Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 919
inleiding van dr. Arthur Pierson. Amsterdam,
F. W. Egeling.
Benj. S. Berrington, B. A. Practisch Engelsch
leerboek voor scholen en eigen studie, 's
Gravenhage, Haagsche Boekhandel- en
Uitgeversmaatmaatschappy.
J. G. H. C. Essink, Het Jansenisme. Eene
vrucht van het oud-katholiekencongres, gehouden
te Rotterdam in 1894, geproefd en beoordeeld.
Utrecht, Dekker & van de Vegt.
P. de Groot. Lettres de Pierre de Groot, am
bassadeur des Provinces Unies, h Abraham de
"Wicquefort, resident des ducs de Brunswick
(1868?74) publiées d'après les manuscrits par
F. J. L. Kramer. La Haye, Martinus Nijhoff.
M. Koornstra, De lotgevallen van kleinen
Wiebolt. Een op waarheid gegrond verhaal. Utrecht,
P. den Boer.
Stemmen uit de Luthersche kerk in Nederland.
Driemaandelijksch tijdschrift onder redactie van
J. T. G. Westhoff, C. A. Evelein en dr. Joh. W.
Pont. Amsterdam, Delsman & Nolthenius.
Henriette Wythoff, Kinderen als wij. Vertel
lingen voor jongens en meisjes. Met O plaatjes
van Anna Wijthoff. Amsterdam, Delsman &
Nolthenius.
William Black, Crowhurst, Een roman, naar
het Engelsch door J. van Warns, Dordrecht,
J. P. Revers.
Eenrici, Het eerste Buitje. Liever niet. Utrecht,
J. L. Beijers.
Ds. J. Dekker, Tweeërlei oogst.
Dankuurpredikatie voor het gewas over Jakobus 5: 76, 8
in het jaar o. H. 1894. Leeuwarden, A. Jongbloed.
J. Doornbosch, Beschermende rechten (pro
tectionisme) in Nederland. Wat wil het ? Wat
doet het ? Wat is het ? Waarnaar streeft het V
Veendam, M. D. de Lange.
Bram van Dort (Man J. Ternooy Apèl). Uit
het Leven. I. Eenzamen. Amsterdam,
UitgeversMaatschappij Holland.
tTLNSCHAP
De Merlantte
vertaling van
wereldberoemd werL
Geschiedenis van de opkomst en den
invloed van liet rationalisme in Eu
ropa door W- E. H. LECKY, uit het
Engelsch door J. G. TEN BOKKEL.
Men kan zich bij de beoordeeling van een
arbeid als den boven vermelden op een twee
ledig standpunt plaatsen. Men kan als ge
leerde zich te binnen brengen, dat men voor
dertig jaren bij de verschijning van het oor
spronkelijk werk onder den betooverenden
invloed daarvan heeft geleefd; doch nu dertig
jaren later dien arbeid uit de hoogte beschou
wen en alzoo deze te laat geboren
Nederlandsche uitgaaf schouderophalend begroeten.
Men kan zich echter ook op een eenvou
diger standpunt plaatsen en zich den mach
tigen indruk herinnerende, dien men zelf
jaren geleden van dien arbeid in de oorspron
kelijke taal heeft ondergaan, het toch, ook al
is het jaren later, zeer wenschelijk achten voor
i i iiiiiiiiiiiiiiiiii Mimi
het groot publiek, dat het onder een
dergelijken machtigen indruk kome, waaruit voor
onszelve eene nieuwe wereldbeschouwing van
denkbeelden en gevoelens werd geboren. Het
laatstgenoemde standpunt is blijkbaar het
standpunt van den heer ten Bokkel, den
Nederlandschen bewerker van Lecky's mees
terwerk. Het eerstgenoemde standpunt was
dat van prof. Blok, die in het Spectatornommer
van 22 December 1894 uit de hoogte deze
uitgave begroette en schouderophalend er over
sprak. De vraag is: wie heeft gelijk'? Is des
heeren ten Bokkel's arbeideen anachronisme
of kan men ook thans deze Nederlandsche
uitgaaf met een eersaluut verwelkomen ?
Prof. Blok heeft geen onrecht met de bewe
ring, dat de historiografie der laatste 30 jaren
voldoende heeft bewezen, dat er naast de
vrijmaking door de rede van de banden van
het dogma ook vele andere krachten ontdekt
zijn, die de menschelijke beschavingsgeschie- l
denis mede hebben beheerscht, en dat derhalve
Lecky's arbeid, die alles uit het oogpunt der
vrijmaking door de rede beschouwt, zeker
eenzijdig kan genoemd worden. Doch dan toch
in elk geval geniaal eenzijdig. En dergelijke
geniaal-eenzijdige werken blij ven on getwijfeld
standaardwerken. Een dergelijken arbeid
van een man van den tweeden of derden
rang na 30 jaren weer op den voorgrond te
plaatsen, ware een anachronisme. Maar geniale
werken, als dat van Lecky, hoe subjectief en
eenzijdig ook, zullen vooreerst wel niet ver
ouderd zijn. Voor duizenden lezers, die niet
den ontwikkelingsgang der hooggeleerden
gevolgd hebben, noch hebben kunnen volgen,
kan Lecky's werk nog steeds een verlossing,
een openbaring zijn. Wij zouden dan ook deze
vertaling van den heer ten Bokkel, die in
menig opzicht voortreffelijk mag heeten, gaarne
nog in veler handen zien. Laat het waar
zijn, (en gelukkig is dit zoo) dat het gezond
verstand niet de nige maatstaf aller din
gen mag zijn, voor die groote groepen, die
wellicht vóór 30 jaren nog in te veel
vooroordeelen verward waren, om Lecky's arbeid
te' waardeeren, kan ten huldigen dage zijne
geschiedenis van het rationalisme eene krach
tige opwekking wezen, om Ie boii sens
humain aan te kweeken en te bevorderen.
Terwijl wij dus deze uitgave zeer toejuichen,
kunnen we niet ontkennen, dat liet wensche
lijk ware geweest, indien de vertaler met een
enkel woord in een inleiding het verschil had
doen uitkomen tusscheii het standpunt van
Lecky en het historiografisch standpunt van
onze dagen. De heer ten Bokkel had zich
niet tevreden moeten stellen, met hier en daar
in een enkele noot in het voorbijgaan opeen
verschilpunt tusschen hem en Lecky te wijzen,
zooals hij b. v. doet op bl. 11, waar de ver
taler tegenover het gevoelen van den
oorspronkelijken schrijver wijst op den grooten
invloed van Jialthazar Bélckei's Bctooverde
wereld; maar het kon redelijkerwijze van hem
gevorderd worden, dat hij in een doorwrochte
had. Zijn baard was weggeschoren, maar ik
kende den man dadelijk; een gezicht dat ik
eens gezien heb, vergeet ik nooit.
»Ik kan u zeggen, dokter, een oogenblik
was ik desperaat. Ik had den kerel een
mes in zijn borst kunnen steken, als ik met
hem alleen geweest was, maar hij wist ook
wien hij voor had en was op zijn hoede.
't Werd mij echter te kras; ik ging regel
recht 'naar hem toe, wenkte hem een beetje
op zijde te komen, buiten den stroom van
op en neerloopende dames en heeren, en
vroeg hem:
»Hoe lang denk je dit vol te houden ?"'
»Hij scheen een oogenblik van zijn stuk
gebracht; maar hij zag al gauw dat praatjes
niets hielpen en zei dus ronduit:
»Tot je teruggaat naar Australië."
»Weet je dan niet," zeg ik, »dat ik het
gouvernement gediend heb en vrij man ben ?"
»Er kwam een breede grijnslach over zijn
leelijke bakkes, toen hij antwoordde:
»We weten er alles van, Maloney. Als j ij
je verder leven in rust en vrede wilt door
brengen, ga dan terug naar de plaats waar
je vandaan komt. Als je hier blijft, zal men
je altijd in 't oog houden, en zoodra je op
de minste kleinigheid betrapt wordt, krijg je
levenslang op zijn minst. Vrijhandel is mooi
en goed, maar de markt is te vol van mannen
zooals jij, om ons ook die van het buitenland
op den hals te schuiven."
»Ik vond wel iets waars in hetgeen hij
zeide, al had hij 't wel wat vriendelijker
kunnen doen. Nu, ik had reeds een paar
dagen zoo iets als heimwee gevoeld. De
manieren van dat volk bevielen mij niet.
Op straat gaapte iedereen mij aan, en zoodra
kwam ik niet in een herberg, of ze hielden
op met praten en gingen op zij, alsof'ik een
wild dier was. Ik heb ook liever een goed
glas whiskey, dan hun miserabele likeuren.
't Was me te fatsoenlijk. Wat heeft men
aan zijn geld als men zich niet kan
aankleeden zooals men wil of het behoorlijk
bij zich dragen ?
»Je wou dat ik hier van daan ging?" zei ik.
»Ik heb orders om je te volgen tot zoo
inleiding op het verschil in standpunt van de
hedendaagsche en de toenmalige historiografie
had gewezen; dan ware hij ook gedekt ge
weest tegen de rechtmatige aanmerkingen der
wetenschap van onzen tijd!
In zulk een inleiding had ook de heer ten
Bokkel, naar mijne meening, wijs gedaan.
indien hij, in aanmerking nemende het voor
oordeel, dat er in vele groote kringen nog
steeds tegen de Dageraad" bestaat, (als ware
dat blad n de vereeniging van dienzelfden
naam lijnrecht vijandig tegenover alle Chris
tendom) ik zeg de vertaler had wijs
gedaan, indien hij lezers wilde winnen, hen
in zijne inleiding aandachtig te maken op
te hooge beteekeuis, die een schrijver als
Lecky aan het humanistische Christendom
toekent. Of kan men waardiger en schoener van
dat Christendom getuigen, dan deze Engelsche
rationalist doet op bl. 154 en 15ö? Daar treffen
we deze woorden aan: Wanneer we vragen
of het Christendom heeft opgehouden levende
vruchten voort te brengen van liefde en wel
dadigheid en waarheidszin, dan komen we
tot een ander resultaat. Indien het Christelijk
is, om met hartstochtelijken opofferingszin
door te dringen in de donkerste wijkplaatsen
van ellende en ondeugd, om elk deel der
aarde te bevochtigen met den
vruchtbaarmakenden stroom eener bijna grenzelooze
welwillendheid en om alle deelen der
menschheid te omvatten in n kring van diepe,
krachtige menschenliefde; wanneer het echt
Christelijk is om de slagboomen geheel of
gedeeltelijk uit den weg te ruimen, die klasse
van klasse en volk van volk gescheiden hiel
den; om den oorlog te ontdoen van zijn
grootste wreedheden en het bewustzijn te doen
ontwaken dat werkelijke gelijkheid en echte
broederschap alle toevallige geschillen be
hoorden te beslechten; indien het bovenal
echt christelijk is, om den christelijken geest
van liefde en waarheid aan te kweeken, een
geest van oprechtheid en verdraagzaamheid
jegens hen, met wie wc van meening verschillen;
indien dit de kenteekenen zijn van een waarach
tig en gezond Christendam; dan was liet sinds
j de (lagen der Apostelen nooit zoo krachtig
! als thans en het verdwijnen van do.
dogma| tische stelsels en van kerkelijken invloed was
een maatstaf, zoo al niet een oorzaak van
den vooruitgang." Waar waarschijnlijk de
heer ten Bokkel van zulke denkbeelden uit
i Lecky's werk voor een uitgave van de
Dai geraad-vereeniging" uit te groote
nauwgezeti ieid geen reclame voor zijn boek heeft
wil| len maken, daar gunne hij mij liet onschuldig
genoegen, met die echt humanistische Chris
telijke gedachte van den Engelschen auteur
medelezers voor zijn vertaling te winnen.
Du.
IIIMIftllMlltllllfMIIIIItllllllllllllllllllMIIIH
lang je weggaat," antwoordde hij.
»Welnu," zei ik, »ik heb er niets tegen.
Mijn eeuige voorwaarde is, dat gij uw mond
houdt en niet aan de heele wereld rond
bazuint wie ik ben, zoodat ik mij vrij be
wegen kan, wanneer ik daar aan kom."
»Hij stemde hier in toe. en den volgenden
dag vertrokken we naar Southampton, waar
hij mij weer op de boot bracht. Ik nam
passage tot Adelaide waar niemand mij
kennen kon; daar ging ik wonen, vlak bij
het politie-burcau. Ik heb er verder rustig
gewoond, behalve een paar kleine onaange
naamheden, zooals die waarom ik nu hier
ben en om dien verduivelden Getatoëerde
Torn. Ik weet niet hoe ik u dit alles zoo
verteld heb, dokter, misschien is het 't eenzame
leven, dat een man behoefte geeft zich eens
uit te spreken als hij er kans toe ziet. Maar
laat u door mij waarschuwen. Laat u nooit
verleiden uw land een dienst te bewijzen,
want uw eigen vaderland heeft verd
weinig voor u over. Laat hen zelf voor hun
zaken zorgen, en als ze geen kans zien een
troep schavuiten opgehangen te krijgen,
bemoei er je niet mee, maar laat ze zelf zien
hoe den boel klaar te spelen. Misschien
zullen ze, als ik dood ben, er nog eens aan
denken hoe ze mij behandeld hebben en er
spijt van hebben. Ik was niet beleefd tegen
u, dokter, toen u bij mij binnen kwam, ik
ben wel wat kras in mijn woorden geweest,
maar trek het u niet aan, 't is zoo mijn
manier. En u zult me toestemmen, niet
waar'? dat ik wel reden heb, nu en dan wat
uit mijn humeur te zijn, als ik denk aan al
wat er gebeurd is. gaat toch niet heen?
Ja, als het moet, dan moet het, maar ik
hoop dat u nog eens bij me in loopt als u
uw ronde doet. .1 prujiOft, u hebt die tabaks
zak niet laten liggen ? Goed zoo, u hebt
hem bij u gestoken. Dank je, dokter,
u is nog eens een man die een half woord
begrijpt."
Een paar maanden nadat Torn Maloney
mij zijn geschiedenis verteld had, was zijn
tijd om en werd hij in vrijheid gesteld.
LanLLERLEI
Uit de vrouwenkwestie.
Het comitétot verbetering van den maatschap
pelijken en den rechtstoestand der vrouw in
Nederland beeft, met het oog op de in het
voorloopig verslag over hoofdstuk IV der
staatsbegrooting nitgedrukten wensch, dat in de regeling
van de rechten der gehuwde vrouw en van de
moederlijke macht eindelijk de zoo dringende
noodige verbetering worde aangebracht; en van
het daarop door de minister van justitie gegeven
antwoord ; de minister heeft verklaard :
Ik heb van de uesfanmle regeling (van de vechten der
gehuwde vrouw) veel ellende gezien :
en den twijfel uitgesproken :
of de staatscommissie met haar voorstel lot herziening
wel ver genoeg i* gegaan, met name of door zoodanige
herziening het t/naad geheel zal worden gekeerd ;
vraagt thans in een adres, aan den minister,
hoeveel tijd er nog zal moeten verloopen, vóór
een nieuw ontwerp ter tafel ligt.
Onze kinderen.
Te San-Louis in Amerika is een naamlooze
vennootschaap opgericht, Juvemle Banking
Compnny geheeten, een bank die uitsluitend ten doel
heeft, den zin voor sparen bij kinderen aan te
wakkeren. Het kapitaal, verdeeld in 500
aandeelen, en reeds genoteerd staande aan de beurs
van San-Louis, bestaat nu nog maar uit ?1500,
maar zal naar alle waarschijnlijkheid op de eerste
aandeelhouders-vergadering tot 10.000 dollars
worden uitgebreid. De stichter van deze bank is
acht jaar oud. De president, de secretaris en de
directeur zijn nog geen tien, en de employés
hebben nauwelijks de schoolbanken verlaten. De
oudelui kunnen nu wel naar buis gaan!
IIIIIIIIIIIIIMIIIIllllllllllllllllillllMIIIIIIMMIIIMlMMIIIIIIIIIIHIIIUIMlIlllltlllllll
gen tijd hoorde of zag ik niets van hem,
en ik had hem bijna vergeten, toen ik plot
seling, op ietwat tragische wijze, aan zijn be
staan herinnerd werd.
Ik had een eind het land in een patiënt
bezocht en reed terug, mijn paard door het
steenachtige, donkere ravijn bij den teugel
leidend, toen iu eensklaps aan een kleine
herberg kwam. Ik reed voorzichtig nader
om het terrein te verkennen voor ik binnen
ging, toen ik op eens een hevige woorden
wisseling hoorde, waar twee krachtige man
nenstemmen bovenuit klonken. Terwijl ik
luisterde werd het stil en bijna tegelijk wer
den twee pistolen gelost, de deur met een
ruk geopend en stormden twee mannen naar
buitel. Een oogenblik nog worstelden zij,
toen rolden zij in en op elkander over de
losse stecnen. Ik was van mijn paard ge
sprongen en wist hen met de hulp van een
zestal ruwe kerels te scheiden.
Eén blik was voldoende om mij te doen
zien dat een van de twee stervende was.
Het was een stoere kerel met ecu vastbera
den gezicht. Het bloed gudste hem uit een
diepe wond in den hals, een slagader moest
doorgesneden zijn. Overtuigd dat er aan
hem niets te doen was, begaf ik mij naai
den ander. Hij had een kogel in de longen
het gelukte hern echter zich op zijn hand
overeind te werken, om mij in het gelaat te
zien. Tot mijn verbazing zag ik het bleeke
gelaat en het vlasblonde haar van mijn
vriend uit de gevangenis.
Ook hij had mij herkend. »Dokter!" riep
hij, »zou hij sterven ?"
Zijn toon was zoo ernstig ik dacht dat
hij op het laatste oogenblik verzacht was en
niet gaarne deze wereld wilde verlaten roet
een nieuwen moord op zijn geweten. Doch
de waarheid gebood mij ontkennend het
hoofd te schudden en hem te antwoorden
dat de wond doodelijk zou blijken.
Maloney uitte een woesten kreet van
triomf, die hem een stroom bloed door de
lippen deed vloeien, terwijl hij tot de mannen
om hem heen riep: »Allo, jongens! Er is
geld in mijn zak: Ik zorg voor de ver
vo
ES
Ta Nice. Het Presse-ball." Meiyesonderwijs
r,n Rusland. Toch vooruitging. Mince-pies.
Aan de Riviera, te Nico. is het reeds voor
jaar: men ziet er reeds muggen, vlinders en
zomerhoeden. liet model voor deze laatste, dat
de meeste tookoinst heeft, is oen plat Chineesch
dekseltje, zooals ook de landmeisjes in de bloe
menvelden liet wel dragen, geheel bedekt met
hyacinthen in drie of meer kleuren. Men zet er
ouk wel een vogel in, een raaf of kraai, en soms
twee vogeltjes, die trekkebekken, zoodat zij sa
men een regelmatig ornament vormen. Xulk een
hoed van twee vogels droeg ook de actrice Marie
Magnier verleden week te Parijs in een nieuw
stuk, Les riwchcts <le l'amour.
Voor nieuwe toiletten zag men to Nice vooral
sportcostumes ; men rijdt te paard oi'per bieyclette
ook naar de wedrennen, en verschijnt daar in
tietscostmim, blouse en zouavenbroek van bruin
geribt iluweel, velours cotelé, velours chasseur,
witte slobkousen, witte handschoenen en wit vilten
tering. Drink er eens op! Een lage kerel
ben ik niet. Ik zou met jullie meedrinken,
maar mijn uur is geslagen. Zorg dat de
dokter betaald wordt, 't is een goeie ''
Hier viel het hoofd met een smak op den
grond en de ziel van Wolf Tone Maloney,
valsche munter, galeiboef, gouddel ver, moor
denaar en verklikker, ging over aan het
Groote Onbekende.
Ik kan de pen niet neerleggen zonder het
relaas van die noodlottige vechtpartij aan
te halen, dat in de ..West Australiür" gegeven
werd. Men kan het vinden in het nummer
van -l October 1SS1:
»W. T. Maloiiey, een bekende figuur uit
Nieuw Moutrose, eigenaar van een speelhuis,
heeft onder zeer treurige omstandigheden den
dood gevonden. Maloney had een veel
bewogen leven achter den rug, zijn geschie
denis is verre van alledaagsch. Eenogen onzer
lezers herinneren zich misschien de moorden,
in de Lcna Vallei, waarbij hij als de voor
naamste misdadiger optrad. Men vermoedt,
dat gedurende ? de zeven maanden dat hij
een herberg hield, wol twintig a dertig
reizigers door hem verdonkeremaand zijn
Het gelukte hem evenwel, aan de waak
zaamheid van de mannen der wet te ont
duiken en zich aan te sluiten bij de
gouddelvers van Bluemansdyke, wier gevangen
neming en terechtstelling in de
geschiedboeken van die streek zijn opgeteekeiid.
Maloney wist aan het lot dat hem wachtte
te ontsnappen, door verklikker te worden.
»fn later jaren is hij naar Europa gereisd,
doch weer in Australiëteruggekeerd, waar
men dikwijls van hem boorde. Vrijdagavond
ontmoette hij een oud vijand, Thomas
Grinthorpe, algemeen bekend als Getatoeëerde
Toni. Er werden schoten gewisseld; beiden
werden ernstig gewond en gaven eenige
oogenblikken later den geest. Maloney had
niet alleen den naam, dat hij de meest ge
slepen moordenaar was, maar ook dat hij
bij een getuigenverhoor een ongeëvenaarde
klaarheid had in het geven van inlichtingen.
»Sic transit gloria mundif"