De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 20 januari pagina 8

20 januari 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 917 Kritiek? In het voorlaatste Zondagsblad van de »Amsterdammer" (dat mij door een toeval in handen kwam), vond ik een artikel, betiteld «Aanteekeningen uit de Kunstwereld", en onderteekend: Fred. van Haeften, 't welk mij zoo onbillijk en onjuist, zoo averechtsch voorkwam, dat ik besloot een woord te wijden aan het daarin behandelde «onderwerp" en de bedenking te overwinnen, dat men geschrijf als genoemd artikel maar liever schouderophalend in de vergetelheid moet laten verzinken, dan er door er op terug te komen reclame voor te maken. Het artikel zij kort gememoreerd. De, bepaald zwartgallige, schrijver gaat naar Utrecht om een «weinig verkwikkende" expositie te zien, en »om een paar uur in de karak teristieke bisschopstad met haar mooie achter buurten te wandelen." Hjj komt dan plotseling voor het Universiteits gebouw, dat «verlegen met zijn eigen zot figuur, in een hoek van het plein terug scheen te willen dringen, waartoe het ook wel reden had". (Hier volgt een tirade over den nieuwen schouwburg te Amsterdam, »dat wangedrocht der architectuur.") Voor dat deze universiteit gebouwd werd, had de schrijver veel plannen gelezen (sic), en er werd gezegd, dat het (sic) in renaissancestijl zou verrijzen. «Dus dat noemen de heeren nu renaissance", gaat de heer v. II. voort, »deze poespas van alles door elkaar! Maar renaissance beteekent toch: hergeboorte, en waar werden wel zulke wafelkraamachtige decoraties gevonden", enz. Er volgt nu een opsomming van het beeldhouwwerk, dat men »hier in vertikale lijn boven den ingang vindt." »Als een kleine jongen zoo iets uit zijn bouwdoos op elkaar zat te stapelen, dan zoudt ge zeggen : »dat kind laat ik voor geen geld ter wereld archi tect worden". Wat hebben de Utrechtenaren wel misdaan, waaraan ze dit verdiend hebben?" vraagt hij. Met een beschrijving over het standbeeld van Jan van Nassau, ;die werd vereeuwigd als een onbeteekenende lummel van triestig brons, die zich met moeite op zijn ongespierde beenen met behulp van een soort beddetafeltje in even wicht houdt"; nog een verzuchting over »het nieuwe komediegebouw op het Leidscheplein" en met de overtuiging in 's heeren v. Haeften's ziel, dat Dante voor het gebrek aan piëteit, om in den schaduw van den Dom een zoo «grenzenloos pre tentieus" gebouw neer te zetten, »in zijn ziel een vreeselijke straf zou uitgedacht hebben" wordt het artikel besloten. Daar het artikel onderteekend is, komt de vraag op de lippen, welke werken de schrijver heeft aan te wijzen, die hem het recht geven aldus te oordeelen. Immers de autoriteit, aan een naam verbonden, kan vaak argumenten vervangen, of althans aanvullen. Daarnaar zal ik echter niet onderzoeken. Er is thans een wedijver in het schrijven over bouwIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII minimi mimi mmmmii minimin "" iniiiiiin i i mm niiinn m MIJN \R1END DE MOORDENAAR. door A. COXAX DOVLE. »No. 43 is niet beter, dokter," bromde de stem van den cipier ietwat verwijtend, ter wijl hij zijn hoofd om het hoekje van mijn kamerdeur stak. »Loop heen met je 43 !" snauwde ik van achter mijn courant. »En 61 heeft het zoo benauwd op zijn luchtpijp. Kunt u hem niets voorschrijven ?" »Die kerel is een wandelende apotheek," zuchtte ik. »Hij heeft de geheele Britsche pharmacopea in zijn corpus. Zijn luchtpijp is even normaal als de jouwe." »Dan No. 7 en 108 ; die zijn chronisch," vervolgde de cipier, terwijl hij zijn oogen verder dwalen liet over het blauwe lijstje dat hij in zijn hand hield. »En 28 is gis teren uitgescheiden met werken; hij krijgt van het zware tillen een steek in de zij, zegt hij. U gaat zeker wel eens naar hem kijken, dokter ? Verder 31 ; u weet wel, die John Adamson gemold heeft; die vent heeft van nacht zoo aangegaan er was geen huis met hem te houden. Voortdurend heeft hij liggen schreeuwen en gillen." »Goed, ik zal komen", zei ik, mijn courant neerleggend en mijzelf een kop koffie in schenkend. «Verder niets te rapporteeren l'" De beambte stak zijn hoofd een eind ver der de kamer in en zeide, op eenigszins ver kunst, niet alleen in ons land, maar ook daar buiten. Over die belangstelling kunnen architecten zich slechts verheugen. Averechtsche beschouwingen, des noods van onbevoegden, zijn, omdat zij prik kelen tot wederlegging, te verkiezen boven de onverschilligheid van voor een vijf-en-twintig jaar. Als gezonde kritiek van eenig kunstwerk moei lijkheid oplevert over een bouwkunstig werk, is ze dat in dubbele mate. Ontleenen de beeldhouwkunst, de schilderkunst haar voorbeelden aan de natuur, de bouwkun stenaar heeft tegen tal van deels abstracte, deels hoogst prozaïsche zaken te worstelen. De wijze waarop hij zy'n beoogde werken ver mag voor te stellen, verschaft noch hemzelf, noch anderen een juist beeld. Al neemt hij ze met het oog des geestes waar, met zijn voorstellingsvermogen, bijna van niemand anders kan hij diezelfde beschouwingswijze ver wachten. Bij het ontwerpen zit de nuchtere nuttigheid, zit het gebruik voor, terwijl de vraag naar de kosten achter iedere streep der teekening grijnst, terwijl de voorgeschreven plaats met de con ceptie spot. Van dat alles kan de beoordeelaar ternauwer nood iets weten; in zekeren zin zelfs behoeft hij er geen kennis van te dragen. Den indruk, dien een bouwwerk op hem maakt, neemt hij op en geeft hij weer. Zal deze indruk echter waarde hebben, dan moet die gegrond zijn op diepe studie der bouw kunst in haar geheelen omvang; op vergelijking van bouwwerken onderling; niet op af beeldingen, waarbij de wijze van voorstelling een rol speelt; maar steunende op eigen aanschouwing, op me ting en waarneming. In de bouwkunst spelen de verhoudingen (speelt de eurythmie) de belangrijkste rol. Niet alleen de hoogte tot de breedte ot' de diepte, maar ook de onderlinge verhoudingen des pleins et des vi'/es zooals de Fransche schrijvers de evenmaat tusschen vensters en vensterdammen plegen te noemen. Verder wat silhouet en profdeerwg heet, het j eerste aanduidende het geheele gebouw, zooals het tegen de lucht uitkomt; het tweede de vorm en de afmetingen der afscheidingen tusschen de verdiepingen, der omlijstingen van de vensters, der bekrooning, of gootlijst. Eindelijk de versiering, de glimlach der ma terie, gelijk een schrijver zich geestig uitdrukte, die des bouwmeesters bedoeling moet verduidelij ken, accentueeren, zonder zelf te zeer op den voorgrond te dringen. Welnu ik aarzel niet als mijn meening te uiten, dat wanneer men het nieuwe Universiteits gebouw te Utrecht toetst aan ieder der boven genoemde eischen, aan een bouw-kunstwerk te stellen, men zal vinden, dat het daaraan voldoet, op voortreffelijke wijze. Alle onderlinge verhoudingen, het silhouet, de fijne protïeleeringen, de versieringen, alles, alles is van een juistheid, die de hand eens meesters verraadt, die ieder bouwmeester zal waardeeren. Vraagt men nu of de architekt wel den weinig dankbaren vorm aan het plan (d. i. dus aan den gevel) zoude hebben gegeven, wanneer hij daarin vrij ware geweest: of hij bij voorkeur zijn gebouw zoude hebben opgericht in de schaduw van een reus gelijk de Dom is, het antwoord kan niet twijfelachtig zijn. iiiiminiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiummniniHnmiinnniniili trouwelijken toon: »l7 neemt me niet kwalijk dokter, maar ik geloof dat S2 een beetje kou gevat heeft; u zoudt een goede aanlei ding hebben om een praalje met hem te maken." Het kop kofiie bleef halverwege mijne lippen steken, terwijl ik, een en al verbazing den man in het ernstige gezicht staarde. »Een aanleiding ?" riep ik. »Een aanleiding! Wat drommel zijn dat nu voor praatjes, Mc. Pherson ? Je ziet mij den geheelen dag mijn praktijk naloopen, zoodra ik klaar ben met mijn gevangenen; je ziet mij lederen avond zoo moe als een hond thuiskomen en je praat van een aanleiding om mij nog meer werk op den hals te halen!" »U zoudt er aardigheid aan hebben, dokter," hernam de cipier, meteen een van zijn breede schouders naar binnen schuivend. »Die man z'n geschiedenis is wel de moeite waard om te hooren, als u 't er uit kon krijgen, ofschoon hij niet zooals de menschen dat noemen vrijigheid heeft iii z'n spreken. Misschien weet u niet eens wie 84 is ?'' »Neen, en 't kan mij niet schelen ook," gaf ik ten antwoord. »Maar 't is Maloney," zei de cipier, »degeen, die de moordenaars van Bluemansdyke verraden heeft." »Kom, dat is toch niet waar!" riep ik ; uit, mijn kopje neerzettend. Lang voor ik een voet in de colonie zette, had ik van i deze afschuwelijke moordenreeks gehoord en j er uitvoerige verslagen van gelezen in de Engelsche bladen. Ik herinnerde mij, dat ; de onmenschelijkheden die daarbij aan het j licht gekomen waren alle gruwelen, waarvan ! men tot nog toe gehoord had, te niet deden, en hoe de ergste van de bende aan den \ Maar eenmaal de plaats, de bestemming van de lokalen voorgeschreven zijnde, zal geen des kundige vermoedelijk beweren, dat de geleerde architekt niet een uitstekend stuk werk geleverd heeft. Ik weet zeer goed, dat er lang getwist is over de vraag in welken stijl het nieuwe universiteits gebouw zou verrijzen, of men niet beter zou doen het op te richten in den stijl van den Dom, er geëlanceerde, aan de gothiek herinnerende, vormen aan moest geven. Langen tijd is de bouw tegengehouden door den invloed der ministeriëele afdeeling ;>Kuns,ten en Wetenschappen". Van den heer Gugel, een overtuigd renaissan<;ist, had men geen ander gebouw kunnen ver wachten, als hetgeen er staat. Wanneer de schrijver van het artikel in De Amsterdammer vraagt: »is dit renaissance 'i zij hem het antwoord gegeven , f/eheel en al; en. op enkele ondergeschikte deelen na, een zeer edele, xederlandsche renaissance, zooals door het gebruik van baksteen de renaissanre zich bij ons vervormd heeft: een stijl, die aan groote plooibaarheid het voorrecht van een historieel verleden paart. En wanneer de schrijver aan het gebouw den tijd wil gunnen wat ouder te worden, tot de ietwat scherpe kleur van den witten steen en de beeldhouwwerken, zooals men zegt, be-storeen is, meer zal harmonieeren met den baksteen dan zal hij, hoop ik, geneigd zijn, op zijn uitval terug te komen. Trouwens dan zal de heer van llaeften ook ouder zijn, 't geen vaak rijpheid en objectiviteit medebrengt! 15 Jan. 1SII5. I. GOMSHIAI.K. De heer J. V. beantwoordt in het weekblad, dat hem tegenwoordig onder de medewerkers telt, in >De Kroniek" hetgeen ik gezegd heb overeen verplaatsing van >de Nachtwacht." De heer J. V. herinnert aan l.odewijk XIV wien, volgens Boileau, alles gelukte, zelfs het maken van slechte verzen, toen hij dat wilde. De heer J. V. heeft slechte argumenten tot ver dediging van zijn niet geheel gaar gekookte meening willen vinden, wat men noemt avocasserieën, gebaseerd op oppervlakkige lectuur en waarneming. Kn waarlijk, het is hem gelukt! De heer J. V. is toch in alles groot! T. G. mm n mmmimmui immuun Fransche boeken die in de maak zijn. HI-YS.MANS, de schrijver van La-Bas, zal dezen season in beroering brengen met een nieuw werk; het zal heeteu Lu Route en tot op zekere hoogte een tegenhanger van La-Bas zijn. ;Na het sata nisme te hebben gegeven," zoo verhaalt hij zelf, -de zwarte mystiek, zal ik nu de goddelijke, de blanke mystiek geven. De opzet van den roman is zoo eenvoudig mogelijk. Ik heb de hoofd persoon uit La-Bas weder genomen, Durtal. en hem bekeerd en in een trappistenklooster gezonden; en ik heb getracht, met het oog op hem, de ontwikkeling te noteeren van een ziel, door de genade verbijsterd, die door de kerken waart, vergezeld van mystieke literatuur, liturgiën, klaagliederen, in heel dit milieu van bewonde renswaardige kunst, uit de kerk geboren, liet eerste deel speelt te l'arijs. Durtal, alleen, van alles beu. dwaalt door de kerken en kloosters van den linker oever der Seine ; hij brengt den lezer in de Karmelieten- en Clarissenkloosters; hij imumimuuimmmmi strop was ontkomen door zijn makkers te verraden. »Weet je dat zeker ?" vroeg ik. »0, hij is het! geen twijfel aan! Zie hem maar uit te lokken, en u zult er verbaasd over staan, 't Is wel de moeite waard hem te kennen, die Milouev; dat's te zegggen op een afstand," en het hoofd knikte tegen mij en verdween, waarna ik over het gehoorde nadenkend, mijn ontbijt vervolgde. Het is geen benijdbaar baantje geneesheer te zijn in een gevangenis in Australië. Het moge in Melbourne of Sydney vrij wel uit te houden zijn het kleine stadje Perth heeft weinig, om iemand het leven te ver aangenamen, liet klimaat is afschuwelijk, de menschen zijn er door en door vervelend. Schapen de veeteelt was de spil waar alles in de stad om draaide; de prijzen, het fokken, do ziekte, de gewone onderwer pen van gesprek. Daar ik, die hier niet thuis hoorde, noch van het een nuch van het ander verstand had, en .: schurft," »scheeren'' of al dergelijke gewichtige zaken mij totaal onverschillig waren, leefde ik voortdurend in geestelijke eenzaamheid, en was ik blijde zoodra zich iets voordeed, dat in mijn eentonig bestaan ecnigc afleiding kon brengen. Maloney, de moor denaar, onderscheidde zich tenminste van den grooten hoop, was een persoonlijkheid en kon als zoodanig heilzaam werken op een geest, wien het banale van het leven gruwelijk begon te vervelen. Ik besloot des cipiers raad op te volgen, en de aanleiding te benuttigen om met hem kennis te maken. Toen ik dus mijne gewone morgenroute deed, draaide ik het slot van de deur met het nummer van. den veroor deelde om en trad zijne ooi binnen. De man lag als een pak kleeren op zijn laat hem getuige zijn van het ontvangen van den sluier bij de Benediktijneu, enzoovoorts. Hij laat zich, onder den invloed van een heel aparten ouden priester, na gruwlijke zieleworsteling, naar een trappistenklooster zenden. In het tweede deel komt Durtal in het klooster van NotreDame-de-1'Atre, in werkelijkheid de abdij van Igny, in de nabijheid van Fismes, in het de partement la Marne. Daar voltooit hij zijn bekeering onder duivelsche kwellingen, waarvan de monniken hem verlossen. Het leven der trappisten wordt nauwkeurig beschreven, dit leven dat zoo zonderling is vervormd door allen die ervan hebben gesproken, of die de gewoon ten dezer orde tot een onderwerp van beschrij ving hebben gemaakt. Ik geef het minutieus en stiikt naar waarheid, en doe hetzelfde met de monniken, die ik heb gekend ; zij zijn naar de natuur geschilderd ; alleen de namen zijn ver anderd ; en hoe zonderling sommige voorvallen mogen schijnen uit het leven van een Frère Simeon, den zwijnenhoeder van het trappisten klooster, een hoog en heilig man, ik geef de verzekering dat zij van onaantastbare juistheid zijn. In n woord : ik heb niets bedacht, zoo min de verdeeling der dagen, die ik te Igny heb afgeschreven, als de monnikontypen zelf, die ik ten tooneele voer . . ." lluysmans heeft aan La Route drie jaar ge werkt. Het zal tegelijk te l'arijs, en in eene Engelsche vertaling te New-York, den loden Februari verschijnen. * * * ZOI.A gaat zich zetten tot het schrijven van de eerste bladzijden van Rome. Hij gaat niet naar Medan, maar blijft te Parijs, onder den rook der critici, die hem zoo heftig te pakken hebben genomen naar aanleiding van zijn reis naar Italië, opgewekter en welvarender dan ooit. * * * ALIMIONSK DAUDUT zal nog in deze maand voor den dag komen met zijn Petite Paroisse, het boek dat, gelijk wij reeds aankondigden, een verzoe nenden echtgenoot en een berouwvolle vrouw tot onderwerp zal hebben, en gebouwd is op een geschiedenis in de onmiddellijke nabijheid van Daudet's buitenverblijf, te Champrosay. Aanzijn stoel gebonden, heeft de schrijver dit werk be gonnen en voltooid in ongeveer negen maanden. Het was in Augustus at', en zal in de laatste week van Januari uitkomen. * * .1. II. ItosxY zal eveneens met een werk over het huwelijksleven nog in deze maand te voor schijn treden ; het heet Senoueeau en behandelt de liefde in haar neigen ten grave, met haar jaloerschheid en haar spijt; de liefde van den man die oud gaat worden, en door de jaloezie van lieverlede geheel wordt beheerscht. * * * ('Li'MHM'io.u', en niemand minder, zal twee boeken tegelijk de wereld inzenden; La Mcli'e sociale komt de volgende week uit, en behelst een drietal groepen, opstellen over de ellende der arbeiders (Kn bas) over de machthebbende klas sen (Kn haut), en over God en de goddelijke macht (Tout en haut); beschouwingen over arbeid en werkstakingen, en over de anarchie. Le Grand Pan zal vertoogen bevatten over de natuur, de philosophie en de kunst. # * * Di: HF.HTOC VAX Dixo is de reisgezel geweest van Pierre Loti in l'alestina. Ook hij zal zijn indrukken geven ; maar in verzen: Au pays du Silence zal de bundel heeten, die door de Nou velle Revue zal worden gepubliceerd. Een behoedmiddel voor schilderijen. Door kapitein Abney is een middel gevonden tot wering van den verderfelijken invloed der zoogenaamde ultra-violette stralen op schilde rijen en daarmede is thans eene proef genomen in de galerij van de cartons van Rafaél in het museum van South-Kensington. Volgens de bebrits in elkaar, doch zoodra ik binnenkwam schrikte hij op, stak zijn lange beenen uit en hield de oogen op mij gericht met een tartenden blik, die niet veel goeds voorspelde voor het gesprek dat ik mij voorstelde. Het was een bleek, strak gelaat, met aschblond haar en staalgrijze oogen, waarin iets dierlijks schitterde. Een lange, gespierde gestalte, ofschoon iets gebogens in zijn houding hem bijna mismaakt deed schijnen. Wie hem op straat tegenkwam, zou hem een flink gebouwden kerel genoemd hebben, die door veel lezen en werken ietwat gebogen ging, overigens een knappe vent; zelfs in de afschuwelijkste uniform van de slechtst ingerichte gevangenis had hij iets aristocra tisch, dat hem van het gros der boeven on derscheidde. »Ik sta niet op de ziekenlijst," zei hij norsch. De ruwe schorre stem deed onmid dellijk alle gedachte aan een vriendelijk woordje verdwijnen en mij gevoelen dat ik van aangezicht tot aangezicht stond tegenover den rnan van de Lenavallei van Bluemans dyke, den meest bloeddorstige pionier, die ooit een boerenhoeve in brand gestoken of haar bewoners den hals afgesneden had. »Ik ken u niet," was mijn antwoord, maar de cipier zeide, dat gij kou gevat h ad t, daarom kom ik eens kijken." »De cipier kan stikken en jij ook!" schreeuwde de boef mij toe, ziedend van drift. -,>Maar 't is goed," liet hij er op volgen, ietwat bedaarder, »en maak dat je wegkomt; maak rapport van mij bij den directeur. Bezorg me nog een half jaartje extra daar is 't je toch alleen om te doen." »Ik heb volstrekt geen plan rapport van je te maken," zeide ik. :>Acht vierkante voeten gronds," ging hij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl