De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 17 februari pagina 3

17 februari 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

*?. 921 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kunstenares tot scheppen drijft, schept zij ware kunst. Daarom toont Mevr. Chr. Poolman zich als Frouui Kielstra kunstenares. * * * Mevr. Chr. Poolman met haar zin voor het een voudige en de eeuvoudigen, haar d ep gevoel voor eens anders lijden, heeft niets ziekelijks of zenuwachtigs over zich. Nog, iets ouder dan drie kruisjes, ig zij de type van eene oprechte Hollandsche //bolle" meid. Zij is eene meid zij veroorlove de uitdruk king een meid van vleescli en bloed, een jonge Hollandsche vrouw, srelijk de Hollandsche schilders uit den ouden tijd gaarne schilderden. '/A] zochten bij voorkeur het, gezonde, frissclie krachtige leven op. Mevrouw Christine Poolman zou voor hen een kloek model zijn geweest. Als echte jonge, gezonde Hollandsche vrouw is haar natuurlijke aard opgewekt en vroolijk, en weegt zij de ondeugendheid niet op eeu goud schaaltje, mits zij niet te ver ga. Dan doet ze volgens haar eigen uitdrukking »of ze gek is", dan weet ze van niets, //dan woont ze op een hoffle". De Mevr. Chr. Poolman, wel in het vleesch, frisch van gelaatskleur, met, blij en vroolijk oog, de Mevr. Christine Poolman, zooals zij thans is, zegt onderstaand' conterfeitsel. Vergelijkt men deze beeltenis, door kunst ver vormd met die van Vrouw Kirhtra, dan zal niemand haar den naam van tooueelartiste kunnen ont houden. Nog zóó jong van uiterlijk en zóó jeugdig van hart, herdenkt Mevr. Christine Poolman in het karakter van Jrrouw Kielstra Maandag 18 Eebruari a. s. haar 25-jarige tooneelloophaan. Het doordringen in het geheim harer sclieppingsgave mo:;e gelden als welgemeende hulde haar op haar feest gebracht. P. Zw. Zilveren feest van de Groot. De stichter der Nederlandsche open, de heer de Groot, heeft Donderdag het zilveren feest van zyn schouwburgloopbaan gevierd, en ontving daarbij de betuiging van veler ? ympathie. O. a. kreeg bij de orde van Verdienste van SaksenMeiningen. De volgende week hierover een wei; ig meer. IIIIIIIIIIIIHIIItMIMIIIllllllll Kroniei Het is mij aangenaam mededeeling te kunnen do<n van een primeur. Ons heeft men de eer ge gund op den 12deu de feestvoorstelling te aan schouwen welke den lS.ien te Amsterdam zal worden gegeven. De voorstelling namelijk ter ge legenheid van het vijfentwintig-jarig jubileum van Chr. Poolman, sedert jaar en da<r ecu van de meest populaire actrices der Koninklijke Verccniging. Het puik van de komische leden van liet gezel schap was op de been en stond haar ter zijde: Jacques de Boer, Schulze, Wensma; en de dames Stoetz, Lorjéen De Vries. Ook had men de heeren Clous en Spoor, de dames Pauwels eu Fuchs gederangeerd voor dezen zeldzamen dag. Zelfs was, voor het openingsstuk, Mevr. Broudgeest?Bouwmeester hoogsteigen van Amsterdam naar 's Gravenhage gereisd, den feilen winter trotseerendc, om door hare tegenwoordigheid den feestavond een hoogeren luister bij te zetten. En geen geringer animo heerschte aan deze zijde van du voetlichten. Een collega van de Ifaf/t/sc/ie Courant heeft de bloem stukken geteld die aan Mevrouw Poolman in den loop van den avond werden overhandigd ; het dozijn was bijna vol. In gepaste, schoon geen afgepaste woorden, vertolkte de A Iministrateur der Vereeniging de gevoelens van abonnees en habituecs, die botje bij botje hadden gelegd en hij bood. met een krans en een buiging, welke beide fraai waren, in een couvert het geschenk aan, in zich zelf wel licht niet minder welsprekend dan de feestredenaar. Ook was er een gravure voorstellende een tafereel uit de Bijbelsche geschiedenis: Een Storm op Zee, een eereteeken van een ongenoemde dame, dat bij monde vau den administrateur onthuld werd op het Tooneel na het derde bedrijf. Christine Pool man bedankte zeer aangedaan, en hiermede, waar aan nog was voorafgegaan eene omhelzing van mevrouw Pauwels?van Biene die voorloopig" zooals zij zeide, volstond met namens alle dames en heeren, leden van het gezelschap, een bouquet te offeren, had de ovatie haren climax bereikt en was zij geëindigd. Het laatste woord was aan het publiek, dat met een klaterenden regen van hand geklap den bloementuin op het tooneel in het midden Christine Poolman, zelve nog een frissche anjelier scheen te begieten. Mag ik de vrijheid nemen nu deze feestavond voorbij is, om een voorstel te doen tot wijziging van eenige détails bij dergelijke gelegenheden in de tockon s t, ? Het voorstel heeft een algomeene strekking, omdat het bijzonderheden betreft welke zich hebben voorgedaan bij alle festiviteiten van dezen aard. Ik wenschte wel dat eenige gebruike lijke woorden werden lorgelateu en door andere vervangen. Mijns inziens is het niet verdedigbaar uit een aesthetisch oogpunt, dat een acteur, nog minder dat een actrice van de overigen spreekt, of hen toesprekende, de woorden bezigt: eovfenten en cowfraieressen. Hoe kan men zijn evenmeiisclien, en nog wel zijn vakgenooten en medeleden van n gezelschap, zijn fraters en frateressen noemen ? Geloof mij, collega s laat zich zeggen van vrouwen en van mannen, en heeft een veel aangenamerer, gedistin geerder en bescheidener klaiik dan deze aters en ateressen. Dan behoorde men de vrienden van een klasse van tooneelspeelsters als waartoe Christine Poolman gerekend kan worden, niet hare vereerders te hecten. Dit is een ongewilde, tnaar een onze discretie al te zwaar beproevende over drijving. De edele moeders en heldinnen vinden in het publiek hunne vereerders; de soubrett.es hebben hunne vrienden, en, als zij nog heel jong zijn, hunne beschermers. Men houdt ervan de joviale actrice die Mevr. Poolman is, en die Mejuf frouw Poolman altijd geweest is, te zien spelen. Maar men vereert haar niet, tenzij om geheel persoon lijke, particulieie redenen, die met de kunst niets hebben uit te staan, en waarop derhalve iu het open baar niet kan worden gezinspeeld. Eindelijk geef ik in overweging dat het woord ptililiek nimmer als vokaticf te gebruiken ; niet wegens grammatikale bezwaren die ik licht tel. maar om schoonheidsredenen, die boven alles gaan. Multatuli heeft wel gezegd : Publiek, ik veracht u, maar dan stelde hij zich het publiek voor als n persoon, en het woord publiek als den naam van ecu enkel wezen. Hij zeide dus niet: het publiek, maar: publiek, zooals hij zou zeggen : Jan. Geheel ongeoorloofd schijnt het mij een aantal menschen in den schouw burg te adressecren met het woord publiek, en iu een ernstige scène volstrekt misplaatst. Men kan zeggen: dames en heeren, gij die voor mij zij t geweest een lief, goed, getrouw publiek ; of: dames en heeren van het goede eu trouwe Haagsche pu bliek, etc., maar nooit; ik dauk u, lief publiek. . . Een feestvoorstclling die men van de hier aange duide vlekken zuiver zal houden, zal even pleizierig kunnen zijn als de avond van den 12Jen, en tevens den goeden smaak ten volle bevredigen. Toen juffrouw Chrisliue Poolman in l^Gll zou debuteercn op het Leidsche Plein te Amsterdam, schreef Mevrouw Kleine-Gartman een briefje aan den verslaggever van het IhmiJdMuil om zijn aan dacht te vestigen op het jonge meisje eu hem te verzot ken een van hare zwakheden sedert, over wonnen door de vingers te zien. Door den directeur van het HamMMvd is de verzameling handschriften waarbij d;t briefje ecu plaats heeft gevonden, aan het stedelijk archief afgestaan. Daar liet voor vijftien jaar de archivaris Scheltema het mij lezen. Christine Poolman is ecu bekwame actrice geworden, van den kritikus vau liet Han delsblad is mij zelfs de naam ontgaan ; eene vin gerwijzing waarmede ieder onzer zijn nut doe: zoo vergankelijk immers is de roem vau de kritiek. \ Co/iic'lfi /qi MS a jtowef * * * f De soort vau scherts waaruit de Duitsche blij- l spelen als De (o?/jiar/i/o,/, waarin Christine Pool- j man de rol van een familiaire dienstbode vervulde , zijn samengesteld, is wel de geringste specie die ooit tot het- vervaardigen van tooneelwerkeii heeft i gediend. Het opzettelijke idiotisme is ecu zeer verdedigbaar kunstgenre. Maar dit, helaas, is het onwillekeurige idiote. Een grappenmaker!] die niets dan stomheid is, een parodie op geestigheid, de karikatuur van het lachwekkend ?. Misverstanden, bij voorbeeld, heeft men wel gehoord dat koddig konden zijn ; nu laat, de auteur achtereenvolgens binnen eenige minuten tijds verscheiden soorten ! vau minerale wateren in dezer voege mis noemen : i springwater voor spuitwatcr, badwater voor Carlsbadwater eu Apollowatcr voer Apollinariswater. i Ten slotte geeft de meid een kruik, die gediend heeft om het bed te verwarmen, in plaats van ecu kruik van een vierde soort. Ik heb er niet tegen dat, dit flauwe uien ziju; wanneer de schrijver zijn eigen lalligheid weet te doen contrasteeren met andere trekken in zijn auteurs-iisionomie, zoodat ziju zoutelooze boert in een artistiek geheel eeu onmisbaar element uit maakt, en men beseft om welke reden er ter be reiking van welk gewild en prijselijk effekt ze zija aangebracht, dan kunnen flauwe uien goed te pas komen. Maar de hier genoemde, zijn aardigheden die in zich zelf compleet zijn, die een maatstaf aan de hand doen van 's schrijvers komische kracht. Om vau een persoon een kluchtige figuur te maken legt hij haar dergelijke woordverdraaüngen in den mond. Eu deze manier is daarom een karika tuur op een parodie, wijl wij er uit leeren met welke geestigheid de. schrijver gewoon is zich te ver maken; vermakelijk is alleen dat hij zulke dingen voor vermakelijk aanziet, wij lachen niet om de grappen maar om den schrijver, om de verwrongenheid van een waarneming die gevallen als deze heeft opgeteekend ouder de lachwekkende. Wij lachen ook om het menschenpubliek dat zoo van alle interest in de kluchten des levens is ontbloot, dat de gemaakte misst-lijkheden van een tooncelI schrijver hen kunnen bekoren. Tenzij het gemoed 01 s volschiet, in een medelijdend afgrijzen van eeu schare, die hier hare verstrooiing zoekt en vindt. Men moet wel een inenschenhater zrn om gei n tranen 111 ziju oogen te krijgen, wanneer men ecu volle komedie met meuscheu vau onwelluidende pret hoort juichen en hen ziet, vallen iu de stulpjes vau een dadelijk overloopende giechelwellust, als in plaats van delirium wordt, gezegd: direlirum; i of eerste station voor eerste stadium. Alle artisteu hebben aan de feestvoorst.elling met groote opgewektheid nudegeweikt. Met veel genotgen zag men ditmaal den Heer Clous ineen j rol die hem veroorloofde kluchtig te zijn zonder met de bedoelingen vau den auteur iu strijd te koiiieu, en onbeduidend te ziju zonder iemand aanstoot te geven. d. H. v. n. G. Mnziek in de Hoofdstad. Joseph Joachim ! Hoevele herinneringen wekt die naam op ! Ik herinner mij nog dat Joachim voor het eer t ons land bezocht en toen het vioolconcert van Beethoven aan ons openbaarde. liet was in de periode dat de violisten Laub, Vieuxtemps, Wieniawski hunne verbazende vir tuositeit deden schitteren en voo al na het on vermijdelijke concert voor de pauze in hunne thema's met variatiën of caprices het publiek tot opgewondenheid stemden. Want voor de meeste toehoorders was het concert een voorproefje en de stukken na de pauze de groote attractie waarin men den violist in zijn kracht hoorde. Toen trad Joachim op en speelde voor de schare het concert van Beethoven en na de pauze twee sSatzen'1 uit een concert van Spohr bene vens kleinere stukken van Bach. En toch wist hij de toehoorders onder den machtigen indruk van zijn spel te brengen, want men gevoelde hier met den echien kunstenaar von Gottes (Inaden te doen te hebben, dip, even groot of nog grooter virtuoos zijnde dan de este onder hen, dit op den achtergrond drong om het kunstwerk dat hij voordroeg m. t de grootste pié'teit voor zijn hoorders te vertolken. Echter ben ik niet zeker of men toen Joa chim begrepen heeft zooals men hem nu begrijpt. Want ik herinner mij levendig (ik was een knaap van ongeveer 11 jaar) hoe men elka der er maar steeds op wees, dat Joachim nog sterker virtuoos was dan wat men tot nu toe hoorde. Karakteristiek is ook de kritiek die na zijn spel in de N. Itvtt. Cour. verscheen, waarvan mij (het geheugen is soms ern wonderlijk ding) sommige volzinnen nagenoeg woordelijk in het geheugen terug zijn gekomen terwijl ik deze causerie schrijf. O. a. stond er ongeveer: Joachim's techniek is zoo voortreffelijk dat zijn succes er door in gevaar gebracht wordt, of dit althans in den weg staat. Hoe ongerijmd dit ook klinkt, is het niettemin waar Het publiek toch, wordt in extase gebracht wanneer een solist met grooto inspan ning tal van moeielijkheden uitvoert en overwint. Joachim nu overwint de grootste moeie lijkheden, zonder dat men er iets van bemerkt en dus zou men geneigd zijn hetgeen hij voor draagt voor iets heel gewoons te houden. Andere tijden, andere denkbeelden! Thans zou diezelfde kritikus (ik herinner mij ni >t wie het was) als hij nog leeft, hoogstwaarschijnlijk op heel andere wijze zijne bewondering uiten; doch ik citeer dit alleen als een staaltje hoe de wijze van beoordeeling vaa het publiek en van vele organen van het publiek in ons land eene geheel andere was dan thans. Joachim's spel toch, zoo monumentaal en kuiscb, zoo geheel vrij van kleinzielige menschelijke aandoeningen, wordt niet meer afgemeten naar het overwinnen van allo moeielijkheden, want al gelukten sommige octavengangen et andere merkwaardigheden hem eens minder, dan zou ; hij u toch geheel onder den indruk van het kunst werk brengen dat hij voor u opbouwt. Want zoo is het! Geheel zichzelf, en toch zich geheel onderge schikt makende aan de scheppingen van de groote meesters, doet hij u gevoelen dat onze kunst iets groots, iets heerlij s, iets heiligs is en ver vult hij u vol bewondering voor den priester die op zoo waardige wij, e zijne goddelijke meesteresse dient. Ik wil niet ieder werk bespreken dat Joachim | op het abonnements-concert in bet concertgebouw ! voordroeg, want ik wil tevens nog iets zega'en van de kamermuziek-soiree van Toonkunst waar deze j kunstenaar eveneens medewerkte en waar het genot nog grooter was, omdat de hoorders in deze kleinere ruimte nog meer gevoelden dat hij tot hun hart sprak. ; Deze soiree gaf een zeer groot genot, waaruit de gevolgtrekking is te maken dat de heeren Jos. Cranier, il. W. Hofmeester en enri Bosman» op de waardigste wijze met Joachim een kwartet van Ilaydn (D.gr.t.) en een van Beethoven (gr.t. : opus u'.i No. '?') vertolkt- n. Onze drie musici ? hebben juist dezen avond eens ten volle kunnen : tocnen hoe hoog zij als kunstenaars staan, want zulk een prachtige uitvoering hoorde ik zelden of nooit in dezen kring. Voorzeker heeft Joachim hen geïnspireerd, doch hadden zij niet op de hoogte gestaan oni Joachim's waardige partners j i te zyn, dan zou de vertolking toch niet zulk een hoog kunstgenot hebben kunnen geven. In de Ie vioolsonate van Brabms met den heer Röntgen (die evenals de andere heeren zichzelf dien avond overtrof) kwam Joachim's soberheid van stijl weer zoozeer uit Doch in de Chaconne van Bach heeft hij ons met verbizing en bewondering vervuld, Het is alweer niet het overwinnen van de groote moeilijkheden doch de stijl die ons trof. Het was de tegenstelling van uitdrukking in alle tweestemmige gedeelten die bij aan beide stemmen gaf, die op dit werk een nieuw en epnig licht wierp. Zóó, kan alleen Joachim dit werk spelen. Het was e n groote vreugde den (j;5-jarigen kunstenaar nog eens in ons m dden te zien en hij heeft ditmaal zich zoo in alle kracht en van alle zijden doen kennen, dat wij ons angstig afvragen: Zal hij voortaan niet meer tot ons komen ? Heeft hij als solist en kwartetspeler afscheid van ons willen nemen 'i Laten wij hopen dat zulks niet het geval is. Ik zou ondankbaar zijn indien ik den heer Kes niet gedacht die op het abonnements-concert Joachim zoo schoon begeleidde met zijn orkest en o. a. hèvoorspel met de 3e acte van Loken i> im op eene wijze vertolkte die het publiek terecht in geestdrift liracht Ik hoop dat deze voortreffelijke kunstenaar ons niet zal verlaten. In een week twee groote buitenlandsche kun stenaars in ons midden te hebben: ca ne se trouve pas sous Ie pied d'u cheval. Behalve den grijzen, duitsche meester, is een der meestbe aafden van de jongere i'ransche kunstenaars tot ons gekomen, Alfred Bruneau, het eerst bekend geworden door Le Ra-e naar Zola bewerkt en thans door l'Attaque du Munlin. Bruneau heeft de eerste opvoering van laatstge noemd werk geleid en een enthousiastisch onthaal gevonden. Dat bewijst dat dit Dram- Ly>n)nr dat zoo interessante schoonheden bevat, door het gezel schap van den heer van der Linden op waardige wijze is opgevoerd, en dat de leiding van den componist di n hvpnotiseerenden invloed opalle uitvoerenden. heeft gehad, waardoor zij zonder het te weten, vaak zichzelf overtreffen, at was vooral het ge val bij het orkest, dat met eene distinctie e» dis cretie speelde, zooals men niet zou hebben durven verwachten. Bij een première van een nieuw werk verwacht men terecht in de eerste plaats iets over de waarde van libretto en muziek te vernemen. Wilde ik dat alles thans behandelen dan zou ik de ruimte ver overschrijden die beschikbaa is. Dit is echter niet noodig, want na de eerste opvoering te l'arijs heb ik in h t nummer van :5 Dec. IS!):} reeds een artikel aan dit werk gewijd en voor enkele maanden il Oct. IS!)l heb ik reeds over den inhoud en enkele indrukken van de partitie ontvangen, geschreven. Xaar die artikelen ver wijzende, spreek ik nu alleen over de impressie bij de première ontvangen. Aan Bruneau is verweten dat de i '1 nmxi icunt van Li: He t: zich t/ent" w» titei-rd heeft Ik ge1, of niet dat men na het aanhooren van dit werk deze beschuldiging zal onderschrijven. Wel slaat Bruneau in dit werk een geheel a'deren toon aan en geen wonder! In L- ftïm: is de mystiek meest aan het woord en hier is het een stukje menschen en volksleven, dat hij muzikaal moest uitdrukken. De liefde van die twee jonge menschen hecht en sterk te midden van het oorlogstafereel dat zich om en in den Molen van Merlier afspoelt, heeft de componist uitgedrukt zooals hij dat Bevoelde en deze tat'ereelen heeft hij g schilderd met die rijkdom van kleur en uitdrukking, die den jongen toonzetter in zoo groote mate ten dienste staan. Ik wees vroeger op het schoone tafereeltje dat in het beain volgens het gebruik van het land wordt gespeeld en dat op zoo bekoorlijke naieve wijze door den componist is behandeld. De daaropvolgend-- scène komt dit tafereel ver storen, de oorlog is in aantocht en op expressieve wijze schildert Marcelline de verschrikkingen van den krijg die zij vroeger aanschouwd heeft. liet tweede bedrijf waarin liefde en oorlog beur telings aan het woord zijn en dat wat den grooten tweezai.g van de geliefden betreft zoo vol uit drukking is, heeft de toehoorders niedcgusleept. Dat is ook vooral het geval met de vierde acte, waarin ik gedeelten aantrof die ik onder de schoonste van dit werk reken. Wat mij in dit lirmne Lyiii/ne getroffen heeft is de declamatie, die overal op de meest expres sieve wijze behandeld is. Deze eigenschap (waar mede de componist vooral zijn groote kracht toont en het bewijs geeft dat hij i. ts te zeggen heeft, en de orkestrale behandeling en schildering geven den componist met het volste recht aanspraak op den titel van meester, in de beteekenis die men er in Frankrijk aan hecht. Ik heb alweer ontwaard dat in de geheimen van de instrumentatie de jongere I-'ransche com ponisten f/t-, meesters zijn. Altijd d 'orsdüjueud, nergens overladen doch ook nergens onbeduidend en zich nooit op den voorgrond dringende dan wanneer dit weuschelijk is, boeit ook deze orkestpartitie u van hèbegin tot het einde ge boeid. Daaraan is het ook voor een deel te danken dat men meent eeu geheel ander orkest te hooren Ik kan nu niet verder in détails treden, doch hoop in een volgend artikel aan te vullen wat ik nu nog moet achterwege laten, want ik wil met een enkel woord de uitvoerenden gedenken. Deze compositie, die wat intonatie betreft vele en groote gevaren oplevert voor d zangers, is met zooveel toewijding en zorg ingestudeerd, dat de componist, diu slechts twee dagen voor de première arriveerde, zich na de uitvoering hoogst voldaan verklaarde. Die toewijding was ook overal merkbaar, en al waren er ook eenige ongelukjes die bij volgende opvoeringen vermeden zullen worden, verklaar ik zonder voorbehoud dat het gezelschap van den heer Van der Linden de vuurproef op gelukkige wijze heeft doorstaan. Ik heb mijne aanmerkingen nooit verzwegen, omdat ik overtuigd ben dat met ophemeling eene jonge stichting geene artistieke toekomst kan hebben, doch tevens is het plicht wanneer rnen bespeurt dat met zoo groote ernst is gearbeid als ditmaal het geval was, dat men van ganscher

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl