De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 februari pagina 4

24 februari 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 922 gaan den keizer aan te hangen, blijven de opstandolingen der Duitsche literatuur onder de bekoring der traditie. In den grond kent dit volk den geest van verzet niet; helaas! dat is misschien maar goed ook !" In aansluiting met deze frase een paar opmer kingen van den G.-correspondent der Frankfurter Ztng. Hy zegt dat de besten der Franschen toch eigenlijk veel met Duitschland ophebben. Na den eorlog heeft het lang geduurd vóór zy dat wilden erkennen, maar Lohengrin en die W,ber hebben het ys gebroken, en nu heeft een Duitsche artiest veel kans succes te Parus te hebben. Is hij ver velend, dan heethet: »Nu ja, zoo is de Duitscher," en slaat hij aan, by verstand of gemoed, dan wordt er gezegd: »Dat is nu de Duitscher!" Het leely'ke van Duitschland kent de Franschman niet, want hij is er nooit geweest, hij denkt zich bekrompenheid, vertrouwelijkheid, gemoedelykheid en zinnende sentimentaliteit, mys tiek en weekheid als de ware kenmerken van Duitschland, en vindt de huiskamer van generaal Schwarz, een gelijk er trouwens nergens is te vinden, met alle traditioneel-duitsche theater accessoires je Duitsche »Gute Stube". Al wat in fle-miilh voor den Duitscher oud is: de bekrompen mili aristische generaalflguur, de drie kwaadspre kende wy'ven, is voor Frankrijk nieuw; nieuw is het geheele stuk, en met graagte ontvangen, omdat Dumas, Sardou, Meilhac, met hun eeuwig weder keerende sexueele problemen hebben afgedaan, en er naar wat anders wordt verlangd, wat op het oogenblik de Franschen zelf nog niet geven. Van Sarah Bernhardt zegt Goldmann: »Zij speelde Magda deels b' neden kritiek, deels voor treffelijk, maar meestal beneden kritiek. Deze, door het publiek zoo verwende kunstenares is nauwly'ks meer in staat een natuurlijke beweging te maken, of een natuurlijk woord te spreken. Zy' heeft in haar spel een gemanierdheid die het u op uw zenuwen doet krijgen. Geen toon van gemoed of intimiteit. Daarom was zij in de tooneelen van het thuiskomen, eerste bedrijf, geheel onvoldoende. Bovendien deed zij nog al haar best, het effect door madelieven-tics te bederven. Zij acht zich ver verheven boven het voeren van een gewone-menschen-dialoog, en kauwt en knauwt de woorden, flapt ze in een onverstaanbaar geratel uif, en gooit zoo tooneelen het onderste boven die het anders zeker zou den doen." Een muzikale vondst. Van Bizet is een opera gevonden op Italiaanschen tekst gecomponeerd. Dit w rk is getiteld Jjo"- I'rtiCifiio opera-buftb in due atti. Bizet ontdekte dez n tekst op een boekenstallefje te Rome, van daar het feit dat de naam van den dichter niet op de partitie vermeld is. Het werk bestaat uit twaalf nummers, behalve de verbindende recitatieven en moet geschreven zy'n toen Bizet te Rome vertoefdein de villa Medicis. De familie Bizet geïnterviewd zijnde, weet echter van dit werk niets af, doch herinnert zich alleen dat hij eens van uit Rome aan zijne moeder schreef dat bij bezig was eene opera-butfo te schrijven. In een brief gedateerd 11 Jan. 1859 sehrijft hij: »Je travaille beaucoup. Je termine un op rabouffe Italien. Je ne suis pas trop mécontent et j'espère que 1'Académie trouvera beaucoup de progrès dans mon style". Bizet zond dit werk in plaats van de traditioneele mis of geestelijke cantate, waarvoor bij eene berisping van Ambroise Thomas ont ving, die echter de begaafdheid van Bizet voor de opéra-comique constateerde. Het opmerkelijke van dit werk moet zijn dat Bizet die voor hij naar Rome ging een beslist vijand van de Italiaansche opera-muziek was, hier in Italiaanschen stijl schrijft, doch te Rome kreeg bij door het betere gehalte van de voorstellir gen dan te Parijs een juisteren blik op de waarde er van. Wanneer men indertijd dit werk aan Bizet terug had gezonden, dan zou deze partitie waarschünlyk verloren geraakt zijn, want, kort voor zyn dood verbrandde hij alle werken uit zijn IIIIHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII lllllllllHUIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllll Sir Greoffrty's Theorie. NAAR MAARTEN MAARTENS. I. De Theorie. Sir Geoffrey en miss Dalton stonden samen op het terras. Zij waren het rumoer en het feestgewoel daarbinnen ontvlucht. Want Sir Geoffrey hield niets van drukte en beweging. »üziet er warm uit, miss Dalton," zei hij, eenigszins op een toon van gezag. Daarbinnen weerklonk een vroolijk, onge dwongen gelach en gonsden plotseling alle stemmen dooreen bij het ophouden van een onmethodischen dans. Buiten was de zachtkens ademende rust van een zomernacht. Bij de hardsteenen balustrade, die zich tegen het gazon af teekende, tusschen twee met een schat van bloesems beladen oranjeboomen, bleef het tweetal staan. »Niets is er toch zoo vreemd," zeide sir Geoffrey, »als dat de menschen zulk een marteling zoo vroolijk kunnen doorstaan." »Maar ik houd van dansen," zeide miss Dalton, terwijl zij de rozen op haar borst rangschikte. »Houdt u ervan ? Maar de menschen hou den nu eenmaal van dingen, die pijn doen b.v. een ring door den neus, in sommige landen, of nauwe schoenen. Men heeft dunkt jeugd die hy niet goed meer oordeelde, en die hij niet wilde dat men na zyn dood vond. Auber, toen directeur van het conservatoire, vernietigde een maand voor zijn dood het tes tament waarbij hij zijn muziek aan de biblio theek van het conservatoire vermaakte. Twee nichten van hem kregen die nalatenschap. Nie mand hoorde sedert dien tijd meer iets van die stapels manuscripten en muziekwerken die zorg vuldig maar heel geheimzinnig bewaard werden. In het laatst van het vorige jaar vernam de Heer Goullet van Le So'til dat als men een serieus kooper kon vinden men zich wel van die muziek wilde ontdoen. Hij meldde dit aan den Heer Weckerlinn, directeur van de biblio theek van het Conservatorium, die na onder zoek niets kocht doch den verkoop verbood van vele werken die eigenlijk aan het conservatoire toebehoorden, o. a. alle zendingen van de leer lingen uit Rome. Gesteund door de Academie des Beaux-Arts eischt hij al die manuscripten op die door de familie dan ook vrijwillig werden afgestaan. Het belangrijkste manuscript was Bizet's opera die op deze wijze aan het licht komt. Het is te begrijpen dat de leden van de familie van Bizet verklaard hebben te branden van verlangen met dit werk kennis te maken. Het moet wat den stijl betreft, in den geest geschreven zijn van Bossini's Barbiere di Sieviglia. Zangkoor der vrije gemeente. Het «Zangkoor der Vrije Gemeente" zal op Vrij lag l Maart a. s. zijn 15de uitvoering geven. Als solisten zullen optreden de dames Saffirah Pradjaih (sopraan) en Lenamie Denijs (viool). Door het koor zullen onder meer worden uitge voerd een hier ter stede onbekend werkje Thrünen van dr. Franz Wullner; alsmede Pgalm 10 > van Hilndel en Rebra>schi>. Gesdnqe van Max Bruch Tekstboekjes zijn ;\ 25 cents verkrijgbaar bij de Algemeene Muziekhandel. NB. Na afloop van het concert /al aan de deur eene collecte worden gehouden v»or de nagelaten betrekkingen der verongelukte vissfhcrs te Egmond aan Zee. Tentoonstelling Vincent ?an Gogn in de Haart Kunsttring. » . . . geloof mij dat somwijlen ik er har telijk om lach, dat de lui irij (die eigenlijk niets anders ben dan een vriend van de natuur, van studie, van werken, ook van menschen vooral) verdenken van absurditeiten waaraan geen haar op mijn hoofd dei,kt." VJNCKNT. Brief uit 's-Gravenhage. 1S8^. Benige jaren geleden werd in Pulchri-Studio, op een Zaterdagavond een kunstbeschouwing gegeven van krijt- en penteekeningt-n van Vincent van Gogh, afgestaan door mevr. de wed. Van Gogh. Deze tentoonstelling was de eerste in ons land, meen ik, die een vrij volledig overzicht gaf van het werk van dezen grooten zoeker, uit zijne meest verschillende perioden; zij werd druk besproken en openbaarde zijn talent aan de Haagste artiesten. Daarna was er in den kunstkring eene tenmij, wel het recht zichzelven al die ellende op den hals te halen, als men haar dan ook maar alleen voor zichzelven kon houden." »Met mij behoeft u niet te walsen, sir Geotf'rey." »Ik dans al sedert jaren niet meer,'' ant woordde hij ernstig, »niet meer sedert'' hij brak zijne woorden af en vervolgde, om een wending aan het gesprek te geven : »En u gaat zoo naar prinses Vadeidoff? Dan zult u den Russischen grootvorst ontmoeten.'1 »Ja, aardig, vindt u niet? Gaat u er niet heen ?" »O neen, dank u. Er is op God's aard bodem geen gruwelijker symbool dan een Russisch grootvorst." Zij lachte verlegen want zij begreep hem niet. »Hij moet er goed uitzien," waagde zij op te merken. »Hij mag er goed uitzien en hij mag goed zijn. Maar hij herinnert hoe er jaarlijks tien duizend menschen den hongerdood en twee duizend den marteldood sterven. En er is rog veel meer waaraan hij ons herinnert. Hij vertegenwoordigt de legitime wreedheid, miss Dalton, zooals u het traditoneel genot vertegenwoordigt. Wij hemelen hem op en geven zijn portret in onze geïllustreerde tijd schriften en vertellen hoe aardig hij met zijn kinderen kan stoeien." »Zoo moet u niet spreien, sir Geoffrey. Rusland is natuurlijk een akelig land dat weten wij allen; maar daar valt nu eenmaal niets aan te veranderen." »Ja wel, dat valt er wel. Maar daar spreek ik niet over. Hij is slechts de verpersoon lijking van het denkbeeld, dat het een god delijke plicht is zijne medemenschen kwaad te doen. Hij is de geheiligde handhaving toonstelling van schilderijen en schetsen van hem, waaronder uiterst merkwaardige. Nu is in dezelfde lokalen eene collectie van een particulier, van den heer Hidde Nijland te Dordrecht tentoongesteld, die, voornamelijk n kant van zy'n onvermoeid streven laat zien ; het zijn meest studies van boeren, »h?,t boerenleven dat zoo uiteenloopende dingen medtbrewgt", zooals Vincent in een zijner brieven zegt, v&at, als Millet fpreekt van vtravaiüer comme plusieurs nrgres", dat loiarachtig dient <e gebeuren, wil men tot een geheel komen " Bijna al de hier tentoongestelde werken behooren tot de eerste worsteling-periode van van Gogh, en geven nog niet de volle maat van zijn eigenaardig talent. Voor het boerenleven bad toen van Gogh een groote voorliefde, vereenigd met een groote liefde voor ongelukkigen. Barbey d Aurevilly zegt ergens »il n'y a d immoral que les impassibles". Nu van Gogh is altijd verre van »impassible' geweest! Zelden was iemand bezield door hartstochtelijker geest, en meer »moral'' in den hoogsten zin, al was 't maar door het toonen van een ontembaar streven naar verder, naar meer. Vincent van Gogh is in dien tijd van zijn leven wellicht de grootste pessimist in de schilderkunst. De eindelooze ellende van het gedrukt, eentoonig, rampzalig bestaan van arme inenschen heeft hij met ongeëvenaarde strafheid geobser veerd en uitgesproken. Israëls, wanneer hij arme visschers-interieurs of boeren op het land schildert, geeft dan de harmonieuse passie van den toon en de kleur en verheft die eenvoudige momenten van hun be staan tot lyrische drama's of teêre idyllen. Vincent daarentegen geeft de droge vormen, de actie, (soms uitstekend,) het doen allén in zijn realiteit, en dan is zijn hoogste streven een figuur te doen werken, leven. Deze, in harde, ruwe, gebeeldhouwde omtrek ken maken een diepen, nijpenden indruk, omdat hij, naast den pittoresken kant, getroffen wordt door den beklagenswaardigen kant die hij er in ziei. De ellende, het doellooze getob van wezens met weinig initiatief, afgesloofd en verwarmd door een van 's morgens vroeg tot 's avonds her haald machinale beweging, hun droef bestaan is uiterst karakteristiek gegeven in deze figuurstudies. Zoo zijn deze werken dan ook een welspre kend pleidooi voor de armen, van den waren philantroop die Vincent was, van hart en ziel, gepijnigd in het fijnste van zijn gemoed door de groote onbillijkheden van het leven. De goede, menschlievende van Gogh had on eindig gevoel van medelijden naar de onbevoordeelden der maatschappij : indien hij niet schilder was geweest zou hij ageerend menschenvriend geweest zijn. Door zijn intiem medeleven niet zijn gelief koosde modellen kende hij de kleinste bizonderheden van bun bestaan zonder lichtpunten. Deze respectabele liefje van Vincent van Gogh voor armen is merkwaardig in de schilderkunst, en uit zich biz.onder krachtig in de teekeningen van deze tentoonstelling. Ken catalogus is er niet van gedrukt; a quoi bon?" de werken zijn welsprekend genoeg! Het zijn boerinnen en boeren uit Holland, Brabant en Frankrijk (de echte typen uit »La Terre"), meestal slechts n te gelijk, aan 't werk; deze naait of spit of graaft, of uitgeput, laat 't hoofd zakken in de handen. iiiiiiniMMMiiiiiiiiiitiiuiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuiiiilH van wet en orde. Nog eens, wij hemelen hem op, juist zooals wij het Duitsche kazerne leven ophemelen. Tweederden van al het aardsche leed wordt den menschen opgelegd en door hen verdragen in naam van God." »Eu verzacht," beweerde miss Dalton zacht, aan de veeren van haar waaier plukkende. »O neen. Maar ik geloof dat er niets aan te doen is. Als men maar eerst kon begrij pen welk kwaad door God voor ons bestemd en welk kwaad door de menschen in de wereld gebracht wordt, dan zou er haast geen verdriet meer zijn. En wat zou er dan worden van het nut van den tegenspoed ? Geloof mij, lieve miss Dalton, van haast al het leed dat er op de wereld is, zijn wij zelven de oorzaak door onze verkeerde begrip pen omtrent genot en plicht plicht vooral om het later toe te schrijven aan de natuur of aan de Voorzienigheid." Sir Geoff'rey was een philosoof zooals miss Dalton wel wist. Hij was iemand die afge zonderd leefde, een geleerde, die achter den erfeljjken titel van baronet nog een lange reeks van onberispelijke letters had staan. Maar gewoonlijk hield hij zijne philosophie voor zichzelven. Zij vroeg zich verwonderd af, welk verband er kon bestaan tusschen dit onverwachte gesprek op het terras en de vleiende beleefdheden van sir Geolf'rey'sjon geren broeder Cecil. Zij was zeer goedhartig en zou graag zien dat iedereen even geluk kig was als zijzelve. «Natuurlijk verveel ik u," zei de baronet gelaten. »Daarom heb ik u gevraagd om hier te komen. Ik wilde dat ik u duidelijk kon maken wat ik voel bij het zien van al het leed, dat de menschen treft en dat met een weinig gezond verstand voorkomen zou kunAllen zijn uitgesloofd, beenig, mager, bottig, afgemat. Zelfs zijne jongere figuren zijn leelijk en ellendig. Niets dat gelijkt op het gewone begrip van »mooi" vindt men in dit werk. Maar zeer mooi is 't diep humane sentiment dat die verstompte trekken en afgeknotte licha men heeft aangezien; de sombere opvatting van een wereld vol physieke en moreele armoede, en dikwijls ook de krachtige, forsche uitvoering. Het zwaarmoedige dat hem kenschetst wanneer hij menschen observeert, doorstraalt ook zijne meeste landschappen uit Holland. Later schilderde hij licht en zon, en zijn doeken uit Rovena toonen genoeg aan hoe gevoelig hij kon zijn voor feesten van kleur en gloed. Maar wanneer hij in deze streken teekent is hij ongemeen gevoelig in het weergeven van wee moedige grijze dagen; uiterst teder en fijn tee kent hij melancholische takken die zich bijna klagend uitstrekken tegen droevige grijze luchten. Op zeldzame wijze is hij dan doordrongen van het oogenblik, van de stemming van het land schap dat hij ziet en waarneemt. Vincent van Gogh is van een hoogst gevoelige natuur geweest, die, veel te vroeg aan de kunst ontvallen, toch veel. zeer veel heeft gegeven, en een merkwaardige figuur in onze kunst zal blijven. Zijn werkkracht was ontzettend, en dit bovenmatig werken zal veel tot zijn einde bij gedragen hebben. Ergens zegt hij in een zijner brieven: ^lt kunst vraagt een hardnekkig werken, en werken ondanks allts'', en even daarvoor »ik ga iveer («.kenen geregeld van 's morgens tot 's avonds". En zoo deed hij steeds totdat hij stierf. Van Gogh had, als de meeste moderne ar tiesten, veel, misschien te veel gezien. Zijne persoonlijkheid heeft zich niet altijd volkomen onbelemmerd kunren uiten in zijn werk, niet altijd geheel vrij van vreemde invloeden. Toch is die dosis persoonlijkheid in zijn latere werken zoo groot dat, zoowel hier als in Frankrijk. waar hij zijn laatste jaren doorbracht, erkend moet worden dat hij van veel invloed is geweest op zijne tijdgenooten, en vooral op hen die na hem gekomen zijn, iets wat zeker niet van velen gezegd kan worden en reeds genoeg is om iemand eene aparte plaats in de kunst te doen nemen. Pu. Z. EiMiiiiiminmiiMiiiiiiiiiiiiiii Hulde aan Eömouöde Gouwf, Xadat door eenige bladen vermeld werd dat ter eere van Edrnond de Goncourt een-banquet" den l oen dezer zou plaats hebben, werd bericht dat dit uitgesteld was geworden. Men weet dat dit feest op touw werd gezet te Parijs nadat te Weenen het stuk was opgevoerd, getrokken uit L'i l<au*t<n, Toen werd o. a. door de Figaro heftig gepro testeerd tegen deze hulde aan den grooten artiest de Goncourt, volgende op die aan Puvis de Chavannes. Gekrenkt wellicht door eenige alinea's in het laatste deel van het Journal dfx Goneouit*. schreef een zekere Mr. Talmeyr een hoofdartikel in dit blad, das zeer onbeduidend in zijn geheel, bijna uitsluitend handelde over het s'o//< i>- van banquet, wat volgens Mr. Talmeyr. de Goncourt deed. Een schitterend protest tegen dezen lalt'm aan val was de uitnoodiging om deel te nemen aan lliMiMimiMiilliimiiiiMiiiiMiim nen worden. Als de menschen maar eenmaal konden inzien dat het eene dwaasheid is om te lijden, dan zou het leed wel gauw uitge roeid zijn. Maak gij u zeive ten minste nooit ongelukkig. Het is zoo moe lijk om het on gedaan te maken." Plotseling begreep zij dat.hij haar raadde, niet de vrouw te worden van Cecil. Zij ge voelde dat. het juist iets voor hem was om den wenk, dien hij niet rechtstreeks kon ge ven, te hullen in een wolk van theorieën. Haastig voorkwam zij zijne verdere bewe ringen. »Een dwaasheid om te lijden'? Maar, sir Geoifrey, dat zijn de laatste woorden die ik van u verwacht had!'' »U denkt aan mijn vrouw?" vroeg hij zonder omwegen. »IIaar naam wordt nooic in dit huis genoemd. Maar dit is een geval, als dat waarvan ik spreek en zoo iemand het recht heeft het een en ander van haar te weten, dan bent u het. Haar toestand is ellendig en er is geen hoop op herstel. Haar krankzinnigheid is overgroote zwaarmoedig heid. Zij zal het gesticht nooit meer verlaten, ofschoon zij nog vijftig jaren kan leven. Den geheelen dag doet zij niets dan schreien. Welnu?" »Welnu," fluisterde zij en zag op naar zijn somber, schoon gelaat. »God " »Laat ons teruggaan," viel hij heftig uit. »Aan mijne ellende ben (7,: ten minste on schuldig. Ik hoop dat u over twintig jaren als u even oud zult zijn als ik, hetzelfde zult kunnen zeggen." En hij bracht, haar naar het salon terug, waar het getokkel op de geduldige piano zich weer liet hooren. »Waar is u geweest, miss Dalton ?" riep Cecil ravessant haastig toetredende. «Iedereen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl