Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 922
gaan den keizer aan te hangen, blijven de
opstandolingen der Duitsche literatuur onder de
bekoring der traditie. In den grond kent dit
volk den geest van verzet niet; helaas! dat is
misschien maar goed ook !"
In aansluiting met deze frase een paar opmer
kingen van den G.-correspondent der Frankfurter
Ztng. Hy zegt dat de besten der Franschen toch
eigenlijk veel met Duitschland ophebben. Na den
eorlog heeft het lang geduurd vóór zy dat wilden
erkennen, maar Lohengrin en die W,ber hebben
het ys gebroken, en nu heeft een Duitsche artiest
veel kans succes te Parus te hebben. Is hij ver
velend, dan heethet: »Nu ja, zoo is de Duitscher,"
en slaat hij aan, by verstand of gemoed, dan
wordt er gezegd: »Dat is nu de Duitscher!" Het
leely'ke van Duitschland kent de Franschman
niet, want hij is er nooit geweest, hij denkt
zich bekrompenheid, vertrouwelijkheid,
gemoedelykheid en zinnende sentimentaliteit, mys
tiek en weekheid als de ware kenmerken van
Duitschland, en vindt de huiskamer van generaal
Schwarz, een gelijk er trouwens nergens is te
vinden, met alle traditioneel-duitsche theater
accessoires je Duitsche »Gute Stube". Al wat in
fle-miilh voor den Duitscher oud is: de bekrompen
mili aristische generaalflguur, de drie kwaadspre
kende wy'ven, is voor Frankrijk nieuw; nieuw is
het geheele stuk, en met graagte ontvangen, omdat
Dumas, Sardou, Meilhac, met hun eeuwig weder
keerende sexueele problemen hebben afgedaan, en
er naar wat anders wordt verlangd, wat op het
oogenblik de Franschen zelf nog niet geven.
Van Sarah Bernhardt zegt Goldmann: »Zij
speelde Magda deels b' neden kritiek, deels voor
treffelijk, maar meestal beneden kritiek. Deze,
door het publiek zoo verwende kunstenares is
nauwly'ks meer in staat een natuurlijke beweging
te maken, of een natuurlijk woord te spreken.
Zy' heeft in haar spel een gemanierdheid die
het u op uw zenuwen doet krijgen. Geen toon
van gemoed of intimiteit. Daarom was zij in de
tooneelen van het thuiskomen, eerste bedrijf,
geheel onvoldoende. Bovendien deed zij nog al
haar best, het effect door madelieven-tics te
bederven. Zij acht zich ver verheven boven het
voeren van een gewone-menschen-dialoog, en
kauwt en knauwt de woorden, flapt ze in een
onverstaanbaar geratel uif, en gooit zoo tooneelen
het onderste boven die het anders zeker zou
den doen."
Een muzikale vondst.
Van Bizet is een opera gevonden op
Italiaanschen tekst gecomponeerd. Dit w rk is getiteld
Jjo"- I'rtiCifiio opera-buftb in due atti.
Bizet ontdekte dez n tekst op een
boekenstallefje te Rome, van daar het feit dat de naam
van den dichter niet op de partitie vermeld is.
Het werk bestaat uit twaalf nummers, behalve
de verbindende recitatieven en moet geschreven
zy'n toen Bizet te Rome vertoefdein de villa Medicis.
De familie Bizet geïnterviewd zijnde, weet echter
van dit werk niets af, doch herinnert zich alleen
dat hij eens van uit Rome aan zijne moeder schreef
dat bij bezig was eene opera-butfo te schrijven.
In een brief gedateerd 11 Jan. 1859 sehrijft
hij: »Je travaille beaucoup. Je termine un op
rabouffe Italien. Je ne suis pas trop mécontent et
j'espère que 1'Académie trouvera beaucoup de
progrès dans mon style".
Bizet zond dit werk in plaats van de
traditioneele mis of geestelijke cantate, waarvoor
bij eene berisping van Ambroise Thomas ont
ving, die echter de begaafdheid van Bizet voor
de opéra-comique constateerde.
Het opmerkelijke van dit werk moet zijn dat
Bizet die voor hij naar Rome ging een beslist
vijand van de Italiaansche opera-muziek was, hier
in Italiaanschen stijl schrijft, doch te Rome kreeg
bij door het betere gehalte van de voorstellir gen
dan te Parijs een juisteren blik op de waarde er
van. Wanneer men indertijd dit werk aan Bizet
terug had gezonden, dan zou deze partitie
waarschünlyk verloren geraakt zijn, want, kort voor
zyn dood verbrandde hij alle werken uit zijn
IIIIHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
lllllllllHUIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllll
Sir Greoffrty's Theorie.
NAAR
MAARTEN MAARTENS.
I.
De Theorie.
Sir Geoffrey en miss Dalton stonden samen
op het terras. Zij waren het rumoer en het
feestgewoel daarbinnen ontvlucht. Want Sir
Geoffrey hield niets van drukte en beweging.
ȟziet er warm uit, miss Dalton," zei hij,
eenigszins op een toon van gezag.
Daarbinnen weerklonk een vroolijk, onge
dwongen gelach en gonsden plotseling alle
stemmen dooreen bij het ophouden van een
onmethodischen dans. Buiten was de
zachtkens ademende rust van een zomernacht.
Bij de hardsteenen balustrade, die zich tegen
het gazon af teekende, tusschen twee met een
schat van bloesems beladen oranjeboomen,
bleef het tweetal staan.
»Niets is er toch zoo vreemd," zeide sir
Geoffrey, »als dat de menschen zulk een
marteling zoo vroolijk kunnen doorstaan."
»Maar ik houd van dansen," zeide miss
Dalton, terwijl zij de rozen op haar borst
rangschikte.
»Houdt u ervan ? Maar de menschen hou
den nu eenmaal van dingen, die pijn doen
b.v. een ring door den neus, in sommige
landen, of nauwe schoenen. Men heeft dunkt
jeugd die hy niet goed meer oordeelde, en die
hij niet wilde dat men na zyn dood vond.
Auber, toen directeur van het conservatoire,
vernietigde een maand voor zijn dood het tes
tament waarbij hij zijn muziek aan de biblio
theek van het conservatoire vermaakte. Twee
nichten van hem kregen die nalatenschap. Nie
mand hoorde sedert dien tijd meer iets van die
stapels manuscripten en muziekwerken die zorg
vuldig maar heel geheimzinnig bewaard werden.
In het laatst van het vorige jaar vernam de
Heer Goullet van Le So'til dat als men een
serieus kooper kon vinden men zich wel van
die muziek wilde ontdoen. Hij meldde dit aan
den Heer Weckerlinn, directeur van de biblio
theek van het Conservatorium, die na onder
zoek niets kocht doch den verkoop verbood van
vele werken die eigenlijk aan het conservatoire
toebehoorden, o. a. alle zendingen van de leer
lingen uit Rome.
Gesteund door de Academie des Beaux-Arts
eischt hij al die manuscripten op die door de
familie dan ook vrijwillig werden afgestaan.
Het belangrijkste manuscript was Bizet's opera
die op deze wijze aan het licht komt. Het is te
begrijpen dat de leden van de familie van Bizet
verklaard hebben te branden van verlangen met
dit werk kennis te maken.
Het moet wat den stijl betreft, in den geest
geschreven zijn van Bossini's Barbiere di Sieviglia.
Zangkoor der vrije gemeente.
Het «Zangkoor der Vrije Gemeente" zal op
Vrij lag l Maart a. s. zijn 15de uitvoering geven.
Als solisten zullen optreden de dames Saffirah
Pradjaih (sopraan) en Lenamie Denijs (viool).
Door het koor zullen onder meer worden uitge
voerd een hier ter stede onbekend werkje Thrünen
van dr. Franz Wullner; alsmede Pgalm 10 > van
Hilndel en Rebra>schi>. Gesdnqe van Max Bruch
Tekstboekjes zijn ;\ 25 cents verkrijgbaar bij
de Algemeene Muziekhandel.
NB. Na afloop van het concert /al aan de
deur eene collecte worden gehouden v»or
de nagelaten betrekkingen der verongelukte
vissfhcrs te Egmond aan Zee.
Tentoonstelling Vincent ?an Gogn in de
Haart Kunsttring.
» . . . geloof mij dat somwijlen ik er har
telijk om lach, dat de lui irij (die
eigenlijk niets anders ben dan een vriend
van de natuur, van studie, van werken,
ook van menschen vooral) verdenken
van absurditeiten waaraan geen haar op
mijn hoofd dei,kt." VJNCKNT.
Brief uit 's-Gravenhage. 1S8^.
Benige jaren geleden werd in Pulchri-Studio,
op een Zaterdagavond een kunstbeschouwing
gegeven van krijt- en penteekeningt-n van Vincent
van Gogh, afgestaan door mevr. de wed. Van
Gogh. Deze tentoonstelling was de eerste in ons
land, meen ik, die een vrij volledig overzicht gaf
van het werk van dezen grooten zoeker, uit zijne
meest verschillende perioden; zij werd druk
besproken en openbaarde zijn talent aan de
Haagste artiesten.
Daarna was er in den kunstkring eene
tenmij, wel het recht zichzelven al die ellende
op den hals te halen, als men haar dan ook
maar alleen voor zichzelven kon houden."
»Met mij behoeft u niet te walsen, sir
Geotf'rey."
»Ik dans al sedert jaren niet meer,'' ant
woordde hij ernstig, »niet meer sedert''
hij brak zijne woorden af en vervolgde, om een
wending aan het gesprek te geven : »En u
gaat zoo naar prinses Vadeidoff? Dan zult
u den Russischen grootvorst ontmoeten.'1
»Ja, aardig, vindt u niet? Gaat u er niet
heen ?"
»O neen, dank u. Er is op God's aard
bodem geen gruwelijker symbool dan een
Russisch grootvorst."
Zij lachte verlegen want zij begreep hem niet.
»Hij moet er goed uitzien," waagde zij op
te merken.
»Hij mag er goed uitzien en hij mag goed
zijn. Maar hij herinnert hoe er jaarlijks tien
duizend menschen den hongerdood en twee
duizend den marteldood sterven. En er is
rog veel meer waaraan hij ons herinnert.
Hij vertegenwoordigt de legitime wreedheid,
miss Dalton, zooals u het traditoneel genot
vertegenwoordigt. Wij hemelen hem op en
geven zijn portret in onze geïllustreerde tijd
schriften en vertellen hoe aardig hij met
zijn kinderen kan stoeien."
»Zoo moet u niet spreien, sir Geoffrey.
Rusland is natuurlijk een akelig land dat
weten wij allen; maar daar valt nu eenmaal
niets aan te veranderen."
»Ja wel, dat valt er wel. Maar daar spreek
ik niet over. Hij is slechts de verpersoon
lijking van het denkbeeld, dat het een god
delijke plicht is zijne medemenschen kwaad
te doen. Hij is de geheiligde handhaving
toonstelling van schilderijen en schetsen van
hem, waaronder uiterst merkwaardige.
Nu is in dezelfde lokalen eene collectie van
een particulier, van den heer Hidde Nijland te
Dordrecht tentoongesteld, die, voornamelijk n
kant van zy'n onvermoeid streven laat zien ; het
zijn meest studies van boeren, »h?,t boerenleven
dat zoo uiteenloopende dingen medtbrewgt", zooals
Vincent in een zijner brieven zegt, v&at, als
Millet fpreekt van vtravaiüer comme plusieurs
nrgres", dat loiarachtig dient <e gebeuren, wil
men tot een geheel komen "
Bijna al de hier tentoongestelde werken
behooren tot de eerste worsteling-periode van van
Gogh, en geven nog niet de volle maat van zijn
eigenaardig talent.
Voor het boerenleven bad toen van Gogh een
groote voorliefde, vereenigd met een groote liefde
voor ongelukkigen.
Barbey d Aurevilly zegt ergens »il n'y a d
immoral que les impassibles". Nu van Gogh is
altijd verre van »impassible' geweest! Zelden
was iemand bezield door hartstochtelijker geest,
en meer »moral'' in den hoogsten zin, al was 't
maar door het toonen van een ontembaar streven
naar verder, naar meer.
Vincent van Gogh is in dien tijd van zijn leven
wellicht de grootste pessimist in de schilderkunst.
De eindelooze ellende van het gedrukt,
eentoonig, rampzalig bestaan van arme inenschen
heeft hij met ongeëvenaarde strafheid geobser
veerd en uitgesproken.
Israëls, wanneer hij arme visschers-interieurs
of boeren op het land schildert, geeft dan de
harmonieuse passie van den toon en de kleur en
verheft die eenvoudige momenten van hun be
staan tot lyrische drama's of teêre idyllen.
Vincent daarentegen geeft de droge vormen,
de actie, (soms uitstekend,) het doen allén in
zijn realiteit, en dan is zijn hoogste streven een
figuur te doen werken, leven.
Deze, in harde, ruwe, gebeeldhouwde omtrek
ken maken een diepen, nijpenden indruk, omdat
hij, naast den pittoresken kant, getroffen wordt door
den beklagenswaardigen kant die hij er in ziei.
De ellende, het doellooze getob van wezens
met weinig initiatief, afgesloofd en verwarmd
door een van 's morgens vroeg tot 's avonds her
haald machinale beweging, hun droef bestaan is
uiterst karakteristiek gegeven in deze
figuurstudies.
Zoo zijn deze werken dan ook een welspre
kend pleidooi voor de armen, van den waren
philantroop die Vincent was, van hart en ziel,
gepijnigd in het fijnste van zijn gemoed door de
groote onbillijkheden van het leven.
De goede, menschlievende van Gogh had on
eindig gevoel van medelijden naar de
onbevoordeelden der maatschappij : indien hij niet schilder
was geweest zou hij ageerend menschenvriend
geweest zijn.
Door zijn intiem medeleven niet zijn gelief
koosde modellen kende hij de kleinste
bizonderheden van bun bestaan zonder lichtpunten. Deze
respectabele liefje van Vincent van Gogh voor
armen is merkwaardig in de schilderkunst, en uit
zich biz.onder krachtig in de teekeningen van
deze tentoonstelling.
Ken catalogus is er niet van gedrukt; a quoi
bon?" de werken zijn welsprekend genoeg!
Het zijn boerinnen en boeren uit Holland,
Brabant en Frankrijk (de echte typen uit »La
Terre"), meestal slechts n te gelijk, aan 't
werk; deze naait of spit of graaft, of uitgeput,
laat 't hoofd zakken in de handen.
iiiiiiniMMMiiiiiiiiiitiiuiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuiiiilH
van wet en orde. Nog eens, wij hemelen
hem op, juist zooals wij het Duitsche kazerne
leven ophemelen. Tweederden van al het
aardsche leed wordt den menschen opgelegd
en door hen verdragen in naam van God."
»Eu verzacht," beweerde miss Dalton zacht,
aan de veeren van haar waaier plukkende.
»O neen. Maar ik geloof dat er niets aan
te doen is. Als men maar eerst kon begrij
pen welk kwaad door God voor ons bestemd
en welk kwaad door de menschen in de
wereld gebracht wordt, dan zou er haast
geen verdriet meer zijn. En wat zou er dan
worden van het nut van den tegenspoed ?
Geloof mij, lieve miss Dalton, van haast al
het leed dat er op de wereld is, zijn wij
zelven de oorzaak door onze verkeerde begrip
pen omtrent genot en plicht plicht vooral
om het later toe te schrijven aan de
natuur of aan de Voorzienigheid."
Sir Geoff'rey was een philosoof zooals miss
Dalton wel wist. Hij was iemand die afge
zonderd leefde, een geleerde, die achter den
erfeljjken titel van baronet nog een lange
reeks van onberispelijke letters had staan.
Maar gewoonlijk hield hij zijne philosophie
voor zichzelven. Zij vroeg zich verwonderd
af, welk verband er kon bestaan tusschen
dit onverwachte gesprek op het terras en de
vleiende beleefdheden van sir Geolf'rey'sjon
geren broeder Cecil. Zij was zeer goedhartig
en zou graag zien dat iedereen even geluk
kig was als zijzelve.
«Natuurlijk verveel ik u," zei de baronet
gelaten. »Daarom heb ik u gevraagd om hier
te komen. Ik wilde dat ik u duidelijk kon
maken wat ik voel bij het zien van al het
leed, dat de menschen treft en dat met een
weinig gezond verstand voorkomen zou
kunAllen zijn uitgesloofd, beenig, mager, bottig,
afgemat. Zelfs zijne jongere figuren zijn leelijk
en ellendig.
Niets dat gelijkt op het gewone begrip van
»mooi" vindt men in dit werk.
Maar zeer mooi is 't diep humane sentiment
dat die verstompte trekken en afgeknotte licha
men heeft aangezien; de sombere opvatting van
een wereld vol physieke en moreele armoede,
en dikwijls ook de krachtige, forsche uitvoering.
Het zwaarmoedige dat hem kenschetst wanneer
hij menschen observeert, doorstraalt ook zijne
meeste landschappen uit Holland.
Later schilderde hij licht en zon, en zijn doeken
uit Rovena toonen genoeg aan hoe gevoelig hij
kon zijn voor feesten van kleur en gloed.
Maar wanneer hij in deze streken teekent is
hij ongemeen gevoelig in het weergeven van wee
moedige grijze dagen; uiterst teder en fijn tee
kent hij melancholische takken die zich bijna
klagend uitstrekken tegen droevige grijze luchten.
Op zeldzame wijze is hij dan doordrongen van
het oogenblik, van de stemming van het land
schap dat hij ziet en waarneemt.
Vincent van Gogh is van een hoogst gevoelige
natuur geweest, die, veel te vroeg aan de kunst
ontvallen, toch veel. zeer veel heeft gegeven, en
een merkwaardige figuur in onze kunst zal
blijven. Zijn werkkracht was ontzettend, en dit
bovenmatig werken zal veel tot zijn einde bij
gedragen hebben.
Ergens zegt hij in een zijner brieven: ^lt kunst
vraagt een hardnekkig werken, en werken ondanks
allts'', en even daarvoor »ik ga iveer («.kenen
geregeld van 's morgens tot 's avonds". En zoo
deed hij steeds totdat hij stierf.
Van Gogh had, als de meeste moderne ar
tiesten, veel, misschien te veel gezien. Zijne
persoonlijkheid heeft zich niet altijd volkomen
onbelemmerd kunren uiten in zijn werk, niet
altijd geheel vrij van vreemde invloeden. Toch
is die dosis persoonlijkheid in zijn latere werken
zoo groot dat, zoowel hier als in Frankrijk.
waar hij zijn laatste jaren doorbracht, erkend
moet worden dat hij van veel invloed is geweest
op zijne tijdgenooten, en vooral op hen die na
hem gekomen zijn, iets wat zeker niet van velen
gezegd kan worden en reeds genoeg is om iemand
eene aparte plaats in de kunst te doen nemen.
Pu. Z.
EiMiiiiiminmiiMiiiiiiiiiiiiiii
Hulde aan Eömouöde Gouwf,
Xadat door eenige bladen vermeld werd dat
ter eere van Edrnond de Goncourt een-banquet"
den l oen dezer zou plaats hebben, werd bericht
dat dit uitgesteld was geworden.
Men weet dat dit feest op touw werd gezet te
Parijs nadat te Weenen het stuk was opgevoerd,
getrokken uit L'i l<au*t<n,
Toen werd o. a. door de Figaro heftig gepro
testeerd tegen deze hulde aan den grooten artiest
de Goncourt, volgende op die aan Puvis de
Chavannes.
Gekrenkt wellicht door eenige alinea's in het
laatste deel van het Journal dfx Goneouit*. schreef
een zekere Mr. Talmeyr een hoofdartikel in dit
blad, das zeer onbeduidend in zijn geheel, bijna
uitsluitend handelde over het s'o//< i>- van banquet,
wat volgens Mr. Talmeyr. de Goncourt deed.
Een schitterend protest tegen dezen lalt'm aan
val was de uitnoodiging om deel te nemen aan
lliMiMimiMiilliimiiiiMiiiiMiim
nen worden. Als de menschen maar eenmaal
konden inzien dat het eene dwaasheid is om
te lijden, dan zou het leed wel gauw uitge
roeid zijn. Maak gij u zeive ten minste nooit
ongelukkig. Het is zoo moe lijk om het on
gedaan te maken."
Plotseling begreep zij dat.hij haar raadde,
niet de vrouw te worden van Cecil. Zij ge
voelde dat. het juist iets voor hem was om
den wenk, dien hij niet rechtstreeks kon ge
ven, te hullen in een wolk van theorieën.
Haastig voorkwam zij zijne verdere bewe
ringen.
»Een dwaasheid om te lijden'? Maar, sir
Geoifrey, dat zijn de laatste woorden die ik
van u verwacht had!''
»U denkt aan mijn vrouw?" vroeg hij
zonder omwegen. »IIaar naam wordt nooic
in dit huis genoemd. Maar dit is een geval,
als dat waarvan ik spreek en zoo iemand
het recht heeft het een en ander van haar
te weten, dan bent u het. Haar toestand is
ellendig en er is geen hoop op herstel. Haar
krankzinnigheid is overgroote zwaarmoedig
heid. Zij zal het gesticht nooit meer verlaten,
ofschoon zij nog vijftig jaren kan leven. Den
geheelen dag doet zij niets dan schreien.
Welnu?"
»Welnu," fluisterde zij en zag op naar zijn
somber, schoon gelaat. »God "
»Laat ons teruggaan," viel hij heftig uit.
»Aan mijne ellende ben (7,: ten minste on
schuldig. Ik hoop dat u over twintig jaren
als u even oud zult zijn als ik, hetzelfde
zult kunnen zeggen." En hij bracht, haar
naar het salon terug, waar het getokkel op
de geduldige piano zich weer liet hooren.
»Waar is u geweest, miss Dalton ?" riep
Cecil ravessant haastig toetredende. «Iedereen