Historisch Archief 1877-1940
No. 922
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
op het land getrokken zeemonster. Zijn
lengte wordt 85 meter, zijn breedte 12
meter, en hij zal worden opgetuigd naar
behooren. Groote maatschappijen zullen
er haar modelhutten inrichten, om getrouw
aan den oorsprong der tentoonstelling, te
doen zien hoe hotel- en reiswezen op zee
worden vereenigd. Alle comfort eener trans
atlantische boot zal worden overgebracht
in de saloons, waarheen de gezagvoer
der zal afdalen van zijn brug, om er
zijn gasten dejeuners en avondfeesten aan
te bieden. Een bal op dek in het veilig
gebied der landratten, welk een aantrekke
lijkheid voor zeeziekte vreezende schoonen!
En middenin zal de dikke schoorsteen
van drie meter middellijn zijn eerbied
waardige vertooning maken. Javaansche
en Maleische kellners en bedienden zullen
om hem heen een rondedans dansen, en
dat alles, terwijl de »lumineuse'' fonteinen
schitteren in duizend kleuren, de tonen
der muziektent in een sluier van wel
luidendheid gehuld tot de feestvierenden
komen, terwijl het electrisch schijnsel van
de illuminatie, die wordt aangebracht aan
de zijden van »het schip" een zochten glans
werpt op de aangezichten, en hoog om
hoog de heldere sterren fonkelen! Denk
dan nog, hoe het terrein er zal uitzien in
zijn eigen verlichting, en in de fantastische
effecten der zoeklichten die de bemanning
van uit het want zal doen schijnen, niet
om onraad op zee te ontdekken, een
vijandelijken kruiser angstig in het oog te hou
den, maar alleen om het mooi van het
schouwspel te genieten! Wat zullen de bootjes
en gondels, die langs zijn kiel komen liggen,
klein doen tegen dit watermonster!
Toch zullen ook die kleine vaartuigen
hun best doen, op hun Zondags opgetuigd, en
met muziek aan boord, nu n dan in fees
telijkheid met den groote wiens grootheid
zij niet kunnen bevatten, te wedijveren.
Achter het schip weder, als aansluitend
tegen zijn flank, ligt in een groot cirkel
segment de -*Worldba%ar" als een staalkaart
der landen die het aandoet op zijn reizen.
Het is een rondloopende winkelgalerij. On
geveer tweehonderd vijftig handelaren uit
uit alle deelen der wereld zullen hier, en in
de overdekte straten, die het ingesloten
oppervlak doorsnijden, hun waren komen
uitstallen in winkels van ±15 meter faeade
breedte. Daar, in overeenstemming met het
ernstig karakter, aan de werkelijke tentoon
stelling gegeven, in het hoofdgebouw alleen
verkocht, niet geleverd mag worden, zal hier
de handel zijn plaats vinden. De Japanner
zal er kunnen toonen, dat hij nog wat an
ders kan dan Chineesche oorlogsschepen in
den grond boren, en de Chinees, dat al is
hij in den oorlog geen matador, hij uitmunt
in andere kwaliteiten. En wij zullen een
Chinees zien, die met al de slimheid van
zijn koopmanschap, zijn winkel alleen ge
bruikt voor entree tot een groote bazar in de
er achter liggende ruimte, e'en halve
wereldbazar op zichzelf. Als hij zijn buur
man, den eilandbewoner van nijd de oogen
uitsteekt wat een satisfactie zal het zijn
voor den bewoner van het deerlijk geteisterde
hemelsche rijk!
En weder achter de Worldbazar ligt de
kosmopolitische straat, door den nieuw te
bouwen steenen circus een weinig uit haar
oorspronkelijke projectie gedrongen, maar
daarom niet verdrongen. Aller menschen
huizen zullen hier worden gebouwd, kof
fiehuizen in de eerste plaats; de Turk
zal er op zijn binnenplaats nargileh liggen
te genieten; de Noor, wel verschanst tegen
koude gebeurlijkheden zijn punch brouwen;
Mokka noch Congothee zullen er ontbreken;
het zal een wirwar zijn van alle landen,
en daar »elck wat wils" zal kunnen krijgen,
zal de wirwar niet vermoeien, maar het
lichaam verfrisschen met zoete dranken, en
den geest verlevendigen met het bont tooneel
van de vreedzaam samenlevende
menschenrassen, in hun rijke verscheidenheid toch als
broeders levend in n huis. Natuurlijk, met
behoud der concurrentie; maar die zal
wie twijfelt er aan op een tentoonstelling
alles goed en goedkoop maken, althans duur
zaam in het gebruik!
Ik heb nog even melding te maken van
het sportterrein, waar worstelwedstrijden en
andere gymnastische matches en feesten zul
len worden gegeven; misschien komt er ook
een wielerbaan, die naar het hart is van den
A. N. W. B., zoodat ook te midden van al
dit vergankelijk schoon meermalen zal wor
den vernomen, dat de A. N. W. B. nooit
verloren gaat; ik heb even aan te loopen
in den electrischen restaurant, waar geen
kellners mij te gemoet vliegen, om mij den
stofjas af te nemen, en de parapluie is
het wel voorzichtig, dat woord hier te noe
men ? waar ik noch door een »Biermüdel"
noch door een livreiman, noch door een man
in rok en witte das word bediend, en toch
te eten krijg en te drinken, en betaal, om
dat wij het nu zoover hebben gebracht, dat
wij alles automatisch kunnen gedaan krijgen,
dank zij de almachtige electriciteit.
En thans ben ik aan het gedeelte der
tentoonstelling, waarheen naar ik vertrouw,
het hart van iederen Hollander hem tel
kens en telkens weder zal terugbrengen.
Links van den grooten ingang ligt het, en
het maakt weinig vertoon: bijna een tegen
stelling is het tot die straat waar wij zoo
even waren, de cosmopolitische straat met
haar wijnhuizen in soorten. De ingang is
niet grootsch, maar wie wat kunstgevoel
heeft, zal, van welk oord hij kome, hem
opmerken, en bewonderend blijven staan:
het is een der poorten van het oude Nij
megen. Ik behoef het niet meer te zeggen:
over geheel de wereld met hun hart hingen
aan die woningen, niet alleen omdat vader
en moeder er woonden, maar ook, onbewust
misschien, omdat 'die woningen zoo mooi
waren. De herinnering aan Holland van
wie zwerft over de aarde is nog een liefheb
bende, maar hebben wij in onze steden niet
voornamelijk, uitsluitend bijna het oude lief?
Of wie zal in toekomstige eeuwen ooit den
misdadigen inval hebben, een reproductie te
beproeven van onze normaal-nieuwe-buurt,
BlXNEN-AANZlVUT VAX DKX HooKDIX* IAX<:.
wij zijn in »Oud-Holland." En hier zien wij
ze nu terug, de oude Hollandsche stad,
gebouwd aan weerszijden van een smalle
gracht, de nederige huizen met den stem
pel van een sterke, oorspronkelijke kunst
op hun gevels gedrukt; een lijnen-gewemel
vormend, schijnbaar van willoos anarchisme,
maar inderdaad van een stille, intieme
harmonie. Als de zon ze blakert zullen zij
waar de hol starende vierkanten en de
troostloos eentonig rechtloopende
dakgootlijiien via recta wijzen naar het einde, naar
den dorren dood'?
Met een bewonderenswaardige inspanning
nu doet de heer Evert Breman het oude
hier herleven in tachtig gevels en gebou
wen. Ken veertigtal staat reeds in geraamte;
de andere helft zal weldra even ver zijn
schijnen te joelen en te stoeien, die korte,
scherpe, hier fel-rechte, daar zacht ombui
gende lijnen van nokken en vorsten, goten
en gevels, en het warme bruin van
dakpannen en muren zal de vogelen ver
lokken, hun vederbos breed ertegen uit te
spreiden. De stoepjes voor de huizen,
de luifels, de pesthuizen, de trapgevels,
in alle stadia hunner ontwikkeling hier
zijn zij terug. De woningen der Hollan
ders, toen Holland groot was over geheel
de wereld, en toen de groote Hollanders van
Van onder de handen der werklieden komen
zij reeds te voorschijn, de trapgevels, de
ankers, deze alleen reeds herinneren aan
de kunslvaardigen hand van den vroegeren
Hollandgchen werkman. Alles is nog maag
delijk wit; maar de nabootsing van steen
en metalen zal, enkele proeven bewijzen het:
meesterlijk worden; het oude zal bedriegelijk
oud zijn. En de zware deur, met boven- en
onderdeel, de klikkende klink, de knusse
kinderbalkjes onder de zolderingen, de kleine
vensters en kleine ruiten, het zal alles dren
denken aan de dagen van ouds, de dagen
van eenvoud en kracht.
Authentiek zal »Oud-Holland" zijn. Aan de
commissarissen der koningin, aan de burge
meesters van Nederland, is het verzoek ge
richt, om al wat zij meenden dat het kan
doen gelijken op de 10de en 17de eeuwen,
in bruikleen af te staan.' Twaalfhonderd
afgietsels in gips deed de heer Breman ma
ken van overblijfselen der oude
Nederlandsche architectuur. In het Rijksmuseum, het
museum voor kunstnijverheid te Haarlem,
Delft, Nijmegen, overal waar wat te vinden
was, ging de architect te keur. In de laatste
plaats niet het minst. Nijmegen heeft een
groote piëteit voor de resten zijner grootheid.
Het stadsbestuur is van edelen restauratieijver
bezield, die zelfs een ongemotiveerden tegen
stand, uit eigen burgerij gesproten getuige
de geschiedenis van het Mariabeeld aan het
stadhuis niet schroomt. Voor Oud-Holland
leverde Nijmegen belangrijke bijdragen. Maar
ook andere steden hebben hun aandeel in deze
herleving onzer historie. Amsterdam voor
aan. Leidt de ingang tot de buurt door de
Nijmeegsche poort, de gracht wordt aan de
andere zijde afgesloten door de oude
Vijgendamspoort, tot in de détails nauwkeurig
nagemaakt. Tegen den winkel van den ouden
zwaardveger steekt weder de arm, den
ponjaard in de vuist; het in 1052 afgebrande
stadhuis zal opnieuw verrijzen, naar een
totnogtoe weinig bekende teckening uit het
jaar KiiJ, van de hand van Pieter van
Saenredam, dagteokenend van 1041, en
opgeschommeld in het inusuem Fodor. Het
Lysbethpoortje zal als van ouds er tegen aan
komen; uit het venster zal het fragment
hangen van het geraamte van een zeemon
ster, dat als glorieteeken op dezelfde wijze
voorheen ten sladhuize uithing. De oude
waterpoort van Dordrecht zal den uitgang
vormen; de Amsterdamsche poort te Haarlem
en een Utrechtsch poortje zullen hier te zien
zijn. De munt te Deventer, de waag te
Enkhuizen -- kortom het zal inderdaad
Oud-Holland zijn. Van de teekeningen die
de architect vervaardigde, werd aan de
Koninginnen een fotografische reproductie,
in marokijnen hulsel gestoken, aangeboden,
en de Beschermvrouw was met dit voor
proefje hoogelijk ingenomen.
Maar met het bouwen alleen is
OudHolland niet gered. De kasten met kostbaar
aardewerk ontbreken, de porseleinen borden
op de schoorsteenmantels, de stoft'eering van
venster en bedstede, tafel, stoel en stoof,
huisraad en het beroemde geschuurde
tinen koperwerk, de drinkkroezen en wapens
der mannen, de snuisterijen der vrouwen.
En last not least de oude Hollanders zelf'
mogen zij wat jong uitvallen, vooral
als het Jannetjes zijn! Doch geen nood!
Een afzonderlijke commissie, bestaande
uit de heeren A. N. J. Fabius, voorzitter,
Eduard van Bierna, ondervoorzitter, B.
Wezelaer, penningmeester, N. van Harpen
en Anton Mensing, secretaris, staat het
comitévan uitvoering ter zijde, om van
:;Oud-Holland" te maken wat ervan te
maken valt. Deze heeft zich weder een
commissie van advies toegevoegd, verdeeld
over vier af'deelingen: een voor costurnes,
versieringen en opschriften, een voor mu
ziek, een voor het tooneel en een voor
volksvermakelijkheden, waarin mannen van
den besten naam zitting hebben geno
men. Zij bereiden een landjuweel voor, eeu
scherruconcours; een doolhof en een
poppekast zullen zij in de oude glorie uit den
dood herroepen, en wij mogen dus verwach
ten, dat »Oud-Holland" een tooneel zal zijn
waar niet alleen de oude neringen van het
handelstalent onzer natie getuigen, en in de
taveerne de scherts en de drinkkroes elkan
der gezelschap houden als in Breeroo's dagen,
maar waar geheel het leven en streven onzer
natie uit vroeger eeuwen herleeft, en indien
het noodig mocht zijn, aan het tegenwoordig
geslacht zich ten voorbeeld stelt. Wat de
taveerne betreft, hebben wij het voorbeeld
i «
niet van noode ; maar overigens 'i
Hoe dit zij, het comitédezer tentoonstel
ling bewijst, ook den ondernemingsgeest en
de voortvarendheid van Jan Kordaat nog
te bezitten. De bekende reclameplaat, door
Joh. Braakensiek voor deze expositie
geteckend, geeft een grooten alleen aan primi
tieve behoeften voldoenden woningwagen te
zien. Dat verplaatsbaar meubel is een doos
van Pandora geworden, waaruit de meest on
verwachte verrassingen zijn te voorschijn ge
komen. Kr wordt hier nog gezeild onder
de leuze, op een der gevelsteenen in
>OudHolland" te lezen :
,Alst (iodt behacgt
Beter benijdt dan beklaugt."
J. J.
K,