezers met enkele honderdduizendtallen is vermeerderd, is in den grond der zaak zoo aristocratisch mogelijk; het is, om met den reeds meer geciteerden Amerikaanschen schrijver Thompson te spreken, het is de vaderlijke theorie, het is de ontkenning van de leer der gelijkheid. Het is praktisch onge loof in volksregeering. De liberale Unie spreekt ook van democratischen geest, waarin ze wil werkzaam zijn ; doch het werkplan, dat zij voor heeft, is zoo ondemocratisch als het maar zijn kan. De nooden van de volks massa, die tot mederegeering zal geroepen worden, moeten overeenkomstig de eigen denkbeelden dier massa, en niet volgens het beginsel van vaderlijke welwillendheid tegen over lageren, worden verminderd. De oor sprong van de politieke macht ook onzer toekomst, moet niet omhoog maar omlaag worden gezocht en de stroom niet van boven naar beneden, maar omgekeerd worden geleid. Daar is ten onzent ook bij vele dusgenoemde democratischgezinden veel bedekte aristo cratie van stand, van rijkdom en intellect, die eerst met wortel en tak moet worden uitgeroeid, wil men werkelijk democratisch regeeren. Voorgevende voor het volk te werken, willen deze schijn-democraten door het volk liefst niets laten doen. Het is het verlichte despotisme in anderen vorm. Wat de hoo gere standen aan den werkman willen ten koste leggen, is mildheid uit de bron van genadige grootmoedigheid voortvloeiende. Oprecht gesproken, het is der Liberale Unie geen ernst met de uitbreiding van het kiesrecht. Ware het dit, het zou nooit zulk een onlogisch, zulk een in beginsel anti democratisch werkplan voorstaan, om in af wachting van de kieswet, die zij niet ver trouwend kun te gemoet zien, een program der toekomst vast te stellen, buiten de aan staande kiezers om, die het mede zullen moeten uitvoeren. Inderdaad de Liberale Unie gelooft niet in de kracht die er van de aanstaande kiezers zal uitgaan en op haar standpunt had zij beter gedaan, de vlag van het uitgebreid kiesrecht maar geheel binnen te halen, dan onder veel mooie woorden daaraan ontrouw te worden. In geen ander land, waar de uitbreiding van het kiesrecht het parool is geweest, is zulk een houding ooit voorgekomen. Waar zulk een geduchte, alles omvattende kwestie eenmaal het politieke leven bad beheerscht, daar hebben de leiders wel gezorgd, dat die kwestie het brandpunt aller gedachten bleef. Nog eens : de liberale Uuie had niet moeten ophouden, propaganda te maken voor de politieke rechten van het volk, wilde zij in waarheid eene democratische Unie zijn. Overal had zij die vlag in de hoogte moeten steken, haar geheel moeten ontrollen ; dan zou het, gesteund door zulk een lichaam, tot daden hebben kunnen komen, terwijl het nu weder bij woorden blijven zal. Ik heb nooit de eer gehad in eenig rapport tot de liberale Unie te staan. Doch als de leden van die kiesvereenigingen die bij haar zijn aangesloten, een ongevraagd advies van een man willen hooren, die jaren lang met de hoogste belangstelling het poli tieke leven van zijn volk heeft gevolgd, dan zou ik wenschen, dat al die kiesvereenigin gen, in naam van de eerlijke democratische beginselen, er voor dankten, weder te ont aarden in politieke debatingclubs over een program, dat eerst de toekomstige kiezers mede zullen moeten samenstellen, wil het niet een doodgeboren kind wezen; en dat zij als n man dit antwoord gaven: Ont plooi alleen uw vlag van het zeer uitgebreid Kiesrecht; blijf do geesten wakker houden op dit cardinale punt. Het andere, wat gij verlangt, zal door het gezond verstand der toekomstige kiezers van zelf komen, op zijn aangewezen tijd. Geschiedde dit, dan had ook een volksrequest, dat de politieke rechten van het Hoofd van den Staat vroeg, meer kans van slagen. Dr. NIJIIOPF. DE CRISIS IN FRANKRIJK. »Door de Nationale Vergadering tot de eerste magistratuur van het land geroepen, ben ik niet de man van eene partij, maar behoor ik aan Fr ank ri k en aan de Repu bliek. »Het gewicht der verantwoordelijkheid is te groot dan dat ik van dankbaarheid zou durven spreken. Ik heb mijn land te vurig lief om gelukkig te zijn op den dag, waarop ik zijn hoofd word. Moge het mij gegeven zijn, in mijn verstand en mijn hart de noodige kracht te vinden om Frankrijk waardiglijk te dienen! «Besloten om de zeden te ontwikkelen, die voor eene republikeinsche democratie noodig zijn, heb ik het vaste voornemen, over zeven jaar het lot van Frankrijk in andere han den te stellen. Zoolang dit lot mij is toe vertrouwd zal ik, den wil der natie eerbie digend en doordrongen van het gevoel mijner verantwoordelijkheid, de rechten, welke de Grondwet mij toekent, noch laten miskennen, noch laten overtreden." Zoo sprak de nieuwbenoemde president der Fransche Republiek, Casimir-Perier, op 4 Juli 1894, in de eerste boodschap die hij tot de Kamer en den Senaat richtte, nadat hij eene week van te voren, met 451 van de 845 geldige stemmen, bij eerste stemming, door het congres te Versailles tot zijne hooge waardigheid was geroepen. Had hij die waardigheid begeerd ? Zijn vrienden ontkennen dit. Zij wijzen er op, dat Casimir Perier in alle opzichten door de fortuin begunstigd was, dat hij als minister president en als voorzitter der Kamer een zooal minder hoogen, dan toch meer met zijne neigingen overeenkomstigen werk kring had gehad en dien op schitterende wijze had vervuld; dat hij, op zijn Kiste jaar als president der Republiek optredend, zeven jaren later zou moeten aftreden en daardoor veroordeeld zou zijn tot eene poli tieke werkeloosheid, die voor hem, den man van de daad, hoogst pijnli k zou zijn. Wij willen aannemen dat dit inderdaad het geval geweest is en dat de heer CasimirPerier zeer tegen zijn zin, slechts door plicht besef gedreven, eene taak heeft aanvaard, wier moeielijkheid en ondankbaarheid hij volkomen inzag. Maar ook dan begrijpen wij niet, wat den president, nu in plaats van zeven jaren nog geen zeven maanden verloopen zijn, kan hebben gedwongen zijn post te verlaten bij de eerste ministerieele crisis, die hij op te lossen had, te verlaten op eeue wijze, die men, juist als men zich op het door hem ingenomen standpuii*" plaatst, als desertie in tijd van oorlog kan beschou wen. Zeker, Casimir-Perier.heeft bloot gestaan aan de hatelijkste aanvallen. Men heeft zijn verleden verdacht gemaakt, zijn persoon en zijn karakter beschimpt, -? maar hebben zijn voorgangers een beter lot gehad en kon hij niet weten, dat dit alles voor hem was weg gelegd? Heeft hij, toen het bleek dat de meerderheid, die hem tot president koos, i door inwendige verdeeldheid dagelijks meer aan kracht en invloed verloor, -eene enkele ernstige poging gewaagd om een ministerie samen te stellen, dat bij andere partijen of bij andere partijcombinaties den noodigen steun vond? Heeft hij niet zijneigen woor den: »als president der Republiek ben ik niet de man van eene partij" gelogenstraft, toen hij weigerde gehoor te geven aan de zeer duidelijke vingerwijzing, welke de Kamer hem gaf', toen zij den heer Brisson tot haar voorzitter benoemde? Heeft hij niet integen deel duidelijk bewezen, dat hij als hoofd van den staat toch een partijman was gebleven, door bij de ministerieele crisis, in strijd met T ? ? 11 ? traditie en usantie, wel den voorzitter van den Senaat, zijn geestverwant ('hallernelLacour, maar niet den voorzitter der Kamer, zijn tegenstander Brisson, te raadplegen ? H.ef't hij, door zijne gevoeligheid te stellen boven zijn plichtbesef, zijn land nie.jt ge bracht in een crisis zóó ernstig, als het sints de boulangistische samenzwering niet heeft i doorleefd ? Was er, naar onze overtuiging, niets dat den president, politiek of moreel, tot aftre ding heeft ijcdvniifioi, wij erkennen gaarne, dat hij er door den loop der zaken toe //ftlfonijcii is, en dat zijne houding, hoewel niet verschoonbaar, toch verklaarbaar is. * De socialistische groep in de Fransche Kamer heeft, naar aanleiding van de presidentscrisis, een manifest uitgegeven, waarin zij verklaart, het ontslag van Casimir-Perier niet als eene /'ititssc xurlia te willen beschou wen, m.a.w. als een maatregel om zich door het Congres met groote meerderheid Ie doen herkiezen. De president gaat heen, omdat zich bij hem achter eene aanmatigende trotsche houding eene onherstelbare zwakheid verschool. «De heer Perier durft zeggen, dat hij zich terugtrekt omdat wij de openbare vrijheden bedreigden. Als dat waar was, zou het zijn plicht zijn geweest te blijven, om die vrijheden te verdedigen. De waarheid is, dat hij, voor onzen stormloop bezweken, gesteld voor de keuze tusschen eene capitu latie of eene daad van overmacht, zich op het beslissend oogenblik den moed heeft voelen ontzinken.'1 Die capitulatie zou na tuurlijk geweest zijn de benoeming van een min of meer radicaal ministerie, de hervat ting der oude politique de concentration; de daad van overmacht zou hebben bestaan in Kamerontbinding, door een ministerie centre gauche (Waldeck-Rousseau), met medewer king van den Senaat. »De waarheid is," zoo gaat het manifest voort «dat hij, te gen ons willende worstelen, om zich heen slechts verrotte werktuigen heeft gevonden ; hij heeft gezien, dat zijne kiezers, de Reinach's, de Rouvier's, de Roche's, hem j medesleepten in het moeras der openlijke minachting; hij heeft eerst gisteren zijn (oud)minister Raynal door de Kamer in beschuldiging zien stellen ... Hij gaat óók | heen, overwonnen door de lage intriges van zijn minister-president. Wij tastten tenminste den heer Perier van voren en op klaarlichten dag aan. Maar de heer Dupuy, 'zijn overwonnen en geniepige mededinger, heeft overal, in de zaak Gcrault-Richard, in de zaak Raynal, den president der republiek trachten te compromitteeren; terwijl de so cialistische democratie den heer Perier in het front aanviel, hebben zijne ministers hetn verraderlijk van achteren getroffen." j De «socialistische groep'' heeft in dit mani fest een voor haar doen buitengewone ge matigdheid aan den dag gelegd. Voor de tegenstanders in de Kamer heeft zij anders slechts de kernachtige uitdrukking »r-iminonde"; voor den president, den «Koning van Anzin", die millionair is en aandeel houder in vele groote industricele onderne mingen, gebruikt zij nog krasser uitdruk kingen: een socialistisch redenaar noemde j hom dezer dagen kortweg »den grootsten dief van Frankrijk." Intusscheu bevat het mani fest enkele juiste opmerkingen. In de eerste plaats die, dat de heer Casimir-Perier, wan neer hij inderdaad de openlijke vrijheid be dreigd achtte, allerminst zijn post had mogen verlaten; in de tweede plaats die, waarin ; den opportunisten, zij het dan ook in over dreven termen, onbetrouwbaarheid wordt ver weten; eindelijk de bewering, dat de minister- ! president Dupuy door zijne houding den president der republiek meer kwaad dan goed heeft gedaan. Van dezen laatsten, den koppigen, door zijn snelle en gelukkige carrière over het paard getilden Auvergnaat, schreef de FrditL/'iii'tfi' Zci//tn/j onlangs terecht, dat hij in zijne onberekenbaarheid eigenzinnig heid voor energie en zonderlinge invallen voor staatsmanswijsheid hield. »Iiij stroopt de hemdsmouwen op en speelt den energieken man. Nu, dat zou desnoods nog te recht vaardigen zijn, als het werkelijke energie was. Men zou in enkele gevallen ook geweld kunnen verklaren, als het werd toegepast om een bepaald plan uit te voeren, om een doel te bereiken. Maar plan en doel ontbreken." Overigens mag hier r:og wel eens worden gewe zen op de allernoodlottigste «vergissing'' van den heer Raynal, die in l <Ss;j de veelbesproken j conventiën sloot met de groote spoorwegmaat schappijen waarbij door den staat de rente betaling van de obligatiün dier maatschappijen werd gewaarborgd, f n die conventiën bleef het : twijfelachtig, of die rentegarantie werd ver leend tot l'J l l of' tot het einde der concessie, j Raynal, die een ervaren man van zaken is, had moeten zorgen, dat op dit punt geencrlei twijfel kon bestaan. Wel verklaart hij, dat zijne bedoeling is geweest,, die garantie in 1911 te doen eindigen, maar de Raad van State, aan wien, met goedvinden van de Kamer eii de rogeorii/g, het geschil werd onderworpen, besliste in het voordeel der spoorwegmaatschappijen. De vergissing van den heer RavnaL kost aan Frankrijk de kleinigheid van anderhalf milliard. GPOU wonder, dat de Kamer eene enquête ver langde, tegen welke trouwens de heer Raynal geen bezwaar maakte. Maar daar de Kamer, door de qnae.-tie aan het oor dcel van den Raad van State te onder worpen, bij voorbaat de beslissing van dit rechterlijk lichaam had aangenomen, en daar Raynal behoort tot de intieme vrienden van den president der republiek, achtte de heer Casinnr Perier zich ook door dit Kamervotum y.ooal niet rechtstreeks, dan toch zijdelings getroffen. Vandaar zijne klacht over het ingrijpen van de wetgevende macht in de i u de spheer der rechterlijke macht. Volgens de voorschriften der (irondwet van !>75 heeft Donderdag de verkiezing van een nieuwen president der Republiek plaats gehad. Te oordeelen naar de vooorloopige stemmin gen, door de leden van de Kamer en den Senaat gehouden, stonden de kansen het best voor de IK eren Waldeck-Roussenu, den candiduat der gematigden, en Henri Brisson, den candidaat der radicalen en der socialisten. Doch ook thans was het een ontxidn-, (lic den prijs won. Bij de eerste stemming in het Congres verkregen Brisson ;!:-!s, Faure '2 l l en Waldeck-Rousseau l ^ 4 stemmen; WaldeckRousseau trok zich toen terug ten gunste van Faure, en bij de tweede stemming werd deze verkozen met 4I!0 stemmen, tegen -!o'l, die op Brisson werden uitgebracht j Félix Faure, de nieuwbenoemde president, | wordt in zijne politieke richting het beste gekenmerkt door het feit, dat hij voor deze verkiezing warm werd aanbevolen door het conservatief-1 iberale Journal des Débats. Hij is een selfmade man; op 31 Januari 1841 te Parijs geboren, voorzag hij in zijn jeugd in zijn onderhoud door handenarbeid in de looierijen van Touraine. Door vlijt en in spanning bracht hij het tot chef van een aanzienlijk handelshuis te Havre. Gedurende den Fransch-Duitschen oorlog was hij adjoint van den maire der laatstgenoemde stad, en voerde het bevel over de mobiles van het departement der Beneden-Seine. Voor zijne diensten werd hij destijds beloond met het ridderkruis van het Legioen van Eer. Door den minister de Broglie in 1874 uit zijne administratieve functiën ontslagen, wijdde hij zich met ijver aan tal van philanthropische instellingen in de plaats zijner inwo ning. In 1SS1 werd hij tot lid der Kamer gekozen en bij de volgende verkiezingen steeds herkozen. Als kamerlid nam hij een werkzaam aandeel aan de hervorming der spoorweg-tarieven, en deed zich zoowel in de openbare vergaderingen als in de talrijke commissiën, van welke hij lid was, kennen als een begaafd spreker, een uitstekend man van zaken en bovenal als een man van karakter. Herhaaldelijk heeft de heer Faure, als onderstaatssecretaris voor koloniën, deel uit gemaakt van ministeriën. Hij was vicepresident van de Kamer toen hem in het thans demissionnaire kabinet Dupuy de portefeuille van marine werd opgedragen. Natuurlijk heeft de Orleanistische preten dent de gelegenheid niet laten voorbijgaan om een teeken van leven te geven. In een schrij ven aan den heer Buffet verklaart hij: «De republiek kan in Frankrijk nooit iets anders zijn dan een voorloopige regeeringsvorm ; de gebeurtenissen der laatste dagen bewijzen dit. Het uur is nabij, waarop het land zal willen terugkeeren tot den regeeringsvorm, die de glorie is geweest van zijn verleden en een waarborg is voor de toekomst.'' De prins is bereid om te komen als het land hem oproep*.; maar wijselijk voegt hij hieraan. toe: »Dit zal de taa van inor/jcn zijn; die van licdc.ii is, de onmiddellijke gevaren afte wenden". Zeer juist. Laat ons voor Frankrijk hopen, dat het »de taak van. morgen" zal bliJKcn. Sociale, Illlllllllllllllllllttllll Woningen. (Yr.ri'tiltj en dot}. Een uitnemei)den gids in zake de buitenlandsche wetgeving en de maatregelen die tot oplossing van het woningvraagstuk moeten genomen worden, vinden wij in het Kamerlid prof. J)nickr>: Hij bracht de kwestie onlangs ook op het Binnenhof' ter sprake maar moest zich daarbij zóó bekorten dat zijne bedoelin gen niet volkomen kunnen worden begrepen zonder zijne rede in verband te beschouwen met hetgeen hij vroeger reeds over dit onder werp heeft geschreven, wat wij ons hieronder voorstellen te doen. Een voornaam onderdeel van het vraagstuk is natuurlijk de kwestie hoc wij de kiotten kwijt raken waaruit-'de zich nog zoovele onzer medenienschen moeten behelpen. Twee middelen staan hierbij ten dienste: '»itciiji'iiini] en (Dibriroonhiirir- rrrkbinnij, middelen die echter in de praktijk tot dusver \veinig doellivlfeud zijn gebleken- Onlrt<ienin<jt(M\\\$ omslachtig en hoogst koslbaar daar men den huisjesmelkers de volle marktwaarde hunner perceelen moet vergoeden en wat de oiibrirwnlin/ir i-rrklcirhiij betreft, zij leidt wel totow/ruiMihig maar niet altijd tot opruiming tevens, terwijl vele gemeentebesturen er niet lioht too te bewegen zijn om den eigenaar op deze wijze het genot van zijn eigendom te ontnemen. Prof. Dni'-kfr beveelt daarom het Engelsche stelsel aan waarbij ook wel schadevergoeding wordt ! verleend, maar voor de berekening daarvan niet uitsluitend de marktwaarde der perceelen tot maatstaf wordt genomen. Bij ongezonde en gebrekkige woningen wordt veeleer gej vraau'd w»t ze waard zouden zijn na behoorj lijke verbetering en van die waarde wordt l afgetrokken wat zoodanige verbetering zou i koster,; bij bepaald onbewoonbare perceelen 'l wordt niet meer dan de waarde van grond j en afbraak vergoed. De Engelsche wetgeving in 1^00 geconso lideerd tot do ?Huu.^in.i of tl/K Woi-l;i)i<j<-lnsses ^i-f bevat nog vele andere goede bepa! lingen op dit stuk. Zoo kan, wanneer blijkt i dat in een gehcele wijk de toestand ongezond is, de plaatselijke overheid een plan tot ver betering ontwerpen,dat tevens voorstellen moet inhouden omtrent de huisvesting der personen, die zonder woning zullen geraken en dat door liet Parlement moet worden bekrachtigd. Voorts regelt de wet de opruiming der enkele ongeschikte woningen en van de perceelen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl