Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 919
melomaan Gagnière (l'Oeuvre), waarbij echter Bach,
Mozart, Gluck vergeten zyn, en op echt
fransche wys Meyerbeer een der eerste plaatsen
bekleedt. Ook het geheel in Berlioz's, Wagner's
en Liszt's geest behandeld, d. i. volgens hun
opvatting en methode steeds gewyzigd, 1) pano
rama van Parijs (One Pvge A'amour) een let
terkundig leidmotief in optima forma mag
hier niet vergeten worden. Voor een studie als
de hier bedoelde dus men ziet 't gegevens
te over, zoo maar voor 't grijpen: embarras de
choix of de richesse!
Sedert ruim een jaar bezitten wij zelfs eigen,
persoonlijke beschouwingen van dtn médanschen
kunstenaar over het wezen der moderne opera,
de eischen aan het hedendaagsch lyriesch drama
te stellen. Die in z\jn verhandeling over Le drame
lyrique 2) uitgesproken oordeelen munten wel-is
waar geenszins door oorspronkelijkheid van op
vatting, door nieuwheid, zelfstandigheid van
zienswyze uit; ze zyn echter met die heldere frischheid
opgesteld, met die verve van voorstelling ont
wikkeld, waarin Zola's esthetiesch-theoretiesche
opstellen uitmunten.
Hoe verleidelijk 't mjj ook toeschijnen moge,
er hier eenige hoofdplaatsen uit aan te halen,
verbiedt de my ter beschikking gestelde ruimte,
dit plan te volvoeren.
I.
Hoe Alfred Bruneau's opera-samenwerking
met Emile Zola nu eigenlijk ontstond ? Zij
dagteekent van bijkans 'n zevental jaren herwaarts.
Omstreeks Juli '88 maakte de chroniqueur
H. Chrispin in het Parijsch dagblad Le Siècle
het plan -eener opera-bewerking van een
Zolaroman voor 't eerst wereldkundig, 't Betrof het
toenmaals dertien jaren oud vijfde deel van
den Rongon- Macquart cyclus, de
godsdienstwaanzin-studie La Faute de V<MéMouret, die door
geen geringere dan den beroemden Manin
Lescaut en Werthère- componist op muziek zou wor
den gebracht. Jules Massenet had, zoo heette 't,
reeds jaren geleden, opgewonden na het lezen
van La Faute de l'abbéMouret, Emile Zola om
vergunning gevraagd, sommige tooneelen uit diens
roman-schepping te mogen componeeren.
Voorloopig dacht hij slechts over muzikale
tusschenspelen-intermezzi, gelijk hij die indertijd voor
Leconte de Lisle's drama Les Erinnyes had
gecomponeerd. De Parado-tooneelen, met hun
Edenhof-symbolisme, schenen hem zoo
rhythmiesch en muzikaal geschreven toe, dat hij het
overtollig achtte, voor de voor zang te componeeren
gedeelten den versvorm, de versmaat, het rijm aan
te wenden, en er de voorkeur aan zou geven,
de uit te kiezen text-fragmenten uit het boek
zelf zonder eenige verandering hoegenaamd op
muziek te zetten. Kort daarop had bij Zola's
uitgever Georges Charpentier een bijeenkomst
tusschen den woord- en den toondichter plaats,
waarin eerstgenoemde zijn volle goedkeuring aan
het plan van laatstgenoemde schonk. Sedertdien
bleef de zaak echter in statu quo ante
en nog steeds schijnt het plan in onzeker
heid te zweven, nog steeds schijnt de definitief
besliste vorm voor het geprojecteerd werk
niet gevonden, niet vastgesteld te zijn.
Voorkmpig heet 't hieromtrent dus nog: mystère !
Van toen af aan bleef de pers over dat voor
nemen een absoluut stilzwijgen bewaren. Tot
heden echter schijnt Massenet zijn
Serge-enAlbine-plan niet te hebben opgegeven, hoewel't
hem voor zoover der buitenwereld althans
bekend is geworden nog niet geheel duidelijk is,
in welk gewaad hij zyn muzikale herschepping
van Zola's onvolprezen meesterstuk zal steken.
In den zomer of herfst van '88 nu vatte een
toenmaals 28jarig parijsch toondichter, een leer
ling van Massenet, Alfred Bruneau van wien
reeds in Mei '87 in de »0péra Populaire"
(EdenThéatre) een opera in drie bedrijven: Kérim
(libretto van Henri Lavedan) was opgevoerd
hetzelfde plan op: de idee tot op-muziek-zetten
der realistiesch-fantastiesche liefdesidylle in Ie
Parado bij Les Artaud (omstreken van
AixPlassans). Tel maïtre tel valet: zoo de leeraar
zóó ook de leerling, 't Behoeft nauwelijks ver
zekerd te worden, dat hij niet de minste kennis
van Massenet's voornemen droeg.
(Slot volgt). J. v. SANTEN KOUT.
1) Hector Berlioz ging hierin trouwens op
het voetspoor van Beethoven in zijn laatste schep
pingsperiode (zie vooral de Finale der negende
symphonie) allen vóór. Men bedenke, dat de
idée fixe" der Symphonie fanta&tique, met haar
tallooze gedaante-verwisselingen, van het
Hernanijaar 1830 dagteekent.
2) In Fernand Xau's dagblad Le Journal van
22 November '93 (drame lyrique = opera).
Hiiiiiimmnninmmiiiirinmiiimiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiinii
MüM in de Hoofdstad.
Hoezeer ieder menscli ook naar verscheidenheid
haakt, kan men toch niet zeggen dat liet publiek
spoedig geneigd is nieuwe werken op symphonisch
gebied met sympathie te ontvangen. Daarvan
heeft de heer Kes vaak de ervaring opgedaan.
Gelukkig ontmoedigt dit hem niet, en gaat hij
voort met het nieuwste dat in den vreemde ver
schijnt aan ons bekend te maken, al is ook al de
moeite van het instudeeren voor n, hoogstens j
tweemalen. Charpentier's Impressions (f f talie bewezen j
dit alweer. Bij de tweede uitvoering van dat werk
was de zaal tamelijk leeg en toch zijn die avonden
dat het orkest alleen aan het woord is waarlijk
niet de minste. De vorige week toen de violist
Ondriceek en de zangeres Mej. Nathan zich deden
hooren was er bijna geen plaatsje te veroveren,
en thans zou een kanonskogel weiuig schade hebben
aangericht. Dat pleit het zij met alle respect
gezegd niet voor een groot deel van de
leden van bet Concertgebouw, of men moet uit
protest tegen de herhaling van Cliarpentier's werk
weggebleven zijn, wat ik niet geloof, want demon
stratief is het concertbezoekend publiek over liet
geheel niet.
Wanneer wij nu het gehalte van solisten en
orkest-uitvoeringen met elkander vergelijkt, dan
valt dit niet altijd ten voordeele van de
solistenconcerten uit. Ook thans was dit niet het geval,
want hoewel Mej. Nathau's zang een aangename)!
indruk maakte en de violist ons onthaalde op
zijne onvergelijkelijke octaven, trillers en
decimengangen en hij met onovertroffen vlugheid van de
hoogste naar de laagste verdiepingen (posities)
voltigeerde, kan ik toeh niet zeggen dat zijn spel
uit een muzikaal oogpunt mij bijzonder geboeid
heeft en daaraan schrijf ik het dan ook toe. dat
de Siegfriecf-Icfyll, door het orkest zoo schoon
uitgevoerd, voor mij het glanspunt van den avond
was.
Men heeft er van af moeten zien, zooals altijd
te doen gebruikelijk was, een solisten-concert
met een ouverture te besluiten, want het is niet
aangenaam het publiek te zien wegvluchten vóór
zulk een stuk begint met eene agitatie alsof
er eene paniek ontstond door brandalarm ver
oorzaakt.
Tegenwoordig laat men een solist liet concert
besluiten en nu blijven de toeschouwers niet alleen,
doeh zij vragen ook nog een toegiftje.
Mevrouw! bezoikt ge trouw de concerten in het
concertgebouw? wordt op menige soiree gevraagd,
en dan zal onveranderlijk htt antwoord luiden:
O zeker! maar natuurlijk alleen de buitengewone
concerten.
En waarom niet de gewone? roept dan vïel eens
een zeer nieuwsgierig mensch.
Wel dit is imn.ers geen usance iii onzen kring
en dan: zoo'n lange symphonie en geen zangeres.
O foei! dat is niet te doen.
Doch behalve die hulde aan de usanee, schijnt
men nu eenmaal de orkestuitvoeringen als bij
zaak te beschouwen, hoewel men toch geleerd
moest hebben dat de uitvoeringen van dit orkest
altijd van superieur gehalte zijn, wat men van de
sohstenconcerten waarlijk niet altijd zeggen kan.
Die orkestrale uitvoeringen?door de spraakma
kende bevolking de muziek'' genoemd, (in opera
of concertverslagen leest men zelfs wel eens o. a. :
de zang was mooi, maar de muziek was te hard.
Men schijnt dus zang niet als muziek te be
schouwen) hebben recht op de onverdeelde belang
stelling van de leden van het Concertgebouw en
ik hoop dus dat er nog eens een tijd aan zal
breken, dat er ook op de Donderdagavonden zonder
solisten geen plaatsje onbezet zal zijn. Een interes
sant programma geheel uit nieuwere werken samen
gesteld, zooals de vorige vrek werd ton gehoore
gebracht, had zulks ten volle verdiend.
De Ned. Opera van Van der Liudtn heeft deze week
lïoméo en Julia van GounoH opgevoerd Deze Opera
voor het eerst 27 April 1807 in de Opéra Comi(|>ie
te Parijs opgevoerd is in liet laatst van 1889 naar
de Groote Opera verhuisd, zoo is htt met Fuast
ook gegaan. 19 Maart 1859 werd dit wc rk in de
Opéra-Lyrique opgevoerd en 3 Maart 1SG9 m de
Groote Opera.
De Groote Opera is dus steeds het ideaal ge
weest dat Gouuod voor oogen zweefde. Nu daar
was ook wel reden voor, want een zanger als
Faure voor Hephisto te winnen was w'el wat waaid
al miste hij toen Mme Cttnalho als Marguerithe.
En nog meer kou Gounod zichzelf geluk
wenschen dat Romeo naar de Groote Opera verhuisde,
waut de eerste voorstellingen in 1889 van d,t
werk zullen nog lang in de herinnering van de
Parijzenaars blijven. Zelden zijn de bureaux de
location zoo bestormd als toen, want niemand
minder dan : Adeline Patti zong Jidiulle, de ge
vierde tenor Jeau de Reskézong Romeo en Edouard
de Reskéde partij van Frère Lti-ureiil. Dat is een vau
de laatste groote triomfi n die Gounod gevierd iieeft;
en zelfs na Adeline Patti's vertrek hield de belang
stelling stand, want de gebroeders de Reskébleven
op hun post en de geheele vertolking van dit, werk
was eene buitengewone schoone ook met de dames
Darclc, Eamnes of Melba als Julietti1.
Gounod is genoemd door een van de Fransche
literatoren //une a in e qu'envahit Ie mysticisme et
que teute encore la volupié." Ik zou geneigd
zijn deze uitspraak om te keeren, want, m. i. is
Gounod meer //envahi" door : la voluptc dan door
het mysticisme ; en waar hij zich in liet mysticisme,
begeven heeft daar treed la voluptézoo sterk op
den voorgrond, dat men o. a. in Jlors et //^/aan
houdend meent een zeer wereldsch liefdeduet te
hooren en in de werken voor en na Fu/ixl ge
schreven boeit hij ons vooral daar, waar de liefde
aan het woord is.
Hoe ver toch staan het, eerste tableau van de
vierde acte en de vijfde acte boven al het andere
zelfs de tweede acte niet, uitgezonderd. De eerste
acte, alleen opmerkelijk door den wals, (een hoogst
dankbaar efl'ectstuk, doch dat geheel den ii.druk
maakt ingeschoven te zijn ten einde de
coloratuurzangeres gelegenheid te geven als zoodanig te
brilleeren, hetgeen dan ook ongeveer juist is) is
muzikaal zeer leeg en zelfs de derde acte met het
woelige straattooneel maakt dat men vaak op de
muziek geen acht slaat en alleen de handeling
volgt. Het lichte serenadetje is ook hier de oase,
hoewel het lichter vnoet worden gezongen dan nu
het geval was. (Die aanmerking geldt, echter in
hoofdzaak het tempo).
Doch in de eerstgenoemde tafereeleu is Gounod
zoozeer zichzelf en weet hij zijne hoorders zoo te
boeien, dat men hier gevoelt, Gounod te hooren
zooals hij in zijne beste oogenblikken zich vertoont.
Deze uitvoering verkreeg vooral relief door de
vertolking vau de twee hoofdpersonen, nu j. Louise
Ileijmannen den heer Pauwels. Dat onze helden-tenor
in dit werk zooveel goeds gaf, is voor hem grooter
overwinning dan de vertolking van een zijner
helden partijen, want hier moet hij zichzelf geweld
aandoen en zijne liefde voor Julia in teedere kl. n';en
uiten. Dit. nu gelukte hem op eene wijze zooals
ik nog niet van heiu hoorde en daarom releveer ik
deze overwinning van den heer Pauwels met groote
ingenomenheid. Mej. Heijmanu en hij wisten een
zeer schoon geheel te verkrijgen en daarom moeten
beiden in een adem gemeld worden. Ook deze dame
wist de poëtische zijde vau hare partij zeer uit te
doen komen, wat ik eene even groote overwinning
voor een colorat uurzangeres acht.
In een kroniek zooals deze is het niet mogelijk
alle kleinere rollen uitvoerig te vermelden, ik stip
daarom alleen aau dat de heeren Poous en Urlus
op bevredigende wijze hunne partijen vervulden;
dat mevr. Orelio, behalve het te langzame tempo,
toonde weer beter over hare middelen te kunnen
beschikken en z'ch blijkbaar oefent om eeiiige
ongelijkheden in haar stem te verbeteren; dat de
heer Judels vooruitgaat en dat de heer Engelen
verdienstelijk zong, doch wat veel de heer Engelen
bleef, cu dat d« overige partijen voldoende, tamelijk
slecht waren. Het koor deed zijn best zacht te
zingen, doch was er soms gehec l uit, o a. in het
aardige mannen-koortje in de 2e acte, dat daar
door geheel mislukte. Dit, werk is niet, forsch ge
nstrumenteerd en dus was het orkest niet te
domineerend, doch nog veel te dikwijls klonk het
ss-t van den heer Van der Linden door de geheele
zaal.
Vooral wat de vertolking van mej. Heijmann
en vau den heer Pauwels betreft is deze opera dus
een bezoek zeer wa'ird.
Ik heb de vorige week eene uitvoering bijge
woond van de Ivedertafel Kunst door Oefening onder
leiding van den heer II >eske waar eenige Ned.
koorwerken o. a. Scheim-riag en Muskerdans van
Bern. Xweers op het programma stonden. Met
veel genoegen hc'i ik die uitvoering bijgewoond
omdat er op goede wijze gestudeerd en gezongen
werd. De jonge leider voert, zijne schare met
zekerheid aan en maakt veel werk van eene goede
wijze van zingen. Alleen zou ik op de eigenschap
willen wijzen die vele liedertafelseenigszinsaankleeft
n.l te scherpe en plotselinge contrasten van p p
naar f f en vicc versa en minder aandacht voor
wa*. daar tu-schen ligt.
Ik twijfel niet of de leden van deze nog zoo
jonge vereeniging zullen dit leereu overwinnen
waut ik heb zeer veel goeds in de uitvoering
opgemeikt.
De heeren van der Bruijn (viool) en Mecrloo
(violonccl) beulen leden van het concertgebouw
behaalden als solisten een groot, en hoogst ver
diend succes en ook een dilettant baritonzanger
die een schoone stem hex.it, en over het, geheel
duidelijk uitspreekt, belooft bij voortgezette studie
iets goeds.
VA^ MILLIOKX.
UIllllllMMnlIIIIIIIIIIMIIIMIMIIHIIHIIIIMMIIIimlIIMHIMIIlHIIIIIIIIlllIlUIIUII
Henri Tle.
1803-189,").
Met droefheid in het lnrt schrijf ik eenige
regels ter begeleiding van bovenstaand port'et.
De jonge talentvolle kunstenaar Ilenri Tibbe
is 'Jx Januari op 31 jarigen leeftijd aan eene kwaal
bezweken wier vonnis nog in zoovele gevallen
onherroepelijk is.
Sedert eenige jaren in onze stad gevestigd nis
leeraar in de hoogere piaroklasse aan de Muziek
school van de Maatschappij tot bevordering der
Toonkunst, heeft hij zich in die betrekking doen
kennen als een man, begaafd met buitengewonen
paedagogischon tact en met nooit
verllauwenden ijver in het vervullen van zijn plicht. Doch
behalve die eigenschappen bezat hij dat zeker iets.
dat er zooveel toe bijbrengt van d n leerling alles te
maken wat er van temaken is: hij had /K /t/e en
Jtnrt voor de ontwikkeling van de talenten aan hem
toevertrouwd. Dut maakt dat de leerling geen
moeite, geen inspanning ontziet, wanneer bij of zij
daarmede een woord van tevredenheid
ofaanmoodiging kan verkrijgen van den wel gostrengen,
doeb tevens zoo sympathiek? leermeester.
Op de uitvoeringen van de Muziekschool heeft
men vaak leerlingen gehooid wier spel een schit
terende getuigenis van Tibbe's voortreffelijk on
derwijs aflegde. Hoewel een buitengewoon ont
wikkeld pianist, trad bij in de laatste jaren slechts
nu en dan als solist op. Meermalen heeft hij j
echter gelegenheid gehad zijn spel te doen waar
deeren en voor anderhalf jaar heeft hij op eene
soiree ten llove zeer groot succes behaald.
Hij heeft zich echter vooral met hart en ziel
aan het onderwijs gewijd. Welsprekender getui
genissen daarvan dan de droefheid van zijne
leerlingen, die hedenmorgen aan het graf een
laatsten groet aan hunnen meester kwamen bren
gen, is niet denkbaar.
Doch niet alleen zijne leerlingen, ook vele
kunstbroeders waren opgekomen om wijlen den
begaafden jongen kunstenaar een laatst vaarwel
te brengen en voorzeker hebben allen toegestemd
toen namens de diep bedroefde jonge weduwe en de
familie aan allen dank werd gezegd voor de laatste
hulde aan dien goeden, besten Henri bewezen.Want
allen, die hem van nabij kenden, hielden van
hem, om zijn goed hart en karakter. Altijd ver
heugde hij zich in het succes van een kunstbroe
der, altijd toonde hij belangstelling in bet streven
van anderen.
Tibbe's levensgeschiedenis is in korte woorden
te schrijven. Hij was de zoon van den muziek
directeur Tibbe te Brielle en toonde reeds vroeg
grooten aanleg voor muziek.
Goed voorbereid, eerst door zijn vader en la
ter als leerling van de Kon. Muziekschool te
's Gravenhage, bezocht hij het Conservatoire te
Brussel waar hij vooral het onderricht van den
beroemden pianist Zarembski genoot. (Zijn leer
meester is aan dezelfde kwaal, op bijna even
jeugdigen leeftijd gestorven. Ook hij kon, ondanks
zijn verblijf te Davos, niet van zijn lijden gene
zen worden).
Met veel lof ontving hij niet alleen het eind
diploma van het Conservatoire, doch hij dong ook
met succes naar de gouden medaille. Dit is eene
zeer groote onderscheiding. Daarna werd hij te
Hasselt tot muziek-directeur benoemd.
De liefde tot zijn land een ieder aengheboren
zooals Vondel zegt noopte hem naar de open
gevallen betrekking aan de Muziekschool alhier
te solliciteeren. Uit een zeer groot aantal mede
dingers werd Tibbe benoemd en dat die keuze
eene hoogst gelukkige geweest is, behoeft niet
meer te worden uiteengezet.
Te Amsterdam heeft hij zich als kunstenaar
nog zeer ontwikkeld en ieder die hem in het
begin en later heeft hooren spelen, zal kunnen
getuigen dut zijn spel aan rijpheid en diepte
steeds won.
Tevens speelde bij zeer goed viool en alt en
ook als componist van kleinere klavierwerken
doch vooral ook door enkel paedagogische werken
voor klavier is hij zeer bekend geworden.
liet standpunt dat hij in ons muziekleven heeft
weten in te nemen zal hem niet spoedig doen
vergeten.
Het was mij eene behoefte den kunstbroeder
dien ik ook onder mijne vrienden mocht rekenen,
openlijk te herdenken. Hoeveel goeds had men
in de toekomst nog van bein mogen verwachten.
De muziekschool verliest veel in hem, en het
zal voor zijn aanstaanden opvolger eene zeer
groote hulde zijn, wan: eer nien hem later mag
toeroepen : ('ij hebt Tibbe's arbeid op waardige
wijze voortgezet.
v. M.
Het cosluum en de gelaatskleur van
Othello.
De interessante figuur: Othello blijft meer dan
de meeste Shakespeare helden de aandacht van
het schouwburgpubliek bezig boude;', niet al
leen door de tragedie van bhakespeare zelf, doch
ook later door Uossini's opera en daarna door die
van Verdi.
Er i> voorzeker geen tooneelheld wiens grime
en gelaatskleur zooveel wijzigingen heeft onder
gaan als die van Otlullo en daarom is het niet
onbelangrijk die eens de revue te laten passeeren.
Er zijn vaak hevige kwesties over ontstaan, en
het zou niet onmogelijk zijn dat die weer te
berde werden gebracht.
Vroeger, onder de regeering van Karel II en
later door l^iiiu, Garrick en ook Kemble werd
Otliello als neger voorgesteld. Die acteurs deden
dit naar aanl iding van Hmlcrif/o'n woorden die
spreekt van den man met de dikke lippen, doch
zooals door Alexandre Beljame, in een zijner
lessen aan de Sorbonne te Parijs is opgemerkt,
heeft die uitdrukking niet mee waarde dan wat
men wel eens meer van iemand zegt. die wat
donker van tint is: die neger! of: die kaffer !
(t)uin rnoet er heel gek uitgezien hebben met
zijn groote gepoederde pruik, zwarte huid on
witte handschoenen, doch de anderen waren neit
minder belachelijk, liarry droeg een rood met
goud gestikt kleed, een korte broek en zijden
kousen, en Kemble zou men voor een Engelsch
generaal hebben gehouden, (larrick droeg een
roode officiersuniform en daarbij op het hoofd
een tulband met groote veer om forscher te
schijnen. Irving droeg een Venetiaansch costuum
doch in de derde acte (scène met JKI/O) was hij
geheel in het rood, waardoor hij veel op ]\f>/i.'t^tn
leek. (Saléza in de opera te Parijs kleedde zich
ook zoo.; Uossi en Hooth (de Amcriknanscho
acteur) hadden de gelaatskleur van een Moor on
Salvini in zijn blauw met zilver gestikt costiiiim
en langen Harderenden mantel zag er uit als een
Spahi.
Er worden belangrijke details aangehaald uit
een Engelsch werk: >(iarrick of de Kngelsche
tooneelsjielcrs ', in de vorige eeuw verschenen.
Daarin komt o. a. bet volgende voor:
"\Yann er Shakespeare den Moor van Venetië,
die den vermeenden verleider van zijne \ruuw
heeft doorstoken, laat zeggen: Al had bij duizend
harten, mijn onverbiddelijke wraak zou ze allen
hebben gedood, zag men liarry blozen onder bet
zwarte gaa> dat over zijn gelaat hing.
Uit die frase blijkt dat de Eiigelsche acteirs
vóór Garrick, die nog weinig ervaren waren in