Historisch Archief 1877-1940
No. 918
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Keizer Wilhelm's College over Marinezaken,
Bewonderend toehoorder: Waar haalt hij het alles vandaan?"
Schot en lot betakiul toehoorder: Waar halen \vi.r het alles vandaan?'
jiMiiMiimiiiiMijMiimiimiMiimMiiiimiiiimii
iiiiimmiiimmiiumii
SNUIFJES.
Met die Nederlandsche weldadigheid komt
men maar niet aan een eind. Dat vindt
altijd door nog nieuwe behoefte en oor
spronkelijke vormen uit. Zoo nu in den
Haag weer. Daar, hoor ik, is in »de Twee
Steden" een vergadering gehouden, een
vereeniging opgericht met een bestuur en statuten,
om oude menschen die te weinig of te onoor
deelkundig bedeeld worden, nog iets toe te
voegen, als zij namelijk den leeftijd bereikt
hebben van 8O jaar, behoudens uitzonderin
gen, zoodat b.v. menschen van 70 jaar niet
absoluut van dit lief'debetoon zijn buiten
gesloten. Naar ik van ecu mijner Haagsche
vrienden verneem, heeft het in die verga
dering in de Twee Steden nogal gespan
nen. Er waren er die de leeftijdsbepaling
van 80 jaar al te vrijgevig vonden, nu de
armen tegenwoordig, dank zij de uitstekende
medische hulp die zij gratis genieten, opeen
veel langer levensduur dan vroeger kunnen
rekenen. Er zijn voorbeelden van, zoo be
weerde een der aanwezigen, dat
gealimenteerden wel eens hun 85ste jaar haalden, ja, er
kon gewezen worden op een vrouwtje, thans
kerkelijk bedeeld, dat alle kans had het tot
90 te brengen.
Hiertegenover stond een groep van op
posanten, die den tachtigsten verjaardag
een veel te laten datum oordeelden om
voor een extrabedeeling in aanmerking
te kunnen komen. Men gaat uit, zóó sprak
de aanvoerder dezer personen, men gaat uit
van de meening, ik mag wel zeggen van het
feit, dat er vele luidjes in onze gemeente
wonen, die onvoldoende bedeeld worden,
m. a. w. die dikwijls honger en koude lijden
en volkomen verstoken zijn van zelfs de
eenvoudigste middelen, waardoor het leven,
dat toch reeds zoo arm is, voor deze
ongelukkigen een weinig veraangenaamd wordt.
Welnu, laat ons dan onze bijzondere wel
dadigheid voor dit soort van misdeelden
niet uitstellen tot hun 80ste, maar tot hun
75ste jaar en geen dag langer, mijne heercn,
want wie zal er voor instaan, dat die
tobbers en tobsters, met hun leven vol ontbering
achter den rug, nog wel hun 7(>s,te, laat staan
hun 80ste jaar bereiken. Aan spreker ea
dit bedroefde hem was gebleken, dat aan
gaande do oprichting van dit
liefdadigheidsgenootschap onder de armen zelf reeds iets
was uitgelekt. Hij wilde niet onderzoeken
hoe dit geschied was, en zou allerminst een
zijner medeoprichters verdenken van daarover
met zijn dienstpersoneel gesproken te hebben,
dat in het bezit van een gegadigde grootmoe
der of van een belanghebbenden overgroot
vader dezen eenig uitzicht had ges/even op
een extra-ondersteuning. Doch constaieeren
moest hij, dat hem ter oore was gekomen, hoe
een 77jarige oudtante van zijn oppasser hooge
woorden had gehad met een overbuurman in
dezelfde steeg woonachtig, die baar getreiterd
had met de voorstelling, d:U hij, nu al 7')'-i.
weldra af en toe een klontje suiker in zijn
versche koffie zou krijgen, terwijl zij nog minstens
drie jaar het dik van een ander zou moeten
ophalen om dit op te schenken, ten < inde zich
wat »troost" te verschaften. Mijne heereu,
zoo ging die spreker voort, ik lees op uw
gelaat wat gij zeggen wilt: ik weet, het,
reeds het denkbeeld van toekomstige, over
daad maakt dit soort van lieden hardvochtig
en aanmatigend jegens huns gelijken, terwijl
met liet onbevredigd verlangen naar eeu
ruimer bedeeling, de jaloersehheid in het
hart van hen, die nog van onze hulp ver
stoken blijven, opsteekt; de armenzorg, ik
stem het u toe, is een moeilijk werk. Maar
juist omdat de menschen, die wat oud begin
nen te worden, zoo bij uitstek ongeduldig zijn,
en dus meer dan anderen vatbaar voor .ge
prikkeldheid en ontevredenheid bij btt zien
van hun beweldadigde lofgtmooten, laat ons
reeds beginnen te helpen op het i5sie jaar.
Het is de moreele zijde van het vraagstuk,
die mij dwingt u voortestellen liever iets te
vroeg met uwe ondersteuning aan te vangen,
dan iets te Iaat.
Een groot deel van de vergadering, schrijft
mijn berichtgever, was zeer onder den in
druk van deze woorden, en misschien had
de redenaar de overwinning behaald, ware
er niet een jong man opgestaan, die blijk
baar tot de radicalen of zeer
geavanceerdliberalen behoorde, en die door zijn onbekookte
redevoeringen alles weer bedierf. Waar
schijnlijk om het oor der vergadering voor
zich te winnen, begon hij met een herinnering
aan de bijbelsche verklaring, dat een mensch
hoogstens 70 jaar oud werd, en als hij zeer
sterk was 80 jaar; met een volkomen ont
kenning dus van den vooruitgang der medische
wetenschap. Op dezen wankelen of vermolmden
grondslag trachtte hij nu een betoog te bouwen,
waarvan hoofdzaak was, de bewering, dat het al
den schijn er van had, als wilde de vergaderden
een vereeniging stichten, . die zich tot doel
sttJde de menschen te misleiden omtrent den
meer dan jammerlijken toestand, waarin de
armenzorg verkeert, zoodat de oppervlakkigen
en onbarmhartiger) zouden kunnen zeggen,
j bij ons in den Haag is het met de bedeeling
! zeer sroed. ieder krijgt wat hij noodig heeft
l en de tachtigjarigen ontvangen daarenboven
j nog iets extra's. Arme lui hij werd niet alleen
i onheusch maar ook grof zijn meestal met
; hun <iO.-1 e en tjfiste jaar zoo goed als op, en
| wanneer men nu zulke menschen, die te weinig
j krijgen om te leven en te veelom te sterven, over
een jaar tien of'vijftien iets meer belooft, dan is
dat een manier van liefdadigheid, die ik
liever maar niet kwalificeeren zal. Onze
plicht is iets anders dan een leeftijdsgrens
vast te stellen; wij behooren tot het publiek
te gaan, tot de Natie, tot de Kamer, tot de
lu'ueermg', tot de Koningin, en die allen
onder het oog te brengen, dat .... Verder
bracht de nmn het niol. Er ontstond een
geweldig rumoer en daar er reeds een voorstel
was ingediend om den 80-jarigen leeftijd als
operatieha-is" aan te nemen, klonk het
van allo kanten, zoowel van de
vijf-en-zeventigers als van de tachtigers: stemmen! stem
men!! en onder applaus werd uitgemaakt, dat
men onder hoogen ouderdom" zou verstaan
8D jaar.
7s u ik eenmaal door mijn Haagschen vriend !
in staat .sesleld ben over deze aangelegeden 1
met kennis van zaken een woordje mee te
spreken, wil ik gaarne verklaren, dat ik mij J
onder de. tachtigers zou hebben geschaard en
dit om meer dan ne reden. Voor het getal
80 hen ik van der jeugd af een bijzonder
respect gehad, misschien wel omdat het zulk
j een belangrijke rol gespeeld heeft in onze
Vaderlandsche geschiedenis. Zooveel is zeker,
het leven, waarvan volgens den psalmist
l;et meeste is moeite en verdriet1', heeft
maar al te veel van een oorlog en ieder
die zulk een tachtigjarigen oorlog achter
den rug heeft, kan even goed als een koloniaal
die van Lombok terugkomt, aanspraak ma
ken op een oorlam. Ik erken, dit is een
gevoelsquaestie, maar dit neemt niet weg, dat
daarom reeds het besluit der Haagsche Ver
eeniging mij zeer redelijk toeschijnt. Doch
er is meer. Als men iemand op zijn zeven
tigste jaar reeds beter gaat bedeelen, zal hij
denken, dat hij heel (licht zijn einde is ge
naderd. Dit moet hem zulk een oud gevoel
geven. Door tot het tachtigste jaar dien onder
stand uittestel'en, houdt men bij zoo iemand
den moed er wat langer in. terwijl tegelijkertijd
de zeventiger, die met vrees zijn jaren ziet
klimmen, wetende dat hij eiken dag een stapje
nader komt aan zijn graf, er door verzoend
wordt met zijn lot, zoodat hij blijmoedig
voortschiijdend, bijzichzelf zegt: hé. ik wou dat ik
al l achtig was !
Hier is dus voordeel aan alle kanten.
liet is mij een genot dit op te merken. En
wie zal het mij kwalijk nemen, als ik mij de
handen eens wrijf en me in stilte vernuver,
bij de gedachte: wat leven we toch in een
aardige wereld; ze wordt haast al te goed!
De Groot-Uitschelder.
De nieuwe president, zoo schrijft in I:''//'iri>
Alired (.'apus, hoeft eon gooden inval gehad,
waaruit tegelijk de practlcus en filosoof blijken.
Om zich te gewennen a;iu de beieediginger,
waarmede volgens oud gebruik het hoofd van
don Franschen staat wordt overstelpt, heeft d-j
heer Félix Fanre sedert gisteren een beambte
aangesteld, die hem lederen morgen, zóó als hij
opstaat, moet komen uitschelden. Den eersten
dag van zijn presidentschap reeds toon liij zich
ging aankleeden, klonken hem de woorden in
het oor:
>Eh! va donc, vieux negrier!"
Do president was eerst wat verbaasd, en keerde
zich om met een boos gezicht. Maar hij bemerkte
eeu glimlachend en bedeesd man. ui hoorde:
?>\Yil mijnheer de president zoo goed /ijn, te
bedenken dat Lij een ('ongoneger is, trelijk dj
meeste gewezen lecrlooiers, en dat hij de fransche
kolonies heeft geruïneerd!"
?dk was het vergeten," antwoordde de heer
Félix Faure; .«merci' . Kn hij schudde den beambte
do hand, en verdween in zijn badkuip.
Den tweeden dag werd de heer l-'aure wakker
door een hevig lawaai, dat uit de aangrenzende.
kamer scheen te komen. Hij luisterde, en boorde
iemand de stem van den heer Jaures nadoen:
> Ja, citoyens. daar is de tiran! Hij
slaapt op een bed met kant en purper, en hij
droomt, met het gegrom van een verzadigden
bloedhond, dat millioeneri menschen niet dan de
straatsteenen hebben, om hun gebroken ledema
ten op uit te strekken; en dat geeft een heerlijk
gevoel aan den tiran, wanneer hij zich u ui wen iel t
op zijn bed met kant er, purper!''
«Heel goed," zeide de heer Félix Faure, zijn
boenen uit het presidentsbed stekend. Langza
merhand word ik eraan gewoon liet gaat al
beter dan gisteren, fiinnen acht dagen aai ik er
niet meer buiten kunnen.'' Kn hij riep den beambte
binnen, die zich met zooveel tact kweet van zijn
delicate taak, en wenschte hem van harte gelui.
»Van dezen dag at', stel ik in het Kiysée het
ambt van Groot-l"itsche:der in, en gij wordt tot
eersten titularis benoemd. Ga voort."
Alleen hoffelijke gevoelens verbieden den naam
van dezen nieuwui functionaris te noemen. Paul
Lafargue. vtot heden chef van het civiele Huis
van t'asemir-l'erier", wordt als zoodanig met den
vinger aangewezen, maar dit gerucht berust oj>
geen enkelen grond.