Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 922
Yorst HoMolie's nieuwste YerwmMel.
(GlüMichter.)
Op weg naar de »Umsturz"wet.
flllllllllflMIIHIIflIfflflIllllllfll
lltllllllllllllllllllllllllll
?niiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii n
Ook een kwestie.
Wie is de baas over een geschreven stuk ?
Hjj die het vervaardigde? Hij die het ontving?
Die het kocht, of kreeg? Mag iedereen het
publiceeren? Den tekst wijzigen 'i Deze groote vraag
met haar aantal nevenvragen werpt Jules Simon
op, zich herinnerende hoe hij driemaal ervan
getuige was, dat de anarchie, die thans op het
gebied der autografien heerscht, tot dwaze ver
houdingen leidde. De eerste maal was hijzelf de
aanleidende oorzaak. Om zich henen te werken
door het overstelpend getal aanvragen om een
autograne, waarvoor talenten van den tweeden
rang en Jules Simon is nederig genoeg zich
als zoodanig te beschouwen het hoofd hebben
te buigen, daar de verzamelaars de eerste mannen
niet aandurven, nam h\j gewoonlijk het eerste
het beste gezegde dat hem voor den geest k wam,
en zoo schreef hij o. a. eenmaal zijn naam onder
de woorden van Lamartine:
»Et toi, dont mon souffléest la vie", enz. Het
album viel in de handen van een feuilletonnist,
die, blijde iets pikants te hebben gevonden, aan
z^jn lezers de poëzie van Jules Simon mede
deelde, en er bij voegde: »De heer Simon zal
wél doen, zich voortaan bij het proza te houden,
Tfant zijn verzen zijn jammerlijk slecht."
Lamartine, uit den mond van Jules Simon zelf
dit verhaal hoorende, had over het plagiaat zijn
wenkbrauwen zelfs niet opgetrokken. Maar de
staatsman verzekert, zich niettemin sedert een
»petit ballot de sentences prud' hemesques" te
hebben aangeschaft.
Het tweede geval is het volgende: Twee leden
van n politieke party konden elkander niet
goed zetten. Aan den een werd gevraagd, van
den ander een karakteristiek te goven. Niet om
te publiceeren, maar om dienst te doen voor een
studie. Hy gaf ze, vry onpartijdig, maar maakte
wat grappen op den ander. De ontvanger vond
het briefje geestig, en bewaarde het. Hij liet
het zien aan dezen en genen, en stond het ten
slotte aan een handschriftenverzamelaar af. Deze
was onhandig genoeg om zijn collectie te doen
bewonderen door het slachtoffer der geestigheden,
dat reeds lang met den schrijver er van goede
vrienden was geworden. Wat echter thans niet
belette, dat hij aan den ander zijn getuigen zond.
Gelukkig, schrijft Jules Simon, had de zaak geen
Icwaade gevolgen, dank zij het het verstand der
beide partijen, maar n van beiden had maar
Bimienlandsclie markten, of leer om leer,
(Puck.)
eens wat koppig moeten zijn, of een paar woorden
in den bewusten brief nog wat scherper, en er
had een ongeluk kunnen gebeuren. Een onge
luk bij een duel tusschen Franschen!
Maar den grootsten indruk heeft op den ouden
rot in de politiek het volgend voorval gemaakt:
Hy was lid van een commissie uit de Kamer,
die advies had uit te brengen over een
wetsontwer. De voor- en tegenstanders waren nage
noeg even talrijk, en een der leden, die een hoog
staatsambt bekleedde, hield een felle redevoering
voor de aanneming van het ontwerp. Een tegen
stander, als uitnemend relenaar bekend, stond
na hem op, een papier in de hand houdend. De
verwondering over zijn niet-improviseerfn beant
woordde hij met de opmerking, dat hij in een
ernstige zaak als deze ieder woord wilde hebben
overwogen. En hij las een vrij langen, niet zeer
weisprekenden, maar des te heftiger aanval op
het ontwerp voor. Toen hij ging zitten, legde hij
het handschrift op zijn knieën, en zeide: Dit
is niet mijn werk, maar het werk van den
geachten spreker, die zooeven ter verdediging van
het ontwerp is opgetreden. En hij duidde de
commissie aan, waar dat geachte lid vroeger dezen
speech had gehouden.
Is het wonder, dat een man die grijs is gewor
den in het politieke leven, overtuigd is van het
gevaar dat aan alle staatslieden zonder onder
scheid boven het hoofd hangt, wanneer zij kunnen
worden vervolgd zelfs met hun geschriften waar
van zij de openbaarmaking niet in het minst
hebben bedoeld ?
Een brief aan de Venus van Milo.
De Venus van Milo te Parys heeft per post
een brief gekregen; de brief kwam uit Londen
en was onvoldoende gefrankeerd. De conservator
van den Louvre betaalde het strafport en was
indiscreet genoeg om den brief te openen; de
goede man was bang, dat er een declaratie in zou
staan en dat men de aan zijne hoede vertrouwde
godin op het slechte pad zou willen brengen.
Daarenboven zijn Venus heeft geen armen:
hoe zou ze dan een brief kunnen aannemen en
openmaken.
Maar de brief bevatte geen declaratie. Hij
kwam van een klein Engelsch meisje en bevatte
slechts het verzoek: »Please ?end me a port/olio!"
En daarbij waren 25 knipseltjes van rosepapier,
van welke elk de inscriptie droeg: Status of
Venus de (!) Milo, m the Galteries of the Louvre.
Paris.
Bene raadselachtige historie. Gelukkig is het
raadsel opgelost. Een Engelsch handelszaakje
had namelijk aan zijn klanten, die vijf-en-twintig
bons van inkoopen konden vertoonen, eene
photographie van de Venus van Milo beloofd. De
kleine Engelsche was in 't bezit gekomen van "25
zulke bons. Er stond op gedrukt stutue of enz.;
dat zou wel het adres zijn. Een photograpbie van
die Venus interesseerde haar maar matig; maar
zooveel begreep ze er van, dat de firma wel in ^
galanterieën zou handelen. Please, send a port- j
folio....
Het Engelsche meisje heeft haar snippertjes
teruggekregen en de eer van de Venus van Milo
is en blijft ongerept.
Rijwielen in dienst der reclame.
Tijdens de rijwielententoonstelling in het Paleis
voor Volksvlijt exposeerde de firma Hnmber een
Eiffel-rijwiel, ter hoogte van .'! meter. In de
italiaansche revue Natura ed Arte lezen wij thans,
dat in het zuiden op deze machine een sandwich
man wordt gezet met een zeep- of
chocoladereclame, en hetzelfde blad geeft ook het verhaal \
van een rijwiel, waarvan de achterband letters j
draagt, die bij iedere omwenteling, gelijk som- |
mige naamstempels, tegen een inktkiissen worden
gedrukt, en aldus op de troitoirs en wegen het
verhaal zetten van goedkoope en duurzame
voedings- en reinigingsmiddelen. Een heerlijk ding
in verkiezingsdagen !
De president der Fransche Republiek
hooggeplaatst geestelijke.
Herhaalde malen is er aan herinnerd bij de
troonsbestijging, als wij het eens zoo mogen
noemen, van een nieuwen president der Fransche j
(Punch.)
Henri Rochefort te Monte Carlo.
Republiek, dat de eerste burger van Frankrijk
krachtens zijn ambt zitting en stem heeft in het
domkapittel van St. Johannes de Lateran te Rome.
Maar minder bekend is waarschijnlijk, dat aan
het hoofd van den Franschen staat ook in het
domkapittel van Nancy een plaats toekomt. Het
recht is geërfd van de hertogen van Lotharingen;
Lodewijk XV heeft in 1742 met veel plechtig
heid en eerbetoon het op zich doen overbrengen.
en sedert werd het hoofd van Frankrijk's regee
ring, wie hij ook zijn mocht, bij een bezoek te
Nancy als kanunnik begroet en ontvangen.
Napoleon III nam die waardigheid zelfs met
eenigen ernst op. Hij ontving de eereteekenen
van het ambt: een kruis van verguld zilver aan
een breed violet lint, en gaf aan de kathedraal
een misgewaad van goudgestikt brocaat, dat nu
nog door de bisschoppen wordt gedragen, en
bovendien de twte kolossale beelden van de
heiligen Mansuy en Sigisbert.
De lersclie
(Judy.)
Lord Rosebery en de lersche partij.
Dui''schlancl. Jij wilt mijn ruwe suiker niet meer hebben V Donnerwetter ! Dan dank ik
ook voor je varkensvleesch en je rundvleeseh.
Fianhijk. Saorénom de Dieu ! Jij maakt bezwaar tegen mijn wijnen? Dan pas ik ook
voor jou producten.
Unde Sam. Wat maal ik om internationaal handelsverkeer en voorspoed 'ïIk heb mijn
binnenlandsche markt heelemaal voor mij zelf, zie je !
Het schoonmaken van pleisterbeelden.
Pleister- of gipsbeelden, die in meer of minder
artistieke uitvoering een goedkoop sieraad van
onze woningen zijn, hebben niet ten onrechte den
naam van ware stofnesten te zijn. Men mag zich
nog gelukkig rekenen als zij gelijkmatig een
groezelige kleur aannemen; maar wie heeft zich niet
geërgerd, als hij zijn Schiller of zijn Goethe, zijn
Beethoven of zijn Wagner, zijn llembrandt of zijn
Rubens, zijn Apollo. ja zelfs ?.ijn Venus, een
zwarten neus zag krijgen, die hun eene verwij
derde gelijkenis gaf met een somberen drinkebroer?
Hot volgende praktische middel tegen deze
kwaa! wordt door een Fransch blad aan de hand
gedaan. Men maakt op de gewone wijze van
goede, witte stijfsel eene vrij dikke pap, en be
dekt daarmede het geheele pleisterbeeld. De pap
moet bij het gebruik warm zijn en een tamelijk
dikke laag vormen. Men laat die laag langzaam
drogen ; zij korst dan, en de stukjes, die niet
van zelf afvallen, kan men gemakkelijk met den
nagel verwijderen. Do afvallende stijfsel heeft al
het vuil van het pleisterbeeld weggenomen, zonder
aan het model daarvan eenigerlei afbreuk te doen.
De monocle van den president.
Félix Faure, de nieuwe president der Fransche
Republiek, is na Xero waarschijnlijk het eerste
hoofd van een Staat, dat zich van het -enkele
oogglas" bedient. Volgens l'linius droeg de
Uomeinsche keizer, die bijziende was, een con
caaf geslepen smaragd onder den wenkbrauwboog,
om de gevechten der gladiatoren beter te kunnen
volgen.
Jbii ai'ertant omen!
Een reuzenadvertenüe.
En dan zeggen de menschen nog wel, dat het
adverteeren ook al een mode is die gaat ver
dwijnen : twee heele pagina's van de Times, bijna
een tuintje bij een modern huis, werden dezer
dagen ingenomen door een advertentie, in twintig
talen: Italiaansch, 'Grieksch, Ben^ali, Hindi,
Ilindostani, Hollandsch, Spaansch, Cinghaleesch.
Tamoul, Russisch, Portugeesch, Arabisch,
Chineesch, Fransch, Turksch, Engelsch, Persiscli.
Japansch en Gujerati; iedere taal in haar eigen
drukletters!
Tartarin op het Vatikaan.
Zekere heer Vignéd'Octon, schrijver en
radicaalsocialistisch afgevaardigde in het Fransche Par
lement, is zooals hij zegt den Paus gaan
interviewen. Dit zou nog niet de minste Utre a
la gloire zijn, bij gebrek aan andere, waarbij
eigen verdienste een hoofdrol speelr. "Wat de
heer Vignéover zijn interview vertelt, is echter
tamelijk idioot, en ongetwijfeld voor een groot
deel uit 's mans duim gezogen. Volgens goed
ingelijhte bladen heeft de would-be interviewer
hoogstens op een receptie een paar woorden met
Leo XIII gewisseld.
Naar aanleiding van deze Tartarinade herinnert
het 'Journal des Débatg, hoe de heer Vignéinder
tijd een pover romannetje heeft geschreven, onder
den titel VEternette blesté?. Toen eenige jaren
na de verscbijning van dit, helaas miskende.
meesterstuk etne bekende Parijsche Recue een
soort van lezers-plebisciet had uitgeschreven over
de beste letterkundige producten uit alle tijden.
bleek het, dat op een twintigtal lijsten de naam
van den heer Vignó d'Octon prijkte onmiddellijk
na die van Homerus, Shakespeare, Molière en
Cervantes. De twintig anonyme bewonderaars
hadden allen dezelfde hand, ongetwijfeld ten
gevolge van eene graphologische
bewonderingssuggestie?en hun brieven, die tegelijk verzonden
waren en allen hetzelfde poststempel droegen.
bewezen door die omstandigheden juist de ge
concentreerde intensiteit hunner veneratie.
Als de heer Vignéd'Octon zóó doorgaat, wordt
hij nog vóór Zola lid van de Académie Friw^aisc.
Shakespeare in het Oosten.
Eene verzameling der vertalingen van
Shakespeare's werken zou tegenwoordig eene zeer om
vangrijke bibliotheek vormen. Ken Ohineesche
vertaling moet reeds voor eenigen tijd zijn ver
schenen ; thans wil een ondernemend Russisch
uitgever eene Armenische vertaling het licht
l doen zien.
i liet zou der moeite waard zijn, te vernemen.
j wat de geletterden van het Oosten en het Verre
i Oosten over Hamlet denken !
Julins Prnttelman Brommeüer,
Ik begin me weer
wat thuis te gevoelen
in do Bocht en was
na mijn terugkomst
uitden Haag langza
merhand een beetje
verzoend me; de her
rie en den on behoor
lijken rommel, die
Amsterdam iemand
te hooren en te zien
geeft, zoodra hij uit
een der fijne wijken
in de winkelstraten
komt, wat je in het
eerst vreemd doet
opkijken als je in
zoon nette stad als
den Haag een poosje
in de beste kringen
verkeerd hebt; ik was
er om zoo te zeggen
over heen dat de ra
dicale Hugo Muller
hier in mijn buurt
een huis had gehuurd, en dat te gemakkelij
ker, omdat Koos y. Leeuwen., zelf een
ini'atsoenlijke vent, die ook naar déBocht is
getrokken, mij verzekerde, dat hij dien Muller
van zijn zijn jeugd af'gekend heeft en hem aliijil
als een geboren gentleman zich op zijn kan
toor had zien bewegen en daar hoor ik
dat er van een geheel andere zijde een aan
slag op de Bocht, is gedaan. Nu. 7,00 hebben
ze mij verteld, heeft de Koomsche
geestelijk