De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 februari pagina 8

3 februari 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 919 inleiding van dr. Arthur Pierson. Amsterdam, F. W. Egeling. Benj. S. Berrington, B. A. Practisch Engelsch leerboek voor scholen en eigen studie, 's Gravenhage, Haagsche Boekhandel- en Uitgeversmaatmaatschappy. J. G. H. C. Essink, Het Jansenisme. Eene vrucht van het oud-katholiekencongres, gehouden te Rotterdam in 1894, geproefd en beoordeeld. Utrecht, Dekker & van de Vegt. P. de Groot. Lettres de Pierre de Groot, am bassadeur des Provinces Unies, h Abraham de "Wicquefort, resident des ducs de Brunswick (1868?74) publiées d'après les manuscrits par F. J. L. Kramer. La Haye, Martinus Nijhoff. M. Koornstra, De lotgevallen van kleinen Wiebolt. Een op waarheid gegrond verhaal. Utrecht, P. den Boer. Stemmen uit de Luthersche kerk in Nederland. Driemaandelijksch tijdschrift onder redactie van J. T. G. Westhoff, C. A. Evelein en dr. Joh. W. Pont. Amsterdam, Delsman & Nolthenius. Henriette Wythoff, Kinderen als wij. Vertel lingen voor jongens en meisjes. Met O plaatjes van Anna Wijthoff. Amsterdam, Delsman & Nolthenius. William Black, Crowhurst, Een roman, naar het Engelsch door J. van Warns, Dordrecht, J. P. Revers. Eenrici, Het eerste Buitje. Liever niet. Utrecht, J. L. Beijers. Ds. J. Dekker, Tweeërlei oogst. Dankuurpredikatie voor het gewas over Jakobus 5: 76, 8 in het jaar o. H. 1894. Leeuwarden, A. Jongbloed. J. Doornbosch, Beschermende rechten (pro tectionisme) in Nederland. Wat wil het ? Wat doet het ? Wat is het ? Waarnaar streeft het V Veendam, M. D. de Lange. Bram van Dort (Man J. Ternooy Apèl). Uit het Leven. I. Eenzamen. Amsterdam, UitgeversMaatschappij Holland. tTLNSCHAP De Merlantte vertaling van wereldberoemd werL Geschiedenis van de opkomst en den invloed van liet rationalisme in Eu ropa door W- E. H. LECKY, uit het Engelsch door J. G. TEN BOKKEL. Men kan zich bij de beoordeeling van een arbeid als den boven vermelden op een twee ledig standpunt plaatsen. Men kan als ge leerde zich te binnen brengen, dat men voor dertig jaren bij de verschijning van het oor spronkelijk werk onder den betooverenden invloed daarvan heeft geleefd; doch nu dertig jaren later dien arbeid uit de hoogte beschou wen en alzoo deze te laat geboren Nederlandsche uitgaaf schouderophalend begroeten. Men kan zich echter ook op een eenvou diger standpunt plaatsen en zich den mach tigen indruk herinnerende, dien men zelf jaren geleden van dien arbeid in de oorspron kelijke taal heeft ondergaan, het toch, ook al is het jaren later, zeer wenschelijk achten voor i i iiiiiiiiiiiiiiiiii Mimi het groot publiek, dat het onder een dergelijken machtigen indruk kome, waaruit voor onszelve eene nieuwe wereldbeschouwing van denkbeelden en gevoelens werd geboren. Het laatstgenoemde standpunt is blijkbaar het standpunt van den heer ten Bokkel, den Nederlandschen bewerker van Lecky's mees terwerk. Het eerstgenoemde standpunt was dat van prof. Blok, die in het Spectatornommer van 22 December 1894 uit de hoogte deze uitgave begroette en schouderophalend er over sprak. De vraag is: wie heeft gelijk'? Is des heeren ten Bokkel's arbeideen anachronisme of kan men ook thans deze Nederlandsche uitgaaf met een eersaluut verwelkomen ? Prof. Blok heeft geen onrecht met de bewe ring, dat de historiografie der laatste 30 jaren voldoende heeft bewezen, dat er naast de vrijmaking door de rede van de banden van het dogma ook vele andere krachten ontdekt zijn, die de menschelijke beschavingsgeschie- l denis mede hebben beheerscht, en dat derhalve Lecky's arbeid, die alles uit het oogpunt der vrijmaking door de rede beschouwt, zeker eenzijdig kan genoemd worden. Doch dan toch in elk geval geniaal eenzijdig. En dergelijke geniaal-eenzijdige werken blij ven on getwijfeld standaardwerken. Een dergelijken arbeid van een man van den tweeden of derden rang na 30 jaren weer op den voorgrond te plaatsen, ware een anachronisme. Maar geniale werken, als dat van Lecky, hoe subjectief en eenzijdig ook, zullen vooreerst wel niet ver ouderd zijn. Voor duizenden lezers, die niet den ontwikkelingsgang der hooggeleerden gevolgd hebben, noch hebben kunnen volgen, kan Lecky's werk nog steeds een verlossing, een openbaring zijn. Wij zouden dan ook deze vertaling van den heer ten Bokkel, die in menig opzicht voortreffelijk mag heeten, gaarne nog in veler handen zien. Laat het waar zijn, (en gelukkig is dit zoo) dat het gezond verstand niet de nige maatstaf aller din gen mag zijn, voor die groote groepen, die wellicht vóór 30 jaren nog in te veel vooroordeelen verward waren, om Lecky's arbeid te' waardeeren, kan ten huldigen dage zijne geschiedenis van het rationalisme eene krach tige opwekking wezen, om Ie boii sens humain aan te kweeken en te bevorderen. Terwijl wij dus deze uitgave zeer toejuichen, kunnen we niet ontkennen, dat liet wensche lijk ware geweest, indien de vertaler met een enkel woord in een inleiding het verschil had doen uitkomen tusscheii het standpunt van Lecky en het historiografisch standpunt van onze dagen. De heer ten Bokkel had zich niet tevreden moeten stellen, met hier en daar in een enkele noot in het voorbijgaan opeen verschilpunt tusschen hem en Lecky te wijzen, zooals hij b. v. doet op bl. 11, waar de ver taler tegenover het gevoelen van den oorspronkelijken schrijver wijst op den grooten invloed van Jialthazar Bélckei's Bctooverde wereld; maar het kon redelijkerwijze van hem gevorderd worden, dat hij in een doorwrochte had. Zijn baard was weggeschoren, maar ik kende den man dadelijk; een gezicht dat ik eens gezien heb, vergeet ik nooit. »Ik kan u zeggen, dokter, een oogenblik was ik desperaat. Ik had den kerel een mes in zijn borst kunnen steken, als ik met hem alleen geweest was, maar hij wist ook wien hij voor had en was op zijn hoede. 't Werd mij echter te kras; ik ging regel recht 'naar hem toe, wenkte hem een beetje op zijde te komen, buiten den stroom van op en neerloopende dames en heeren, en vroeg hem: »Hoe lang denk je dit vol te houden ?"' »Hij scheen een oogenblik van zijn stuk gebracht; maar hij zag al gauw dat praatjes niets hielpen en zei dus ronduit: »Tot je teruggaat naar Australië." »Weet je dan niet," zeg ik, »dat ik het gouvernement gediend heb en vrij man ben ?" »Er kwam een breede grijnslach over zijn leelijke bakkes, toen hij antwoordde: »We weten er alles van, Maloney. Als j ij je verder leven in rust en vrede wilt door brengen, ga dan terug naar de plaats waar je vandaan komt. Als je hier blijft, zal men je altijd in 't oog houden, en zoodra je op de minste kleinigheid betrapt wordt, krijg je levenslang op zijn minst. Vrijhandel is mooi en goed, maar de markt is te vol van mannen zooals jij, om ons ook die van het buitenland op den hals te schuiven." »Ik vond wel iets waars in hetgeen hij zeide, al had hij 't wel wat vriendelijker kunnen doen. Nu, ik had reeds een paar dagen zoo iets als heimwee gevoeld. De manieren van dat volk bevielen mij niet. Op straat gaapte iedereen mij aan, en zoodra kwam ik niet in een herberg, of ze hielden op met praten en gingen op zij, alsof'ik een wild dier was. Ik heb ook liever een goed glas whiskey, dan hun miserabele likeuren. 't Was me te fatsoenlijk. Wat heeft men aan zijn geld als men zich niet kan aankleeden zooals men wil of het behoorlijk bij zich dragen ? »Je wou dat ik hier van daan ging?" zei ik. »Ik heb orders om je te volgen tot zoo inleiding op het verschil in standpunt van de hedendaagsche en de toenmalige historiografie had gewezen; dan ware hij ook gedekt ge weest tegen de rechtmatige aanmerkingen der wetenschap van onzen tijd! In zulk een inleiding had ook de heer ten Bokkel, naar mijne meening, wijs gedaan. indien hij, in aanmerking nemende het voor oordeel, dat er in vele groote kringen nog steeds tegen de Dageraad" bestaat, (als ware dat blad n de vereeniging van dienzelfden naam lijnrecht vijandig tegenover alle Chris tendom) ik zeg de vertaler had wijs gedaan, indien hij lezers wilde winnen, hen in zijne inleiding aandachtig te maken op te hooge beteekeuis, die een schrijver als Lecky aan het humanistische Christendom toekent. Of kan men waardiger en schoener van dat Christendom getuigen, dan deze Engelsche rationalist doet op bl. 154 en 15ö? Daar treffen we deze woorden aan: Wanneer we vragen of het Christendom heeft opgehouden levende vruchten voort te brengen van liefde en wel dadigheid en waarheidszin, dan komen we tot een ander resultaat. Indien het Christelijk is, om met hartstochtelijken opofferingszin door te dringen in de donkerste wijkplaatsen van ellende en ondeugd, om elk deel der aarde te bevochtigen met den vruchtbaarmakenden stroom eener bijna grenzelooze welwillendheid en om alle deelen der menschheid te omvatten in n kring van diepe, krachtige menschenliefde; wanneer het echt Christelijk is om de slagboomen geheel of gedeeltelijk uit den weg te ruimen, die klasse van klasse en volk van volk gescheiden hiel den; om den oorlog te ontdoen van zijn grootste wreedheden en het bewustzijn te doen ontwaken dat werkelijke gelijkheid en echte broederschap alle toevallige geschillen be hoorden te beslechten; indien het bovenal echt christelijk is, om den christelijken geest van liefde en waarheid aan te kweeken, een geest van oprechtheid en verdraagzaamheid jegens hen, met wie wc van meening verschillen; indien dit de kenteekenen zijn van een waarach tig en gezond Christendam; dan was liet sinds j de (lagen der Apostelen nooit zoo krachtig ! als thans en het verdwijnen van do. dogma| tische stelsels en van kerkelijken invloed was een maatstaf, zoo al niet een oorzaak van den vooruitgang." Waar waarschijnlijk de heer ten Bokkel van zulke denkbeelden uit i Lecky's werk voor een uitgave van de Dai geraad-vereeniging" uit te groote nauwgezeti ieid geen reclame voor zijn boek heeft wil| len maken, daar gunne hij mij liet onschuldig genoegen, met die echt humanistische Chris telijke gedachte van den Engelschen auteur medelezers voor zijn vertaling te winnen. Du. IIIMIftllMlltllllfMIIIIItllllllllllllllllllMIIIH lang je weggaat," antwoordde hij. »Welnu," zei ik, »ik heb er niets tegen. Mijn eeuige voorwaarde is, dat gij uw mond houdt en niet aan de heele wereld rond bazuint wie ik ben, zoodat ik mij vrij be wegen kan, wanneer ik daar aan kom." »Hij stemde hier in toe. en den volgenden dag vertrokken we naar Southampton, waar hij mij weer op de boot bracht. Ik nam passage tot Adelaide waar niemand mij kennen kon; daar ging ik wonen, vlak bij het politie-burcau. Ik heb er verder rustig gewoond, behalve een paar kleine onaange naamheden, zooals die waarom ik nu hier ben en om dien verduivelden Getatoëerde Torn. Ik weet niet hoe ik u dit alles zoo verteld heb, dokter, misschien is het 't eenzame leven, dat een man behoefte geeft zich eens uit te spreken als hij er kans toe ziet. Maar laat u door mij waarschuwen. Laat u nooit verleiden uw land een dienst te bewijzen, want uw eigen vaderland heeft verd weinig voor u over. Laat hen zelf voor hun zaken zorgen, en als ze geen kans zien een troep schavuiten opgehangen te krijgen, bemoei er je niet mee, maar laat ze zelf zien hoe den boel klaar te spelen. Misschien zullen ze, als ik dood ben, er nog eens aan denken hoe ze mij behandeld hebben en er spijt van hebben. Ik was niet beleefd tegen u, dokter, toen u bij mij binnen kwam, ik ben wel wat kras in mijn woorden geweest, maar trek het u niet aan, 't is zoo mijn manier. En u zult me toestemmen, niet waar'? dat ik wel reden heb, nu en dan wat uit mijn humeur te zijn, als ik denk aan al wat er gebeurd is. gaat toch niet heen? Ja, als het moet, dan moet het, maar ik hoop dat u nog eens bij me in loopt als u uw ronde doet. .1 prujiOft, u hebt die tabaks zak niet laten liggen ? Goed zoo, u hebt hem bij u gestoken. Dank je, dokter, u is nog eens een man die een half woord begrijpt." Een paar maanden nadat Torn Maloney mij zijn geschiedenis verteld had, was zijn tijd om en werd hij in vrijheid gesteld. LanLLERLEI Uit de vrouwenkwestie. Het comitétot verbetering van den maatschap pelijken en den rechtstoestand der vrouw in Nederland beeft, met het oog op de in het voorloopig verslag over hoofdstuk IV der staatsbegrooting nitgedrukten wensch, dat in de regeling van de rechten der gehuwde vrouw en van de moederlijke macht eindelijk de zoo dringende noodige verbetering worde aangebracht; en van het daarop door de minister van justitie gegeven antwoord ; de minister heeft verklaard : Ik heb van de uesfanmle regeling (van de vechten der gehuwde vrouw) veel ellende gezien : en den twijfel uitgesproken : of de staatscommissie met haar voorstel lot herziening wel ver genoeg i* gegaan, met name of door zoodanige herziening het t/naad geheel zal worden gekeerd ; vraagt thans in een adres, aan den minister, hoeveel tijd er nog zal moeten verloopen, vóór een nieuw ontwerp ter tafel ligt. Onze kinderen. Te San-Louis in Amerika is een naamlooze vennootschaap opgericht, Juvemle Banking Compnny geheeten, een bank die uitsluitend ten doel heeft, den zin voor sparen bij kinderen aan te wakkeren. Het kapitaal, verdeeld in 500 aandeelen, en reeds genoteerd staande aan de beurs van San-Louis, bestaat nu nog maar uit ?1500, maar zal naar alle waarschijnlijkheid op de eerste aandeelhouders-vergadering tot 10.000 dollars worden uitgebreid. De stichter van deze bank is acht jaar oud. De president, de secretaris en de directeur zijn nog geen tien, en de employés hebben nauwelijks de schoolbanken verlaten. De oudelui kunnen nu wel naar buis gaan! IIIIIIIIIIIIIMIIIIllllllllllllllllillllMIIIIIIMMIIIMlMMIIIIIIIIIIHIIIUIMlIlllltlllllll gen tijd hoorde of zag ik niets van hem, en ik had hem bijna vergeten, toen ik plot seling, op ietwat tragische wijze, aan zijn be staan herinnerd werd. Ik had een eind het land in een patiënt bezocht en reed terug, mijn paard door het steenachtige, donkere ravijn bij den teugel leidend, toen iu eensklaps aan een kleine herberg kwam. Ik reed voorzichtig nader om het terrein te verkennen voor ik binnen ging, toen ik op eens een hevige woorden wisseling hoorde, waar twee krachtige man nenstemmen bovenuit klonken. Terwijl ik luisterde werd het stil en bijna tegelijk wer den twee pistolen gelost, de deur met een ruk geopend en stormden twee mannen naar buitel. Een oogenblik nog worstelden zij, toen rolden zij in en op elkander over de losse stecnen. Ik was van mijn paard ge sprongen en wist hen met de hulp van een zestal ruwe kerels te scheiden. Eén blik was voldoende om mij te doen zien dat een van de twee stervende was. Het was een stoere kerel met ecu vastbera den gezicht. Het bloed gudste hem uit een diepe wond in den hals, een slagader moest doorgesneden zijn. Overtuigd dat er aan hem niets te doen was, begaf ik mij naai den ander. Hij had een kogel in de longen het gelukte hern echter zich op zijn hand overeind te werken, om mij in het gelaat te zien. Tot mijn verbazing zag ik het bleeke gelaat en het vlasblonde haar van mijn vriend uit de gevangenis. Ook hij had mij herkend. »Dokter!" riep hij, »zou hij sterven ?" Zijn toon was zoo ernstig ik dacht dat hij op het laatste oogenblik verzacht was en niet gaarne deze wereld wilde verlaten roet een nieuwen moord op zijn geweten. Doch de waarheid gebood mij ontkennend het hoofd te schudden en hem te antwoorden dat de wond doodelijk zou blijken. Maloney uitte een woesten kreet van triomf, die hem een stroom bloed door de lippen deed vloeien, terwijl hij tot de mannen om hem heen riep: »Allo, jongens! Er is geld in mijn zak: Ik zorg voor de ver vo ES Ta Nice. Het Presse-ball." Meiyesonderwijs r,n Rusland. Toch vooruitging. Mince-pies. Aan de Riviera, te Nico. is het reeds voor jaar: men ziet er reeds muggen, vlinders en zomerhoeden. liet model voor deze laatste, dat de meeste tookoinst heeft, is oen plat Chineesch dekseltje, zooals ook de landmeisjes in de bloe menvelden liet wel dragen, geheel bedekt met hyacinthen in drie of meer kleuren. Men zet er ouk wel een vogel in, een raaf of kraai, en soms twee vogeltjes, die trekkebekken, zoodat zij sa men een regelmatig ornament vormen. Xulk een hoed van twee vogels droeg ook de actrice Marie Magnier verleden week te Parijs in een nieuw stuk, Les riwchcts <le l'amour. Voor nieuwe toiletten zag men to Nice vooral sportcostumes ; men rijdt te paard oi'per bieyclette ook naar de wedrennen, en verschijnt daar in tietscostmim, blouse en zouavenbroek van bruin geribt iluweel, velours cotelé, velours chasseur, witte slobkousen, witte handschoenen en wit vilten tering. Drink er eens op! Een lage kerel ben ik niet. Ik zou met jullie meedrinken, maar mijn uur is geslagen. Zorg dat de dokter betaald wordt, 't is een goeie '' Hier viel het hoofd met een smak op den grond en de ziel van Wolf Tone Maloney, valsche munter, galeiboef, gouddel ver, moor denaar en verklikker, ging over aan het Groote Onbekende. Ik kan de pen niet neerleggen zonder het relaas van die noodlottige vechtpartij aan te halen, dat in de ..West Australiür" gegeven werd. Men kan het vinden in het nummer van -l October 1SS1: »W. T. Maloiiey, een bekende figuur uit Nieuw Moutrose, eigenaar van een speelhuis, heeft onder zeer treurige omstandigheden den dood gevonden. Maloney had een veel bewogen leven achter den rug, zijn geschie denis is verre van alledaagsch. Eenogen onzer lezers herinneren zich misschien de moorden, in de Lcna Vallei, waarbij hij als de voor naamste misdadiger optrad. Men vermoedt, dat gedurende ? de zeven maanden dat hij een herberg hield, wol twintig a dertig reizigers door hem verdonkeremaand zijn Het gelukte hem evenwel, aan de waak zaamheid van de mannen der wet te ont duiken en zich aan te sluiten bij de gouddelvers van Bluemansdyke, wier gevangen neming en terechtstelling in de geschiedboeken van die streek zijn opgeteekeiid. Maloney wist aan het lot dat hem wachtte te ontsnappen, door verklikker te worden. »fn later jaren is hij naar Europa gereisd, doch weer in Australiëteruggekeerd, waar men dikwijls van hem boorde. Vrijdagavond ontmoette hij een oud vijand, Thomas Grinthorpe, algemeen bekend als Getatoeëerde Toni. Er werden schoten gewisseld; beiden werden ernstig gewond en gaven eenige oogenblikken later den geest. Maloney had niet alleen den naam, dat hij de meest ge slepen moordenaar was, maar ook dat hij bij een getuigenverhoor een ongeëvenaarde klaarheid had in het geven van inlichtingen. »Sic transit gloria mundif"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl