De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 20 januari pagina 4

20 januari 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 917 van de ondergaande eeuw". Dank u wel, nu weet ik het. Als het niet al te brutaal is, zou ik wel willen zeggen, dat ik nog meer weet van Ibsen. Maar dat gaat veel minder hoog; en voor heden vertel ik alleen wat van Ibsen's Klein Eyolf. Het drama de lezers van het Weekblad kennen den inhoud is de symbolieke voorstelling van het dogma: Echtelieden, die alleen voor zichzelf leven, en vergeten dat hun verbintenis moet zijn een element van zelfverloochening en dienende liefde in de maat schappij, gaan te gronde. Wie ditniet in hetgeheugen heeft vastzitten, begrijpt van Klein Eyi,lf niet veel. Maar laat dit dogma geen oogenblik los; lees iederen volzin tweemaal, en merk op, hoe schijnbaar onbe duidende gezegden behoorcn tot het lichaam van het stuk; bedenk, wanneer er vreemde dingen ge beuren, die maar niet zoo allen dag voorvallen, dat dit symboliek is, en zoek er de verklaring van. Het is niet moeilijk. De //Rattenmamsell" bij voorbeeld, die haar ^Goldmops" alleen driemaal om het huis heeft te laten loopen, en alle ratten loopen haar na in den dood, is een beeld, dat het skelet met zeis en zandlooper vervangt. Zij komt de woning der familie Allmers binnen. Klein Eyolf loopt, als de ratten, haar na. en verdrinkt. Deze dood is goedig: als de ratten verdronken zijn, ,hebben zij het zoo goed, en zoo stil, en zoo don ier als zij maar kunnen wenschen die lieve diertjes. Ver in de diepte slapen zij zoo zaeht en zoo lang." Maar het doodgaan zelf, dat erkent ook de Rattenmamsell'', is een zure appel, waar zij door henen moeten bijten. Ibsen, en //das Tneater der Modernen", mogen vergen, dat waar wij een Mitternachtsonne komen aanbidden die de geschiedenis onzer beschaving schrijft, wij niet onvoorbereid in den schouwburg verschijnen. Een Beethovensymphonie en de Trilogie van Wagner gaat ook geen ernstig musicus zoo eens even hooren, om er daarna orakeltaal over te spreken. Maar van de tooneelspelers die een symbolisch Ibsen-drama opvoeren, mag dan ook worden verwacht, dat zij de bedoeling van het werk, in al zijn deelen, opdringen aan hun pu bliek. Van de Rittenmamsell bijvoorbeeld moeten de toeschouwers gevoelen, door woord en gebaar, dat zij de Dood is. Mevr. Lina Küsmann echter geeft een goedig, zoetelijk oud mensch; zij schreeuwt hard, en souligneert sterk, maar dat zij nu de levende dood is : geen idee ! Een gewoon, onbe duidend mensch, wat bizar door haar beroep, meer niet. De vraag is, hoc zij anders had moeten doen. Haar grime was geheel naar het voorschrift: //een kleine magere, ingeschrompelde vrouw, oud en met grijze haren; met scherpe stekelige oogen. Zij draagt een ouderwetsche, gebloemde japon, een zwart schoudermanteltje, en een zwarten kapothoed. In haar hand heeft zij een zwart zakje, aan een koord." Mevr. Küsmann heeft bewezen, dat het mogelijk is, er in zulk een tenue niet al te schrikwekkend nit te zien. Maar ik geloof, dat indien haar ge laatskleur, in plaats van rood aschgrauw had af gestoken tegen het zwart op hoofd en schouders, indien de grijze haren wat woest om de slapen hadden gezwierd, indien haar kleeding als het ware de ribben hadden doen doorschemeren, en zij had dan met haar roode parapluie wat handig gemanoeuvreerd, dit alleen al een niet te versmaden duidelijkheid aan haar karakter zou hebben gegeven. Het is het systeem, waartegen ik bij dezen troep bezwaar heb. Klein Eyolf wordt gespeeld als een burgerlijk drama, een geschiedenis; het wil zijn een der drama's uit hét menschelijk leven. Veel kleinigheden, op het oogenblik dat zij voor vallen schijnbaar zonder beteekenis, zijn in een reeks aaneengeschakeld een belangrijk deel des levens. Ibsen legt die kleinigheden overal neder; met de bedoeling natuurlijk, dat zij zullen worden opgemerkt. Maar dit gezelschap loopt er over heen als over dingen, die men heusch niet behoeft te onthouden. Kan zoo het drama tot zijn recht ko men? Deze Duitsche modernen maken Klein Eyolf zoo realistisch mogelijk: het is ook hier alweder gebleken, dat realisme en drama geen verbond kunnen sluiten waarop de zegen der kunst kan rusten. Wanneer Rita tot Alfred zegt, dat zij hoopt, dat Asta en Borgheim het eens zullen worden, omdat de zuster dan tussclien hen niet meer een facheuse troisième zal zijn, heeft zij de saamgevouwen handen om de leuning van haar stoel geslagen, en trekt daaraan haar bovenlijf op en neder. Dat doet misschien wel een zekere vrouw, die zelden gebarentaal spreekt, maar in een drama is zulk gebaren onjuist. Eenmaal het systeem gegeven, moet erkend wor den, dat de beide hoofdpersonen het trouw hebben volgehouden. Jenny Marba (Rita) heeft knap spel gegeven; de stemming in het stuk ging in de eerste plaats van haar uit. Haar hartstochtelijk heid in het eerste bedrijf vormde met den gede nip ten toon in de lateren een mooi contrast. De zwaar geslagene bleef zij tot liet einde toe vol houden, beter dan Rudolf Hoek (Alfred Allmers); zijn geheele Alfred trouwens scheen mij minder gelukt. Ik had meer vaagheid, meer onzekers in deze figuur gewenscht: zij was wat droog, wat schoolmeesterachtig. Ibsen's Alfred zegt ook dik wijls de dingen resoluut, maar dan klinkt toch altijd een tikje twijfel aan zijn eigen woorden na. De heer Hoek plukte voortdurend in zijn baard: een enkele maal, onbewust dat doen, zou een zeer juist gebaar zijn geweest; het bijna niet ophouden er mede, werd een tic, alweder een fout in een drama. Genoeg van kleinigheden, die niet onvermeld kunnen blijven. Al is de wijze van spelen van dit gezelschap voor stukken als Klein Kyolf naar mijne meening geenszins de juiste, ik meen toch waardeering te mogen hebben voor de getrouwheid en het talent waarmede het zijn taak naar eigen opvatting heeft vervuld. En dat er ernstig, en knap werk ook is geleverd, staat buiten twijfel. Z. Z. Z. Kroniek Vondei's SamsoK, treurspel in vijf bedrijven. Ondertitel: Heilige Wraak. Eerste voorstellingen : 13 en 16 September 1GGO. Dat jaar nog eens gespeeld den 9 December. Daarna tijdens Vondel zijn leven niet meer. Komt niet voor onder liet zestal zijner werken //die tot dienst van de sc'iouwburg wat verandert zijn", vermeld op de Naamrol der Nederlandsche ooneeldirecteureu, verschenen te Amsterdam bij K. Bosch in het jaar 1727. Evenmin op de Naamrol der Tooneelspelen behooreiide onder de Privilegie van den AmsterdamEchen Schouwburg, uitgegeven 1742. Samson, derhalve, was geen populair stuk onder Vondei's impopulaire stukken. Het is aannemelijk dat de opvoeringen bij deze drie gebleven zijn. Wij kunnen dus niet verwijzen naar een vroeger succes wanneer wij evenwel ons veroorloven, de directie van de Koninklijke Vereeniging met be scheidenheid te verzoeken van eene reprise de proef te nemen. Haar debuut in den nieuwen schouwburg is, naar het schijnt, niet ongelukkig. Echter mag daarover vooralsnog slechts in finantieelen zin gesproken worden. Het seizoen is half verstreken en waarom juist aan haar, aan geene andere theater-directie, de exploitatie vergund is, heeft zij door Benige artis tieke onderneming nog niet duidelijk gemaakt. Ons geloof in hare bijzondere roeping kan op den duur alleen door hare gulden da len worden gevoed. Men leest dat de pogingen van het Tooneelverboud, afdeeling Amsterdam , om aan het gezelschap van den heer Chrispiju den steun van. abonnements voorstellingen te verzekeren, zonder gevolg zijn gebleven. Des te erger voor Chrispijn. Waarom de Amsterdamsche kuustvriendeu daar niet voor te vinden waren, is moeilijk te gissen. Maar is het te veel verwacht van de energie der Amster damsche Tooneelverbond-bestuurders, als wij hen uitnoodigen nogmaals hunne krachten te beproeven aan eene inschrijving voor een Vondelrepresentatie? Indien het ooneelverbond de zaak ter harte nam, en zijne zorgen uitstrekte tot aan deze zijde van de voetlichten, zou het Xederlaiidsch Tixmei-l wel niet ongenegen zijn te maken dat, zij aan den anderen kant in orde kwam. Komt hctTooneclverboud over den hond, dan komt ongetwijfeld het Nederlandsen ooneel over den staart. Oas echter past het slechts in het algemeen, of beeldsgewijs, ons uittelaten over de maatregelen, waarmede men een zoo achtenswaardig streven, als het hier aan geduide, zou kunnen in de hand werken. Overigens zullen allen het hierover wel eens zijn, dat. liet meeste succes te verwachten is, wanneer de minste drukte wordt gemaakt. Vondel's geboortedag, m November, hebben wij reeds achter den rug ; zijn sterfdag, 5 Februari, is te kort op handen. Het Nederlandsen Tooneel kieze een dezer data om ilieu voortaan door de opvoering van een der treur spelen te wijden, zoo Vondei's gedachtenis er niet beter bij vaart, dan toch de reputatie der Vereen iging. Maar wat dit seizoen betreft, en de publieke voor bereiding waartoe wij zouden wenschen dat een representatie van den Sninsnn gedurende den loop er van beperkt blijft, neme men onverschillig eeuen dag om het Tooiieelcerbund den tijd ts laten het zijne te doen, en den artisten het hunne. Ieder die er op eenige wijze aan medewerkt, /.al het tot eer verstrekken. Indien er nog vaderlands liefde is, dat het blijke in een daadwerklijke liefde voor de groote werken welke eertijds in liet vader land zijn voortgebracht. * a * De rol van Siiinson moet noodzakelijk door den heer Bouwmeester gespeeld worden. Het is een overheerlijke rol voor een acteur die liet uiterlijk en de stemmiddelen heeft om haar te vervullen. Samsou, de gevallen held en geketende koning, is zoo grootseh en zoo roerend een dramal isclie iiguur als Lear van Shakcspeare. Shake-pcarc heeft van diens leven en lotgevallen ons vele jaren vertoond, en al de veranderingen voor de oogen gebracht welke de omstandigheden van zijn leed in hem bewerkten. Vondel deelt wel alles mede wat het boek der Richteren en Jozefus' Joodsehe geschiedenissen van zijn koning melden, maar het meeste verhalenderwijs. Vondel hield zich aan plaats en tijd gebonden en de uitwerking welke hij nochthans bereikt, is zoolang het drama duurt van geen geringer vermogen dan elk nieuw trell'end tooneel van Shakespeare. liet geheel van Summa is, wat dit betreft, het best te vergelijken bij n bedrijf van Kin t/ Lear. Wij vergezellen den Joodschen geleider op zijn weg naar den tempel van Dagon, waar hij ter eere van den Filistijnsch?n afgod zal dansen voor het volk en de vorsten. Dit is al het drama. Maar op dien tocht, welke het volk zijner vijanden met vreugde vult, om Samson, die hen, hij alleen, bij honderden versloeg en eenmaal vijf hoofdsteden tegelijk verstoorde door zijn brand van vossen, op dien weg van zijn ge vangenis naar het feest dat den triomf van de Filistijnen verbeeldt, bedenkt, held Samson -/'/'// triomf en een overwinning die grootscher zal zijn di.n eenige andere door hem bevochten. 11 ij spreekt ervan in bedekte woorden tot de Joodsehe vrouwen die hem komen beklagen, als hij in een hollen eik gezeten, aan den boom niet een ketting vastge klonken, tot haar zegt: .... ilil 's hrt hul' \ au Samson, onlangs nog ecu landvoord, \oist en rechier, Van duizend duizenden, Zij begrijpen hem niet terstond, en hij belooft hun: ]k zweer mijn liamlen aan dii lichaam niel : ? si-hcnden: Maar «il, gei ij k Gods held. mijn le\cu hrerlijk ruilen, Dat lell'eiis aarde en zee hiervan i;e\vageu zal. Verschrikt niet, hoort gij hue de vijand kwam leii val. Voorts waarschuwt hij dat zij hunnen landslieden zullen aanzeggen geen van allen dien dag in Dagons tempel zich te laten zien. God mocht eens het gevloekt gebouw den kruin inslaan met eenen donder ! In dit tafereel is met groote kunst het dramatische interest gelegd, dat, toeneemt meer en meer. en, als een boog met verscheidene pezen, spoedig dubbel gaat spannen. Want die van Gaza hebben Int er eenmaal op aangelegd hun machteloozen tegenstander het allerdiepste te vernederen, en zijn uitgelaten dol in liet vomiitzicht van het schouwspel dat Samson hun zal geven. Een oogeublik is het of de vertoouiug van den gevangen Jood, op beter beraad, niet zal strooken met de hooge waardigheid van het tempelfeest. De vorst Leeft bezwaar, en de aertspriestcr gevoelt het onvoegzame. Maar, in de persoon van de Filistijusche vorstin, zegeviert de lage hartstocht en de volkswraak op beider bedeukingen. De looze en ijdele prinses, die hunkert naar het feest der zwarte altaren, waar men den duivel Dagon dient met geile spelen, zal den Jood Samson zelf overreden zijne diensten te verleenen. Dit tooneel, wel een van de machtigste en kunstigste door Vondel geschreven, stelt hooge eischen aan de artisten die het zullen spelen ; hier treden Jood en Filistiju in hunne hoogste kracht en meten ze aan elkander. De een vervuld met heilige wraak; de ander begeerig den overmoedigen Hebreeër een doodelijke tchande aan te doen en daarmede de smaak van het feest te kruiden, een Walpurgibnacht van het Oude Testament. Beiden veinzen: Samson onderwerping en vrees; zij genade en medelijden. De tuchtknaap die dezen tweeden L"tir roudvoert als een gevangen beest, brengt hem bij de vorstin. Samson staat haar te w oord : Bezie dit kranke lijf; lioe is mijn vleesch verteerd! Ve.'zaat u 't meel niet, dat ik maalt', hakt me en brokt Dit mager lichaam, vel en beemlcrs, iu nw potten: Aan 't vlecscli is geen belang : h' t slinkt en moet verrotten. \ ei'rot het m uw mage, en smaakt, hel u\ven mom!, '(Gedijt u tot een spijs. Tast aan, tast aan, zoo kondl Gij roemen o\eral lioe Samsoii, dood van slaven, Kil opgegelen, in nw mage ligt begraven, Min vrcesclijkcr dan of tijger of giïKiocn Mij opvrat voor een aas. 't Is to< h om mij te doen : Om Saim-ou juieht dit feest, gij moogt hem vrij (bni-chimpni: Zijn lcvcnss;iil loopt af: liet lijf b'gitlt te krimpen: De, geest is 't lijf Ie groot, en zoekt een ruimer lucht. Ken smkske, dan niet meer, een zucht, de letste zuchl. De vorstin belooft hem genade als hij bereid is haren wil te doen in den tempel. Tot pand van hare goede gezindheid om een eind te maken aan zijn harde gevangenschap, reikt zij Samsou hare hand. O hand, zegt, Samson, vol bitter verdriet iu een kreet welke de klacht van zijn geheele leven bevat, nu in hem voorbij gaat al het leed waarvan hij getuige is geweest wegens de veete van Filistijn en Jood, en dat op zijn hoofd allermeest is uitgestort, Maar dit oogenblik, dat wij aanmerken als een oogenblik van weemoedige zwakheid, gaat spoedig voorbij en hij antwoordt op haar verzoek eu voor waarde, deze luide, onheilvolle woorden : Kan ik met spel en zang den vrijen staat henvinilcn A\ ij willen, op die hoop. een heilig spid beginnen, J)at Ga/e en al het land wel eeuwig heugen zal. Eene plaats moet ik nog aanhalen om te laten zien dat van (ie overeenkomst met het dramatisch element in Shakespeare niet te veel is gezegd. Het is het volgende fragment van een alleen spraak van Samsou, nu het hooge moment van zijn en al zijner vijanden einde nabij is. Hij schudt als een leeuw zijn aangegroeide haren. Mijn wraak, «at rust gc'r al lang genoeg gewrokt, lierst uit, berst nit. 't Is tijd u U: openbaren, Hoe ziedt mijn bloed, opeengepakt, verrot! De zuarte gal loopt in alle aders over. llcreiM-h. bereiseh uwe o igen \an dien rover. \erdraag, verdraag, niet langer schimp en spot. Dan sleik ik eer.-l mijn iliünie iu dees holen \ an d'oogeii, uil haar wiml^clcu gehoor! l', u wek tic \\raik \oor 'l aangaan \an dien moord. Wat «rail;, (iods «raak. mij vim Gods geesl Ucuden. i)au roep ik God. mijn Go;!, om slrrkheid aan: M;JII Gol. mijn God, /.ie neer vau 's iiemcl> bn^-eu : \\ii1 ei^elil ge r ik" ci>ell di n FiJi^tifu mijne ooLi'eu d. n. in ie Hoofdstad, Deze week onderscheidt, zich van de vorige daardoor, dat in ons muziekleven ook de muzikale parodie een plaats heeft, gekregen. Ik heb bier 111, t het oog op den bekenden klavierliumorist die in hut voetspoor van zijn voorganger allerlei dwaasheden op de piai.o weergeeft, doch op eene parodie die cciugs/ins dieper gaat, en ninzik.-ilt-it Mijl en vormen aantiist. l Je lieer Juli. \\ agenaar uit Ltreeht, een jong componist die reeds vroeger zeer gelukkige proe\en van zijn talent heelt afgelegd, is op de gedaehte gekomen, de N-////////-.///- \an den Schoolmeester tot, een liumoristoei, -parodistische cantate te bewerken. Hij heeft niet alleen dit, vermakelijke gedicht zeer veiinakehjk geïllustreerd, doch heeft van de gelegen heid geiiruik g maakt, de verouderde: operavormen en gebruiken, de tra litioneclc loupj,:s en koren in oratoria en/,, enz. in een komisch daglicht te stellen. (Jok heefi, hij heel aa dig geparodieerd eene ge woonte vroeger nog al eens gevolgd nl. een ge deelte van een solo als recitatief te Dchandeleu en midden 111 een volzin naar eene aria over te gaan. //Die tijden z.:jn voorbij", zal men zeggen. ft «g niet, zoo geheel, want, i/i het vorige seizoen heb ik eene zeer ouderwetsehe cantate van een nog levend componist gehoord, waar de vervaardiger, (die naam lijkt mij juister) zonder het te willen, eene even kostelijke parodie heeft geleverd als de heer Wagenaar nu opzettelijk heeft gegeven. Verder vindt men natuurlijk de Italiaansche opera-aria (bij de woorden: een, glas wijn, met een sehnrretje gegeten), de Weener wals, (Men zeilde lekkertjes) en de traditioneele stormmuzick met de gebrekkige effecten bij kleine theaters iu gebruik, soli voor diepen en ondiepen bas, sopraan eu tenor. Ten voordeele van de minvermogende ooglijlers en blinden was de f'treehtsche Muzikale Kring uitgenoodigd dit werk te komen ten gehoore brengen. Een klein, doch uitstekend koor droeg de lang niet gemakkelijke koren van J)e Schipbreuk volkomezeker voor, bovendien werden in de eerste afdeen ling eenige kleine koren van Krug, Brahms en van mej. van Rennes gezongen, welke laatste hare werkjes zelf dirigeerde, met de zekerheid, het aplomb en de begaafdheid die haar geheele optreden kenmerken. Doch ook hare compositiën maakten een zeer goeden indruk en dus oogstte zij bij het zeer talrijke publiek grooten bijval. Zonder mej. van R'mues zou ook de Schipbreuk niet zulk een succes gehad hebben, want zij was hier geheel in hair element, zij zong zooals ik haar zelden hoorde en gaf aan de sopraansoli eeue komische kracht, die verrassend was. Wie mej. van Rennes kent, kan zich voorstellen wat zij geven kon. De groote begaafdheid van den heer \Vagenaar, ook voor dit genre, is eene openbaring. Heeft men hier niet uit, kunnen bespeuren dat het talent aanwezig is om eene echte komische opera te geven ? ]k heb h er uitvoerig over geschreven, omdat in deze dwaze expositie zooveel kracht eu be gaafdheid schuilt, dat het, heel wat hooger staat dan ecu gewone muzikale grap. De medewerkers hebben alles gedaan om dit werkje te doen slagen. Mej. Van Reines, de leuke teuorsolibt en de diepe bas (vooral met zijn Arioso Méliaudo; Daar i« een luchtje aan) het koor en niet het minst de piano-componist Wageuaar gaven een kranige vertolking. Verder werd deze soiree opgeluisterd door het degelijk vioolspel vau den heer Troostwijk uit Utrecht en door de zang van mej. E. K. S , die met drie liederen een zeer goeden indruk maakte. Ik heb al zoo dikwijls over de hoeren Messchacrt en Röntgen geschreven, dat het wanhopig sc'iijnt er nog iets over te zeggen eu toch moet, ik dit doen omdat zij op de vierde Kamermuziek-soiree alleen aan het woord waren en weer veel gaven, dat, op dit gebied onder de zeer schoone genie tingen mag gerekend worden. De heer Messclmcrt trof mij vooral door de voordrac'it van Beetlioven's Aii r/ie fefiie Hdiiib/e, een lied vau Schubert en vijf oud ftvderla-idsc'ie liederen, naar Valeriu», bewerkt door J ulius Röutgen. De verzen vau deze laatste liederen zijn in iiieu wer Llollandsch overgebracht, wat gedeeltelijk jam mer is voor de eigenaardige kleur, doch aan de andere zijde iet.s voor heeft omdat sommige ver keerde klemtonen daardoor vermeden /ijii. Zooals men weet, heeft Valerins zijne vrome liedeicn op de wijzen van oudere volks- en min neliederen gedicht. [)e heer Rö'itgeii heeft, voor een enkel lied den ouderen tekst gekozen o. a. iu plaats van i?l CIiristr'»iiiei/!tclie>i h'ie dat mier ir.iixrlt'-ii, Ui' llet.r i/ii' r'i'iiiriij lec/'t, l' weef geholpen herj't, lieeti. hij Starters zoet vloeiend : O Aayentttje mijn Ibimyhbii'IJK gekozen. Het //naar Valerins ' is hier eins minder juist. Doch dat doet er minder toe, wanneer men net lied in oorspronkelijke!! vorm te hooreu krijgt. /oo ook klinkt het Liedje eau I/L' Zn/:, met lat refrein: Uou je roer recht, heel wat hartstochtelijker dan \ alerius' lied : lf/rel y<jlackty ts die u:ei leert te niereen op diezelfde wijs. Hoe Messchaert ze zong en hoe Röntgen ze be geleidde zal men zich wel kunnen voorste.len, evenals de wijze waarop laatstgenoemde de sonate opus s'i l,es Adieu.t, [Absence cl Ie Jtetour van Beet hoven voordroeg, evenals zijne bewerku.g van de Zweedselie Xi'ckeiii Polfht (die vele hoorders van Fran ehe en ftederlaudsclie opera's nog altijd voor een Deeinsch volkslied houden, dank zij hel geurnik dat Ambroise Thomas er in Handel van maakt) voor piano met variatiëu. Hoewel dit volkslied zeer karakteristiek is en dus eeue bewerking niet zeer gemakkelijk is, heeft de heer Röntgen met, zijne variatiëu tocli het spreekwoord niet tot, waarheid gemaakt, dat alle verandering geeti verbetering is. Kortom het was een schoone avond. Dien zeilden avond gaf de Manneiizangvereenigiiig Annciliite een uitvoering onder leiding van den heer Henri Brants Huys, waar uitsluitend composiiies van Hichard Hol werden uitgevoerd n.et mede werking o. a. vau de lieeren solisten: iiern. Schmeinek (tenor), F. 11. van Duinen (banton). Jk kon deze uitvoering tot mijn spijt niet bijwonen, doch ik vernam er veel goeds vau. Uit de wei ken van onzen ftederlandschen componist is een zeer gelukkige keuze gedaan. Een andere Xedcrlaudsche compositie werd uitge voerd op ecu feestconecrt, van de K. K. Zangvereeiiiging .?//?// i-t R"Hi/inni oud.T leiding van deu heer J'hilip l/o^ts, en wel Sclullers: ////'?/ roii der ntnrke van U". F. G. Nicidai, opus H. \ oor vele jaren is dit werk ook alllier \< n ge hoore gebiaeht, doeh voor mij was het nog nieuw, Er is na dien tijd eene andure iilnr/,-,_' g.-cumponeenl en wel door Ma\ rnch die meer dan eens is uitgevoerd. Behalve do.ir een andere indeel.ng, verschillen beidt- bewerkingen nog hierin dat iJrnch liet / 11'n* /?///?/). iinniiinx /,i:iniiii, /'/'/t/tirr/ l'fdiiiin door het koor als J'roloogj,- iaat zingi n en dat. N eola het eenvoudig als motto bochonwt. \\anneer m:-ii een indruk van zulk een werk weergeeft, moet men het //il faut jnger les t'vrits d aprèa leur dii'c' in het, oog houden, w aut wetende hoezeer de lieer fticolai met zijn tijd is in--ilegegaan. mag men aannemen, dat, hij nu zoker wel geheel anders /ou eomponrcren dan toen, docli dit terzijde stellende, herkent men in deze com positie den begaafden melodist en in de zeer gelukkige bewerking den hoogst kundigcn toon zetter, die zek'-r is van zijne effecten, en wiei.s middelen hem in staat .stellen alles zoo uit te drukken als hij liet wil. Bijzonder heeft mij gefrappeerd liet koor: //"///Ihaliff tst des Feuers Macht eu de combinatie vau

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl