De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 10 februari pagina 4

10 februari 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 920 dood. Een zoon die veroordeeld wordt zyn leven door te brengen geketend aan het voetstuk van het standbeeld zijns vaders... Dit zijn de trucs en melodramapt sities die ons den slaap uit de oogen moeten houden. Geschreven in een stijl boven dien die er op ingericht is ons op de vingers te tikken met een veelheid van tegenstellingen en epigrammatische wendingen, welke herhaaldelijk in het zeer alledaagsche vallen. Men kent Coppée genoeg om te weten dat hy in den regel tamelyk gedistingeerd en vrij van belachelijkheid blijft. Er is een groote afstand tusschen hem en de ongegeneerde paardenspelstukken van Sardou. Laat ons Coppée dan een een eerlijken en knappen Sardou noemen. H. V. D. G. Mnziek in de Hoofdstad, Ten tweeden male togen wij naar den Stads schouwburg om een muziek-drama van Wagner door de Wagner vereeniging te hooren en zien opvoeren. Het is een eipenaardig gezicht, zulk een stamp volle zaal bij deze uil voeringen. Het is iets aparts. Men zou Don Jtian vrij na kunnen zeggen: Hier kent men geen stand, of rang. Deftige dames en beeren, leden van de Wagner-vereeuiging, zitten op het sehellinkje, vanwaar zij hunne, dien avond meer bevoorrechte vrienden en vriendinnen, in loges en fauteuils geplaatst,opgeruimd totknikken. Hoog troonen eveneens vele kunstenaars en bekende muziekvereerders, die in de entreactes met belangstelling de pracht en praal, die overal prijkt, bepraten en den schoon uitzienden schouwburg, waarin geen schaterende en schalmeiende stemmen weerklinken (want het is een deftig en ernstig publiek), doch waar niettemin eene aangename levendigheid heerscht, waaruit spancing en ver wachting spreken. De tenor is toch niet verkoukouden ? vraagt angstig eene jonge dame, waarop een heer zich haast eenigszius heftig te antwoorden : Dat is mij onverschillig! Al waren ze allemaal ziek, dan nog zouden wij genieten van het heer lijke reuzenwerk dat de Meester heeft gewrocht. Men moei niet vragen naar vertolkingen van enkele personen, men moet, het geheel nemen en de totaal indruk mott de doorslag geven. Nu! dit laatste ben ik met den geacliten spreker eens, doch het is alweer gebleken dat, het er mach tig veel toe doet, of de hoofdpersonen voor het, vervullen van hun taak ten volle gedisponeerd zijn, want wie de Siegfried voorstelling voor twee l jaar in het Paleis voor'Volksvlijt heeft bijgewoond, i en toen bespeurde, hoe, ondanks eene zeer artistieke l uitvoering onder de beproefde leiding van mr. Vi- l otta, de voorstelling leed onder de onmacht van den heer Authes, om zijne partij ten einde te brengen, en wie thans gehoord heeft hoe de heer Alvary als een moderne Siegfried over zijne partij triomfeerde en ons van het begin tot het einde met bewondering vervuld heeft over de wijze waarop hij die rol heeft opgevat en gezongen, zal moeten zeggen dat het niet zulk een geheel on verschillige zaak is of een der hoofdvertolkers min of meer gedisponeerd is. Het dreigt weieens een soort artikel desgeloofs bij minder verstandige Wagner-vereerders te wor den, dat het mislukken van een der hoofdpartijen bijzaak is. Het is voorzeker niet de hoofdzaak, zooals bij een publiek in de oudere Franscbe opera het geval is, doch het laat zeker niet na den indruk te verstoren, en zulk eene opvatting getuigt voorzeker niet van juist begrip van Wagner's groote, heer lijke kunst. Doch ik begin met opmerkingen en ik heb van deze opvoering slechts schoons en goeds te getuigen. Ik wilde alleen doen uitkomen dat de vorige Sieyfried en ook de vorige uitvoering van die Walkilre mij door de bezetting van enkele hocfdpartijen niet die sterken indruk hebben kunnen geven, die ik thans van Siegfried heb ontvangen. Wie heeft niet van het begin tot het eiude medegeletfd met den knaap, wiens figuur, karakter en persoonlijkheid nog juister, nog treffender uit komen in de omgeving waarin wij hem aantreffen 'i Wie heeft niet evenals vroeger, den heer Hofmüller IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllltlIIIIIIIIHIIIIIIIlllllllllllM AAMARIXG OP ZEE. Naar het Duit ach VAX CHRISTIAX BEUKARD. »Van gisteren tot vandaag hebben we hem geraakt, hoor!" oNu, of we. We zijn minstens vier honderd mijlen vooruitgekomen." »O veel meer, zeker meer. Reken maar eens uit: achttien knoopen in het uur, dus vier-en-twintig maal achttien, dat is.... nu hoeveel ?" «Vierhonderd twee-en-dertig, maar dat is wel wat al te ruim berekend." »Nu, we zullen zien." Het zijn eerste-klasse-passagiers, die zoo spreken. Zij staan voor den rooksalon, waar eiken middag om twaalf uur op een kaart van den Atlantischen Oceaan de plaats wordt aangegeven, waarop de boot zich be vindt, terwijl de afstand, die in de laatste vier-en-twintig uur is afgelegd, erbij wordt aangeteekend. De officier, die daarvoor (wiens vertolking ik toen uitvoerig besprak) als Mime bewonderd ? De heer Perron was als Wanderer weer geheel in het karakter van Wotau. Hij bleef de God, hoewel de God, zijn onmacht gevoelende tegenover het net dat hij zichzelf over het hoofd heeft ge haald, en die daarom van daden heeft afgezien. Mevr. Staudigl zoijg weer de partij van Erda en van BrünnhilJe. Zoug die dame een vorig maal onder gunstige omstandigheden, nu was dit veel minder het, geval, want in de eerste plaats had zij de herinnering aan mej. Teruina te overwinnen en in de tweede plaats scheen zij minder gedeponeerd; immers juist de vertolking van de partij van Erdu (voor haar m. i. meer geschikt dan die van Bniiiiiliili/c) liet ditmaal te wenscheu over. Verder gedenk ik den Albericli van den heer Kohier en de Slimme des Waldvogels van mej. Hedingcr, hoewel ik wat de laatste betreft, niet, kan ontkennen, dat een ander timbre van stem mij meer gewenscht zou voorkomen. De Fiifner was, evenals vroege--, in handen van onzen stadgenoot, den heer van Duinen, die weer bewees hoe uitstekend hij geschikt is voor zulke partijen, al gedroeg de draak zelf zich niet al te correct. Hij viel te vroeg dood zoodat een machinist voor den dag moest komen om hem weer overeind te helpen: ook was het jammer dat het tooneel niet wat donkerder was, dan zouden de touwen aan kop en staart bevestigd, minder zichtbaar gewpest zijn, ook zou men dan niet, hebben kunnen zien dat er iederen keer aan het, touwtje getrokken werd, als de draak moest gaan, of de vraatzuchtige kaken openen. De heer van Duinen maakte diens tekortkomingen door zijn zang volkomen goed. Doch wat ik tot het laatst bewaard heb is ons orkest, waarlijk niet alleen : die teclmischen Apparate der Tonhervorbringung, doch de basis van het, hoogst artistieke geheel. Voortreffelijk en met wijding heeft ons orkest zijn taak ve. vuld en niet genoeg kan men het waardeeren, dat de indruk door het orkestrale gedeelte zoozeer verhoogd is. Aan mr. Viotta, den leider van het geheel, roepen wij dankbaar toe : Heil dir, Siegfried ! Mij is verhaald dat de heer Alvary, toen hij voor twee jaar vernam dat, Siec/fried ten onzent was opgevoerd, uitriep: Was Siegfried? ohuc micli ! Daartoe had hij het volste recht, want zonder Alvary ware het genot niet, zoo volkomen geweest. Een zonnegod is Sier/fried, eeu zonnegod was ook Mozart. Wij hadden op den vierden avond van den Histonschen Cyclus van den heer Kcs weer de gelegenheid te genieten van de zonnige muziek van Mozart. Het was een programma voor een groot gedeelte in l)-dur, helder, levenslustig. Wij hoorden een symplioiiie, eeu divertimeuto, een concert, voor viool en verder de ouvertures T/lux en die XuuberjKtte benevens de Minireri^i-lie Trinii'rrimsik geschreven bei dem Todesfalle der I!r. Br. Mekleuhurg und Esterha/.y. C-moll, Adagio, Alla brec . 2 Violiui, 2 Viole,'l Clarinet, l Bassethorn, 2 boe, 2 Corui en U isso zooals Mozart1 s eigeuhiindigcr Katalosr vermeldt. Behalve de beide Ouvertures en de Tniiier-inusik waren htt vrij wel onbekende werken, di,; ten gehoore werden gebracht. Dat blijkt uit het streven van den heer Kes, die onvermoeid opspoort, ten einde den hoorders een zooveel mogelijk volledig beeld te ireveu. Hoe deze uitvoering was en hoe de heer Timmner het vioolconcert, speelde, zal men zich voor kunnen stellen. Alles werd door het, orkest vertolkt met die schoone verdecling van licht en schaduw, waardoor het geheel zoo duidelijk tot den hoorder doordringt en waardoor het hem mogelijk wordt een werk tot in alle onderdeden te volgen ; en de heer Timmner mocht, eveneens de zeer verdiende hulde van het publiek iiioogston voor zijn ditmaal weer zoo stijlvol spel. Het, is eu blijft, jammer dat dez« concerten niet de belangstelling ondervinden, waarin eeu vorig jaar de Beethoven-soirees zich mochten verheugen, want al war, een enkele van de soirees meer als curiositeit dan wel als kunst merkwaardig, m. a. w. alleen in sommige opzichten uit een historisch oogpunt belangrijk, nu wij de periode lïach, Handel, Mozart hebben gehad, zou men waarlijk grooter opkomst verwacht hebben, te meer omdat de heer Kes zooveel mogelijk werk van de oude meesters ten gehoore brengt, die nog niet op de programma's voorkomen. Verder maak ik melding van eeu goed geslaafde volksuitvoering in de Maatschappij van den \Ver kenden Stand, waar de Mannen- zangvereenigitig Amicttiae, onder leiding van den heer Henri Braudts zorgt, kan elk oogenblik komen, en boven aan de trap verzamelen zich steeds meer nieuwsgierigen, die allen hun meening ten beste geven. »'t Zal zoowat vierhonderd-zestig mijlen zijn," zegt een koopman, die tweemal per jaar met vijf reusachtige koffers vol clarneskleeren den Oceaan oversteekt, en weet, dat i zijn gevaarlijkste concurrent eveneens onder j weg is, en wel op een Engelsche boot, die j vlak bij is. Zijn kajuit-buurman, een DuitschI Amerikaansche architect, spreekt hem tegen: i »Vierhonderd-twintig, geen mijl meer." ! »Fonr fl/ir/i/ serfti,'1' piept een broodmaI gere Temperani-c.-lridij op den achtergrond, wier galante echtgenoot, ondanks het gelach, i dat over die haarfijne schatting ontstaat, herhaalt: »7<Tc>w thirlij seceu, wedden?" »Ja, ja, wedden.... om hoeveel? Vijf flesschen champagne! Wie wil mee wedden?" De namen en de verschillende schattingen van hen, die aan de weddenschap willen deelnemen, moeten worden genoteerd, want iedereen wil meedoen; de spanning1 wordt van oogenblik tot oogenblik grooter, en wan neer eindelijk de derde officier de beslissing komt uitspreken, wordt zijn jas bijna kabot getrokken. » Hoe veel ? Hoeveel ?" :>Vierhonderd vijftig." Met een algemeenen juichkrect wordt dit Buys eene herhaling gaf van het programma, ge heel samengesteld uit compositiëu van Richard Hol. Het koor zong met veel toewijding de koren van dezen gevierden Ned. componist eu mocht, de groote tevredenheid wekken van den heer Hol, die tegenwoordig was. Een krans werd den componist aangeboden na een zeer waardeerende toespraak van den voorzitter. De heeren Schmeink (tenor) en van Duinen (bariton) hoorde ik liederen van Hol zingen waarmede zij terecht veel bijval ver wierven. Het was aangenaam te bespeuren, hoe vol aandacht dit concert, door het publiek (dat slechts een stuiver entree betaalt) werd gevolgd. Het programma had een echt Nederlandsen karak ter en Hol weet in werken van dit genre zoozeer de juiste snaar aan te roeren. Ten slotte vermeld ik dat ik een gedeelte van Romeo en Julia hoorde iu de Ned. Opera, welke voorstelling het, wat de ensembles betreft, verre won vau de eerste voorstelling (men zie mijn vorig verslag) en die dus thans als geheel ma? worden aanbevolen als een der beste representaties die ik tot nu toe van het gezelschap van den heer vau der Linden hoorde. In plaats van mevr. Orclio, die ongesteld was, trad thans als page op mevr. Thijssen Bremerkamp, die, hoewel zij weinig gelegenheid tot voorbereiding had, toonde zeer vooruit, te gaan in zangkunst en eene zeer sym pathieke tooneelfiguur wordt. VAX Mn.LiGKN. lllIHIlIllllllllllllllt Over Brniieau en zijn aanstaande 'derde) Zola-onera, (Schiller, Pas Lied vim der Gloria'"). (Slot.) Hoewel hem ten eenenmale onbekend, wendde Bruneau zich bescheiden-vrijmoedig persoonlijk tot den wereldberoemden schepper, den gees telijken vader van het wijdvertakt lïougon-Macquart geslacht, ten einde hem zijn hartewonsch ken baar te maken en te trachten, zoo mogelijk zijn noodzakelijke, onmisbare toestemming te ver krijgen. Gelijk zijn bominnelijk-humaan karakter dat meebrengt, ontving de gevierde letterkundo-meester den jeugdigen musicus met een uitermate hupsche welwillendheid, die hem tegen alle verwachting en vrees in, boven bidden en hopen terstond op zijn gemak zette. Dat is een dier herzge.winne.nde hoedanigheden, waarvan Emile Zola het benijdenswaardig geheim bezit. Hoe viel Bruneau echter uit de wolken, toen de meester zijn verzoek terstond afwijzend beant woordde ! >\on, car j'en ai donnél'autorisation, il y a longtemps déja, ;ïMasscnet, qui n'a pas encore mis, il est vrai, son projet a exécution, mais en tin je dois tenir mon engagement/' Toch wist hij, denkt nde dat de aanhouder wellicht zou winnen, Xola's toestemming te verkrijgen tot het wagen eener poging bij zijn leermeester, om dezen over te halen, ten zijnen bate van de concessie der Faute il e l'nbltéMouret als mu ziekwerk-onderwerp afstand te doen. Vergeefsche moeite, vruchtelooze bemoeiingen 't Was aan-doovc-mans-dcuren geklopt, daar noch l'auteur du Ci.il, noch diens uitgever Hart man van zins bleken te zijn, ook een duim breed te wijken, >un ponce de leur terrain" gelijk Jules Kavre in September 70 zeide prijs te geven. >Da stand er min, der arme Tlior. und war so klug als wie zuvor." Xu, uit dat alles ontstond Xola's aanbod aan Bruneau, uit het zestiende deel der série, L" Jlêre, met welks voltooiing hij zich toen juist onledig hield, een opera te trekken, liruneau's librettistenkeus viel toen op den ^Nuurelle A'trwi -muziekkriticus, den beproefden librettist van Ma'senet en Saint Saëns, Louis Gallet, dien hij met Xola in kennis bracht. En zoo ontstond het tekstboek van Le licre, later van i'Attaque dn Mmdi>i, de iiiiiniitttiiiiiiii hooge cijfer begroet; slechts degene, wiens schatting het meest bezijden de waarheid was, en die dus de champagne moet betalen, trekt een min of meer zuur gezicht. De ove rigen verstrooien zich in de salons en op het dek om het nieuws aan hun medepassa giers mee te deelen. De damesklecrenman werpt een spottenden blik op de En gelsche boot, waarop zijn concurrent zich bevindt, en die merkbaar achterblijft. In gedachte berekent hij reeds het, voordeel, dat een voorsprong van een paar uur hem mis schien wel kan bezorgen, en geeft dan met, een vergenoegd gezicht gehoor aan het hoornsignaal, dat de passagiers voor den lunch bijeen roept. Een vroolijk gezelschap vereenigt zich om de tafel in den weelderig ingerichteu eetsalon. Een dik tapijt bedekt den vloer, de muren en het plafond zijn kwistig verguld, de stoe len, canapé's en rustbanken zijn met rood fluweel bekleed, overal is rijk uitgesneden houtwerk aangebracht, en hier en daar han gen kostbare schilderijen. Waartoe dient toch die overdreven luxe, waaraan misschien wel geen der passagiers gewoon is? Och, de verschillende stoombootmaatschap pijen trachten elkaar in dat opzicht den loef af te steken, en bovendien prikkelt zoo'n omgeving tot materiëele genietingen, want in zulke prachtige salons laat men onwillebeide eerste Zola-opera's, waaraan zich onlangs een italiaansche Turesa Raquin van zekeren Coop (Milaan, Dal Verme-schouwburg aansloot, en die nu door een vierde (Bruneau's derde) vermeerderd staan te worden. Dat er dus r.og altijd van een vijfde Massenet's pastoor Mouret sprake is, weet de lezer reeds. Zij spookt nog steeds als een onbestemd vizioen rond. Over de wordingsgeschiedenis en het ontwik kelingsproces der molen-bestorming hi;b ik naar aanleiding der eerste hollandsche opvoering van Bruneau's merkwaardig werk onlangs elders uitvoerig, op den grondslag van authentiekdocumentaire gegevens, berichten geleverd. 1) Omtrent het brandend vraagstuk van zijn aan deel, den omvang van zijn medewerkerschap in den uit zijn romans getrokken tooneelstukken, schreef Xola mij den 12 Maart 1887: »Si je ne signe pas les drames que Busnach (en later Gallet, wat de beide Bruneau-opera's betreft) tire de mes livres, c'est que je n en accepte pas la paternité; et, dés lors, je ne puis vous dire quelle est ma part de collaboration a la pièce, ce qui serait difficile d'ailleurs. Si Ie sixiè-me tableau l'Enfant, a tésignéde mon nom, dans Ie supplément du Figiro, il n'y a Ia qu'une simple erreur. Il faut rayer cette signature. Busnach seul a la responsabilitédevant Ie public, et seul il doit signer." En den 22 October 1890, in zake Bruneau's Rève: »Vous me demandez si j'ai réellement collaboréau livret que Louis Gallet a tiréde mon roman. Je n'aime guère répondre a ces questions la. Me'tez que Ie plan m'a tésoumis et qu3 j'ai donn quelques conseils." De hoofdplaats omtrent deze kwestie is in het voorwoord van het JVa««-drama te vinden, en luidt aldus. »Reste la grosse question de savoir si j'ai collaboréa Ia pièce et dans quelle mesure. En vérité, MM. Dumas fils et Sardou ne sont-ils pas dix fois restés dans la coulisse, sans qu'on leur en ait fait un crime? J'estime que je n'ai pas a répondre. On ne rn'a pas nommé, cela doit sufrire Un fait seul demeure: on ne m'a pas nommé, je ne suis pas de la pièce. N'ai-je donc pas Ie droit de mener ma vie littéraire comme je l'eritends? Soyez tranquilles, Ie jour oii un drame sera de moi, vraiment de moi, je Ie signerai, et tous les siftlets du monde ne m'y feront pas changer un mot.!' II. Laat mij deze Xola-Hrunoau-causerie besluiten mot de mededeeling van een onuitgegeven brief des componisten over zijn aanstaande vierde tooneel-schepping. Een primeur dus, de Vinédit. I'ar i s, 17 Xovembre 181)1. Mon cher ami, -;0ui, je tenais autrefois, vers 8S, absolument a tirer un opéra d'un roman de Xola, parce que je trouve ses romans pleins de lyrisme. Vous savez aussi bien que moi que Xola est un admirable et grand poète, et qui devait, plus que personne, inspirer un musicien, la musique n'étant que la poésie quintessenciée. Mon maitre Massenet a eu avant moi cette idee de demai.der a Xola Ie sujet d'un clrame lyrique. Le hasard ou des travaux plus pressés l'ont empèch d'exécuter ce projet. Je ne puis malheureusement vous donner des détails bien interessants sur mon nouvel ouvrage, rar M. Xola et moi nous avons promis aux direc. teurs de l'Opéra de ne dire a qui que ce soit Ie sujet et Ie titre de notre drame lyrique. Nous devons donc tenir notre promesse et nous la tenons si bien, qu'aucun des renseignements donnés par les journaux n'est exact. Le titre u'est ni La b'nut e de l'ubbi' Muur et, ni Uiie Ji'ii/e d'iiinour, ni J,es quatre sai<ons. keurig in plaats van zijn gewone »potje bier'' een ilesch goeden wijn komen, waarop na tuurlijk meer wordt verdiend. De hen om ringende weelde versterkt bovendien het gevoel van veiligheid bij de reizigers; wan neer er veel gevaar was, zou men immers nooit zooveel geld in zoo'u boot steken? Vandaag denkt echter niemand aan onge lukken. Tot nu toe, d. w. z. van af bet Engelsche kanaal, is het weer voortdurend stormachtig geweest, en waren er groote gapingen ia het gezelschap, maar nu is het, voorbij en kan men aan tafel de schade weer inhalen. En bovendien wordt er van diiag op champagne getracteerd. De magere /ri/i/ici'Cince-l'iili/ drinkt natuurlijk niet mee, maar bij wijze van schadevergoeding maakt zij alle cotnpote-schoteltjes leeg, die onder haar bereik zijn; zij zou nooit op een Duitsche boot willen reizen, als de cotnpote daar niet altijd zoo lekker was. Haar man vaart zoo nu en dan met een andere lijn, n. 1. met diegene, waarvan de booten in den laatsten tijd het beste »record" hebben ge maakt. Time, in moitc/j. Een dikke oude heer heft zijn glas op, om op de gezondheid van den «weldoener'' te drinken. Nog voordat hij het heeft uit gedronken, staat, de hofmeester al klaar, om hem weer in te schenken, want de dikke heer bezit een aanmerkelijke hoeveelheid aandeeleu in de Maatschappij, waaraan de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl