De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 17 maart pagina 4

17 maart 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 925 La Fcnu'in, misschien het exquiste werk van een overgebleven broeder, wordt weinig gelezen, evenals Les Fïres Zemganno, Chérie alleen drong wat verder door, omdat het een aristokratisch meisje behandelt en 't leven onder 't tweede keizerrijk gedeeltelijk beschrijft. Wie kent overigens de heerlijk minutieuse, won derlijk «beschrijvende" bladzijden van »La maison d'un artüte au XlXe dècle", waarin de schrijver zijn huis beschrijft en zijne, van zijn jeugd af met nige liefde bijeengebrachte verzamelingen, van achttiende- eeuwsche fransche teekeningen en gravures, van moderne lithographieën en boeken, van zeldzaam-mooie Japansche Voorwerpen, die van zijn huis een uniek smaakvol museum maken? En dit is alles wat Edmond heeft geproduceerd met een paar monographieën van actrices uit de XVIIIe eeuw, en z\jn »0utamaro". eenmerkwaar dige studie van ongeveer 300 bladzijden, over den grooten Japanschen schilder, zijnde het eerste desl van een reeks over Japansche teekenaars en artiesten. Vóór 1875 vóórdat bij alleen begon te schrijven had hij echter met zyn broeder Jules samenge werkt, niet minder dan een tien-tal lijvige romans uitgevende, en talrijke bizondere studiën over *fwnour au XVIlle Siècle", »'.es MaUresses de Louis XV", 4a Sociéiésous la Révolution", >so«« Ie Directoire" en »Marie Antoinette" enz., en ongeëvenaarde monographiën van schilders en graveurs van die achttiende eeuw die hem in Frankrijk zoo aantrekt. Dit is reeds genoeg, wanneer men de qualiteiten van deze werken waardeert, om meer dan eenmaal aan de vergetelheid ontrukt te worden. In 1822 werd Edmond de Goncourt te Nancy geboren. Zijn broeder Jules werd acht j aren later eerst geboren. Beide hadden een ongewoon be gaafde a' tiesten-natuur. Beide begonnen, na hun klassieke studiën op schitterende wijze voltooid te hebben, -te teekenen en te schilderen, en brachten het betrekkelijk ver in deze kunsten; men denke slechts aan Les eaux-fortes de Jules de Goncourt, met inleiding van Ph. Burty, die een 20ta' uitgezochte etsen van hem geven, waar onder verscheidene voorkomen, die niet onder doen voor de beste producten in dit genre van zeer speciale vakmannen. Zg begonnen, zoodra zy vrij waren, te voet een »tour de France" te maken, teekenende met waterverf (Edmond heeft enkele zeer fraaie aqua rellen gemaakt) en alles wat zij tegen kwamen met scrupuleuze aandacht noteerende, in lijn of in woorden. Later, te Parijs teruggekeerd, begon hun letter kundige loopbaan. In 1851, bijna een halve eeuw geleden, ver scheen onder zeer ongelukkige omstandigheden, juist terwijl de »Coup d'Etat" plaats greep, hun eerste boek *En 18,.", een fantastiesch imbroglio, dat uitmuntende bladzijden telt, thans nog geheel modern van expressie, waarin hun zeldzaam observatie en litterair talent zich reeds volkomen openbaart. Toen werd door een neef van hen, den marquis de Villedenil, een weekblaadje opgericht, »VEclair" waaraan 'Gavarni en Nadar medewerkten, dat spoedig in »Ze Parts"-dagblad veranderde, maar dat, toen zij er in 1852 een vers in aanhaalden, uit ?nniiiimuuiiuuiiiuuuiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiii ..... Mm ....... Sir Geoffrey's Theorie. 4) NAAR MAARTEN MAARTENS. . III. De Praktijk. Op nog geen twee mijlen afstands reeds een dokter! Op het land klinkt dat niet kwaad, als het ten minste geen feestdag is en de dokter, evenmin als zijne buren, heeft kunnen nalaten aan de feestelijkheden deel te nemen. De bode van het kasteel, die door den knecht van den dokter verder was ge zonden, keerde ten einde raad terug. Hier was een souper, daar een diner en het terugzien van oude en het maken van nieuwe kennissen, gevoegd bij het robbertje na het diner, maakten dat 's dokters grauw hitje eerst na middernacht naar huis draafde. Twee uren verliepen eer de twee lantarentjes, waar met zulk een vurig verlangen naar werd uitgezien, in de laan opdoemden. Gedurende den langen tijd dat hij wachten moest had sir Geoffrey geen tijd gehad om na te denken. Want die eene vraag: hoop of geen hoop? had zijn hoofd tot berstens toe gevuld en iedere andere gedachte ver drongen. Die vraag werd niet vager of dui delijker, maar als een ondragelijke, roerlooze massa drukte zij hem op de borst met steeds toenemende zwaarte. Geen eb of vloed geen kabbeling van hoop. En de onbewe gelijke gedaante daar vóór hem! En de stilte van den nacht! Van het groote huis waar plotseling een diepe stilte was gaan een werk dat Sainte-Beuve had uitgegeven en dat door de Academie was bekroond (!) vervolgd werd wegens onzedelijkheid, (als aanleiding). En de broeders moesten op de bank der beschuldig den plaats nemen, hoewel zy vrijgesproken wer den op voorwaarde niet meer aan de «Paris" mede te werken. Zóó waren hunne littéraire debuten niet ge lukkig te noemen. En z\j besloten zich meer op geschiedkundig gebied te bewegen. Dan komen hun werken uit over het einde van de vorige eeuw, die ongemeen intiem en begrijpelijk de karakters en de typen ontleden van de historische figuren die zij be handelen. En dan begint ook »l'Hiitoire de l'art jranytii du, dtx-huüième siècle", dat, begonnen in '59, onvolledig eindigde in '75, van het grootste belang en definitief is, over de groots fransche artisten van dien tijd en verscheen met etsen van Jules, vormende een zeer precieus werk dat t3genwoordig zeldzaam en gezocht is. Na de MM i-:- Antoinette" komt hun eerste roman, Les hommes de lettre?," (eerste editie: Charles Demailly") een diep bestudeerd over zicht gevende van de letterkundige wereld van h t jaar '60 te Parijs. Spoedig volgt Ma-nette Sdonton" dat aan weinig schilders onbekend is, gevende een soortgelijk overzicht van de schil derswereld van dien tijd. Dan volgen weder grondig bestudeerde, uit oorspronkelijke bronnen geputte studies over achttiende-eeuwsche historische figuren, en ,.Soeur Philomène", dit juweel van fijne, gevoelige ob servatie in een zeer eenvoudig gegeven. Daarna komen »La Femme au dix-huitième siècle", oRenée Mauperin", Oerminie Lactrteux", tHenriette Miréchal", een tooneelstuk, »Madame G-ervaisai-i", het zoo belangrijke boek over »Gavarni". dat geheel zijn tijd schildert, alle mees terstukken van kennis en gevoel, die het Parijs van onze eeuw onvergelijkelijk mooi en juist beschrijven, waarvan van Deyssel naar aanleiding van de Goncourt, zegt: »dat Parijs, waar de »menschheid als in een broeikast, een soort van «bizaar en ziekelijk tweede-leven leidt, geen leven »zoo groot-schoon als van torenhooge-boomen»wouden, maar een leven zoo mooi vreemd, zoo »fijn intens als van donker-groene giftplanten »met bloedroode bloemen, dat Parijs in zijn uiterste »opkoo:tsing, met zijn aan majesteit grenzende «distinktie, en zijn de goddelijkheid rakende ele gantie, dat Parijs van zijn ne pool, de artiest, »tot zijn andere pool, de vrouw, dat vindt men »tot literair-artistieke psychologie geworden in »de Goncourt." Zóó werkten zij gestadig door, onafgebroken arbeidende, slecht behandeld door de kritiek die hun vijandig is op enkele uitzonderingen na, om hun aristokratie van geboorte en van smaak, n om hun capaciteiten, totdat Jules in 't begin van '70 ziek wordt. Hij had een aandoening aan de hersenen, die een vliegende tering teweeg bracht, waaraan hij den 20en Juni 1870 stierf. Toen bleef Eduard allén over, verpletterd door dezen dood, en in een vijftal jaren werkt hij niet meer. (Slot volgt.) Ta. Z. Zooals men weet heeft de Commissie der tweeiiiiiiiiiiimiimiiii heersenen! Zou er hoop zijn ? Alles wat hij bezat voor het antwoord. Voor het antwoord? Neen, voor vijf minuten vroegere zekerheid, wat het antwoord ook mocht zijn. Geen tijd om acht te slaan op wat er gebeurde, om te denken aan den tijd. Geen tijd om te schreien of te bidden. Geen tijd voor iets anders dan voor het voelen van een verte rende spanning twee uren achtereen twee uren, die geen wisselende eeuwigheid maar meer n kort oo^enblik, waarin de tijd stil was blijven staan, geleken. Eindelijk, een geratel van wielen: Sir Geoffrey had het zoo dikwijls gehoord voor het hoorbaar was, dat hij het nu, voor het vlak bij het huis was, niet opmerkte. Hij ontwaakte uit zijn verdooving en met een levendigheid die een scherp contrast vormde met zijn gewoonlijk droomerige houding ging hij naar beneden om den dokter te ontvangen. Hoop of geen hoop? Wat zou het antwoord zijn. Hij had alle reden om vertrouwen te stellen in hetgeen Dr. Croyle hem zeggen zou. Hij hechtte meer aan de uitspraak van dezen onbekenden dorpsdokter dan aan die der eerste Londensche celebriteiten. Want Dr. Croyle's meening aan gaande de ziekte zijner vrouw had zich be waarheid, terwijl het gebleken was, dat twee der eerste specialiteiten, die meer hoop had den gehad dan hij, zich hadden vergist. Het onderzoek was lang en nauwkeurig, in aanmerking genomen, hoe weinig er te onderzoeken viel. Sir Geoffrey was er bij gebleven om toe te zien, waarnaar wist hij zelf niet. En gedurende die weinige oogenblikken, dat hij te wachten had, keerde hij tot de werkelijkheid terug, kon hij zijn gedachten verzamelen en zag hij in dat het begrip van tijd af hangt van het menschelijke bewustzijn. De dokter legde het bewuste looze hoofdje weer op het kussen. Hij nam jaarlijksche tentoonstelling te Venetië, die 22 April a. s. geopend zal worden, den heer Ph. Zilcken als specialen Commissaris aangesteld om eene sectie Hollandsche etsen te organiseeren. Door zijne zorgen zal deze zeer goed en van veel belang worden. Niet minder dan een 70 lijsten zullen er geplaatst worden, van een twin tigtal inzenders, onder welke men aantreft: Jozef Israëls, Jacob Maris, Mauve, Matthys Maris, W. Witsen, Jan Veth, M. Bauer, Storm van 's Gravezande, Etha Fles, de Josselin de Jong, A. Koster, Ph. Zilcken, Graadt van Roggen, Reicher, Karsen, Mej. H. de Vries, Mej Croiset v. d. Kop, E. Bosch, laverman, H. W. Mesdag, E. Stark, Toorop, M. v. d. Valk, Floris Verster, zoodat deze afdeeling een zeer volledig overzicht zal geven van de etskunst in Nederland gedurende de laatste jaren. Dit jaar uitsluitend door »origineele" etsen. Te Chicago en Antwerpen, waar geen Com missaris voor deze afdeeling werd aangesteld, waren er slechts een 30 lijsten, van een zeven tal inzenders. P. De zeventig beelden van keizer Wilhelm in de Siegesallee. De gezaghebbende lieden van Duitschland zijn geraadpleegd om uit te maken welke onderdanen van Wilhelm U's voor i aderen de eer waardig zijn, naast hun vo:sten in den Tiergarten te worden geplaatst. Tegelijkertijd zijn de voornaamste letterkundigen, wijsgeeren, geleerden, schilders en beeldhouders tot een plebisciet uitgenoodigd. Ongelukkig genoeg is de uitspraak van deze zoo uiteenloopend, dat geen enkel man alle stemmen op zich heeft vereenigd, noch Bismarck, noch Goethe. Onbestreden reputaties schijnt Duitschland er dus niet op na te mogen houden. Een Botticelli gevonden. Er is een Butticelli teruggevonden te Florence in een vergeten zaal van het paleis Pitti. William Spence, een Engelsen schilder, heeft het doek ontdekt bij een bezoek dat hij aan den hertog van Aoste bracht. Hij vermoedde dadelijk, met een Botticelli te doen te hebben, en nam den kunsthistoricus Ridolfi in den arm, die niet alleen onmiddellijk van dezelfde meening was, maar ook den naam aanduidde van het schilderij. Het moet de Pallas zijn, waarvan Vasari melding maakt in zijn biografie van den schilder. Het doek stelt voor een jonge vrouw, in het wit gekleed, die in de eene hand eeri speer houdt, terwijl zij met de andere een centaur bij de manen vat. Deze, van smart overwonnen, laat zyn boog vallen en vraagt om genade. De achtergrond is een vlakte aan den oever der zee. Op de golven dobbert een schip dat wegvaart. Dit schilderij, dateerende van 1480 wordt verondersteld een symbool te zijn van de macht van het huis Medicis, dat aan de wanorde en de geweldenarijen een einde maakte. Het schip zou een toespeling zijn op de gale;, die de koning van Napels, overwonnen door Lorenzo Magnifico, en door hem gedwon gen een verbond te sluiten met Florence, aan zijn overwinnaar te Livorno zond. niiimiiiiiimiiii iiiiiiiiiiu nut iiiiiiin Tentoonstelling m Hotel- en Seiswen. HISTORISCHE AANTEEKENINGEN, door F. VAN DER GOES. I. Boe de Vreemdelingen leefden in den Haag. Als ik het zoo noemen mag: een retrospectieve expositie. Aanteekeningen; iets meer dan anec iiMiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii den gouden bril van het gelaat, wreef lang zaam de glazen en zeide toen: »Het spijt mij zeer dat ik nog niets bepaalds zeggen kan, sir Geoffrey. Er zal eenige tijd overheen moeten gaan eer ik dat zal kunnen doen. Ik vrees echter het doet mij innig leed maar ik vrees " hij weifelde en ging niet verder. Plotseling doorzag sir Geoffrey de beteekenis dier vage inleidingtfrazen. »Zeg mij alles," stamelde hij. »Ik zal alles kunnen dragen." Hij dacht dat hij waarheid sprak. »Sir Geoffrey! Waarde sir Geoffrey! Er is een inwendige kwetsuur, waarschijnlijk een hersenschudding ??of, het is Wel nagenoeg zeker, anders had ik het u nog niet gezegd." »Hoe lang heeft hij nog te leven ?" vroeg de baronet kalm. «Waarschijnlijk nog eenige uren. Maar zeker is liet niet, sir Geoffrey. Ik kan nog niets met zekerheid zeggen." »Denkt ge dat er mogelijkheid bestaat, dat hij herstelt?" vroeg de baronet nog kalmer. Het was hem alsof een ander de vragen deed en of zijn hart had opgehouden te kloppen om naar de antwoorden te luisteren. «Misschien blijft hij in leven. Onmogelijk is het niet." Sir Geoffrey raadde wat de man dacht, beter dan dat hij den zin zijner woorden begreep. »Gij zegt leven," begon hij. »Wat meent ge daarmee? Blijven leven en toch niet her stellen ? Bedoelt ge dat?" Dr. Croyle antwoordde niet en dacht na, over wat hij zeggen en wat hij verzwijgen zou. Sir Geoffrey begreep dit. »Niet herstellen," herhaalde hij. »Dat be doelt ge er zeker mee. Wel lichamelijk maar niet geestelijk herstellen, bedoelt ge dat ?" Zijn stem geleek een angstkreet. De oude dokter nam hem bij de hand. »Maar, sir Geoffrey," zeide hij smeekend, »laten wij het nog eens aanzien. Ik kan nog dote, iets minder dan geschiedenis. Direct naar de oorspronkelijke gegevens samengesteld, en in zoo ver nieuw. Geen doorloopende verhandeling, maar los samenhangende schetsen. Grootendeels genomen uit boeken van buitenlanders die in Holland gereisd hadden of er woonden. Geen volledige bewerking van ieder onderdeal van het groote onderwerp, maar mededeeling van de strik ken die mij bekend werden. Sommige punten dus uitvoeriger dan andere; niet naar hunne belangrijkheid, maar naar de hoeveelheid van de oorspronkelijke gegevens waarover ik te beschik ken heb. Achtereenvolgens, in deze of in een andere orde, komen aan de beurt: De Logementen en Herbergen in Amsterdam ; in andere steden; Uitspanningen, Vermakelijkheden en Rariteiten voor Vreemdelingen; Vervoermiddelen; Vreemdelingen in Universiteiten en Kampen ; ??? Opinies over Hollandsche Schouwburgen, Schil derijen, Museums, Wetenschap en Litteratuur ; Bezoeken bij Bijzondere Personen; Vreemde lingen over Regeering en Maatschappij ; over Gebruiken en Zeden, Godsdienst, Openbare Wer ken, Gestichten, Hindel en Industrie. Niet dan bij uitzondering zullen deze mededeelingen door eigen opmerkingen worden vergezeld. Noodzake lijke ophelderingen hier en daar in een noot. De vertalingen zullen zoo zyn ingericht, dat de toon van het origineel zooveel mogelijk behouden blijft. Mochten er onder de lezers van dit Weekblad zijn, die mijne aandacht willen vestigen op mij wellicht onbekende bronnen, of ontoegankelijke onder myn bereik brengen of mij op eene andere wijze te gemoet komen, dan zullen zij niet alleen aan den samensteller van deze artiken maar aan de andere lezers bovendien, een gewaardeerden dienst bewijzen. Sociale studiën of cultuurhistorische opstellen zoeke men onder deze rubriek niet; maar de authentieke relazen van hetgeen buitenlandsche reizigers over deze landen en steden wetenswaardig hebben geacht. * * * De schrijver van het volgende heeft zijn naam verzwegen. Zijn boek is verschenen in 1743, te Londen : A dtscriplion of Holland, etc. In de voorrede zegt hy, dat hij van kindsbeen af in Den Haag en in Holland gewoond heeft. Uit zijne berichten omtrent de vreemde gezanten zou men afleiden dat hij tot de diplomatieke kringen heeft behoord, of althans in die gezelschappen ver keerde. Onder dit hoofd breng ik een kapittel van zijn werk waarvan het opschrift boven dit artikel is geplaatst. De inwoners van den Haag zijn vriendelijker, toeschietelijker en beleefder voor vreemdelingen dan die van de andere steden van de Provinciën. Het moet evenwel toegegeven worden, dat zij op het stuk van gastvrijheid evenzeer in gebreke blijven als die van andere steden. Zij weten haast niet wat het zeggen wil »een vreemdeling te verzoeken op een glas wijn of een kop thee, laat staan het eten." Zij verontschuldigen deze overdreven schrielheid, door te zeggen, dat, als ze er aan zouden beginnen met vreemdelingen te regaleeren zooals dat wel in anderen landen gebeurt, zij dan gauw achterop zouden raken, imiimiiiiliiiiiiiililliiiiniiiin niets met zekerheid zeggen. En voor het oogenblik kan ik ook nog niets doen. Ik zou even naar Wilson kunnen gaan, nu ik toch in de buurt ben; dan kom ik over eenige uren terug. Of wilt u soms hebben dat ik blijf?" »Hoe gaat het met Wilson ?" vroeg de ba ronet, zijn eigen angst onderdrukkende. Wil son was een opzichter, die in de laatste periode van longtering verkeerde. »Hm, hm. Hij is geducht ziek. Maar als u liever hebt dat ik blijf " »Neen. Alleen wil ik hebben dat ge mij, voordat ge het huis uitgaat, precies zegt wat ge eigenlijk vreest." »Maar, sir Geoffrey " »Zeg het mij precies. Ge herinnert u dat andere geval? Welnu, zeg mij nu ook alles, juist zooals toen." »Ik vrees, sir Geoffrey, dat uw jongen gaat sterven." »En als hij niet sterft?" »Dan vrees ik dat hij nooit meer zoo zal worden als hij geweest is." »Dus sterven of idioot worden ? Ge denkt dat er geen andere uitweg mogelijk is? Dus het eene of het andere?" »Ja, sir Geoffrey." Sir Geoffrey was weer alleen met het kind. «Sterven of idioot worden," herhaalde hij bij zichzelf. »Dit zijn de twee eenige uitwegen.'' Het was donker in het vertrek, althans zoo donker als het in een helderen nacht in een vertrek zonder zware overgordijnen zijn kan. De bewustelooze gedaante van den kleinen Giddie lag stil en onbeweeglijk in het blauwe schemerlicht dat om zijn ledikantje begon te gloren. Uitgeput ging de vader zi ten. Zijn oogen waren gericht op het gelaat van zijn zoon en door dat gelaat heen las hij in de toekomst de twee woorden, die de dokter bij het heengaan gezegd had en die nu door het heele vertrek schenen te ruischen. Dood! Wat beteekendedat? Plotseling be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl