De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 27 januari pagina 4

27 januari 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 918 heeft gemaakt, de eigenlijke waarde eerst kon blijken hij een opvoering van Vondel's Treurspel. Nu hebben wel sommige autoriteiten in prin cipe bezwaar geopperd tegen het laten zingen van de reien, omdat zij, schoon gesproken, nog meer indruk maken, doch over den indruk die de muziek en de uitvoering in dat Treurspel ge maakt hebben, is men het vrij wel eens. Doch afgescheiden hiervan heb ik getuigenis af willen leggen van den grooten indruk dien ik van het muzikale gedeelte ontvangen heb. Zweers geeft zich in dit werk zooals hij is, en zooals h\j zoo juist gekarakteriseerd is in een der bla den: als een beminnelyken idealist. Hij schi yft uit ware aandrang tot scheppen, bij hem is nooit van scheppen sprake dat buiten het gemoed en het hart omgaat. Hoewel ervaren in de technische geheimen der kunst als weinigen, zou hij de meest ongeschikte persoon ter wereld zijn om op tijd of op bestelling te werken. In ieder z\jner werken geeft hij een stukje van zijn leven, van zijn hart. Waar hij een enkele maal, door de omstandigheden gedrongen, anders moest werken, anders moest scheppen, daar gevoelde hy zelf dat hij te kort schoot, Doch de Gijsbrecht-muziek heeft hij met zijn hart geschreven en al de toehoorders hebben voorzeker zijn taal verstaan en gevoeld. Ware dit blad geen weekblad, dan zou men liefst tot een volgend nummer wachten om weder van andere uitvoeringen melding te maken, want de tafereelen worden soms zoo bont, dat de kroniekschrijver tevergeefs peinst hoe eenig ver band in zoo groote contrasten te brengen. Ik moet my nu plotseling verplaatsen naar het ve risme van de nieuwere Italiaansche opera, want hoewel La Navarraise van J. Massenet een Fransch werk is, past het geheel in het kader van de Italiaansche werken, ook bij ons met veel succes geïmporteerd. Lezers van Eigen Hanrd hebben voor eenigen tjjd gelegenheid gehad kennis te maken met de novelle van Jules Claretie: De Cigarette waaraan deze episode uit den Carlistischen oorlog ont leend is. Zij weten ook dat men met een zeer spannend tafereel te doen heeft, hoewel het libretto eenigzins gewijzigd is. Massenet laat niet na zijn publiek bij ieder werk in verbazr g te brengen. In Le Ro>, de Lehare, in Le Cid, Manon, Herodiade, E-clamonde, Le Muge Werther enz. overal toont hij zich iH een ander licht. Hij heeft om zoo te zeggen alle stijlen geprobeerd evenwel zoi.der zich al te zeer, in welken stijl ook te verdiepen. Want de feën die deze componist zooveel gegeven hebben, hebben h:m ook iets onthouden, diepte van gedachte en diepte van uitdrukking. Zeer weet hij u te boeien of te bekoren : wanneer hij mag spreken zooals hij is: charmant et charmeur. Doch wanneer hij het grootsche nadert dan voelt gij de leegte ondanks de massale kracht van het orkest, ondanks de óclats de voix van de zangers, ondanks de verbazende bekwaam heid van den componist die van alle middelen op de gelukkigste wijze partij weet te trekken. In La Navarraise is, dank zij de zeer muzikale leiding van den heer Mertens, en dank zij ver tolkers zoo als mad. Barety en den heer Samaty,het hartstochtelijke karakter in dit werk zeer tot zijn recht gekomen. Doch de beste bladzijden vond ik in het liefde duet (voor het componeeren van liefdeduetten is Massenet een specialiteit) en het lied van den sergeant op de spaansche wyze begeleid door het rhythmisch handgeklap zooals ik het vroeger van de gitana's hoorde, en het spaansche dansmotief (jota) dat weerklonk terwijl de gelieven bezig waren den vader te vermurwen, die echter deed alsof hij er geen jota van begreep. Is dus Massenet meer zichzelf in werken zooals Manon en Werther, voor de vrienden van het verisme in de opera zal ook dit werk een groote attractie bezitten, vooral wanneer het met zoo veel entrain wordt uitgevoerd als het geval was door het gezelschap van den heer Mertens. IUIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII iiimiiiiHiiiiiiiimmiiiiu ?Hiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniimiiiiiiiinmininiiiiiii MIJN MilKM» DE MOORDEMAR, 2) door A. COSTAN DOYLE. »U hebt wel gelezen van Bluemansdyke" (begon hij, met iets van trots in zijn toon.) »We hebben het hun lastig genoeg gemaakt; maar ze hebben ons eindelijk in de val gekregen en een stoere pionier, Brachon, met zoo'n vervloekte Yankee, pikten ons met ons allen in. Dat was in NieuwZeeland, natuurlijk; ze brachten ons naar Dunedin, en daar werden zij gevonnist en opgehangen. De een na den ander hieven ze de hand op en vervloekten me u zoudt er naar van worden als u 't hoorde, dokter toch was 't geen mooie behandeling, als u bedenkt dat we vroeger kameraads waren; maar 't waren rakkers, en ze dachten alleen aan zichzelf. Och, 't is goed dat ze gehangen zijn. »Ze brachten mij in de gevangenis terug en stopten me in mijn vroegere cel. 't Eenige verschil was dat ik niet behoefde te werken en goed eten kreeg. Ik hield het een paar weken uit, tot eens, toen de direc teur de ronde deed, ik er hem over aan sprak. »Hoe is dat hier ?" zei ik. »De voorwaarde was onmiddellijke invrijheidstelling, en nu houdt u mij hier, tegen de wet in." »Hij glimlachte en vroeg : »Zou je er graag uit willen?" »Zoo graag", zei ik, »dat, tenzij u die deur Bij zulke uitvoeringen vooral blijkt het dat er van den heer Mertens groote kracht uitgaat en dat deze opera in vertolkers zooals mad. Barety en den heer Samaty krachten bezit die in staat zyn de hoorders mede te slepen, zooals dien avond weer het geval was. Vooraf ging La F die du Rigiment waarvan vooral de tweede acte zeer los gespeeld en ge zongen werd zoodat men met groot genoegen luisterde. Het publiek was enthousiast en huldigde ook den heer Mertens, hetgeen ik met genoegen constateer. Over den heer Liégeois schreef ik reeds een enkel woord om hem bij het publiek in te leiden. Zijn concert met medewerking van mej. Bonger (zang) had een veel grooter publiek verdiend, doch zijn succes was zoo groot dat hij als kunstenaar tevreden mag zijn. Zijne volko men beheersching van de techniek, zijn rustig artistiek spel en schoone loonontwikkeling, ble ken uit de vele nummers die hij speelde en waarin zijne veelzijdigheid uitkwam. Deze kennismaking zal de overtuiging geschon ken hebben, dat men hier met een van de beste violoncellisten van onzen tijd te doen heeft, en dus hoop ik dat het niet de eenige maal is dat de heer Liégeois in ons land optreedt. Mej. Bonger zong eenige Fransche en Duitsche liederen, waarin zij gelegenheid had te toonen dat de stem aan klank gewonnen heeft en dat zij i ti beheersching van de stem vorderingen heeft gemaakt. Mej. Bonger mocht zich ook in veel succes verheugen. Ik hoop dat deze jonge zangeres er hoe langer hoe meer in zal leeren slagen, zich meer te geven, wat de voordracht betreft. Vooral de zucht te langzame tempi te nemen moet m. i. bestreden worden. VAN Miu.ioEN. Raoul Toché. t Een bekend man, ook in Nederland, door zijn blijspelen, meest met Blum samen gemaakt, waar mede hij avond aan avond geheele zalen heeft j doen schudden van lachen. De schrijver van de ! beste revue's die de Parijsche schouwburgen in | in de laatste jaren zagen opvoeren. Amusant en j gul causeur in verschillende fransche bladen. Een man, aan de koffiehuistafel en op de redactie bureaus, waar hij al schertsend zijn praatjes j schreef, gaarne gezien, een bruyante verschijning, j en een gezocht gastheer. Hij verdiende een vijftig duizend francs, had bovendien van zijn vader een 800.000 francs geërfd, en had een familigoed te Croissy, waar honderden de gasten zijn geweest van hem en zijn vrouw, een dochter van een diplomaat uit de Antillen. Had een dochter die de schouwburgbezoekers elkander plachten aan te wijzen: een geheel eigen profiel, zwarten teint, weerbarstig haar, een geestig en fijnbesnedenge laat, fonkelende oogen. Zij is gehuwd met een bekend beursman, den heer La Piedra. Ook hier was het: »joie de rue, douleur Ji la maison." Toché's huwelijk was niet gelukkig. Zijn vrouw gaf te veel uit; hij speculeerde. Keeds vijf jaar lang was hij totaal geruïneerd, liet eene gat werd met het andere gestopt; de woekeraars besprongen hem van alle kanten. Zij hadden hem een verklaring laten teekenen, waarin hij zich vrijgezel noemde, en het gemeenschappelijk familie vermogen het zijne alleen. Zij lieten hem 172 procent rente betalen; voor acht dagen had hij voor een som van 16000 francs afstand gedaan van al wat het auteursrecht tot 1900 hem zou opbrengen: gemiddeld 30 a 35000 francs jaarlijks. Zelfs de toekomst van zijn negenjarigen zoon had bij gecompromitteerd. Na een hevigen woordentwist met zijn vrouw, verliet bij zijn huis in derue Chauveau-Lagarde, nam den trein naar Chantilly, liet zich het bosch inrijden naar het hotel de l'Anglettere, schreef aan vrouw dat en waar hij zich van kant ging maken, iiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiii opendoet, ik tegen u een proces aanga we gens onwettige gijzeling." »Hij scheen verbaasd over mijn vastberaden toon. »Zoo," zegt hij," je verlangt naar je dood, zie ik." »Wat bedoelt u ?" vroeg ik. »Kom maar eens hier, en je zult zien wat ik bedoel," antwoordde hij. En hij ging met me de gang door naar een klein raampje boven de poort van de gevangenis. »Zie daar eens heen," zei hij. »Ik keek. Op de straatsteenen stonden tien il twaalf kerels te rooken of kaart te spelen. Zoodra ze mij in 't oog kregen, kwamen ze voor de poort staan, balden de vuist, begonnen te schreeuwen en mij uit te jouwen. »Zij staan klaar om je te ontvangen en houden voor alle deuren de wacht," zei de directeur. »Zij zijn aangewezen door het waakzaamheids-comité! maar, als je vol strekt wil heengaan, kan ik je niet tegen houden." »Wat! Heet dit een beschaafd land," riep ik, »laat men hier midden op den dag een man in koelen bloede vermoorden ?" »Toen ik dit zeide begonnen de gouver neur en de cipier en al die kerels in de ge vangenis te grinniken, alsof het leven van een mensch er niet op aankwam. »Je bent vrij volgens de wet," zei de direkteur, »we zullen je dus niet langer hier houden. Doe de poort voor hem open, cipier." »Hij zou het gedaan hebben ook, de schobbejak, als ik hem niet gebeden en ge smeekt en aangeboden had voor kost en in woning te betalen, wat anders een gevangene niet doet. Op die voorwaarde liet hij me blijven, en drie maanden lang zat ik hier opgesloten, terwijl alle mogelijke schavuiten voor de muren aan het schreeuwen waren. Een mooie behandeling van een man, die en schoot zich, na het ijs in den vijver met zijn stok te hebben stukgeslagen, in het waier staande door het hoofd. »C'est un véritable evenement parisien que la mort de ce pauvre Raoul Toché", schrijft Figaro. De maatschappelijke positie dertooneelspelers in Engeland. In Engeland is een tooneelspeler van eenigen naam, een man die in de voornaamste kringen wordt toegelaten. Bewijze een feestmaal, aan BeeibohmTree aangeboden, den directeur van HaymarketTheatre, aan den vooravond van zijn vertrek naar Amerika, waar bij met zijn gezelschap een tournee gaat ondernemen. De tafel werd voorgezeten door lord Russell of Kiüowen, den bekenden lord-raadsheer van Engeland; verder waren de eerste mannen van Engeland's musici, schrijvers, j schilders, geneesheeren, een lange rij van gee^tesaristocraten aanwezig, die een niet minder groot aantal edellieden van geboorte flankeerden, terwijl de prins van Wales in den loop van den avond een telegram zond, om Beerbohm-Tree geluk op zijn onderneming te wenschen. Julius Caesar tegenover de hedendaagsche censuur. De opvoering van Shakespere's Julius Caesar in den stedelijken schouwburg alhier wordt toe gestaan, mits de in het stuk voorkomende soldaten geen Oostenrijksche uniform dragen". Aldus te lezen in de liz ennik Polski, het blad van Krakau, met de onderteekening van een Hofrath! Meyerbeer's werken. Er zijn dertig jaren verloopen na den dood van Meyerbe- r. Het drukken van zijn werken is dus vrij geworden, en de firma Litoltt' heeft daarvan onmiddellijk partij getrokken. Zij kon digt een nieuwe, goedkoope volksuitgave aan van al zijn composities, die in 28 deelen compleet zal zijn. Bij van Wisselingh & Co. De heeren Wisselingh & Co. die het er sinds jaren op toeleggen, het hollandsche volk aan goede kunst te gewennen, geven ons thans een kijkje op het werk van twee engelsche artisten, Shannon en Ricketts. Iloutsneden en lithographiën, schetsen met de pen, in rood krijt en houtskool. Een merkwaardig geval, zoo'n tweelingpaar. Onder de houtsneden vindt men er die men houden zou als van Shannon ofschoon ze gemerkt zijn met den naamletter van den ander. Er zijn er onder die houtsneden die het beste deel van deze expositie vormen en de eerste No. 21 is van Shannon en de tegenhanger No. G2 is van Rikketts, beiden voor het werk »Daphnis en Chloe", breed en tluweelig van lijn, van techniek uitstekend. Als men »The Modeller" uitzondert, staan mijns dunkens de lithographica verre achter bij de studies in rood krijt, liet is mogelijk dat zij staaltjes zijn van overwonnen techniek, maar wat beteekent dat op zichzelf '? Vergelijkt men bijv. »\Vhite nights" als lithographie on de studie er voor in fiiifiiitiitiimjnifin uiffifiiiiiiiiiiifiiimi zijn land gediend had ! «Eindelijk kwam op een goeden morgen de directeur bij mij. »Wel, Maloney," zei hij, »hoe lang zul je ons nog de eer geven van je gezelschap ?" »Ik had den kerel een mes in zijn corpus kunnen steken, en ik zou het gedaan hebben ook, als wij alleen in het bosch waren ge weest ; maar ik moest zoete broodjes bakken en mooi wter spelen, want ik was bang dat hij me anders weg zou sturen. »Je bent een fielt van 't eerste water," zei hij ; ja, dat waren zijn eigen woorden tegen iemand die hem zoo geholpen had, »maar ik wil over jou niet als rechter optreden en geloof wel dat ik er een manier op weet om je uit Dunedin te krijgen." »Ik zal er u altijd dankbaar voor zijn," directeur," zei ik, »bij God, dat zal ik." »Ik heb je dankbaarheid niet noodig," ant woordde hij, »ik doe het ook minder ter wille van jou dan voor de rust en de veiligheid in de stad. Morgen vertrekt er van de Wes terkade een stoomboot naar Melbourne, daar zullen \ve je aan boord brengen. In de cou rant staat het uur van vertrek ; 's morgens 5 uur, zorg dus dat je gereed bent." »Ik pakte mijn plunje bijeen en werd even voor het aanbreken van den d»g een achter poortje uitgesmokkeld. Ik liep zoo hard ik loopen kon, nam een plaatskaartje als Isaac Smith, en kwam behouden op de Melbourne. Ik herinner mij nog het geluid van de schroef door het water, toen de trossen losgemaakt werden, en hoe ik, terwijl ik over de ver schansing leunde, de lichten van Dunedin zag verdwijnen, en blij was dat ik ze voor altijd goeden dag zei. Ik had een gevoel dat j ik een nieuw leven ging beginnen en al j mijn zorgen achter mij liet. Ik ging naar i de kajuit en dronk een kop koffie, en toen ' ik weer aan dek kwam, voelde ik me meer rood krijt, dan is het opvallend hoe de frischheid en gratie van lijnen van de laatste, in de lithographie is verloren gegaan, die er mat en eenig zins geknoeid uitziet. Diezelfde matheid zonder tot toon te zijn gerijpt, vindt men in »Ministrants". Er zijn er verscheidene onder die van omanier" niet vrij te pleiten zijn. Zoo bijv. de NOS. 23 en 27. Tot de besten behoort No. 20. De NOS. 7, 8 en 18, studies naar kinderen, zijn vive en vlot, het meest direct op het leven betrapt; de kleur van het rood kon mooier. Het is nobel werk, uit beschaving en smaak geboren, maar het mist de verheffing of het ont staan uit innigör behoefte. Verwant is dit werk aan den kunst uit den tijd van Ingres en Prud'hm, maar er onder gebleven; het is Engelsch en academisch. Ik deel niet de meening dat het zoo «stellig een verblijdend feit" zou zijn, dat jonge kunste naars zich tegenwoordig minder geroepen gevoe len tot het maken eener schilderij, die zooals in het Handelsblad van 13 Jan. wordt beweerd, is voorbestemd om in het gunstigste geval! in het donkere salon van den kapitalist te verdwijnen. Ook etsen en lithographiën deeltn dit lot en verdwijnen dikwijls in nog veel donkerder portefeuillts. Alle kunst is goed, maar kan door ets of teekening de hoogte bereikt worden eener schilderij? is er iets dat te boven gaat de levende schilderij 'i 3. N. STEMMING. Gedenkboek. Zooals bekend ontstond na de keuze tentoon stelling van nieuwere Hollandsche schilderkunst in 1802 bij de firma van Gogh het plan tot uit gave van een gedenkboek. Eigenlijk is de eerste nu verschenen aflevering, die zeer eigenaardig juist ter gelegenheid van het Israëls jubileum verschijnt, aan wiens werk zij geheel is gewijd, een proeve van hetgeen als voorbereiding is geschied, terwijl tevens wordt medegedeeld, dat in plaats van hetgeen speciaal op deze tentoonstelling betrekking had, het goheele tijdperk tusschen 18(10 en 1S90 zal be handeld worden. Zeker brengen weinige boeken een dergelijken aangenamen degelijken indruk. De voorname titelbladen en omslag van der Kinderen, de doorwerkte lithografien van Veth naar de schilderijen van Israëls »Als men oud wordt" en «Moeder en Kind'', eu niet het minst zijne van diep ingaande studie getuigende tekst doen hier een monumentaal standaardwerk ver wachten. Niet weinig zullen ook daartoe bijdragen de zoo uitstekende reproducties als de ets van Witsen naar het groote schilderij van Jacob Maris, reeds op de Etsclub geëxposeerd en die van Roland Holst naar Tliijs Maris. Tentoonstelling van teekeningen der XVII eeuwsche Hollandsche Schilderschoolbij de firma van Gogh. Onder het van Rembrandt geëxposeerde treft in hooge mate een sterfbed van Maria, waar schijnlijk de voorbereiding van een reeJs lang in zich omgedragen compositie van een ets of schilderij. In het linksche gedeelte de stervende vrouw in de kussens teruggezonken en een die niet IIIIIIMIIIIIIIItllIJlIlIIJJJJlllinnjJJtHJIJIIIllllllllIJJIIJJJIIIIIIINIIIJIHmmlIliml op mijn gemak dan ik in jaren gedaan had. »Het was intusschen dag geworden ; we stoomden langs de kust. Dunedin was al uit het gezicht. Ik liep een uurtje het dek op en neer, en toen de zon op was, kwamen er ook andere passagiers boven. Een er van, een levendig kereltje, keek me eerst langen tijd aan en maakte toen een praatje. »In de mijnen gewerkt?" zegt hij. »Ja," zeg ik. «Schaapjes op 't droge?" zegt hij. »Dat gaat wel," zeg ik. »Ik heb ook in de mijnen gewerkt," zegt hij, »en ik had goed wat binnen, maar toen de karren met het goud naar de kolonie gingen, zijn we aangevallen door die ver vloekte gouddelvers en geen rooie cent is er gered." »Dat was niet pleizierig," zeg ik. »Gebroken was ik heelernaal geruïneerd. Afin, 't is niets; 'k heb ze allemaal zü-n hangen; dat verzoent mij er mee. Er is er maar n in leven gebleven de schobbejak die hen verraden heeft. Ik hoop dien kerel nog uit te vinden voor ik sterf. T wee dingen heb ik hem te zeggen. »En dat is?" zeg ik onverschillig. »Ik moet van hem hooren waar het. geld is ze hebben den tijd niet gehad het in den grond te stoppen, het ligt ergens carl/r'd in de bergen en dan moet ik hem den nek omdraaien en zijn ziel sturen naar de mannen, die hij verraden heeft." Ik dacht er aan dat ik wel iets wist van dat cach<' en had bijna gelachen, maar hij hield de oogen niet van mij af, en het, trof mij dat er iets wraakgierigs en valsch in w»s. »Ik loop de brug eens op," zei ik, want hij was niet het soort van man, waar ik graag mee praatte. »Maar hier wilde hij niet van hooren. »We zijn beiden mijnwerkers," zegt hij, »en zoo

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl