De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 maart pagina 4

3 maart 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 923 De jeugd van César Franck. In eene nieuwe Revue artistique te Luik uit gegeven, getiteld: Flamberge worden in het eerste nummer belangrijke en weinig bekende bijzon derheden over de jeugd van Franck medegedeeld Hy stamt van eene welgestelde dorpsfamilie af. Zijn grootvader Barthélemy Franck leefde in zijn gebojrts plaats Gemmenich, gelegen aan de gren zen van Limburg en Pruisen, aan de spoorwegly'n van Verviers naar Aken. Het is een bergachtig, vruchtbaar land, waar men platduitsch spreekt. Barthélemy Franck vervulde in die streek waar hij 30 Maart 1794 stierf verschillende rechterlijke betrekkingen waarvan sommige nu reeds lang zijn opgeheven, en die van notaris, ontvanger en burgemeester. Zijn zoon Nicolas-Joseph, de vader van den componist werd te Volkerich, een gehucht van Gemmenich, den 30en Mei 1794 geboren. Hij huwde in 1820 met een meisje uit Luik waar het jonge echtpaar ging wonen, en waar den lOden Deo 1822 César geboren werd in de oude rue Saint Pierre by Sainte-Cio'x. Op negenjarigen leeftijd kwam César op het G.inservatoire waar hy door den blinden organist van Saint-Donis Ie père Duguet en den heer Ledent werd onderwezen. In 1834 werd hij op twaalfjarigen leeftyd tot répétiteur benoemd. Een jaar daarna vertrok hij naar Parys. Te Luik bleven zyne tydgenooten zich altijd herinneren de zeldzame, vroegrijpe begaafdheid van den knaap die echter niet dikwijls in zyn geboorteland kon terugkeeren. De strijd om het bestaan en de vele bezigheden hielden hem te Parys gebannen en wanneer hij eene nieuwe schepping onderhanden had, dacht by er niet aan vacantie te nemen. Toch kwam hij nu en dan naar Gemmenich. Toen hij nog te Luik woonde kwam hij dikwijls met zyn vader op avond^ezelschappen van zyn eom Antoine Franck vioolspelen. In die dagen werd César eens aan het hof te Brussel genoodigd om voor Leopold I te spelen, waarvoor hij een cachet van 1000 francs ontving. Later toen de vader ook te Parijs ging wonen werden de bezoeken aan het dorp al zeldzamer. Wanneer zy echter kwamen werden zij zeer gevierd. De dorpelingen noemden César: den grootsten musicus van Parijs. Wanneer vader en zoon in die streek kwamen liepen zy eenvoudig en ernstig in blauwe blouses en met strooien hoeden te wandelen en genoten blykbaar van de heerlijke streek. César was toen een forschgebouwd, kloek jongeling met lange bruine haren en een open hartig, ernstig gelaat met een mystieke, droomerige uitdrukking in de oogen. De bewoners van die streek vergeten nooit dien Zondagmorgen toen César het orgel be speelde. Die nooit gehoorde, rijke harmonieën, zoo heel i ts anders dan de gewone organist te hooren gaf, gaven den'indruk van buitengewone wijding. De eenvoudige kerk scheen in een tem pel veranderd, de dorpel ngen zaten als gehyp notiseerd en vermeenden de stem van den aarts engel te hooren en de eenvoudige pastoor raakte de kluts geheel kwijt, en vergat zijn liturgische zangen. De menschen uit die streek zien zoo iets bovenaardsch in de herinnering aan dien Zondag morgen dat zij nog moeielijk kunnen gelooven, dat de man die zoo speelde, den weg van al wat sterfelyk is ging. De censuur aan het wark. De prefect van Milaan heeft de opvoering van Hauptmann's Weber verbeden zoomede die van een drama in n bedrijf van den socialistischen dichter-volksvertegenwoordiger Bovio : Christus &*;' het Puerimfeest. Wat doen de menschen ook socialistische stukken te schrijven! niiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimm"""""'"""""""""""""""""""""""""" dat doel voor oogen had. Dat zou ik mis schien wel kunnen vragen vindt u niet, miss Dalton." Zij wendde haar blikken van den waaier af en zag hem een seconde lang rechtstreeks in het gelaat. »Ja wel," zeide zij, »vroeg of laat mis schien wel.1' Hij herhaalde de laatste woorden, niet wetende of zij hem hoop gaven of vrees. »Wat bedoelt u?'' vroeg hij angstig. ' »Ik bedoel dat ik het eens ben met sir Geoffrey's theorie, die hij zoo vriendelijk was mij van avond uit te leggen. Wie zich verbindt zonder vooruitzichten haalt zich zorgen op den hals zonder hoop op uitkomst. En volgens uw broeder zijn volstrekt hopelooze zorgen ook noodeloos. Laat men dus geen zorgen op de schouders nemen voordat men weet dat er iets is waarop men hopen mag." Haar stem beefde terwijl zij de laatste woorden uitprak en weer nam zij dien ver velenden waaier op. »O, mijn broer,'' in zijne verbittering stokte de stem hem in de keel. Hij trok zijn arm terug. »Had ik geweten dat ge eene volge linge van hem waart." Hy noopte haar ronduit te spreken. »Ik ben geen volgelinge van sir Geoffrey," zeide zij snel. »Daarvoor ben ik niet ontwikkeld genoeg. Maar mijn eigen philosophie zegt mij dat het heel gemakkelijk is om te zeg gen »ik zou" en »ik wou". Vele menschen zeggen dat, die toch nooit zeggen »ik zal." Als de eerste stap gedaan is, als och, zou u mij een glas limonade willen geven, mr. Travessant?" Hij voldeed aan haar verzoek en bracht het leege glas weer weg zonder een woord te spreken. TLI^LN Drie scuilerüen m Matttys Mam. In de kunstzaal bij Buft'a zijn drie schilderijen van Matthys Maris ten toon gesteld. Alle drie hoogst merkwaardig. Elk vertegenwoordigt een periode in Maris' kunstontwikkeling. liet eerste en oudste doet hem kennen, staande in zijn tijd en toch er zich reeds aan ontworstelend. liet behoort tot het romantische genre. Maris was nog jong toen hij het schilderde, 20 jaar, en woonde te Antwerpen. Een ontzettend voorval, iets zeer dramatisch, bewoog te Antwerpen de gemoederen. Een zoon van rijke ouders had geld en goi d doorgebracht, zyn vader van verdriet zien sterven en de eens in weelde levende moeder der ar moede ten prooi worden. Een armelijke vliering werd haar verblijfplaats. De zoon had ondanks verdriet en vernedering der ouders, het slechte leven voortgezet, telkens lager dalend. Het einde der tragedie heeft Maiis geschilderd. Op den vlieringzolder blaast de moeder den laatstem adem uit, in de armen van een buur vrouw, op het oogenblik dat de zoon dronken de ladder naar den vlieringzolder opkruipt. Over de lijdenstrekken der vrouw speelt reeds hoogere vrede. De zoon ontwaart het ontzettende, hal verwege op den ladder. Slechts het bovenh?f is zichtbaar. Het ontzettende &laat hem met ver wezing, maakt hem nuchter, stom als een beestHet verzopen, aschgrauwe gezicht, de oogen zonder uitdrukking, dof en opengesperd, het korte haar, de geheele verloopen tronie, de uit werking van den schok door zijn leden varend, het ineenkrimpen van arm en hand, de geheele debacle van den mensch, staande voor de ver woesting van leven en ziel van een ander, spreekt uit zijne houding, spreekt uit zijn wezenstrekken. De schilderij was bestemd voor II. M. Sophie, Koningin der Nederlanden. H. M. vond het ech ter zóó ontzettend dat zij zich liever het bezit ontzegde. Onder den naam van De Verloren '/Mun is de schilderij in de familie gebleven. Dit schilderwerk uit de romantische periode is behandeld met de liefde en uitvoerigheid het houtwerk doet aan Ostade denken die alle werken van Maris kenmerken en die men reeds ontwaart in wat hij als jongen van 15 jaar schilderde. Toch is Maris' romantiek eene geheele andere dan van zijne tijdgenooten, minder kleurig en schril, als het zoo genoemd mag worden. Men ziet reeds een streven om het onwezenlijke door het wezen'ijke uit te drukken, het blijvende door het vergankelijke. In het kleur- en niet-kleur-hebben, in het sterk sprekende zonder n scherpe lijn heeft, eigen aardig genoeg, Maris zich zelf gezet als het ver loop n sujet, in de manier symboliseerende de nadering eener nieuwe periode. De nieuweperiode toont de tweede schilderij. Do romantiek heeft afgedaan, het sujet is hem slechts vaag eigen gebleven. Hier geen geschiedenis of geschiedenisje meer, louter een indruk van een paar jonge menschen, opgaande in iets wat hen boeit. Een boerendeerntje, gezeten tegen eene helling, gaat geheel op in wat zij leest, een jonge herder of boer, half liggend naast haar, hoort scherp toe. Dat hooren vooral is juist aangegeven. Meer nog hun wég-zijn van de wereld, op den schoonen avond, terwijl de zon begint onder te gaan en de lucht een zeldzaam zacht en rustig gelig en rood-bruinig licht ver toont en er alles mee kleurt. Die twee een voudige jonge menschen, bij wie ziel en lichaam meelezen, zeggen zwijgend door de taal van den schilder wat eens de taal van di-n dichter zeide, wat Dante van Lancelot en zijn teerbeminde schreef, de veelbeteekenende woorden: Diendug lazen zij niet verder! In deze schilderij der tweede periode geen voor de hand liggende symboliek meer als in de eerste l de uitwalmende kaars, niets dan eene gewaar wording, eene gewaarwording van geluk, van reii.heid en verhevenheid en eene natuur in hare grootschheid. In de eerste periode maakte Maris [ gebruik van een dramatisch voorval op den voor grond, en de gewaarwording, belichaamd in den ? verloopen jongen kerel op den achtergrond. Twee j elementen : sujet en uitwerking. De tweede periode heeft slechts n element en is door de soberheid groots^her, het is bloot een oogenblik van ge waarwording, maar wekt bij den aanschouwer zelven een blijvenden indruk. De eerste periode geeft een treffend verhaal, eene gebeurtenis en de uitwerking dier gebeurtenis; de tweede, eene sensatie, beweegt de harten, spreekt van onschuld en reinheid, van vrede. In de derde en laatste periode schijnt Maris het ideaal bereikt te hebben. Het al is daar teerheid, onwezenlijk en toch wezenlijk. Weer een lezend meisje en een luisterende jongen, jonger en teerder, voornamer. De omtrekken vallen weg; wat lijn kon zijn, gaat over in de atmosfeer. Nog grooter rust en verhevenheid. De kleuren zijn mat. Niet dat Maris geschilderd l heeft op »toile absorbante". Geenszins! Gewoon als altijd. De macht over de verf verricht hier een wonder. Aan teekening denkt men niet en toch alles is meesterlijk van teekening. Kleuren ziet men niet, en toch voornaamheid van kleur j en verschil van kleur. Stille verrukking geeft deze schilderij; zij is louter poëzie; niet het me'schelijke maar het g-estelijke, niet het tij; delijke maar het tijdelooze. De twee jonge kin deren zijn geschilderd zooals Rafaël zijne mai donna's schilderde. Al wat in de kunstzaal van Buft'a hangt, veri bleekt liij deze Marissen. Een Israëls kan er slechts de schoonheid bij behouden. P. K. »Zie toch eens naar dien Travessant," zei een heer, die in een hoek bij de piano stond tegen een ander, »nu maakt hij weer het hof aan die aardige Minnie Dalton. Hij is toch onverbeterlijk." »Hij deed beter naar eene vriendin van Mlle Zenaide te gaan.'' »Neen, hoor eens, jij beoordeelt hem te hard. Hij is nog zoo kwaad niet, alleen maar zoo verbazend hoe zal ik het zeg gen ? gevoelig voor indrukken. Daar komt hij aan, met een woedend gezicht. Men zou werkelijk gaan denken dat hij het dezen keer meende." »Ik hoop het niet voor het meisje," riep de andere met nadruk uit. »Er zijn er ge noeg die niet beter zijn dan Travessant en die nog wel terecht komen; maar er is nog iets.'' »0 ja, zeker, nu je het toch ernstig op schijnt te nemen," stemde zijn metgezel toe, »een meisje zal licht een man krijgen, die vaster in zijn schoenen staat dan hij. Ik heb nu het oog op hem gehad sinds hij naar de soupertafel terug is gegaan. Hij heeft twee whisky-and sodas achter elkaar gedronken en ik hoop dat hij de soda geproefd heeft." »Juist, dat bedoel ik. A propos, sir Geoffrey's whisky is uitmuntend. Zullen wij er ons ook eens wat van laten geven ?" »Ik wou," dacht Minnie Dalton, die al leen op de sofa zat, »dat Sir Geort'rey. mij een recept tegen noodeloos verdriet aan de hand had gedaan." (Wordt vervolgd). leflstrüfl Tliomas a Kempis," In het stukje, dat het programma van den wedstrijd voor een gedenkteekeu ter eere van Thomas a, Kempis voorafgaat, zegt de commissie, dat zij zich gevormd heeft om een gedeiikteeken te verkrijgen dat tevens een kunstwerk zal zijn. Daarmee heeft nu de commissie naar mijne meening een groote fout begaan; daar zij zich met het woord //kunstwerk" bijna alle kans ontnam om op 't daan.a volgend programma van den wedstrijd een voldoend antwoord te krijgen. Want wat toch zijn de eisohen die aan het gedenkteeken, tevens kunstwerk, worden gesteld r 't Moet ten eerste zijn een grafmonument, of ten minste den vorm daarvan hebben. j Hieruit volgt dadelijk dat de ontwerpers in de eerste plaats moeten zijn: architect. Dat ook de jury van deze meenmg is, blijkt, daar bij liet opnoemen van de gevraagde stnkken, het, architectonische gedeelte het eerst genoemd ! wordt. i Had de commissie hare cischen hierbij gelaten, reeds deze alleen zou vele moeilijkheden opgeleI verd hebben. Ten eerste omdat groot de architect moet zijn, die een monument tot een kunstwerk maakt, dat uitgevoerd moet worden in den Nederlandschen stijl van de XVe eeuw, een eeuw j waarin de ontwerper niet geleefd het ft, waarvan l hij dus ook niet de invloeden ontving, de in vloeden welke den stijl uit die eeuw deden ge boren worden, en ten tweede omdat de commissie uit de architecten, die het zouden kunnen ont werpen, een der grootsten heeft uitgesloten door hem tot lid van de jury te uooden. Maar verder gaat, de eiscli want: het bovengedei l te moet, een plastische voorstelling bevatten ; dus de ontwerper moet niet alleen architect maar tevens beeldhouwer ziju. Zoo dit niet het geval is, zal een beeldhouwer van ge ijke begaafdheid ziju kunst, aan het gemeenschappelijke doel moeten onderwerpen, om tot een eenheid te geraken die een eerste vereischte is om een kunstwerk tot stand te brengen. En hoewel aannemende dat er nu architecten i on beeldhouwers zijn, die ieder op zich zelf vol doende bekwaamheden bezitten, valt er aan de vereischte samenwerking (hoewel groeiende) in dezen tijd nog te twijfelen. Maar meer wordt er nog verlangd, want bovenI dien moet, worden ingezonden de teekening van i de eventueel aan te brengen polychrome versiering en er zal zich dus een derde man bij den archi tect en den beeldhouwer moeten voegen; de deco ratie-schilder. En nu deze vraag; zijn er op het oogenblik decoratie-schilders, die hun deel aan het gemeen schappelijke werk zouden kunnen voegen? Ja, is het antwoord, maar ook! klein is hun aantal. Daarom nu hal de commissie het woord kunst werk schrijvende vooruit kunnen zien, dat droevig de uitslag van haar wedstrijd zou zijn, want zeker kon zij niet rekenen op a rnan, die geheel alleen zoo'u reuzenwerk zou kunnen volbrengen, en haast even weinig op de kans, dat de vereischte kunste naars voor deze prijsvraag tezamen zouden komen. Droevig was dan ook de uitslag, zeer droevig zelfs. Om uu afzonderlijk elke inzending te bespreken zou een doellooze en onverkwikkende arbeid zijn, daar geen van alle ook maar eeuigzins het ge vraagde nabij komt. De ontwerpen even wegdenkende en de tentoon stelling alleen beschouwende als een verzameling van Tiiomas a Ivempis koppen, wordt zij bijna grappig, maar dan van een nare grappigheid. Dat de Jury aan Mengelbergh en Govaerts prijs en premie heeft, toegi kend, zal daarin wel zijn reden vinden, dat aan die beide inzendingen waar schijnlijk de meeste kosten ziju besteed; hoewel het dan misschien billijker geweest ware de ?1500 over al de inzenders gelijkelijk te verdeelen, daar allen wel hun best gedaan en onkosten gemaakt zullen hebben. Want te denken is het toch bijna niet dat het bekroonde ontwerp uitgevoerd zal worden, want daargelaten hoc en wat het verder is, een kunst werk is het zeker niet, en dat is toch wat, de commissie weuschte te verkrijgen. De vele en bijna onoverkomelijke moeilijkheden rekenende, die zich voordoen bij het ten uitvoer willen brengen van het geheele plan, zoude het wellicht beter zijn zoo de commissie zicli met een gedeelte daarvan tevrede stelde, bijv. met een enkel beeld of wandschildering. Zij zou dan den kunstenaar moeten opzoeken, die de kracht en den wil had een kunstwerk te maken, even hoogstaande als de schoone gevoelens, die geleid hebben om den grooten en eerbiedwaardigen Thomas a Kempis een waardig gedeukteeken te wijden. GE. Een nieuw portret van de Koningin. Dd uitgever J. M. Schalekamp alhier kondigt een portret aan van koningin Wilhelmina, oor spronkelijke ets van Pu. Zilcken, die zonderden rand zal meten O bij 40 centimeter. Er zullen hiervan proefdrukken op satijn, Japansch papier en luxepapier worden getrokken ; ieder exemplaar zal door den heer Zilcken worden geparafeerd. Japansche illustratiën bij La Fontaine. Een Parijsch uitgever het is een toer om wat nieuws te bedenken ! heeft eenige fabels van La Fontaine naar Tokio gezonden, met het verzoek aan de artisten in de Japansche hoofd stad, om ze te illustreeren. De uitslag is voor de liefhebbers van »japonisme" verrassend, maar de moraiisten, de lieden die in de beesten van La Fontaine onmiddellijk het brok »humanité" zien dat er in schuilt, hebben heel weinig te bewon deren in deze iiguren, die hoe rnooi ook van decoratieve opvatting, alle uitdrukking missen. liij de heeren Preyer & Cie,, locaal »l'icturav, Wolvenstraat lü, is geëxpseerd eene aquarel van mevr. Bilders van Bosse, >Boschpad". Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui "2:>, zijn tentoongesteld drie schilderijen van Ed. Karsen, «Zomeravond'', »Bij Amsterdam" en «Avond in November". Arthur Cayley. Professor Arthur Cayley, die den roep had, Engeland's eerste mathematicus te zijn, is den klisten Januari te Cambridge overleden. Ueeds op zijn '21ste jaar, in 1K42 kreeg hij te Cam bridge alle prijzen die een mathematicus kan behalen, en werd hij als Senior Wrang" onder scheiden. Na de Universiteit te hebben verlaten, ging bij rechten studeeren, maar in 18(i;i ging hij weder naar Cambridge om daar den juist opgerichten leerstoel voor mathesis in te nemen. Zijn voornaamste werk is Tke T/i-ory of litvanants. Hij was president der lioyal Athonomical Society; van de London rnathemüsical Society'', en de Cambridge l'hilosophical Society" In het buitenland benoemden Güttingen. Leiden, en liologna hem tot doctor honoris causa. Herinnering aan de Polytechnische school." Onder dezen titel zal de Delftsche uitgever J. Waltman Jr. een album uitgeven van '21 platen in lichtdruk, waarvan (> met de portretten der tegenwoordige hoogleeraren on leeraren en 10 met afbeeldingen van gebouwen, collegezalen, laboratoria enz. De platen, groot l )'/2 bij ^5 cm., worden vervaardigd bij de tirma Emrik Binger. Slaagt deze uitgave de prijs is bij inteekening vóór l April /'4.50, dan zal de heer Wal t rnan een tweede ondernemen, waarin de verschillende localen voor geodeie en bacterio logie, en zoo mog.-lijk de portretten van alle vroegere hoogleeraren en leeraren worden op genomen. Met l Maart legt de redacteur van Abram Prikkie zijne betrekking bij dat blad neder, om op te treden als hoofdredacteur van De Clown, bijblad van De Tribune,Weekblad voor Nederland. Gladstone-Horatiusvertaler. Gladstone schijnt te meenen, dat zijn vertaling der oden van lloratius niet genoeg lezers vindt, en gaat er nu een goedkoope uitgaaf van maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl