Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 917
van de ondergaande eeuw". Dank u wel, nu weet
ik het.
Als het niet al te brutaal is, zou ik wel willen
zeggen, dat ik nog meer weet van Ibsen. Maar
dat gaat veel minder hoog; en voor heden vertel
ik alleen wat van Ibsen's Klein Eyolf. Het drama
de lezers van het Weekblad kennen den inhoud
is de symbolieke voorstelling van het dogma:
Echtelieden, die alleen voor zichzelf leven, en
vergeten dat hun verbintenis moet zijn een element
van zelfverloochening en dienende liefde in de maat
schappij, gaan te gronde. Wie ditniet in hetgeheugen
heeft vastzitten, begrijpt van Klein Eyi,lf niet veel.
Maar laat dit dogma geen oogenblik los; lees iederen
volzin tweemaal, en merk op, hoe schijnbaar onbe
duidende gezegden behoorcn tot het lichaam van
het stuk; bedenk, wanneer er vreemde dingen ge
beuren, die maar niet zoo allen dag voorvallen, dat
dit symboliek is, en zoek er de verklaring van.
Het is niet moeilijk. De //Rattenmamsell" bij
voorbeeld, die haar ^Goldmops" alleen driemaal
om het huis heeft te laten loopen, en alle ratten
loopen haar na in den dood, is een beeld, dat het
skelet met zeis en zandlooper vervangt. Zij komt
de woning der familie Allmers binnen. Klein Eyolf
loopt, als de ratten, haar na. en verdrinkt. Deze
dood is goedig: als de ratten verdronken zijn,
,hebben zij het zoo goed, en zoo stil, en zoo don
ier als zij maar kunnen wenschen die lieve
diertjes. Ver in de diepte slapen zij zoo zaeht en
zoo lang." Maar het doodgaan zelf, dat erkent
ook de Rattenmamsell'', is een zure appel, waar
zij door henen moeten bijten.
Ibsen, en //das Tneater der Modernen", mogen
vergen, dat waar wij een Mitternachtsonne komen
aanbidden die de geschiedenis onzer beschaving
schrijft, wij niet onvoorbereid in den schouwburg
verschijnen. Een Beethovensymphonie en de Trilogie
van Wagner gaat ook geen ernstig musicus zoo
eens even hooren, om er daarna orakeltaal over
te spreken. Maar van de tooneelspelers die een
symbolisch Ibsen-drama opvoeren, mag dan ook
worden verwacht, dat zij de bedoeling van het
werk, in al zijn deelen, opdringen aan hun pu
bliek. Van de Rittenmamsell bijvoorbeeld moeten
de toeschouwers gevoelen, door woord en gebaar,
dat zij de Dood is. Mevr. Lina Küsmann echter
geeft een goedig, zoetelijk oud mensch; zij schreeuwt
hard, en souligneert sterk, maar dat zij nu de
levende dood is : geen idee ! Een gewoon, onbe
duidend mensch, wat bizar door haar beroep,
meer niet.
De vraag is, hoc zij anders had moeten doen. Haar
grime was geheel naar het voorschrift: //een kleine
magere, ingeschrompelde vrouw, oud en met grijze
haren; met scherpe stekelige oogen. Zij draagt
een ouderwetsche, gebloemde japon, een zwart
schoudermanteltje, en een zwarten kapothoed. In
haar hand heeft zij een zwart zakje, aan een koord."
Mevr. Küsmann heeft bewezen, dat het mogelijk
is, er in zulk een tenue niet al te schrikwekkend
nit te zien. Maar ik geloof, dat indien haar ge
laatskleur, in plaats van rood aschgrauw had af
gestoken tegen het zwart op hoofd en schouders,
indien de grijze haren wat woest om de slapen hadden
gezwierd, indien haar kleeding als het ware de
ribben hadden doen doorschemeren, en zij had dan
met haar roode parapluie wat handig gemanoeuvreerd,
dit alleen al een niet te versmaden duidelijkheid
aan haar karakter zou hebben gegeven.
Het is het systeem, waartegen ik bij dezen
troep bezwaar heb. Klein Eyolf wordt gespeeld
als een burgerlijk drama, een geschiedenis; het
wil zijn een der drama's uit hét menschelijk leven.
Veel kleinigheden, op het oogenblik dat zij voor
vallen schijnbaar zonder beteekenis, zijn in een
reeks aaneengeschakeld een belangrijk deel des
levens. Ibsen legt die kleinigheden overal neder;
met de bedoeling natuurlijk, dat zij zullen worden
opgemerkt. Maar dit gezelschap loopt er over heen
als over dingen, die men heusch niet behoeft te
onthouden. Kan zoo het drama tot zijn recht ko
men? Deze Duitsche modernen maken Klein Eyolf
zoo realistisch mogelijk: het is ook hier alweder
gebleken, dat realisme en drama geen verbond
kunnen sluiten waarop de zegen der kunst kan
rusten. Wanneer Rita tot Alfred zegt, dat zij
hoopt, dat Asta en Borgheim het eens zullen
worden, omdat de zuster dan tussclien hen niet
meer een facheuse troisième zal zijn, heeft zij de
saamgevouwen handen om de leuning van haar
stoel geslagen, en trekt daaraan haar bovenlijf op
en neder. Dat doet misschien wel een zekere
vrouw, die zelden gebarentaal spreekt, maar in
een drama is zulk gebaren onjuist.
Eenmaal het systeem gegeven, moet erkend wor
den, dat de beide hoofdpersonen het trouw hebben
volgehouden. Jenny Marba (Rita) heeft knap spel
gegeven; de stemming in het stuk ging in de
eerste plaats van haar uit. Haar hartstochtelijk
heid in het eerste bedrijf vormde met den gede nip
ten toon in de lateren een mooi contrast. De
zwaar geslagene bleef zij tot liet einde toe vol
houden, beter dan Rudolf Hoek (Alfred Allmers);
zijn geheele Alfred trouwens scheen mij minder
gelukt. Ik had meer vaagheid, meer onzekers in
deze figuur gewenscht: zij was wat droog, wat
schoolmeesterachtig. Ibsen's Alfred zegt ook dik
wijls de dingen resoluut, maar dan klinkt toch
altijd een tikje twijfel aan zijn eigen woorden na.
De heer Hoek plukte voortdurend in zijn baard:
een enkele maal, onbewust dat doen, zou een zeer
juist gebaar zijn geweest; het bijna niet ophouden
er mede, werd een tic, alweder een fout in
een drama.
Genoeg van kleinigheden, die niet onvermeld
kunnen blijven. Al is de wijze van spelen van
dit gezelschap voor stukken als Klein Kyolf naar
mijne meening geenszins de juiste, ik meen toch
waardeering te mogen hebben voor de getrouwheid
en het talent waarmede het zijn taak naar eigen
opvatting heeft vervuld. En dat er ernstig, en
knap werk ook is geleverd, staat buiten twijfel.
Z. Z. Z.
Kroniek
Vondei's SamsoK, treurspel in vijf bedrijven.
Ondertitel: Heilige Wraak. Eerste voorstellingen :
13 en 16 September 1GGO. Dat jaar nog eens
gespeeld den 9 December. Daarna tijdens Vondel
zijn leven niet meer. Komt niet voor onder liet
zestal zijner werken //die tot dienst van de
sc'iouwburg wat verandert zijn", vermeld op de Naamrol
der Nederlandsche ooneeldirecteureu, verschenen
te Amsterdam bij K. Bosch in het jaar 1727.
Evenmin op de Naamrol der Tooneelspelen
behooreiide onder de Privilegie van den
AmsterdamEchen Schouwburg, uitgegeven 1742.
Samson, derhalve, was geen populair stuk onder
Vondei's impopulaire stukken. Het is aannemelijk
dat de opvoeringen bij deze drie gebleven zijn.
Wij kunnen dus niet verwijzen naar een vroeger
succes wanneer wij evenwel ons veroorloven, de
directie van de Koninklijke Vereeniging met be
scheidenheid te verzoeken van eene reprise de
proef te nemen. Haar debuut in den nieuwen
schouwburg is, naar het schijnt, niet ongelukkig.
Echter mag daarover vooralsnog slechts in
finantieelen zin gesproken worden.
Het seizoen is half verstreken en waarom juist
aan haar, aan geene andere theater-directie, de
exploitatie vergund is, heeft zij door Benige artis
tieke onderneming nog niet duidelijk gemaakt. Ons
geloof in hare bijzondere roeping kan op den duur
alleen door hare gulden da len worden gevoed. Men
leest dat de pogingen van het Tooneelverboud,
afdeeling Amsterdam , om aan het gezelschap van
den heer Chrispiju den steun van. abonnements
voorstellingen te verzekeren, zonder gevolg zijn
gebleven. Des te erger voor Chrispijn. Waarom
de Amsterdamsche kuustvriendeu daar niet voor
te vinden waren, is moeilijk te gissen. Maar is
het te veel verwacht van de energie der Amster
damsche Tooneelverbond-bestuurders, als wij hen
uitnoodigen nogmaals hunne krachten te beproeven
aan eene inschrijving voor een Vondelrepresentatie?
Indien het ooneelverbond de zaak ter harte
nam, en zijne zorgen uitstrekte tot aan deze zijde
van de voetlichten, zou het Xederlaiidsch Tixmei-l
wel niet ongenegen zijn te maken dat, zij aan den
anderen kant in orde kwam. Komt
hctTooneclverboud over den hond, dan komt ongetwijfeld het
Nederlandsen ooneel over den staart. Oas echter
past het slechts in het algemeen, of beeldsgewijs,
ons uittelaten over de maatregelen, waarmede men
een zoo achtenswaardig streven, als het hier aan
geduide, zou kunnen in de hand werken. Overigens
zullen allen het hierover wel eens zijn, dat. liet
meeste succes te verwachten is, wanneer de minste
drukte wordt gemaakt. Vondel's geboortedag, m
November, hebben wij reeds achter den rug ; zijn
sterfdag, 5 Februari, is te kort op handen. Het
Nederlandsen Tooneel kieze een dezer data om ilieu
voortaan door de opvoering van een der treur
spelen te wijden, zoo Vondei's gedachtenis er niet
beter bij vaart, dan toch de reputatie der Vereen iging.
Maar wat dit seizoen betreft, en de publieke voor
bereiding waartoe wij zouden wenschen dat een
representatie van den Sninsnn gedurende den loop
er van beperkt blijft, neme men onverschillig eeuen
dag om het Tooiieelcerbund den tijd ts laten het
zijne te doen, en den artisten het hunne. Ieder
die er op eenige wijze aan medewerkt, /.al het
tot eer verstrekken. Indien er nog vaderlands
liefde is, dat het blijke in een daadwerklijke liefde
voor de groote werken welke eertijds in liet vader
land zijn voortgebracht.
*
a *
De rol van Siiinson moet noodzakelijk door den
heer Bouwmeester gespeeld worden. Het is een
overheerlijke rol voor een acteur die liet uiterlijk
en de stemmiddelen heeft om haar te vervullen.
Samsou, de gevallen held en geketende koning, is
zoo grootseh en zoo roerend een dramal isclie
iiguur als Lear van Shakcspeare. Shake-pcarc
heeft van diens leven en lotgevallen ons vele jaren
vertoond, en al de veranderingen voor de oogen
gebracht welke de omstandigheden van zijn leed
in hem bewerkten. Vondel deelt wel alles mede
wat het boek der Richteren en Jozefus' Joodsehe
geschiedenissen van zijn koning melden, maar
het meeste verhalenderwijs. Vondel hield zich aan
plaats en tijd gebonden en de uitwerking welke
hij nochthans bereikt, is zoolang het drama duurt
van geen geringer vermogen dan elk nieuw trell'end
tooneel van Shakespeare. liet geheel van Summa
is, wat dit betreft, het best te vergelijken bij n
bedrijf van Kin t/ Lear. Wij vergezellen den
Joodschen geleider op zijn weg naar den tempel van
Dagon, waar hij ter eere van den Filistijnsch?n
afgod zal dansen voor het volk en de vorsten. Dit
is al het drama. Maar op dien tocht, welke het
volk zijner vijanden met vreugde vult, om Samson,
die hen, hij alleen, bij honderden versloeg en
eenmaal vijf hoofdsteden tegelijk verstoorde door
zijn brand van vossen, op dien weg van zijn ge
vangenis naar het feest dat den triomf van de
Filistijnen verbeeldt, bedenkt, held Samson -/'/'//
triomf en een overwinning die grootscher zal zijn
di.n eenige andere door hem bevochten. 11 ij spreekt
ervan in bedekte woorden tot de Joodsehe vrouwen
die hem komen beklagen, als hij in een hollen eik
gezeten, aan den boom niet een ketting vastge
klonken, tot haar zegt:
.... ilil 's hrt hul'
\ au Samson, onlangs nog ecu landvoord, \oist en rechier,
Van duizend duizenden,
Zij begrijpen hem niet terstond, en hij belooft hun:
]k zweer mijn liamlen aan dii lichaam niel : ? si-hcnden:
Maar «il, gei ij k Gods held. mijn le\cu hrerlijk ruilen,
Dat lell'eiis aarde en zee hiervan i;e\vageu zal.
Verschrikt niet, hoort gij hue de vijand kwam leii val.
Voorts waarschuwt hij dat zij hunnen landslieden
zullen aanzeggen geen van allen dien dag in Dagons
tempel zich te laten zien. God mocht eens het
gevloekt gebouw den kruin inslaan met eenen
donder ! In dit tafereel is met groote kunst het
dramatische interest gelegd, dat, toeneemt meer en
meer. en, als een boog met verscheidene pezen,
spoedig dubbel gaat spannen. Want die van Gaza
hebben Int er eenmaal op aangelegd hun
machteloozen tegenstander het allerdiepste te vernederen,
en zijn uitgelaten dol in liet vomiitzicht van het
schouwspel dat Samson hun zal geven. Een
oogeublik is het of de vertoouiug van den gevangen
Jood, op beter beraad, niet zal strooken met
de hooge waardigheid van het tempelfeest. De
vorst Leeft bezwaar, en de aertspriestcr gevoelt
het onvoegzame. Maar, in de persoon van de
Filistijusche vorstin, zegeviert de lage hartstocht
en de volkswraak op beider bedeukingen. De
looze en ijdele prinses, die hunkert naar het feest
der zwarte altaren, waar men den duivel Dagon
dient met geile spelen, zal den Jood Samson zelf
overreden zijne diensten te verleenen. Dit tooneel,
wel een van de machtigste en kunstigste door
Vondel geschreven, stelt hooge eischen aan de
artisten die het zullen spelen ; hier treden Jood en
Filistiju in hunne hoogste kracht en meten ze aan
elkander. De een vervuld met heilige wraak; de
ander begeerig den overmoedigen Hebreeër een
doodelijke tchande aan te doen en daarmede de
smaak van het feest te kruiden, een
Walpurgibnacht van het Oude Testament. Beiden veinzen:
Samson onderwerping en vrees; zij genade en
medelijden. De tuchtknaap die dezen tweeden
L"tir roudvoert als een gevangen beest, brengt hem
bij de vorstin. Samson staat haar te w oord :
Bezie dit kranke lijf; lioe is mijn vleesch verteerd!
Ve.'zaat u 't meel niet, dat ik maalt', hakt me en brokt
Dit mager lichaam, vel en beemlcrs, iu nw potten:
Aan 't vlecscli is geen belang : h' t slinkt en moet verrotten.
\ ei'rot het m uw mage, en smaakt, hel u\ven mom!,
'(Gedijt u tot een spijs. Tast aan, tast aan, zoo kondl
Gij roemen o\eral lioe Samsoii, dood van slaven,
Kil opgegelen, in nw mage ligt begraven,
Min vrcesclijkcr dan of tijger of giïKiocn
Mij opvrat voor een aas. 't Is to< h om mij te doen :
Om Saim-ou juieht dit feest, gij moogt hem vrij
(bni-chimpni:
Zijn lcvcnss;iil loopt af: liet lijf b'gitlt te krimpen:
De, geest is 't lijf Ie groot, en zoekt een ruimer lucht.
Ken smkske, dan niet meer, een zucht, de letste zuchl.
De vorstin belooft hem genade als hij bereid
is haren wil te doen in den tempel. Tot pand
van hare goede gezindheid om een eind te maken
aan zijn harde gevangenschap, reikt zij Samsou
hare hand. O hand, zegt, Samson, vol bitter
verdriet iu een kreet welke de klacht van zijn
geheele leven bevat, nu in hem voorbij gaat al
het leed waarvan hij getuige is geweest wegens
de veete van Filistijn en Jood, en dat op zijn
hoofd allermeest is uitgestort,
Maar dit oogenblik, dat wij aanmerken als een
oogenblik van weemoedige zwakheid, gaat spoedig
voorbij en hij antwoordt op haar verzoek eu voor
waarde, deze luide, onheilvolle woorden :
Kan ik met spel en zang den vrijen staat henvinilcn
A\ ij willen, op die hoop. een heilig spid beginnen,
J)at Ga/e en al het land wel eeuwig heugen zal.
Eene plaats moet ik nog aanhalen om te laten
zien dat van (ie overeenkomst met het dramatisch
element in Shakespeare niet te veel is gezegd.
Het is het volgende fragment van een alleen
spraak van Samsou, nu het hooge moment van zijn
en al zijner vijanden einde nabij is. Hij schudt
als een leeuw zijn aangegroeide haren.
Mijn wraak, «at rust gc'r al lang genoeg gewrokt,
lierst uit, berst nit. 't Is tijd u U: openbaren,
Hoe ziedt mijn bloed, opeengepakt, verrot!
De zuarte gal loopt in alle aders over.
llcreiM-h. bereiseh uwe o igen \an dien rover.
\erdraag, verdraag, niet langer schimp en spot.
Dan sleik ik eer.-l mijn iliünie iu dees holen
\ an d'oogeii, uil haar wiml^clcu gehoor!
l', u wek tic \\raik \oor 'l aangaan \an dien moord.
Wat «rail;, (iods «raak. mij vim Gods geesl Ucuden.
i)au roep ik God. mijn Go;!, om slrrkheid aan:
M;JII Gol. mijn God, /.ie neer vau 's iiemcl> bn^-eu :
\\ii1 ei^elil ge r ik" ci>ell di n FiJi^tifu mijne ooLi'eu
d. n.
in ie Hoofdstad,
Deze week onderscheidt, zich van de vorige
daardoor, dat in ons muziekleven ook de muzikale
parodie een plaats heeft, gekregen. Ik heb bier
111, t het oog op den bekenden klavierliumorist
die in hut voetspoor van zijn voorganger allerlei
dwaasheden op de piai.o weergeeft, doch op
eene parodie die cciugs/ins dieper gaat, en
ninzik.-ilt-it Mijl en vormen aantiist. l Je lieer Juli.
\\ agenaar uit Ltreeht, een jong componist die reeds
vroeger zeer gelukkige proe\en van zijn talent
heelt afgelegd, is op de gedaehte gekomen, de
N-////////-.///- \an den Schoolmeester tot, een
liumoristoei, -parodistische cantate te bewerken. Hij
heeft niet alleen dit, vermakelijke gedicht zeer
veiinakehjk geïllustreerd, doch heeft van de gelegen
heid geiiruik g maakt, de verouderde: operavormen en
gebruiken, de tra litioneclc loupj,:s en koren in
oratoria en/,, enz. in een komisch daglicht te stellen.
(Jok heefi, hij heel aa dig geparodieerd eene ge
woonte vroeger nog al eens gevolgd nl. een ge
deelte van een solo als recitatief te Dchandeleu en
midden 111 een volzin naar eene aria over te gaan.
//Die tijden z.:jn voorbij", zal men zeggen.
ft «g niet, zoo geheel, want, i/i het vorige seizoen
heb ik eene zeer ouderwetsehe cantate van een nog
levend componist gehoord, waar de vervaardiger, (die
naam lijkt mij juister) zonder het te willen, eene
even kostelijke parodie heeft geleverd als de heer
Wagenaar nu opzettelijk heeft gegeven.
Verder vindt men natuurlijk de Italiaansche
opera-aria (bij de woorden: een, glas wijn, met een
sehnrretje gegeten), de Weener wals, (Men zeilde
lekkertjes) en de traditioneele stormmuzick met de
gebrekkige effecten bij kleine theaters iu gebruik,
soli voor diepen en ondiepen bas, sopraan eu tenor.
Ten voordeele van de minvermogende ooglijlers
en blinden was de f'treehtsche Muzikale Kring
uitgenoodigd dit werk te komen ten gehoore brengen.
Een klein, doch uitstekend koor droeg de lang
niet gemakkelijke koren van J)e Schipbreuk
volkomezeker voor, bovendien werden in de eerste afdeen
ling eenige kleine koren van Krug, Brahms en
van mej. van Rennes gezongen, welke laatste hare
werkjes zelf dirigeerde, met de zekerheid, het
aplomb en de begaafdheid die haar geheele optreden
kenmerken.
Doch ook hare compositiën maakten een zeer
goeden indruk en dus oogstte zij bij het zeer
talrijke publiek grooten bijval.
Zonder mej. van R'mues zou ook de Schipbreuk
niet zulk een succes gehad hebben, want zij was
hier geheel in hair element, zij zong zooals ik
haar zelden hoorde en gaf aan de sopraansoli eeue
komische kracht, die verrassend was. Wie mej.
van Rennes kent, kan zich voorstellen wat zij
geven kon.
De groote begaafdheid van den heer \Vagenaar,
ook voor dit genre, is eene openbaring. Heeft men
hier niet uit, kunnen bespeuren dat het talent
aanwezig is om eene echte komische opera te geven ?
]k heb h er uitvoerig over geschreven, omdat
in deze dwaze expositie zooveel kracht eu be
gaafdheid schuilt, dat het, heel wat hooger staat
dan ecu gewone muzikale grap.
De medewerkers hebben alles gedaan om dit
werkje te doen slagen. Mej. Van Reines, de
leuke teuorsolibt en de diepe bas (vooral met zijn
Arioso Méliaudo; Daar i« een luchtje aan) het koor
en niet het minst de piano-componist Wageuaar
gaven een kranige vertolking. Verder werd deze
soiree opgeluisterd door het degelijk vioolspel vau
den heer Troostwijk uit Utrecht en door de zang
van mej. E. K. S , die met drie liederen een zeer
goeden indruk maakte.
Ik heb al zoo dikwijls over de hoeren Messchacrt
en Röntgen geschreven, dat het wanhopig sc'iijnt
er nog iets over te zeggen eu toch moet, ik dit
doen omdat zij op de vierde Kamermuziek-soiree
alleen aan het woord waren en weer veel gaven,
dat, op dit gebied onder de zeer schoone genie
tingen mag gerekend worden.
De heer Messclmcrt trof mij vooral door de
voordrac'it van Beetlioven's Aii r/ie fefiie Hdiiib/e,
een lied vau Schubert en vijf oud ftvderla-idsc'ie
liederen, naar Valeriu», bewerkt door J ulius
Röutgen.
De verzen vau deze laatste liederen zijn in iiieu
wer Llollandsch overgebracht, wat gedeeltelijk jam
mer is voor de eigenaardige kleur, doch aan de
andere zijde iet.s voor heeft omdat sommige ver
keerde klemtonen daardoor vermeden /ijii.
Zooals men weet, heeft Valerins zijne vrome
liedeicn op de wijzen van oudere volks- en min
neliederen gedicht.
[)e heer Rö'itgeii heeft, voor een enkel lied den
ouderen tekst gekozen o. a. iu plaats van i?l
CIiristr'»iiiei/!tclie>i h'ie dat mier ir.iixrlt'-ii, Ui' llet.r
i/ii' r'i'iiiriij lec/'t, l' weef geholpen herj't, lieeti. hij
Starters zoet vloeiend : O Aayentttje mijn
Ibimyhbii'IJK gekozen.
Het //naar Valerins ' is hier eins minder juist.
Doch dat doet er minder toe, wanneer men net
lied in oorspronkelijke!! vorm te hooreu krijgt.
/oo ook klinkt het Liedje eau I/L' Zn/:, met lat
refrein: Uou je roer recht, heel wat hartstochtelijker
dan \ alerius' lied : lf/rel y<jlackty ts die u:ei leert
te niereen op diezelfde wijs.
Hoe Messchaert ze zong en hoe Röntgen ze be
geleidde zal men zich wel kunnen voorste.len,
evenals de wijze waarop laatstgenoemde de sonate
opus s'i l,es Adieu.t, [Absence cl Ie Jtetour van Beet
hoven voordroeg, evenals zijne bewerku.g van de
Zweedselie Xi'ckeiii Polfht (die vele hoorders van
Fran ehe en ftederlaudsclie opera's nog altijd voor
een Deeinsch volkslied houden, dank zij hel geurnik
dat Ambroise Thomas er in Handel van maakt)
voor piano met variatiëu.
Hoewel dit volkslied zeer karakteristiek is en
dus eeue bewerking niet zeer gemakkelijk is, heeft
de heer Röntgen met, zijne variatiëu tocli het
spreekwoord niet tot, waarheid gemaakt, dat alle
verandering geeti verbetering is.
Kortom het was een schoone avond.
Dien zeilden avond gaf de Manneiizangvereenigiiig
Annciliite een uitvoering onder leiding van den heer
Henri Brants Huys, waar uitsluitend composiiies
van Hichard Hol werden uitgevoerd n.et mede
werking o. a. vau de lieeren solisten: iiern.
Schmeinek (tenor), F. 11. van Duinen (banton).
Jk kon deze uitvoering tot mijn spijt niet bijwonen,
doch ik vernam er veel goeds vau. Uit de wei ken
van onzen ftederlandschen componist is een zeer
gelukkige keuze gedaan.
Een andere Xedcrlaudsche compositie werd uitge
voerd op ecu feestconecrt, van de K. K.
Zangvereeiiiging .?//?// i-t R"Hi/inni oud.T leiding van deu
heer J'hilip l/o^ts, en wel Sclullers: ////'?/ roii der
ntnrke van U". F. G. Nicidai, opus H.
\ oor vele jaren is dit werk ook alllier \< n ge
hoore gebiaeht, doeh voor mij was het nog nieuw,
Er is na dien tijd eene andure iilnr/,-,_'
g.-cumponeenl en wel door Ma\ rnch die meer dan eens
is uitgevoerd. Behalve do.ir een andere indeel.ng,
verschillen beidt- bewerkingen nog hierin dat iJrnch
liet / 11'n* /?///?/). iinniiinx /,i:iniiii, /'/'/t/tirr/ l'fdiiiin door
het koor als J'roloogj,- iaat zingi n en dat. N eola
het eenvoudig als motto bochonwt.
\\anneer m:-ii een indruk van zulk een werk
weergeeft, moet men het //il faut jnger les t'vrits
d aprèa leur dii'c' in het, oog houden, w aut wetende
hoezeer de lieer fticolai met zijn tijd is
in--ilegegaan. mag men aannemen, dat, hij nu zoker wel
geheel anders /ou eomponrcren dan toen, docli
dit terzijde stellende, herkent men in deze com
positie den begaafden melodist en in de zeer
gelukkige bewerking den hoogst kundigcn toon
zetter, die zek'-r is van zijne effecten, en wiei.s
middelen hem in staat .stellen alles zoo uit te
drukken als hij liet wil.
Bijzonder heeft mij gefrappeerd liet koor:
//"///Ihaliff tst des Feuers Macht eu de combinatie vau