Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 918
heeft gemaakt, de eigenlijke waarde eerst kon
blijken hij een opvoering van Vondel's Treurspel.
Nu hebben wel sommige autoriteiten in prin
cipe bezwaar geopperd tegen het laten zingen
van de reien, omdat zij, schoon gesproken, nog
meer indruk maken, doch over den indruk die
de muziek en de uitvoering in dat Treurspel ge
maakt hebben, is men het vrij wel eens.
Doch afgescheiden hiervan heb ik getuigenis
af willen leggen van den grooten indruk dien ik
van het muzikale gedeelte ontvangen heb. Zweers
geeft zich in dit werk zooals hij is, en zooals
h\j zoo juist gekarakteriseerd is in een der bla
den: als een beminnelyken idealist.
Hij schi yft uit ware aandrang tot scheppen, bij
hem is nooit van scheppen sprake dat buiten
het gemoed en het hart omgaat. Hoewel ervaren
in de technische geheimen der kunst als weinigen,
zou hij de meest ongeschikte persoon ter wereld
zijn om op tijd of op bestelling te werken.
In ieder z\jner werken geeft hij een stukje
van zijn leven, van zijn hart. Waar hij een
enkele maal, door de omstandigheden gedrongen,
anders moest werken, anders moest scheppen,
daar gevoelde hy zelf dat hij te kort schoot,
Doch de Gijsbrecht-muziek heeft hij met zijn
hart geschreven en al de toehoorders hebben
voorzeker zijn taal verstaan en gevoeld.
Ware dit blad geen weekblad, dan zou men
liefst tot een volgend nummer wachten om weder
van andere uitvoeringen melding te maken, want
de tafereelen worden soms zoo bont, dat de
kroniekschrijver tevergeefs peinst hoe eenig ver
band in zoo groote contrasten te brengen. Ik
moet my nu plotseling verplaatsen naar het ve
risme van de nieuwere Italiaansche opera, want
hoewel La Navarraise van J. Massenet een Fransch
werk is, past het geheel in het kader van de
Italiaansche werken, ook bij ons met veel succes
geïmporteerd.
Lezers van Eigen Hanrd hebben voor eenigen
tjjd gelegenheid gehad kennis te maken met de
novelle van Jules Claretie: De Cigarette waaraan
deze episode uit den Carlistischen oorlog ont
leend is. Zij weten ook dat men met een zeer
spannend tafereel te doen heeft, hoewel het
libretto eenigzins gewijzigd is.
Massenet laat niet na zijn publiek bij ieder
werk in verbazr g te brengen. In Le Ro>, de
Lehare, in Le Cid, Manon, Herodiade,
E-clamonde, Le Muge Werther enz. overal toont hij zich
iH een ander licht. Hij heeft om zoo te zeggen
alle stijlen geprobeerd evenwel zoi.der zich al
te zeer, in welken stijl ook te verdiepen. Want
de feën die deze componist zooveel gegeven
hebben, hebben h:m ook iets onthouden, diepte
van gedachte en diepte van uitdrukking.
Zeer weet hij u te boeien of te bekoren :
wanneer hij mag spreken zooals hij is: charmant
et charmeur. Doch wanneer hij het grootsche
nadert dan voelt gij de leegte ondanks de massale
kracht van het orkest, ondanks de óclats de voix
van de zangers, ondanks de verbazende bekwaam
heid van den componist die van alle middelen
op de gelukkigste wijze partij weet te trekken.
In La Navarraise is, dank zij de zeer muzikale
leiding van den heer Mertens, en dank zij ver
tolkers zoo als mad. Barety en den heer Samaty,het
hartstochtelijke karakter in dit werk zeer tot zijn
recht gekomen. Doch de beste bladzijden vond ik
in het liefde duet (voor het componeeren van
liefdeduetten is Massenet een specialiteit) en
het lied van den sergeant op de spaansche wyze
begeleid door het rhythmisch handgeklap zooals
ik het vroeger van de gitana's hoorde, en het
spaansche dansmotief (jota) dat weerklonk terwijl
de gelieven bezig waren den vader te vermurwen,
die echter deed alsof hij er geen jota van begreep.
Is dus Massenet meer zichzelf in werken zooals
Manon en Werther, voor de vrienden van het
verisme in de opera zal ook dit werk een groote
attractie bezitten, vooral wanneer het met zoo
veel entrain wordt uitgevoerd als het geval was
door het gezelschap van den heer Mertens.
IUIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII
iiimiiiiHiiiiiiiimmiiiiu
?Hiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniimiiiiiiiinmininiiiiiii
MIJN MilKM» DE MOORDEMAR,
2) door
A. COSTAN DOYLE.
»U hebt wel gelezen van Bluemansdyke"
(begon hij, met iets van trots in zijn toon.)
»We hebben het hun lastig genoeg gemaakt;
maar ze hebben ons eindelijk in de val
gekregen en een stoere pionier, Brachon,
met zoo'n vervloekte Yankee, pikten ons
met ons allen in. Dat was in
NieuwZeeland, natuurlijk; ze brachten ons naar
Dunedin, en daar werden zij gevonnist en
opgehangen. De een na den ander hieven
ze de hand op en vervloekten me u zoudt
er naar van worden als u 't hoorde, dokter
toch was 't geen mooie behandeling, als
u bedenkt dat we vroeger kameraads
waren; maar 't waren rakkers, en ze
dachten alleen aan zichzelf. Och, 't is goed
dat ze gehangen zijn.
»Ze brachten mij in de gevangenis
terug en stopten me in mijn vroegere cel.
't Eenige verschil was dat ik niet behoefde
te werken en goed eten kreeg. Ik hield het
een paar weken uit, tot eens, toen de direc
teur de ronde deed, ik er hem over aan
sprak.
»Hoe is dat hier ?" zei ik. »De voorwaarde
was onmiddellijke invrijheidstelling, en nu
houdt u mij hier, tegen de wet in."
»Hij glimlachte en vroeg : »Zou je er graag
uit willen?"
»Zoo graag", zei ik, »dat, tenzij u die deur
Bij zulke uitvoeringen vooral blijkt het dat
er van den heer Mertens groote kracht uitgaat
en dat deze opera in vertolkers zooals mad. Barety
en den heer Samaty krachten bezit die in staat
zyn de hoorders mede te slepen, zooals dien
avond weer het geval was.
Vooraf ging La F die du Rigiment waarvan
vooral de tweede acte zeer los gespeeld en ge
zongen werd zoodat men met groot genoegen
luisterde.
Het publiek was enthousiast en huldigde ook den
heer Mertens, hetgeen ik met genoegen constateer.
Over den heer Liégeois schreef ik reeds een
enkel woord om hem bij het publiek in te
leiden. Zijn concert met medewerking van mej.
Bonger (zang) had een veel grooter publiek
verdiend, doch zijn succes was zoo groot dat hij
als kunstenaar tevreden mag zijn. Zijne volko
men beheersching van de techniek, zijn rustig
artistiek spel en schoone loonontwikkeling, ble
ken uit de vele nummers die hij speelde en waarin
zijne veelzijdigheid uitkwam.
Deze kennismaking zal de overtuiging geschon
ken hebben, dat men hier met een van de beste
violoncellisten van onzen tijd te doen heeft, en
dus hoop ik dat het niet de eenige maal is dat
de heer Liégeois in ons land optreedt.
Mej. Bonger zong eenige Fransche en Duitsche
liederen, waarin zij gelegenheid had te toonen
dat de stem aan klank gewonnen heeft en dat
zij i ti beheersching van de stem vorderingen
heeft gemaakt. Mej. Bonger mocht zich ook in
veel succes verheugen.
Ik hoop dat deze jonge zangeres er hoe langer
hoe meer in zal leeren slagen, zich meer te geven,
wat de voordracht betreft. Vooral de zucht te
langzame tempi te nemen moet m. i. bestreden
worden.
VAN Miu.ioEN.
Raoul Toché. t
Een bekend man, ook in Nederland, door zijn
blijspelen, meest met Blum samen gemaakt, waar
mede hij avond aan avond geheele zalen heeft
j doen schudden van lachen. De schrijver van de
! beste revue's die de Parijsche schouwburgen in
| in de laatste jaren zagen opvoeren. Amusant en
j gul causeur in verschillende fransche bladen.
Een man, aan de koffiehuistafel en op de redactie
bureaus, waar hij al schertsend zijn praatjes
j schreef, gaarne gezien, een bruyante verschijning,
j en een gezocht gastheer. Hij verdiende een vijftig
duizend francs, had bovendien van zijn vader een
800.000 francs geërfd, en had een familigoed te
Croissy, waar honderden de gasten zijn geweest
van hem en zijn vrouw, een dochter van een
diplomaat uit de Antillen. Had een dochter die
de schouwburgbezoekers elkander plachten aan
te wijzen: een geheel eigen profiel, zwarten teint,
weerbarstig haar, een geestig en fijnbesnedenge
laat, fonkelende oogen. Zij is gehuwd met een
bekend beursman, den heer La Piedra.
Ook hier was het: »joie de rue, douleur Ji la
maison." Toché's huwelijk was niet gelukkig.
Zijn vrouw gaf te veel uit; hij speculeerde. Keeds
vijf jaar lang was hij totaal geruïneerd, liet eene
gat werd met het andere gestopt; de woekeraars
besprongen hem van alle kanten. Zij hadden hem
een verklaring laten teekenen, waarin hij zich
vrijgezel noemde, en het gemeenschappelijk familie
vermogen het zijne alleen. Zij lieten hem 172
procent rente betalen; voor acht dagen had hij
voor een som van 16000 francs afstand gedaan
van al wat het auteursrecht tot 1900 hem zou
opbrengen: gemiddeld 30 a 35000 francs jaarlijks.
Zelfs de toekomst van zijn negenjarigen zoon
had bij gecompromitteerd.
Na een hevigen woordentwist met zijn vrouw,
verliet bij zijn huis in derue Chauveau-Lagarde,
nam den trein naar Chantilly, liet zich het bosch
inrijden naar het hotel de l'Anglettere, schreef aan
vrouw dat en waar hij zich van kant ging maken,
iiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiii
opendoet, ik tegen u een proces aanga we
gens onwettige gijzeling."
»Hij scheen verbaasd over mijn vastberaden
toon. »Zoo," zegt hij," je verlangt naar je
dood, zie ik."
»Wat bedoelt u ?" vroeg ik.
»Kom maar eens hier, en je zult zien wat
ik bedoel," antwoordde hij. En hij ging met
me de gang door naar een klein raampje
boven de poort van de gevangenis.
»Zie daar eens heen," zei hij.
»Ik keek. Op de straatsteenen stonden
tien il twaalf kerels te rooken of kaart te
spelen. Zoodra ze mij in 't oog kregen,
kwamen ze voor de poort staan, balden de
vuist, begonnen te schreeuwen en mij uit te
jouwen.
»Zij staan klaar om je te ontvangen en
houden voor alle deuren de wacht," zei de
directeur. »Zij zijn aangewezen door het
waakzaamheids-comité! maar, als je vol
strekt wil heengaan, kan ik je niet tegen
houden."
»Wat! Heet dit een beschaafd land," riep
ik, »laat men hier midden op den dag een
man in koelen bloede vermoorden ?"
»Toen ik dit zeide begonnen de gouver
neur en de cipier en al die kerels in de ge
vangenis te grinniken, alsof het leven van
een mensch er niet op aankwam.
»Je bent vrij volgens de wet," zei de
direkteur, »we zullen je dus niet langer hier
houden. Doe de poort voor hem open, cipier."
»Hij zou het gedaan hebben ook, de
schobbejak, als ik hem niet gebeden en ge
smeekt en aangeboden had voor kost en in
woning te betalen, wat anders een gevangene
niet doet. Op die voorwaarde liet hij me
blijven, en drie maanden lang zat ik hier
opgesloten, terwijl alle mogelijke schavuiten
voor de muren aan het schreeuwen waren.
Een mooie behandeling van een man, die
en schoot zich, na het ijs in den vijver met zijn
stok te hebben stukgeslagen, in het waier staande
door het hoofd.
»C'est un véritable evenement parisien que la
mort de ce pauvre Raoul Toché", schrijft Figaro.
De maatschappelijke positie
dertooneelspelers in Engeland.
In Engeland is een tooneelspeler van eenigen
naam, een man die in de voornaamste kringen wordt
toegelaten. Bewijze een feestmaal, aan
BeeibohmTree aangeboden, den directeur van
HaymarketTheatre, aan den vooravond van zijn vertrek naar
Amerika, waar bij met zijn gezelschap een tournee
gaat ondernemen. De tafel werd voorgezeten
door lord Russell of Kiüowen, den bekenden
lord-raadsheer van Engeland; verder waren de
eerste mannen van Engeland's musici, schrijvers,
j schilders, geneesheeren, een lange rij van
gee^tesaristocraten aanwezig, die een niet minder groot
aantal edellieden van geboorte flankeerden, terwijl
de prins van Wales in den loop van den avond
een telegram zond, om Beerbohm-Tree geluk
op zijn onderneming te wenschen.
Julius Caesar tegenover de
hedendaagsche censuur.
De opvoering van Shakespere's Julius Caesar
in den stedelijken schouwburg alhier wordt toe
gestaan, mits de in het stuk voorkomende soldaten
geen Oostenrijksche uniform dragen". Aldus te
lezen in de liz ennik Polski, het blad van Krakau,
met de onderteekening van een Hofrath!
Meyerbeer's werken.
Er zijn dertig jaren verloopen na den dood
van Meyerbe- r. Het drukken van zijn werken
is dus vrij geworden, en de firma Litoltt' heeft
daarvan onmiddellijk partij getrokken. Zij kon
digt een nieuwe, goedkoope volksuitgave aan van
al zijn composities, die in 28 deelen compleet
zal zijn.
Bij van Wisselingh & Co.
De heeren Wisselingh & Co. die het er sinds
jaren op toeleggen, het hollandsche volk aan
goede kunst te gewennen, geven ons thans een
kijkje op het werk van twee engelsche artisten,
Shannon en Ricketts. Iloutsneden en lithographiën,
schetsen met de pen, in rood krijt en houtskool.
Een merkwaardig geval, zoo'n tweelingpaar. Onder
de houtsneden vindt men er die men houden
zou als van Shannon ofschoon ze gemerkt zijn
met den naamletter van den ander. Er zijn er
onder die houtsneden die het beste deel van deze
expositie vormen en de eerste No. 21 is van
Shannon en de tegenhanger No. G2 is van Rikketts,
beiden voor het werk »Daphnis en Chloe", breed en
tluweelig van lijn, van techniek uitstekend. Als men
»The Modeller" uitzondert, staan mijns dunkens
de lithographica verre achter bij de studies in
rood krijt, liet is mogelijk dat zij staaltjes zijn
van overwonnen techniek, maar wat beteekent
dat op zichzelf '? Vergelijkt men bijv. »\Vhite
nights" als lithographie on de studie er voor in
fiiifiiitiitiimjnifin
uiffifiiiiiiiiiiifiiimi
zijn land gediend had !
«Eindelijk kwam op een goeden morgen
de directeur bij mij.
»Wel, Maloney," zei hij, »hoe lang zul je
ons nog de eer geven van je gezelschap ?"
»Ik had den kerel een mes in zijn corpus
kunnen steken, en ik zou het gedaan hebben
ook, als wij alleen in het bosch waren ge
weest ; maar ik moest zoete broodjes bakken
en mooi wter spelen, want ik was bang dat
hij me anders weg zou sturen.
»Je bent een fielt van 't eerste water," zei
hij ; ja, dat waren zijn eigen woorden tegen
iemand die hem zoo geholpen had, »maar
ik wil over jou niet als rechter optreden en
geloof wel dat ik er een manier op weet om
je uit Dunedin te krijgen."
»Ik zal er u altijd dankbaar voor zijn,"
directeur," zei ik, »bij God, dat zal ik."
»Ik heb je dankbaarheid niet noodig," ant
woordde hij, »ik doe het ook minder ter wille
van jou dan voor de rust en de veiligheid
in de stad. Morgen vertrekt er van de Wes
terkade een stoomboot naar Melbourne, daar
zullen \ve je aan boord brengen. In de cou
rant staat het uur van vertrek ; 's morgens
5 uur, zorg dus dat je gereed bent."
»Ik pakte mijn plunje bijeen en werd even
voor het aanbreken van den d»g een achter
poortje uitgesmokkeld. Ik liep zoo hard ik
loopen kon, nam een plaatskaartje als Isaac
Smith, en kwam behouden op de Melbourne.
Ik herinner mij nog het geluid van de schroef
door het water, toen de trossen losgemaakt
werden, en hoe ik, terwijl ik over de ver
schansing leunde, de lichten van Dunedin
zag verdwijnen, en blij was dat ik ze voor
altijd goeden dag zei. Ik had een gevoel dat
j ik een nieuw leven ging beginnen en al
j mijn zorgen achter mij liet. Ik ging naar
i de kajuit en dronk een kop koffie, en toen
' ik weer aan dek kwam, voelde ik me meer
rood krijt, dan is het opvallend hoe de frischheid
en gratie van lijnen van de laatste, in de
lithographie is verloren gegaan, die er mat en eenig
zins geknoeid uitziet. Diezelfde matheid zonder
tot toon te zijn gerijpt, vindt men in »Ministrants".
Er zijn er verscheidene onder die van omanier"
niet vrij te pleiten zijn. Zoo bijv. de NOS. 23
en 27. Tot de besten behoort No. 20. De NOS. 7,
8 en 18, studies naar kinderen, zijn vive en vlot,
het meest direct op het leven betrapt; de kleur
van het rood kon mooier.
Het is nobel werk, uit beschaving en smaak
geboren, maar het mist de verheffing of het ont
staan uit innigör behoefte. Verwant is dit werk
aan den kunst uit den tijd van Ingres en Prud'hm,
maar er onder gebleven; het is Engelsch en
academisch.
Ik deel niet de meening dat het zoo «stellig
een verblijdend feit" zou zijn, dat jonge kunste
naars zich tegenwoordig minder geroepen gevoe
len tot het maken eener schilderij, die zooals in
het Handelsblad van 13 Jan. wordt beweerd, is
voorbestemd om in het gunstigste geval! in het
donkere salon van den kapitalist te verdwijnen.
Ook etsen en lithographiën deeltn dit lot en
verdwijnen dikwijls in nog veel donkerder
portefeuillts. Alle kunst is goed, maar kan door
ets of teekening de hoogte bereikt worden eener
schilderij? is er iets dat te boven gaat de levende
schilderij 'i
3. N. STEMMING.
Gedenkboek.
Zooals bekend ontstond na de keuze tentoon
stelling van nieuwere Hollandsche schilderkunst
in 1802 bij de firma van Gogh het plan tot uit
gave van een gedenkboek.
Eigenlijk is de eerste nu verschenen aflevering,
die zeer eigenaardig juist ter gelegenheid van
het Israëls jubileum verschijnt, aan wiens werk
zij geheel is gewijd, een proeve van hetgeen als
voorbereiding is geschied, terwijl tevens wordt
medegedeeld, dat in plaats van hetgeen speciaal
op deze tentoonstelling betrekking had, het
goheele tijdperk tusschen 18(10 en 1S90 zal be
handeld worden. Zeker brengen weinige boeken
een dergelijken aangenamen degelijken indruk.
De voorname titelbladen en omslag van der
Kinderen, de doorwerkte lithografien van Veth
naar de schilderijen van Israëls »Als men oud
wordt" en «Moeder en Kind'', eu niet het minst
zijne van diep ingaande studie getuigende tekst
doen hier een monumentaal standaardwerk ver
wachten.
Niet weinig zullen ook daartoe bijdragen de
zoo uitstekende reproducties als de ets van
Witsen naar het groote schilderij van Jacob Maris,
reeds op de Etsclub geëxposeerd en die van
Roland Holst naar Tliijs Maris.
Tentoonstelling van teekeningen der
XVII eeuwsche Hollandsche
Schilderschoolbij de firma van Gogh.
Onder het van Rembrandt geëxposeerde treft
in hooge mate een sterfbed van Maria, waar
schijnlijk de voorbereiding van een reeJs lang
in zich omgedragen compositie van een ets of
schilderij.
In het linksche gedeelte de stervende vrouw
in de kussens teruggezonken en een die niet
IIIIIIMIIIIIIIItllIJlIlIIJJJJlllinnjJJtHJIJIIIllllllllIJJIIJJJIIIIIIINIIIJIHmmlIliml
op mijn gemak dan ik in jaren gedaan had.
»Het was intusschen dag geworden ; we
stoomden langs de kust. Dunedin was al
uit het gezicht. Ik liep een uurtje het dek
op en neer, en toen de zon op was, kwamen
er ook andere passagiers boven. Een er van,
een levendig kereltje, keek me eerst langen
tijd aan en maakte toen een praatje.
»In de mijnen gewerkt?" zegt hij.
»Ja," zeg ik.
«Schaapjes op 't droge?" zegt hij.
»Dat gaat wel," zeg ik.
»Ik heb ook in de mijnen gewerkt," zegt
hij, »en ik had goed wat binnen, maar toen
de karren met het goud naar de kolonie
gingen, zijn we aangevallen door die ver
vloekte gouddelvers en geen rooie cent is er
gered."
»Dat was niet pleizierig," zeg ik.
»Gebroken was ik heelernaal geruïneerd.
Afin, 't is niets; 'k heb ze allemaal zü-n
hangen; dat verzoent mij er mee. Er is er
maar n in leven gebleven de schobbejak
die hen verraden heeft. Ik hoop dien kerel
nog uit te vinden voor ik sterf. T wee dingen
heb ik hem te zeggen.
»En dat is?" zeg ik onverschillig.
»Ik moet van hem hooren waar het. geld
is ze hebben den tijd niet gehad het in
den grond te stoppen, het ligt ergens carl/r'd
in de bergen en dan moet ik hem den
nek omdraaien en zijn ziel sturen naar de
mannen, die hij verraden heeft."
Ik dacht er aan dat ik wel iets wist van
dat cach<' en had bijna gelachen, maar hij
hield de oogen niet van mij af, en het, trof
mij dat er iets wraakgierigs en valsch in w»s.
»Ik loop de brug eens op," zei ik, want
hij was niet het soort van man, waar ik
graag mee praatte.
»Maar hier wilde hij niet van hooren. »We
zijn beiden mijnwerkers," zegt hij, »en
zoo