De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 17 maart pagina 1

17 maart 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 925 DE AMSTERDAMMEE A°. 1895. WEEKBLAD YOOE NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zondag 17 Maart Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65 Voor Indie f>3r jaar ? . . . mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12S Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 IN H O V Di VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Van alles wat. Democratische politiek, V, door Dr. Nyhoff. Engeland en Cyprus. TOONEEL EN MUZIEK: La Dnse. L'age diffioile. Muziek in de hoofd stad, door Van Milligen. La Montagne noire. KUNST EN LETTEBEN: Edmond de Goncourt, I, door Ph. Z. Tentoonstelling van Hotel- en Beis wezen. Historische aanteekeningen door F. v d. G. I. Marcella, door F J. v. U. - NEDERLAND IN BEELD EN SCHBIFT: Expositiewezen, II, door J. J. de B. WETENSCHAP : Kunstzin en Hygiëne, I, door Ang. Gittée. FEUILLETON: Sir Geoffrey's Theorie, naar Maarten Maartens. IV. SCHAAK SPEL. VOOB DAMES, door E-e, ALLERLEI. BECLAMES. VABIA. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimniii Van alles wat. De Gewerenwet is aangenomen. De uitgaaf van 9 millioen om te beginnen zal dus gedaan worden. Daar helpt niet aan. Nu, 9 millioen minder of meer voor oorlog het telt bijna niet mee. De put is bodemloos en aan het vullen van dien put zijn wij sedert jaren gewoon. Maar.... zij die voor de »9 millioen om te beginnen" hebben gestemd, hebben zij nu ook eenigen waarborg, dat de minister, die eerst in 1897 voor de geweren ten be. hoeve der schutterijen een crediet denkt aan te vragen om haar dus in 1898 of 1899 daarmede te wapenen, haar niet, als vóór dien tijd een oorlog uitbreekt, tegenover de Franschen of Duitschers zal plaatsen ? Of dat zij, ook na het ontvangen van nieuwe geweren, als een volstrekt ongeoefende mili taire bende, niet tegen Franschen of Duit schers in het veld zullen worden gevoerd ? Mag de Kamer, mogen de vóórstanders en de tegenstanders van de gewerenwet, het aan een Minister overlaten, als het gevaar is aangebroken, onder den druk der om standigheden, die zoo licht rede- en rade loosheid met zich brengen, te beslissen over het onnut opofferen van duizende menschenlevens, of moest niet nu, terwijl de Mi nister zelfs een ten volle geoefend soldaat niet zonder een nieuw geweer in het vuur durft brengen en het oude geweer van dien aard is, dat de Minister er niet alles van durft te zeggen »omdat hij de ongerust heid niet wil vergrooten" moet niet nu bij de wet reeds worden vastgesteld, dat schutters alleen zullen geroepen kunnen worden tot handhaving der binnenlandsche orde? Schutters zijn toch ook menschen. Een volksvertegenwoordiging die verzuimt te doen wat mogelijk is om te voorkomen dat deze menschen, door Franschen of Duit schers, eenmaal, als weerloos kanonvleesch, zullen worden doodgeschoten of voor hun leven verminkt, verzuimt haar plicht. De geweren zullen gemaakt worden. Maar 52.000 geweren beteekenen niets - komt het tot een volkswapening dan zullen er 300.000 noodig zijn en komt het daarbij tot een serieus stelsel der verdediging onzer neu traliteit dan zullen er in het algemeen vele millioenen guldens bovendien gevorderd worden, om dien plicht naar eisch te vervullen. Moest dan niet het aanschaffen van nieuwe geweren verband houden met dat stelsel, en mitsdien een totale hervorming van onze geheele landsverdediging allereerst zijn aan genomen ? Waar gaan wij heen? Wij leggen ons er op toe te hebben een vloot voor Indië, een vloot ter bescherming van onzen handel, een vloot ten aanval en verdediging. Een forten- en vestingstelsel, ingericht om Duitschland of Frankrijk te weerstaan. We zullen daarenboven komen moeten tot een volkswapening ter verdediging onzer neu traliteit tot een leger van 2 & 300.000 man, en daar de tot nu geheel verzuimde verdediging onzer neutraliteit eindelijk op den voorgrond zal treden, zullen de eischen ter versterking van zekere strategische pun ten niet uitblijven, even zeker als Belgi zijn Maasforten heeft gebouwd. Dit alles moeten wij tegelijk want nie mand geeft zijn liefhebberij op en juist, omdat wij dit alles tegelijk willeu, hebben wij niets dat ook maar half voldoende is. Zoo is het met onze vloot zoo staat het met onze linie's en stellingen zoo gaat het met ons leger zoo ook met de de bewapening. Het is een feit, dat we zelfs geen schip bezitten om bij de opening van het ^N oordOostzeekanaal onze eer op te houden; dat wij geen leger hebben, dat onze neutraliteit kan verdedigen ; dat wij een reeks forten en vestingen er op na houden, die niet bestand zijn tegen de moderne middelen van aan val, dat ons geschut zeer veel te wenschen overlaat. En het is dus een feit, dat de schijnbaar zoo onschuldige, of zoo men wil plichtmatige, aanmaak van eenige dui zende nieuwe geweren, een bevestiging is van den hopeloozen toestand, waarin ons defen siewezen als geheel verkeert ??want men kan er zeker van zijn, dat we vooreerst zullen ' blijven voortgaan, gelijk we tot dus verre deden; dat we ons zullen blijven verge noegen met telkens op nieuw aanteschaffen een beetje schepen, een beetje geweren, een beetje soldaten, een beetje kanonnen, een beetje cavaleriepaarden, bij tienmaal meer forten en vestingen in Holland, dan voor onze weMfra^ejfe-verdediging nuttig is. Zij, die zoo aangedrongen hebben op het aankoopen van nieuwe geweren, verkregen nu wat zij wensehelijk achtten. Maar zou dan ook voor hem de vraag niet eens ern stige overweging verdienen, of wij zwakke kleine natie, moeten blijven volharden in het bouwen van een stelling-Amsterdam om deze te kunnen verdedigen tegen Franschen of Duitschers, terwijl die stelling, zal zij goed worden afgewerkt en naar den eisch des tijds) d. i. in overeenstemming met de vorderingen van vestingbouw en krijgswetenschap, verder voltooid en verbeterd, al het geld verslindt, dat wij noodig hebben voor het instandhou den eener vloot en het ons voorbereiden op de verdediging onzer neutraliteit. Wij kunnen niet alles tegelijk. Democratische Politiek. v. Van de verschillende vormen, waarin de aristocratie zich tot den huldigen dag toe openbaart, is de aristocratie van het intellect in onze dagen het gevaarlijkst, omdat zij den meesten schijn van waarheid heeft. Ter wijl men voor de aristocratie van geboorte terecht geenerlei eerbied meer koestert en haar trots met glimlachend schouderophalen begroet; terwijl men de aristocratie vanden rijkdom terecht veracht als in strijd met de waarde van den mensch; heeft men zelfs onder de beschaafde klasse nog oen onvoorwaardelijken eerbied voor de aristocratie van het verstand. Het komt niet in mij op, haar wezenlijke beteekenis te ontkennen; alleen haar vrij algemeene aanmatiging moet van democratisch standpunt worden bestreden. Op tweeerlei wijs bovenal openbaart zich in onze dagen die intellectueele aristocratie, vooreerst in de zucht naar onthouding van kiesrecht, ten andere in aanmatiging van superioriteit tegenover een nog te vormen kiezerspersoneel; wij behoeven niet verre te zoeken, om die beide soorten van intellec tueele aristocratie rondom ons te vinden en het onderwerp is dus van zeer actueel belang. Tegenover de aristocraten der eerste soort die het volk zelfs te dom houden, om het een stembiljet in de hand te geven, verge noeg ik mij met de aanhaling van een woord van Stuart Mill. Zelfs op gevaar af van weder beschuldigd te worden, importeur te willen zijn van Amerikaansche politiek, citeer ik zijne woorden, omdat ik overtuigd ben, dat wat hij hier te berde brengt, van zeer algemeen moreele en politieke toepassing is. In zijn meer genoemd belangrijk hoofdstuk over de uitbreiding van het kiesrecht, is een zijner eerste argumenten, dat er een zeer nauw verband bestaat tusschen de democratische instellingen in Amerika en den hoogen trap van geestelijke ontwikkeling in het algemeen, die de Amerikanen bereikt hebben. Hij erkent wel dat die ook ten gevolge hebben gehad: de uitsluiting van de eerste geesten van de volksvertegenwoordiging, die niet geneigd zijn aan de pluimstrijkerij van den demos mede te doen ; en toch handhaaft hij, niettegenstaande deze schaduwzijde, de onloochenbare waarheid, dat de democra tische instellingen eene superioriteit van geestesontwikkeling in de laagste standen van Amerika hebben tevoorschijn geroepen, die elk' land wel aan het nieuwe werelddeel mag benijden. »Door staatkundige discussie," zoo beweert de schrijver, »wordt het den werkman, wiens beroep een routine is en wiens levensweg hem niet met een verscheidenheid van in drukken, omstandigheden en denkbeelden in aanraking brengt, eerst duidelijk, dat ver wijderde oorzaken en gebeurtenissen, die in de verre verte plaats hebben, een zeer gevoeligen invloed uitoefenen op zijn persoonlijke belangen. Iemand, die door zijne dagelijksche bezigheden zijne belangen geconcentreerd ziet binnen een kleinen cirkel rondom hem, kan door staatkundige discussie en door collectieve staatkundige handeling leeren, voor en met zijne medeburgers te gevoelen. Daardoor wordt hij eerst zelfbewust lid van eene groote gemeenschap. Politieke discus sies vliegen daarentegen over de hoofden heen van hen, die geen stemrecht hebben.... Wie in een overigens populaire regeering, geen stemrecht heeft, noch uitzicht om het te krijgen, zal of voortdurend tot de malcontenten behooren, of zich als iemand beschouwen, wien de algemeene zaken der samenleving niet aangaan; die niets anders met de wetten te maken heeft, dan ze te gehoorzamen, noch met publieke belangen en aangelegenheden anders dan als een toekijker." Met het oog dus op de algemeene ont wikkeling van den geest, acht Stuart Mill het in de hoogste mate onrechtvaardig, iemand te dwingen om te betalen, te dwingen om te vechten, te dwingen, om te gehoor zamen maar hem overigens zonder eenigen invloed te laten op de zaken, die ook hem aangaan. Mochten alle intellectueele aristo craten, die uit zelfverheffing het stemrecht willen onthouden, van Stuart Mill de een voudige waarheid toch leeren, dat algemeene geestesontwikkeling van het volk een eisch is, door de natuur gesteld en dat het volk dom houden, gelijk zij willen, het grootste onrecht is in de zedelijke wereldorde! Ter waarschuwing van de tweede soort aristocraten van het intellect, die ik bedoel en die zich op dit oogenblik onder ons kenmerken door het prematuur opstellen van een program voor het toekomstig kiezerspersoneel, zij het mij vergund, eene bladzijde aan te halen uit het door mij bewerkte boek over Amerikaansche demo cratische politiek. De schrijver zegt (*) o. a.: »Niets wordt spoediger begrepen en bitterder gevoeld door het meerendeel van het gewone volk, dan aanmatiging van superioriteit. Indien de geestelijk hooger staande met den ander op deze manier redeneert: »Mijn goede vriend, ik heb dit alles door en door inge dacht en gij moet inzien, dat ik gelijk heb," dan ziet op eens die goede vriend in, dat de (*) De politiek eener democratie van Greenleaf Thompson, bl. 82 en 83. tegenovergestelde meening juist de oenig goede is.... Ijverzucht op aangematigd grooter verstand is bijzonder sterk en het mag verbazing opwekken, dat men welopgevoede en verlichte menschen zoo dom ziet handelen, dat zij hun eigen bekwaamheid, om resul taten te verkrijgen door middel van rechtstreekschen invloed van hun persoonlijkheid op andere minder begunstigden, overschatten en het gezond verstand van het gewone volk veel lager schatten dan het werkelijk is.... Elke duidelijk zichtbare verstandshoogmoed zal heel spoedig maken, dat de kiezer, die met zijn handen alle dagen zwaar werk heeft te verrichten, maar toch zijn stuiversbladen leest en 's avonds de volkszaak in zijn bier huis bepraat, zich daartegen verzet. Het is ongetwijfeld een gezond teeken, als de men schen er jaloersch op zijn, hun eigen mee ningen te vormen. Als zulke menschen in het licht van hooger verstand, met gebrek aan eerbied behandeld worden, dan beteekenen alle pogingen, om hen te bekeeren of op te voeden, niets meer.... De arbeidersklasse gelooft niet, dat de intellectueele aristocratie te vertrouwen is op het punt van bescher ming hunner rechten. Zij gelooft integendeel, dat het doel dier aristocraten is, om de strengen der regeering in handen te houden van een exclusieve klasse; en dat de ijver en de geestdrift, door die aristocratie tentoon gespreid, grootelijks afhangen van de vraag of zij zelf in macht en invloed toenemen en in hun stelling als leiders worden gehand haafd/' Ieder zal erkennen, dat op deze bladzijde geen enkel bijzonder Amerikaansch denk beeld voorkomt, maar dat zij integendeel wijst op een zeer algemeen menscbelijk ver schijnsel, dat typisch in de Liberale Uniepolitiek van het oogenblik is terug te vinden. Als twee droppels water gelijken in dezen de aristocraten vkn het intellect in Amerika op die in onze omgeving. Of meenen onze intellectueele aristocraten soms, dat zij alle vertrouwen der toekomstige kiezers verdienen ? Die kiezers zullen bij de vestiging van hun vertrouwen meer vragen naar hetgeen er reeds gedaan is, dan naar hetgeen er beloofd wordt. En werd hun daarop geantwoord: »de pas was ons afgesneden" dan zou terecht het wederantwoord luiden: »Waarom was uw eerste werk dan niet, om voor het eenig middel dat verandering kan aanbren gen: hervorming van ons Parlement door eene nieuwe kieswet, mede te ijveren zooveel mogelijk ? Aan uwe houding is de nieuwe vertraging te wijten ! En uwe daden ! Wat is er van leerplicht, van pensionneering van oude werklieden, van bescherming van ar beiders en zooveel meer dringend noodza kelijke hervormingen gekomen in een tijd, dat andere kiezers u afvaardigden ? Words! Words ! Words! zijn uw program-artikelen voor de democratische toekomst. Uit eigen boezem zullen wij ons nieuwe leiders kiezen." Inderdaad het gezond verstand der aan staande kiezers, dat door de Liberale Unie in de aanmatiging harer superioriteit in het aangezicht wordt geslagen, zal zich niet door deze aristocratie van het intellect laten beheerschen. Het zal die aristocratie niet vertrouwen op het punt van bescherming hunner rechten. De werkman wil wel op gevoed worden, maar niet door een preek bestaande uit volmaakte leeringen, maar door de woorden van een vriend, die door daden toont een vriend des volks te zijn. Kortom, alles komt slechts aan op het meer of minder vertrouwen, dat men heeft op het gezond verstand van hen, die thans nog geene kiezers, spoedig kiezers zullen worden. Voor de democratische ontwikke ling van ons volksleven wacht ik meer van het gezond verstand der aanstaande mondige burgers van Nederland dan van zoogenaamde staatsmanswijsheid, die al zoo veel jaren is te kort geschoten, meer dan van juristen geest, die tot geduchte schade van ons volksleven maar al te veel ons Wetgevend Lichaam heeft beheerscht. Niemand zal ontkennen, dat er ingewikkelde kwesties te over zijn in het staatsleven, die door studie moeten wor den ingedacht. Maar daar zijn ook tal van vraagstukken, die eenvoudig van nature, alleen door de wijsheid der menschen worden verduisterd. Een goede dozis gezond verstand zal ons dus te pas komen, als die vraag stukken aan de orde zijn. Mij zijn een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl