Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 917
ting en de hoofdlijnen van een practisch
program, dat als de basis der toekomstige
vooruitstrevende politiek zal kunnen worden
omhelsd ? Wie mogen de eer hebben, daar
over in Hunne afdeelingsvergaderingen te
debatteeren, van gedachten te wisselen, ten
einde dat later aan het oordeel eener
algemeene vergadering te onderwerpen ? De bij
de Unie aangesloten kiesveieenigingen, na
tuurlijk uit de kiezers van het tegenwoordig
oogenblik bestaande.
Maar zoo vraagt dan toch een ver
standig mensch zijn dan die kiezers van
het tegenwoordig oogenblik de aangewezen
régulateurs van het program der toekomst ? j
Laat dit program de billijkste wenschen van i
het volk bevredigen, het samenstellen daar
van buiten den invloed van hen, wien eerst
nog hunne politieke rechten moeten worden
geschonken, is van stonde aan een slag in
het aangezicht van het volk, dat men daar
door toont niet berekent te achten, zelf zijne
?wenschen te kunnen formuleeren.
Dat streven, om van te voren reeds vast
te stellen een program, waarvan de uitwer
king eerst gewacht kan worden, als het aantal
kiezers met enkele honderdduizendtallen is
vermeerderd, is in den grond der zaak zoo
aristocratisch mogelijk; het is, om met den
reeds meer geciteerden Amerikaanschen
schrijver Thompson te spreken, het is de
vaderlijke theorie, het is de ontkenning van
de leer der gelijkheid. Het is praktisch onge
loof in volksregeering. De liberale Unie
spreekt ook van democratischen geest, waarin
ze wil werkzaam zijn ; doch het werkplan,
dat zij voor heeft, is zoo ondemocratisch als
het maar zijn kan. De nooden van de volks
massa, die tot mederegeering zal geroepen
worden, moeten overeenkomstig de eigen
denkbeelden dier massa, en niet volgens het
beginsel van vaderlijke welwillendheid tegen
over lageren, worden verminderd. De oor
sprong van de politieke macht ook onzer
toekomst, moet niet omhoog maar omlaag
worden gezocht en de stroom niet van boven
naar beneden, maar omgekeerd worden geleid.
Daar is ten onzent ook bij vele dusgenoemde
democratischgezinden veel bedekte aristo
cratie van stand, van rijkdom en intellect,
die eerst met wortel en tak moet worden
uitgeroeid, wil men werkelijk democratisch
regeeren.
Voorgevende voor het volk te werken,
willen deze schijn-democraten door het volk
liefst niets laten doen. Het is het verlichte
despotisme in anderen vorm. Wat de hoo
gere standen aan den werkman willen ten
koste leggen, is mildheid uit de bron van
genadige grootmoedigheid voortvloeiende.
Oprecht gesproken, het is der Liberale
Unie geen ernst met de uitbreiding van het
kiesrecht. Ware het dit, het zou nooit zulk
een onlogisch, zulk een in beginsel anti
democratisch werkplan voorstaan, om in af
wachting van de kieswet, die zij niet ver
trouwend kun te gemoet zien, een program
der toekomst vast te stellen, buiten de aan
staande kiezers om, die het mede zullen
moeten uitvoeren. Inderdaad de Liberale
Unie gelooft niet in de kracht die er van
de aanstaande kiezers zal uitgaan en op haar
standpunt had zij beter gedaan, de vlag van
het uitgebreid kiesrecht maar geheel binnen
te halen, dan onder veel mooie woorden
daaraan ontrouw te worden.
In geen ander land, waar de uitbreiding
van het kiesrecht het parool is geweest, is
zulk een houding ooit voorgekomen. Waar
zulk een geduchte, alles omvattende kwestie
eenmaal het politieke leven bad beheerscht,
daar hebben de leiders wel gezorgd, dat die
kwestie het brandpunt aller gedachten bleef.
Nog eens : de liberale Uuie had niet moeten
ophouden, propaganda te maken voor de
politieke rechten van het volk, wilde zij in
waarheid eene democratische Unie zijn.
Overal had zij die vlag in de hoogte moeten
steken, haar geheel moeten ontrollen ; dan
zou het, gesteund door zulk een lichaam, tot
daden hebben kunnen komen, terwijl het nu
weder bij woorden blijven zal.
Ik heb nooit de eer gehad in eenig rapport
tot de liberale Unie te staan. Doch als de
leden van die kiesvereenigingen die bij haar
zijn aangesloten, een ongevraagd advies
van een man willen hooren, die jaren
lang met de hoogste belangstelling het poli
tieke leven van zijn volk heeft gevolgd, dan
zou ik wenschen, dat al die kiesvereenigin
gen, in naam van de eerlijke democratische
beginselen, er voor dankten, weder te ont
aarden in politieke debatingclubs over een
program, dat eerst de toekomstige kiezers
mede zullen moeten samenstellen, wil het
niet een doodgeboren kind wezen; en dat
zij als n man dit antwoord gaven: Ont
plooi alleen uw vlag van het zeer uitgebreid
Kiesrecht; blijf do geesten wakker houden
op dit cardinale punt. Het andere, wat gij
verlangt, zal door het gezond verstand der
toekomstige kiezers van zelf komen, op zijn
aangewezen tijd.
Geschiedde dit, dan had ook een
volksrequest, dat de politieke rechten van het
Hoofd van den Staat vroeg, meer kans van
slagen.
Dr. NIJIIOPF.
DE CRISIS IN FRANKRIJK.
»Door de Nationale Vergadering tot de
eerste magistratuur van het land geroepen,
ben ik niet de man van eene partij, maar
behoor ik aan Fr ank ri k en aan de Repu
bliek.
»Het gewicht der verantwoordelijkheid is
te groot dan dat ik van dankbaarheid zou
durven spreken. Ik heb mijn land te vurig
lief om gelukkig te zijn op den dag, waarop
ik zijn hoofd word. Moge het mij gegeven
zijn, in mijn verstand en mijn hart de
noodige kracht te vinden om Frankrijk
waardiglijk te dienen!
«Besloten om de zeden te ontwikkelen, die
voor eene republikeinsche democratie noodig
zijn, heb ik het vaste voornemen, over zeven
jaar het lot van Frankrijk in andere han
den te stellen. Zoolang dit lot mij is toe
vertrouwd zal ik, den wil der natie eerbie
digend en doordrongen van het gevoel mijner
verantwoordelijkheid, de rechten, welke de
Grondwet mij toekent, noch laten miskennen,
noch laten overtreden."
Zoo sprak de nieuwbenoemde president der
Fransche Republiek, Casimir-Perier, op 4
Juli 1894, in de eerste boodschap die hij tot
de Kamer en den Senaat richtte, nadat hij
eene week van te voren, met 451 van de
845 geldige stemmen, bij eerste stemming,
door het congres te Versailles tot zijne hooge
waardigheid was geroepen.
Had hij die waardigheid begeerd ? Zijn
vrienden ontkennen dit. Zij wijzen er op,
dat Casimir Perier in alle opzichten door de
fortuin begunstigd was, dat hij als minister
president en als voorzitter der Kamer een
zooal minder hoogen, dan toch meer met
zijne neigingen overeenkomstigen werk
kring had gehad en dien op schitterende
wijze had vervuld; dat hij, op zijn Kiste
jaar als president der Republiek optredend,
zeven jaren later zou moeten aftreden en
daardoor veroordeeld zou zijn tot eene poli
tieke werkeloosheid, die voor hem, den man
van de daad, hoogst pijnli k zou zijn.
Wij willen aannemen dat dit inderdaad
het geval geweest is en dat de heer
CasimirPerier zeer tegen zijn zin, slechts door plicht
besef gedreven, eene taak heeft aanvaard,
wier moeielijkheid en ondankbaarheid hij
volkomen inzag. Maar ook dan begrijpen wij
niet, wat den president, nu in plaats van
zeven jaren nog geen zeven maanden
verloopen zijn, kan hebben gedwongen zijn post
te verlaten bij de eerste ministerieele crisis,
die hij op te lossen had, te verlaten op
eeue wijze, die men, juist als men zich op
het door hem ingenomen standpuii*" plaatst,
als desertie in tijd van oorlog kan beschou
wen.
Zeker, Casimir-Perier.heeft bloot gestaan
aan de hatelijkste aanvallen. Men heeft zijn
verleden verdacht gemaakt, zijn persoon en
zijn karakter beschimpt, -? maar hebben zijn
voorgangers een beter lot gehad en kon hij
niet weten, dat dit alles voor hem was weg
gelegd? Heeft hij, toen het bleek dat de
meerderheid, die hem tot president koos, i
door inwendige verdeeldheid dagelijks meer
aan kracht en invloed verloor, -eene enkele
ernstige poging gewaagd om een ministerie
samen te stellen, dat bij andere partijen of
bij andere partijcombinaties den noodigen
steun vond? Heeft hij niet zijneigen woor
den: »als president der Republiek ben ik
niet de man van eene partij" gelogenstraft,
toen hij weigerde gehoor te geven aan de
zeer duidelijke vingerwijzing, welke de Kamer
hem gaf', toen zij den heer Brisson tot haar
voorzitter benoemde? Heeft hij niet integen
deel duidelijk bewezen, dat hij als hoofd van
den staat toch een partijman was gebleven,
door bij de ministerieele crisis, in strijd met
T ? ? 11 ?
traditie en usantie, wel den voorzitter van
den Senaat, zijn geestverwant
('hallernelLacour, maar niet den voorzitter der Kamer,
zijn tegenstander Brisson, te raadplegen ?
H.ef't hij, door zijne gevoeligheid te stellen
boven zijn plichtbesef, zijn land nie.jt ge
bracht in een crisis zóó ernstig, als het sints
de boulangistische samenzwering niet heeft
i
doorleefd ?
Was er, naar onze overtuiging, niets dat
den president, politiek of moreel, tot aftre
ding heeft ijcdvniifioi, wij erkennen gaarne,
dat hij er door den loop der zaken toe
//ftlfonijcii is, en dat zijne houding, hoewel niet
verschoonbaar, toch verklaarbaar is.
*
De socialistische groep in de Fransche
Kamer heeft, naar aanleiding van de
presidentscrisis, een manifest uitgegeven, waarin
zij verklaart, het ontslag van Casimir-Perier
niet als eene /'ititssc xurlia te willen beschou
wen, m.a.w. als een maatregel om zich door
het Congres met groote meerderheid Ie doen
herkiezen. De president gaat heen, omdat
zich bij hem achter eene aanmatigende
trotsche houding eene onherstelbare zwakheid
verschool. «De heer Perier durft zeggen, dat
hij zich terugtrekt omdat wij de openbare
vrijheden bedreigden. Als dat waar was, zou
het zijn plicht zijn geweest te blijven, om
die vrijheden te verdedigen. De waarheid is,
dat hij, voor onzen stormloop bezweken,
gesteld voor de keuze tusschen eene capitu
latie of eene daad van overmacht, zich op
het beslissend oogenblik den moed heeft
voelen ontzinken.'1 Die capitulatie zou na
tuurlijk geweest zijn de benoeming van een
min of meer radicaal ministerie, de hervat
ting der oude politique de concentration; de
daad van overmacht zou hebben bestaan in
Kamerontbinding, door een ministerie centre
gauche (Waldeck-Rousseau), met medewer
king van den Senaat. »De waarheid is,"
zoo gaat het manifest voort «dat hij, te
gen ons willende worstelen, om zich heen
slechts verrotte werktuigen heeft gevonden ;
hij heeft gezien, dat zijne kiezers, de
Reinach's, de Rouvier's, de Roche's, hem j
medesleepten in het moeras der openlijke
minachting; hij heeft eerst gisteren zijn
(oud)minister Raynal door de Kamer in
beschuldiging zien stellen ... Hij gaat óók |
heen, overwonnen door de lage intriges van
zijn minister-president. Wij tastten tenminste
den heer Perier van voren en op
klaarlichten dag aan. Maar de heer Dupuy, 'zijn
overwonnen en geniepige mededinger, heeft
overal, in de zaak Gcrault-Richard, in de
zaak Raynal, den president der republiek
trachten te compromitteeren; terwijl de so
cialistische democratie den heer Perier in
het front aanviel, hebben zijne ministers
hetn verraderlijk van achteren getroffen." j
De «socialistische groep'' heeft in dit mani
fest een voor haar doen buitengewone ge
matigdheid aan den dag gelegd. Voor de
tegenstanders in de Kamer heeft zij anders
slechts de kernachtige uitdrukking
»r-iminonde"; voor den president, den «Koning
van Anzin", die millionair is en aandeel
houder in vele groote industricele onderne
mingen, gebruikt zij nog krasser uitdruk
kingen: een socialistisch redenaar noemde j
hom dezer dagen kortweg »den grootsten dief
van Frankrijk." Intusscheu bevat het mani
fest enkele juiste opmerkingen. In de eerste
plaats die, dat de heer Casimir-Perier, wan
neer hij inderdaad de openlijke vrijheid be
dreigd achtte, allerminst zijn post had mogen
verlaten; in de tweede plaats die, waarin ;
den opportunisten, zij het dan ook in over
dreven termen, onbetrouwbaarheid wordt ver
weten; eindelijk de bewering, dat de minister- !
president Dupuy door zijne houding den
president der republiek meer kwaad dan goed
heeft gedaan. Van dezen laatsten, den
koppigen, door zijn snelle en gelukkige carrière
over het paard getilden Auvergnaat, schreef
de FrditL/'iii'tfi' Zci//tn/j onlangs terecht, dat
hij in zijne onberekenbaarheid eigenzinnig
heid voor energie en zonderlinge invallen
voor staatsmanswijsheid hield. »Iiij stroopt
de hemdsmouwen op en speelt den energieken
man. Nu, dat zou desnoods nog te recht
vaardigen zijn, als het werkelijke energie
was. Men zou in enkele gevallen ook geweld
kunnen verklaren, als het werd toegepast
om een bepaald plan uit te voeren, om een
doel te bereiken. Maar plan en doel ontbreken."
Overigens mag hier r:og wel eens worden gewe
zen op de allernoodlottigste «vergissing'' van
den heer Raynal, die in l <Ss;j de veelbesproken j
conventiën sloot met de groote spoorwegmaat
schappijen waarbij door den staat de rente
betaling van de obligatiün dier maatschappijen
werd gewaarborgd, f n die conventiën bleef het :
twijfelachtig, of die rentegarantie werd ver
leend tot l'J l l of' tot het einde der concessie, j
Raynal, die een ervaren man van zaken is,
had moeten zorgen, dat op dit punt
geencrlei twijfel kon bestaan. Wel verklaart hij,
dat zijne bedoeling is geweest,, die garantie
in 1911 te doen eindigen, maar de Raad van
State, aan wien, met goedvinden van de
Kamer eii de rogeorii/g, het geschil werd
onderworpen, besliste in het voordeel der
spoorwegmaatschappijen. De vergissing van
den heer RavnaL kost aan Frankrijk de
kleinigheid van anderhalf milliard. GPOU
wonder, dat de Kamer eene enquête ver
langde, tegen welke trouwens de heer
Raynal geen bezwaar maakte. Maar daar
de Kamer, door de qnae.-tie aan het oor
dcel van den Raad van State te onder
worpen, bij voorbaat de beslissing van dit
rechterlijk lichaam had aangenomen, en daar
Raynal behoort tot de intieme vrienden van
den president der republiek, achtte de heer
Casinnr Perier zich ook door dit Kamervotum
y.ooal niet rechtstreeks, dan toch zijdelings
getroffen. Vandaar zijne klacht over het
ingrijpen van de wetgevende macht in de
i u de spheer der rechterlijke macht.
Volgens de voorschriften der (irondwet van
!>75 heeft Donderdag de verkiezing van een
nieuwen president der Republiek plaats gehad.
Te oordeelen naar de vooorloopige stemmin
gen, door de leden van de Kamer en den
Senaat gehouden, stonden de kansen het
best voor de IK eren Waldeck-Roussenu, den
candiduat der gematigden, en Henri Brisson,
den candidaat der radicalen en der socialisten.
Doch ook thans was het een ontxidn-, (lic
den prijs won. Bij de eerste stemming in het
Congres verkregen Brisson ;!:-!s, Faure '2 l l
en Waldeck-Rousseau l ^ 4 stemmen;
WaldeckRousseau trok zich toen terug ten gunste
van Faure, en bij de tweede stemming werd
deze verkozen met 4I!0 stemmen, tegen -!o'l,
die op Brisson werden uitgebracht
j Félix Faure, de nieuwbenoemde president,
| wordt in zijne politieke richting het beste
gekenmerkt door het feit, dat hij voor deze
verkiezing warm werd aanbevolen door het
conservatief-1 iberale Journal des Débats. Hij
is een selfmade man; op 31 Januari 1841
te Parijs geboren, voorzag hij in zijn jeugd
in zijn onderhoud door handenarbeid in de
looierijen van Touraine. Door vlijt en in
spanning bracht hij het tot chef van een
aanzienlijk handelshuis te Havre. Gedurende
den Fransch-Duitschen oorlog was hij adjoint
van den maire der laatstgenoemde stad, en
voerde het bevel over de mobiles van het
departement der Beneden-Seine. Voor zijne
diensten werd hij destijds beloond met het
ridderkruis van het Legioen van Eer. Door
den minister de Broglie in 1874 uit zijne
administratieve functiën ontslagen, wijdde
hij zich met ijver aan tal van
philanthropische instellingen in de plaats zijner inwo
ning. In 1SS1 werd hij tot lid der Kamer
gekozen en bij de volgende verkiezingen
steeds herkozen. Als kamerlid nam hij een
werkzaam aandeel aan de hervorming der
spoorweg-tarieven, en deed zich zoowel in de
openbare vergaderingen als in de talrijke
commissiën, van welke hij lid was, kennen
als een begaafd spreker, een uitstekend man
van zaken en bovenal als een man van
karakter.
Herhaaldelijk heeft de heer Faure, als
onderstaatssecretaris voor koloniën, deel uit
gemaakt van ministeriën. Hij was
vicepresident van de Kamer toen hem in het
thans demissionnaire kabinet Dupuy de
portefeuille van marine werd opgedragen.
Natuurlijk heeft de Orleanistische preten
dent de gelegenheid niet laten voorbijgaan om
een teeken van leven te geven. In een schrij
ven aan den heer Buffet verklaart hij: «De
republiek kan in Frankrijk nooit iets anders
zijn dan een voorloopige regeeringsvorm ; de
gebeurtenissen der laatste dagen bewijzen
dit. Het uur is nabij, waarop het land zal
willen terugkeeren tot den regeeringsvorm,
die de glorie is geweest van zijn verleden
en een waarborg is voor de toekomst.'' De
prins is bereid om te komen als het land
hem oproep*.; maar wijselijk voegt hij hieraan.
toe: »Dit zal de taa van inor/jcn zijn; die
van licdc.ii is, de onmiddellijke gevaren
afte wenden".
Zeer juist. Laat ons voor Frankrijk hopen,
dat het »de taak van. morgen" zal bliJKcn.
Sociale,
Illlllllllllllllllllttllll
Woningen.
(Yr.ri'tiltj en dot}.
Een uitnemei)den gids in zake de
buitenlandsche wetgeving en de maatregelen die
tot oplossing van het woningvraagstuk moeten
genomen worden, vinden wij in het Kamerlid
prof. J)nickr>: Hij bracht de kwestie onlangs
ook op het Binnenhof' ter sprake maar moest
zich daarbij zóó bekorten dat zijne bedoelin
gen niet volkomen kunnen worden begrepen
zonder zijne rede in verband te beschouwen
met hetgeen hij vroeger reeds over dit onder
werp heeft geschreven, wat wij ons hieronder
voorstellen te doen.
Een voornaam onderdeel van het vraagstuk
is natuurlijk de kwestie hoc wij de kiotten
kwijt raken waaruit-'de zich nog zoovele onzer
medenienschen moeten behelpen.
Twee middelen staan hierbij ten dienste:
'»itciiji'iiini] en (Dibriroonhiirir- rrrkbinnij, middelen
die echter in de praktijk tot dusver \veinig
doellivlfeud zijn gebleken- Onlrt<ienin<jt(M\\\$
omslachtig en hoogst koslbaar daar men den
huisjesmelkers de volle marktwaarde hunner
perceelen moet vergoeden en wat de
oiibrirwnlin/ir i-rrklcirhiij betreft, zij leidt wel
totow/ruiMihig maar niet altijd tot opruiming tevens,
terwijl vele gemeentebesturen er niet lioht too
te bewegen zijn om den eigenaar op deze wijze
het genot van zijn eigendom te ontnemen. Prof.
Dni'-kfr beveelt daarom het Engelsche stelsel
aan waarbij ook wel schadevergoeding wordt
! verleend, maar voor de berekening daarvan
niet uitsluitend de marktwaarde der perceelen
tot maatstaf wordt genomen. Bij ongezonde
en gebrekkige woningen wordt veeleer
gej vraau'd w»t ze waard zouden zijn na
behoorj lijke verbetering en van die waarde wordt
l afgetrokken wat zoodanige verbetering zou
i koster,; bij bepaald onbewoonbare perceelen
'l wordt niet meer dan de waarde van grond
j en afbraak vergoed.
De Engelsche wetgeving in 1^00 geconso
lideerd tot do ?Huu.^in.i of tl/K Woi-l;i)i<j<-lnsses
^i-f bevat nog vele andere goede
bepa! lingen op dit stuk. Zoo kan, wanneer blijkt
i dat in een gehcele wijk de toestand ongezond
is, de plaatselijke overheid een plan tot ver
betering ontwerpen,dat tevens voorstellen moet
inhouden omtrent de huisvesting der personen,
die zonder woning zullen geraken en dat door
liet Parlement moet worden bekrachtigd.
Voorts regelt de wet de opruiming der enkele
ongeschikte woningen en van de perceelen