De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 februari pagina 1

3 februari 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 919 DE AMSTERDAMMEK A°. 1895, WEEKBLAD VOOK NEDERLANI Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig1 de wet van 28 Juni 1881 f Staatsblad Xo. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 3 Februari Abonnement per 3 maanden /'l.50, Ir. p. post/' Voor Indiëpsr jaar mail,, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . Advertentiün van l?5 regels /'1.10, elke regel meer . . . Reclames per regel 1.65 g O.'l25 0.20 0,40 -.3"! I N H O Ds VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Gevaarlijke lec tuur. Minister Van Giers. Uit Bulgarije. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De Vrouw in Staat en Samenleving, door Socius. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Over Brnneau en zijn aan staande (derde) Zola-Opera, door v Santen Kolff Mcziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Henri Tibbe (met portret), door Van M. KUNST EN LETTEBEN: Hulde aan Jozef Israëls, door Ph. Z. Uit Zuid-Nederland, door Pol de Mont. Fransche jonge meisjes. Weg met Ibsen! Boekaankondiging. Nieuwe uitgaven. WETENSCHAP: De Nederlandsche vertaling van Leckey's wereldberoemd werk, door Dr. Nijhoff. FEUILLETON : Mijn vriend de moordenaar, door A. Conan Dcvle (Sint). SCHAAK SPEL. VOOB DAMES, door E-e. VABIA. BECLAMES. ALLEBLEI. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. De Sehager moordenaar Klaas Boes heeft een deel der Nederlandsche pers de stof ge geven voor het houden van een betoog over het lezen van slechte boeken. Gemelde Klaas Boes toch verzekerde in zijn bekentenissen aangaande den moord door hem gepleegd, dat hij door het lezen van boekjes als De onschuldig veroordeelde en Het gevloekt geheim op de gedachte was gekomen »ook eens flink te stelen." Of deze verklaring van het zestienjarig monster, hoe authentiek ook, wel het uit gangspunt verdient te zijn van eene be schouwing over c"en invloed van romanlectuur en dan nog wel over den invloed van zulke lectuur op het gemoed van iemand als Klaas Boes, die menigmaal zijn moeder had bestolen door met een valschen sleutel haar geldkast te openen zullen wij in het midden laten. Er zullen zijn die meenen, dat een jongen van Klaas Boes' karakter, ook zonder De onschuldig Veroordeelde en Het gevloekt geheim gelezen te hebben, wel opgegroeid zou zijn tot de een of andere misdaad, eri die hem niet vertrouwd zouden hebben, ook als hij na zijn vijftiende jaar de catechisatie had bezocht. Doch redelijk of niet van Boes' ver klaring ging het Centrum uit, welk blad schreef: Bij btapels worden steeds de afschuwelijkste romans en novellen onder het lezend publiek geworpen, en op gewetenlooze manier wordt gespeculeerd op de lage hartstochten der menigte. Welk kwaad hierdoor in de geheel van tegengif ontbloote hereenen en gemoederen daardoor kan worden gesticht, leert men thans in de Alkmaarsche gerechtszaal opnieuw, zonder nog te kunnen vaststellen, hoeveel duizenden jongelieden en volwassenen in hun hart door en door bedorven worden, zonder dat zij tot excessen vervallen, zooals de jongeling, die thans wellicht levenslang achter slot gaat en eigenlijk den dood verdiend had." En dan, men bedenke het wel: het zijn niet alleen de boekjes, waarin de gevaarlijke lectuur steekt, maar ook zekere dag en weekbladen, die in hun feuilletons het middel hebben gevonden, om elkaar de loef af te steken in het prikkelen van de lage driften en het populariseeren van de grofste gruwelen." Nu zal de geheele wereld het er over eens zijn, dat er veel te lezen wordt gege ven, waarvan geen veredelende invloed kan uitgaan. Doch of nu juist de lagere volks klasse daaronder zoo te lijden heeft, of deze daardoor het meest bedreigd wordt, wij wagen dit, ondanks de getuigenis van den »Schager onmensen, die op de gruwelijkste wijs twee vrouwen slachtte," te betwijfelen. Wij mee nen te kunnen vaststellen, dat de romans in de volksbladen steeds een zedelijke strekking hebben; in den regel wordt daarin de deugd beloond en de zonde gestraft. De onzedelijke literatuur bereikt de lagere kringen zelden of ooit, zij blijft voor andere sferen bewaard. Het gevaar, door het Centrum gevreesd, schuilt dus niet in de strekking der verdichte verhalen, maar in de uitweidingen omtrent diefstal, inbraak, moord, enz. die daarin voorkomen. De phantasie wordt gevoed met voorstellingen, welke de menschen al te ver trouwd maken met het leven van misdadi gers, het blad spreekt van »het prikkelen van de lage driften en het populariseeren van de grofste gruwelen". Zou hierin werkelijk een zoo groot gevaar gelegen zijn als men schijnt te meenen ? Het drama zoowel op het tooneel als in het leven boezemt de hoogste belangstelling in en het drama speelt steeds in de nabijheid der schriklijkste zonden. Ware de forsche, indruk wekkende voorstelling van »lage driften" en grove gruwelen zulk een gevaar, in 't bij zonder voor de minder ontwikkelden, hoe zouden wij ons dan moeten verheugen, dat de gezegende Veltman voor goed van de planken is gegaan ! Zullen wij Shakespeare ook den bons moeten geven omdat hij zoo veel gruwelen heeft «gepopulariseerd", schier geen enkele »lage drift" vergeten ? Denkt men aan den doodslag, de meest verachte der misdaden, het zou immers al zeer weinig ' O baten of alle verdichte verhalen van hem zwegen, waar de geheele geschiedenis van het begin tot het einde van hem is vervuld. Welk boek zou men den lieden ter lezing kunnen o geven,wanneer men moest duchten dat door een moordaanslag, die hun helder voor den geest wordt gebracht, zij zelf tot het moorden zich aangetrokken zouden gevoelen ? De bijbel be gint reeds met het verhaal om tren t Kaïn die zijn broeder Abel dood sloeg, en hoe talrijk zijn de moorden, waarvan dit boek vertier ge waagt in onovertroffen plastischen stijl. De historie, waarmede wij van onze prille jeugd af kennis maken, heeft het bloedvergieten tot hoofdinhoud. De staatkundige geschie denis, de maatschappelijke, ja zelfs de ker kelijke geschiedenis die wij leeren, geeft ons reeksen van moordtafereelen te aanschouwen. En nog leven wij in een tijd, waarin het menschenslachten in het groot en in het klein, georganiseerd en onvoorbereid, tot de orde van den dag behoort. Op bijna elke bladzijde van het geschiedboek ligt een groote bloedvlek. Of in zulk een wereld het lezen van een moordverhaal meer of minder, hetzij dan een verdicht of een historisch verhaal, van invloed op iemands moordlust zou kun nen wezen wij laten het antwoord gaarne aan de psychologen van professie over. Maar aangenomen, dat reeds de kennis making met geschriften, die het plegen van diefstal en manslag tot in bijzonderheden voor de fantasie der lezers afbeelden en die dus door den verhaaltrant afbreuk doen aan de zedelijke strekking gevaarlijk is, wat moet men dan niet duchten van de dagbladleetiiur in onze dagen, nu de misdaad het lievelingsonderwerp schijnt te zijn, waar omtrent de courant hare lezers inlicht ? Ten opzichte van geen enkel soort van feiten worden aan het groote publiek zorgvuldiger mededeelingen verstrekt, ter bevrediging der brandende nieuwsgierigheid, dan juist aan gaande de allerafschuwelijkste handelingen, waartoe booswichten kunnen vervallen. In hetzelfde blad b.v., dat voor den diefstal en moord te Schagen gepleegd tot op zekere hoogte De onschuldig veroordeelde en liet gevloeid geheim mede aansprakelijk stelt, lezen wij het volgend verslag van Klaas Boes' bekentenis voor de rechtbank: Vóór den moord heeft bekl. getracht door een slaapmiddel de vrouwen te vergiftigen, door dit in een kan melk te werpen die de vrouwen zouden gebruiken. Vielen zij in slaap, dan zou hij stelen. Hij nam echtereen mes _ mede om de vrouwen af te maken, als zij niet goed mochten slapen. Van die melk is echter niet gedronken. Later heeft hij loodwit in den koffiepot der vrouwen gedaan. Wonende naast de vrouwen, kon hij achter over een schutting in huis klimmen, terwijl zij voor in den winkel waren. Een derde poging tot vergiftiging was: zuringzout te doen in de koffiekan. Bekl. heeft ook plan gehad de vrouwen snuif in het gelaat te gooien en haar dan met een mes af te maken, of haar een touw om den hals te slaan. Oudshoorn heeft hem dit geraden, hij had dat gelezen in de Twee Weezen. Bekl. h et f t ook de vrouwen taartjes willen geven, waarin loodwit was gedaan, doch onderweg, 't onweerde dien avond, verloor hij ze. Alle plannen tot moord overlegde hij met Ouds hoorn, die echter nooit wilde medédoen. Bekl. had Oudshoorn beloofd hem ook wat van het gestelene te geven, omdat hij er alles van wist. Oudshoorn zette hem steeds op. B. v. als zij langs het huis der wed. Bute gingen en deze stond aan haar deur, zeide hij wat een dun nekkie", bedoelende dat bekl. haar toch gemakkelijk den hals kon afsnijden. Bekl. zegt alles alleen te hebben gedaan; van zijn familie wist niemand er iets van. Nooit zegt bfckl. heeft hij voor de misdaad teruggedeinsd. Oudshoorn heeft doelende op Anna Beiers, dikwerf gezegd: 't is toch zonde van zoo'n knappe meid," maar dan zeide bekl. 't moet toch gebeuren vóór de Alkmaarsche kermis." Oudshoorn weigerde steeds bekl. te helpen. Bekl. heeft avonden achtereen over de schutting geloerd om te zien of er gelegen heid was om de vrouwen te vermoorden. Den avond van den moord, Zaterdag, heeft, hij aan de deur nog met Anna ges-proken, die toen vertelde Maandags naar Amsterdam te zullen gaan en hem een portret te zullen geven. Hij wist o; k, dat Anna Zaterdag avond vroeger naar bed ging dan anders. Dat bt-ld, door zijn plan twee dagen uitte stellen, althans Anna Beiers zou hebben ge spaard, had hij niet bedacht. Bekl. had dien dag geen drank gedronken, dat deed hij nooit in de week. Kwart over elf is bekl. achter over de schutting geklommen; hij had gezien, dat vrouw Bute iu de keuken zat te lezen en met een bijl, die hij vond. gaf hij der vrouw driemaal een slag op het hoofd. Zij riep driemaal o God, o God!" Bij den eersten slag keerde de vrouw zich om, toen gaf hij nog drie slagen en liep hard weg. Hij klom weer over de schuttiig en droi.k in de keuken bij zijn ouders water, waarna hij door de herberg zijns vaders de straat opging. Hij wachtte tot er geen menschen meer waren en ging den winkel van vrouw Bute binnen. Uit den winkel nam hij een mes van de toonbank en begaf zich naar de kamer van Anna, die te bed lag. Bij het licht van een lucifer, die hij aanstreek, gaf hij een steek met een mes ia haar slaap; vervolgens een snede in den hals, waarbij zij hem een tlag in het gezicht gaf. Toen stak bekl. een lamp aan, die op tafel stond, en trok een lade uit de kast in de kamer om te zoeken of er iets in was. Op eens hoorde hij een zucht; hij keerde zich om en zag hoe Anna op haar knieën lag en er uit wilde. Toen duwde hij haar weer in den hoek en bracht haar een wonde toe, waarbij zijn mes krom werd. Bekl. is daarna naar achteren gegaan om zich te wasschen; hij hoorde vrouw Bute nog ademen, waarop hij haar niet een mes doodde. Vervolgens heeft bekl. zich gewasschen op de achterplaats. Het was toen ongeveer elf uur. Daarna heeft hij uit de kast gestolen en zijn zakken er mede gevuld. Hij hoorde echter leven achteren verschool zich een tijdje, waarna hij weder over de schutting klom en het gt-stoleiie begroef. Bij het overklimmen der schutting had zijn vader zijn hond uitge laten, omdat hij gerucht hoorde. Het dier, bekl. herkennende, maakte echter geen leven, zoodat zijn vader zeker dacht zich vergist te hebben. Na alles, op een kleinigheid na, dat hij bij zich hield, begraven te hebben, is bekl. om ongeveer twaalf uur weder over de schutting naar het huis der wed. Bute gegaan. Hij heeft van de nog brandende lamp in Anua's kamer Ie peer afgedraaid en toen de petroleum over iet haar van Anna en het beddegoed gegooid. Eerst stak hij het haar in brand om te zien )f dit brandde en toen dit geschiedde, heeft :iij er een kussen op gegooid om de vlam te blusschen. Daarna heeft hij het lijk van vrouw Bute met petroleum begoten, vervolgens het lijk van Anna Beiers uit het bed gehaald, om zijn pet te zoeken, die hij verloren had. Doch hij zocht niet lang, want die zou wel met alles verbranden. Hij stak de lijken in brand, trok zijn schoenen weer aan en verliet voor door den winkel het huis," enz. enz. Zouden er in De onschuldiij reroordeelde, Het gevloekt geheim, in de De twee weezen of in eenig ander dag- of weekbladfeuilleton wel een paar bladzijden voorkomen, die in klaarheid van voorstelling, cynisme van ver haaltrant, en degelijkheid van aanwijzing der middelen om een misdaad te volvoeren, met dit staaltje van boevenredeneering kunnen. wedijveren? Hier, dunkt ons, is de volkomen heid bereikt. Het is ons doel niet het Centrum in het bijzonder iets te verwijten, en evenmin het Handelsblad, »welks reporter" volgens het het Centrum, »onder de weinige gelukkigen behoorde, die in de gelegenheid waren een verslag te kunnen opmaken." Alle bladen, die een gemengd publiek tot lezers hebben, achten zich genoodzaakt de ongezonde nieuws gierigheid hunner clientèle te bevredigen. De een moge dit deel van zijn taak met voor liefde, de ander met tegenzin vervullen de voorliefde zal wel zeldzame uitzondering zijn wil een krant gelezen worden, dan >itoet zij in de vraag naar dit allerpiquantste nieuws voorzien. Wij geven toe, voorloopig kan dit niet anders. Maar'zal dit zoo blijven? Dat onze pers in deze zich op den ver keerden weg bevindt, steeds meer de buitenlandsche modellen navolgende, kan moeielijk aan twijfel onderhevig zijn. Al de afschuwelijkheden, waarover men zich ongerust maakt, waar zij voorkomen in feuilletons, romans, tooneelstukken enz. staan ten minste in onafscheidelijk verband met een kunstaibeid van hoogeren of laveren o c> rang. Zij zijn als zoodanig voor den auteur onmisbaar, en het publiek, dat de misdaden leest of ziet, onttrekt zich gemakkelij aan haren invloed; het weet dat alles is verdicht en het verhaal of tooneelstuk heeft dus moeielijk anders dan zeer in het voorbijgaan vat op hen. En waar de bedrijvers van die misdaden tot een anderen tijd, of een ander volk behooren, zullen de gewaarwordingen die zij wekken, nog weer minder diep in het gemoedsleven van lezer of toeschouwer kun nen dringen. Maar bij liet weergeven van het verhaal van Klaas Boes, wordt geen enkel ernstig belang gediend. De kunst heeft er niets mee uitstaande, de geschiedbesclirijving vraagt er niet naar; het wordt eenvoudig gerepro duceerd om den bedorven smaak van het publiek te kittelen, dat nog meer behagen schept in het relaas van een drievoudigen Jan van een tweevoudigen moord. Het pu bliek en het is zeer jammer voor onze ijdel^id dit te moeten erkennen ? het pu bliek, waartoe wij alle u behooren, heeft ietwat overeenkomst met zekere viervoetige dieren, die eerst recht in hun element zijn, als zij met hun snuit nu juist niet in het allerzindelijkste boren. En dit publiek heeft dezer dagen op zeldzame wijs gesmuld, toen de Belgische justitie het op het proces mad. Joniaux en de Hollandsche justitie het op het proces-Klaas Boes onthaalde; vijf moor den en eenige diefstallen tegelijk! Deze terechtzittingen moeten gehouden worden. De verhooren van getuigen en van beklaagde zijn onmisbaar, en zij kunnen niet anders plaats hebben, dati in het openbaar. Doch het is lang niet hetzelfde, zulk een verhoor bij te wo en, waar het publiek, door hetgeen het aanschouwt, volkomen onder den indruk verkeert van de hoogheid der justitie, die haar verheven laak als handhaafster van het Recht vervult, - en Klaas Boes' ver haal te lezen in de krant. Hier is het de »iSchager oiimcnsch", dien men ziet, en dien men hoort. Hier ontbreekt de lijst om de schilderij, of zoo er voor de geestesoogen van den lezer nog een schijn van zulk een lijst mocht overgebleven zijn, hier treedt die moordenaar en dief uit de lijst, plaatst zich, alles om zich heen in de schaduw stellende, op den voorgrond, en heeft hij, hij alken het l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl