Historisch Archief 1877-1940
8°. 922
DE AMSTERDAMMER
A°. 1895.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit Nummer bevat een Bijvoegsel.
Onder Redactie van J, DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig: de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel b\j de Vijzelstraat, 542.
Zondag 24 Februari
Abonnement per 3 maanden /'l.50, i'r. p. post ? 1,65
Voor Indiëj>sr jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.123
Advertentiën van l?5 regels /'1.10, elke regel meer . . . 0.90
Reclames per regel 0.40
IN H O V Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Democratische po
litiek. IV, door Dr. Nijhoff. Het constitutioneel
conflict in Noorwegen. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Huwelijk en Echtscheiding, door Socius.
TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G.
J G. de Groot. Muziek in de hoofdstad, door Van
Milligen. KUNST EN LETTEREN: Tentoonstel
ling Vincent van Gogh in de Haagsche Kunstkring,
door Ph. Z. Hulde aan Edinond de Goncourt,
door P. NEDERLAND IN BEELD EN SCHRIFT:
Nijverheid door J. J. de R. Nieuw en Oud van
Rosegger, door N. J. B. WETENSCHAP: Over
Schopenhauer, door M. C. L. Lotsy. (Hlot.J?FEUIL
LETON: Sir Geoffrey's Theorie, naar Maarten
Maartens. I. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door
E-e RECLAMES. VARIA. ALLERLEI.
PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIËN.
' """ minimin mum mum» immuun
Democratische politiek,
IV.
En thans?? Zoo eindigde ik mijn jongste
artikel in dit Weekblad. Doch mij dunkt,
<lie vraagteekens had ik wel kunnen achter
wege laten. Want het kan geen vraag zijn,
lioe de a. s. kieswet er zal uitzien, nu het
volk in dezen zich niet laat hooren. In bij
zonderheden is dat natuurlijk een raadsel
voor elk, die niet is ingewijd in de gehei
men van den Minister van Binnenlandsche
Zaken. Maar in het algemeen behoeft men
niet over profetische gaven te beschikken,
om vooruit te zien, dat die kieswet de
wenpchen der democratische partij niet zal vol
doen. En zal het oi.s kunnen bevreemden,
dat de Regeering zich in hare voorstellen
zal begrenzen Het ligt in den aard der
xaak, dat, waar het volk zoo weinig van
zich heeft doen spreken, de Regeering
zich niet zal bereid toonen, zelf een uitge
breid kiesrecht te willen. Zij zal beweren,
dat blijkbaar het volk het zelf niet ver
langt Al die beweging bij gelegenheid der
ontbinding van het vorige jaar zal zij een
voudig als een opgeschroefde beweging aan
merken en alleen overeenkomstig de uit
spraak van het tegenwoordig kiezersvolk
haar nieuwe kieswet aan de Volksvertegen
woordiging voorleggen.
De sociaal-demoeraten en de volkspartij
zijn de eenigen in den lande, die hebben
getoond te begrijpen, wat het politiek
oogenblik eischte; de eenigen, die ook hebben
ingezien, dat de kieswet tot die weinige
machtige hefboomen behoort om een volks
beweging Jn 't leven te roepen. Hoe hemels
breed mijn meeningen omtrent maatschap
pelijke hervorming ook van de hunne af
wijken, in dezen democratischen eisch van
het oogenblik sta ik aan hunne zijde. Maar
naar hunne stem zal niet worden geluisterd.
Hoe anders had dit kunnen zijn, indien de
democratische richtingen van allerlei gading,
met de sociaal-democraten zelfs aan de uiterste
linRerzijde, zich hadden aaneengeschaard om
gezamenlijk aan te dringen op uitbreiding
van het kiesrecht. Men heeft echter niet
gewild en zal nu van zelf de gevolgen, daar
aan verbonden, moeten ondervinden.
Voor mij is al wat er in het jongst
verloopen jaar is voorgevallen een nieuw bewijs
van den kranken toestand van ons politiek,
<ms nationaal leven. Nederland kent alleen
de lagere, de verachtelijke, de kleine zijde
van de staatkunde. Politiek is bij ons be
rekening, voorzichtigheid, eigenbelang, vrees,
kibbelarij eri wrok. Elke partij, met welk
een edelen aanloop ook begonnen, maakt
zich dagelijks aan deze doodzonden schuldig.
Zich met opoffering van eigen grieven, eigen
meeningen, eigen wenschen te plaatsen onder
den allesoverheerschenden invloed van een
grootsch denkbeeld, kom daarom niet bij ons
volk in onzen tijd. Daar hebt ge nu tal
van namen van partijen, die zeggen d ? de
mocratische beginselen voor te staan en wat
doen zij in hunne organen in de dagelijksche
praktijk ? Wat anders dan elkander verbijten
en verscheuren. Wordt soms daardoor de na
tionale zaak gediend ? Wordt daardoor het
leven van ons volk verhoogd ? Kan er dan
geen eind komen aan dien ellendigen woor
denstrijd, aan die persoonlijke verbittering,
die enkel kwaad brouwt en alle goeds be
lemmert ? Waarom niet eendrachtig samen
gewerkt in de hoofdzaak en onder ne leuze
der democratie, de een meer de ander minder
op zijn program der toekomst geplaatst?
Het democratisch ideaal, dat we nastreven,
is toch zulk een heerlijk ideaal. Het is het
rijk der rechtvaardigheid tegenover alle bur
gers zonder onderscheid. Het is dat rijk,
dat een eind zal maken aan de hemeltergende
bevoorrechting van een enkelen stand, dat
allen gelijkheid zal schenken voor de wet.
Zou dat volksideaal niet terecht van ons
allen eenige opoffering moeten eischen ? Zoo
lang wij in de democratie onze personen op
den voorgrond blijven stellen, is er niet veel
hoop op de komst van dit nieuwe rijk.
Wij moeten voor alle dingen niet vragen
naar onze belangen. Wie zijn belang stelt
boven het democratisch rijk, dat hij zegt te
begeeren, kan noch zijn komst mede voor
bereiden, noch zal ooit een levend lid van
die toekomstige gemeenschap zijn.
Het is mijne innige overtuiging, dat de
komst der democratie hier te lande veel
meer wordt vertraagd door den onderlingen
naijver en strijd van de vooruitstrevenden
zelf, dan door de macht van het conserva
tisme. Zagen de behoudsmannen eenheid
van gezindheid in het democratisch kamp,
zij zouden ongetwijfeld wel voor die macht
op den duur moeten bukken. Maar alles
houdt ons van elkander verwijderd, en we
leggen het er zelf op toe, om ons democra
tisch ideaal, nog voor het tot leven gekomen
is, te begraven.
Laat het verleden ons toch tot waarschu
wing zijn. Na eene schets van een der po
gingen der democratie in de voorgaande eeuw,
die tot niets leidden, zegt Prof. Fruin *):
»De democraten zagen hunne eigenlijke wen
schen niet bevredigd. Zij bromden nog een
tijdlang in blauwboekjes en spotdichten voort,
maar keerden allengs tot de vroegere
machtelooze en lijdelijke ontevredenheid terug."
De oorzaak daarvan lag destijds vooral
in de houding van Oranje, dat door het volk
hersteld, daarna weder vrede sloot met de
regenten en de volksbeweging aan zichzelve
overliet. Een dergelijke partijdige houding
van Oranje is thans niet te vreezen. Neen,
wanneer de democraten van onzen tijd tot
machtelooze ontevredenheid zullen
terugzinken, dan zal het hun eigen schuld zijn.
Aan den jammerlijken strijd in eigen boezem
zullen ze hun onmacht te wijten hebben.
Beweert soms iemand: deze taal is te
ernstig voor de politiek ; ze is in strijd met
de werkelijkheid en niet toepasselijk. Welnu,
dan houd ik u deze waarheid voor oogen :
dan zal er van uw gansche democratisch
streven niets komen. Uw zon zal ondergaan,
voor dat ze nog aan de kim is verrezen.
Wie niet gelooft, dat het vasthouden aan
een ideaal en een ernstige strijd tegen het
eigen ik ook eischen zijn in de staatkunde,
zal vroeg of laat ontdekken, dat ook hierin
de zedewet niet straffeloos wordt geschonden.
Wij moeten trots de democratische klippen,
den moed hebben de democratische zee te
willen inzeilen, met het heerlijk woord van
de Genestest in ons hart:
Toch vooruit steeds streven we en staren
Met Columbus 't hoofd omhoog gericht.
Reizen we op de wendende baren
In-'t geloof, dat ginds een wereld ligt.
Ja! In de democratie ligt eene nieuwe
wereld, eene nieuwe wereld van toestanden,
beginselen en gezindheden. Maar die nieuwe
wereld zal door ons niet worden betreden,
als wij niet strijden tegen alle persoonlijk
kwaad, tegen alle persoonlijk vooroordeel,
tegen alle persoonlijk belang, waarvan ik in
dit artikel slechts een enkelen trek heb
geschetst.
Wat mij aangaat, ik ben nog steeds be
reid op n zuiveren grondslag met allen
saam te werken, die de vooruitstrevende
beginselen zijn toegedaan, al komen ook alle
nuances later met hun verschillende wen
schen voor zich op. Opdat toch de demo
cratie voor ons geen droombeeld blijve!
Dr. NIJHOFF.
*) Gids 1807 II bl. 47.
Het constitutioneel conflict in
Noorwegen.
Koning Oscar van Zweden en Noorwegen
heeft zijne residentie tijdelijk overgebracht
van Stockholm naar Christiania, In verband
met de tusschen de beide landen bestaande
spanning en met de constitutioneele crisis
in Noorwegen, heeft deze verplaatsing eene
groote beteekenis. Klaarblijkelijk heeft de
koning zich voorgesteld, dat zijn persoonlijk
ingrijpen hier van nut kan zijn, maar
voorloopig heeft hij niet veel voldoening van
zijn reis.
Men zal zich herinneren, dat in het laatste
l Storthing 65 radicalen en geestverwanten
van den heer Steen zitting hadden, naast 35
conservatieven, terwijl 14 gematigden onder
de leiding van den heer Sverdrup eene derde
partij vormden. Ofschoon dus de radicalen
eene zeer besliste meerderheid hadden, was
de conservatief Stang door den koning be
noemd tot minister-president. Het spreekt
vanzelf, dat de oppositie hierdoor hoe langer
hoe scherper werd. De eisch van een af
zonderlijk ministerie van buitenlandsche za
ken en een afzonderlijk consulaatswezen voor
Noorwegen was daardoor eigenlijk overgegaan
tot, een verzet tegen iedere unie met Zweden.
Eene ontbinding van het Storthing was
onvermijdelijk, maar deze had niet het door
de linkerzijde verwachte resultaat, daar de
radicalen 59 zetels verkregen en de «unio
nisten" 55. Zelfs kon van conservatieve
zijde wonlen aangetoond, dat die verhouding
nog te zeer in het voordeel was van de
radicalen, daar deze bij de verkiezingen
82.200 stemmen hadden verkregen en de
conservatieven of unionisten 82,100. Toch
bleef het feit bestaan, dat de regeering in
de minderheid was gebleven. De heer Stang
en zijn collega's namen dus hun ontslag,
en toen het Storthing in het begin van deze
maand bijeenkwam, stond het tegenover een
demissionair ministerie.
Een bekende leider van de radicale partij,
de heer Ullmann, had openlijk uitgesproken,
dat het voor zijne geestverwanten beter zou
zijn geweest, bij de stembus te zijn verslageni
dan eene zoo uiterst geringe meerderheid t
hebben verkregen. Toch werd de strijd door
de linkerzijde dadelijk krachtig hervat. .Een
harer woordvoerders, de heer Ovam, had een
voorstel ingediend, krachtens hetwelk niet
langer, zooals tot dusver, de, afzonderlijke
fiuancieele wetten aan den koning zouden
worden voorgelegd, maar de geheele begroo
ting hem ter goedkeuring en hlot; zou worden
toegezonden. Zulk eene regeling, die aan
de eerste eischen van het parlementaire
régime beantwoordt, zou natuurlijk de meer
derheid in staat gesteld hebben, aan haar
streven orn scheiding van ministeriën en con
sulaten te verkrijgen, meer kracht bij te
zetten.
De rechterzijde wil van de benoeming van
een afzonderlijken /weedschen minister van
buitenlandsche zaken niets hooren, omdat zij
meent, dat zulk een maatregel onvermijdelijk
de ontbinding der Unie met Zweden zou ten
gevolge hebben. De partij meent eene vol
ledige gelijkstelling van de beide rijken daar
door te knnnen verkrijgen, dat de gemeen
schappelijke minister van buitenlandsche
zaken voortaan evengoed een /weed als een
Noorweger zal kunnen zijn. Hoewel deze
oplossing reeds voor een paar jaren door den
tegenwoordigen minister van het
ZweedschNoorweegsche gemeenschappelijke departe
ment van buitenlandsche zaken, graaf
Lewenhaupt, mogelijk is genoemd, is men in gebreke
gebleven aan te toonen, hoe het gesteld zou
zijn met de verantwoordelijkheid van zulk een
voor twee parlementen verschijnende minister.
In de consulaats-quaestie zijn de
rechteren de linkerzijde van het Noorweegsche Stor
thing het volkomen eens. In Zweden daaren
tegen is men scherp gekant tegen elke con
cessie op dit punt. Men beweert, dat zulk
eene concessie eene al te eenzijdige toegeef
lijkheid zou zijn, en dat de hieromtrent door
het Noorweegsche Storthing genomen beslui
ten onwettig zijn, omdat de quaeslie eene
gemeenschappelijke aangelegenheid betrof en
dus niet door Noorwegen alleen kon worden
uitgemaakt. Het is intusschen niet onmo
gelijk, dat men ook in Zweden tot eene
scheiding der consulaten toestemming zal
geven, indien men eerst in Noorwegen wil
erkennen, dat het daar genomen besluit,
hoezeer ook op zich zelf gerechtvaardigd,
formeel onwettig is geweest.
Koning Oscar heeft het terrein verkend
door een schrijven te richten aan den presi
dent der Noorweegsche Kamer, den heer
Swert Nielsen. Hij herhaalt in dit schrijven
wat hij den president reeds mondeling als
zijne meening had medegedeeld. »Zonder
wederzijdsche tegemoetkoming is de verze
kering eener duurzame unie tusschen de
beide zelfstandige rijken onmogelijk. De
verschillen in opvatting moeten door eene
overeenkomst worden uit den weg geruimd.
De meerderheid van het Storthing mag dus
niet weigeren, den weg der onderhandelingen
in te slaan, wanneer het veranderingen geldt
in de sedert 1814 bestaande gemeenschap
pelijke verhoudingen, en wanneer zij verlangt,
dat uitvoering gegeven worde aan mijne be
doeling, om de constituoneele raadslieden der
Kroon te kiezen uit de geestverwanten der
Kamermeerderheid. Het is mijn oprechte
wensch, dat iedere aanleiding tot conflicten
tusschen de beide broedervolken worde weg
genomen. Indien, met dit e nddoel voor
oogen, hervormingen van bovengenoemden
aard zullen worden voorgesteld, moet men
mij de verzekering geven, dat in overeen
stemming met de rijksacte opgezette onder
handelingen over de unie zullen voorafgaan
aan elke beslissing, die betrekking heeft op
de wijziging van het consulaatwezen en van
het bestuur van buitenlandsche zaken. Ik
verzoek u dit schrijven schrifielijk te beant
woorden, zoodra gij de gelegenheid zult heb
ben gehad, daarover met uwe geestverwanten
te eonfereeren.'1
Die conferentie heeft plaats gehad. De
linkerzijde verwees naar den in de Rijks
acte, gegeven, door het Storthing bij herhaling
nadrukkelijk erkenden grondslag voor de
verhouding tusschen de beide vereenigde
landen, namelijk de souvereiniteit van elk
der beide rijken in alle aangelegenheden, die
niet uitdrukkelijk in de Rijksacte van 1814,
als Unie-aangelegenheden zijn opgenoemd.
Onderhandelingen tusschen de beide landen,
die met dezen grondslag vereenigbaar zijn,
zal de linkerzijde niet afwijzen. Wat de
uitvoering betreft der in het koninklijk schrij
ven vermelde bedoeling, wordt, volgens
algemeene constitutioneele en parlemontaire be
ginselen, aangenomen, dat onderhandelingen
moeten worden aangeknoopt met den man,
aan wien de koning de samenstelling zal
opdragen van een met de meerderheid van
het Storthing samenwerkend ministerie.
Het lesje, hier aan Z. M. den koning ge
geven is zeker niet onverdiend; schriftelijke,
tot bindende belofüen aanleiding gevende
gedachtenwisselingen tusschen de Kroon en
de vertegenwoordiging, met voorbijgang van
de verantwoordelijke raadslieden der Kroon,
zijn met de »algemeene constitutioneele en
parlementaire beginselen" stellig
onvereenigbaar. Zulke rechtstreeksche inmengingen
van de Kroon geschieden ongetwijfeld met
de beste bedoelingen, maar zij moeten worden
afgewezen, omdat zij n aan het prestige der
Kroon a aan dat van de volksvertegen
woordiging afbreuk zouden doen.
Een week later (10 Februari) heeft koning
Oscar eene nieuwe poging gedaan, en eene
conferentie gehouden met den leider der lin
kerzijde, den oud-minister Steen. De koning
bleef zijn standpunt handhaven in het con
flict: de gemeenschappelijke Zweedsch-Noor
weegsche staatsraad zou moeten beraadslagen
en beslissen over de hoofdvraag, of Noor
wegen een eigen ministerie van buitenlandsche
zaken en eigen consulaten zou hebben. Indien
de linkerzijde op dit punt niet toegaf', zou
geen succes mogelijk zijn, De heer Steen
heeft volgens het dagblad Vcrdeiifijanj ge
antwoord, dat de koning zich hiermede klaar
en duidelijk had gesteld op het standpunt,
door Zsveden ten opzichte van de unie inge
nomen, en dat 's konings opvatting alles
verwierp, wat Noorwegen als zijn. onbetwist
baar recht had vastgehouden en moest blijven
vasthouden. Deze opvatting zou, naar de
heer Steen hoopte, alleen ten gevolge hebben,
dat alle Noorwegers zich eendrachtiglijk
schaarden om »de zaak des vaderlands". Het
behoeft wel geen toelichting, dat de heer
Steen in dit geval de zaak des vaderlands
en de zaak des konings niet voor dezelfde
houdt!