Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.925
in
©eld en. S o li r i ft.
(EXPOSITIE WEZEN).
De Wereld-Tentoonstelling
VOOE HET
Hotel- en Reiswezen.
(l Mei tot l November 1895.)
(Tweede Artikel.)
Voor de wit-houten schutting aan de
Paulus Potterstraat, die de
tentoonstellingswonderen nu niet meer geheel verbergt voor
nieuwsgierige blikken, want zelf komen ze
er overheen kijken, staat den gansenen
dag een troepje werkloozen, het fin-de-siècle
verschijnsel, dat de schansloopers en balie
kluivers vervangende, wel wil maar niet kan
werken. Wat schoolkinderen, door het ge
heimzinnige van den verboden toegang
geNAPOLEON LE GRAND,
Commisssaris van exploitatie.
hanteerd, scholen met hen samen, en af en
toe rijdt een coupévoor, waaruit haastig een
man van gewicht achter de groote deuren
verdwijnt.
Toen ik de vorige maal het terein bezocht,
ging alles nog gemoedelijk in zijn werk; nu
is er reeds een stukje officieels gekomen. Een
sergeant, of korporaal, staat pal achter de
poort, en laat mij alleen door op vertoon
van mijne toegangskaart. Overigens is hij
niet schrikaanjagend, die onderofficier, en
zijn manschappen evenmin. Hun geweren
staan tegen de schutting zoo vreedzaam, zoo
ik-kan-het-niet-helpen, alsof zij weten wat de
hooge heeren in den Haag dezer dagen hun
beleedigingen naar het hoofd slingerden van
verouderd en versleten te zijn. Aan spijkers
hangen de koppels, en de jongens zelf loopen
in hun kapotjas als een oude heer in zijn
chambercloack. Het vaderland verdedigen is
een grootsche roeping, maar hier wat heen
en weer slenteren in rustige rust, heeft ook
zij aangename zijde: zij hebben een gevoel
als bij moeder thuis, en wanneer zij aan
treden, komt er een dubbele rij te voorschijn,
maar van rechte lijnen is noch in horizon
tale, noch in vertikale richting sprake. Een
eind verder sleept een jong tweede-luitenant
zijn sabel over het veld van burgerlijke eer.
Het is toch wel aardig, dat kleurige in deze
omgeving van gedempte tonen!
Er is in drie weken een verandering ge
komen op het tentoonstellingsterrein, die zich
sterker opdringt naarmate gij nauwkeuriger
toekijkt. De harde bodem van toen is nu mul
en drassig, het ijs is water of pap geworden
en afgevoerd of weggezakt; er is overal met
meer kracht gearbeid; er is meer bevolking
gekomen, en alles draagt den stempel, dat
met iederen dag meer mannen aan het werk
zullen worden gezet. Het geheel geeft een
sterken indruk van een onderneming, met
vaste hand aangevat, de stellige belofte
dragend van met toenemende snelheid haar
voltooiing tegemoet te gaan. Er wordt met
een rustigen ijver die van geen omzien
weet, overal voortgearbeid: groepen polder
werkers graven zwijgend de fundeeringen
voor de grootste fontaine lumineuse en de
gracht van »Oud-Holland"; timmerlieden
schaven en beitelen met geduldige, regel
matige bewegingen aan planken en stijlen;
bij een kokenden, zwarten pekketel zit de
stoker met rustige zekerheid in het vuur te
porren. Ver weg, bij het museum-Suasso,
waar de machinegalerij komt, gaat in een
heistelling het blok op en neder. Het neer
komen op de paal klinkt heel zwak over.
Vierkante vakken van het terrein, hooger
liggend dan hun omgeving, spreken van
de aangevangen normaliseering; een een
zaam, rood en wit paaltje, staat mager
er bovenop; een rij kleine witte houtjes
steekt even boven den grond uit, profeteerend
van de paden en wegen die in de eerstvol
gende dagen zullen worden uitgezet, van de
parken die het wandelen op het terrein tot
een verkwikking zullen maken na het ver
moeiend kijken op de tentoonstellingsgroepen
en winkels. Toch zullen ook dezen een deel
van de tentoonstelling zelf uitmaken; ieder
park wordt bepoot door een
tuinbouwkundig exposant, die op deze wijze gelegenheid
heeft, in het voorjaar zijn diclytra's, in
den zomer zijn rozen en in den herfst zijn
asters en najaarsbloemen in ononderbroken
volgorde aan landgenoot en vreemdeling te
aanschouwen geven. Heesters en
conifeeren, en boomen van aanzienlijke dikte; van
de 600 a 700 zullen een kleine honderd 40
centimeter middellijn hebben, worden onder
leiding van den heer Galesloot door ver
schillende boomkweekers aangebracht. »Oud
Holland" zal daarvan niet in de laatste
plaats profiteeren. De gracht zal hare
tradidioneele schaduw krijgen, en ook de binnen
hof wordt beplant. Hier en daar op het
terrein liggen enorme klinkerhoopen, en langs
den geheelen achterkant van det hoofdgebouw
liggen stapels planken, wachtende, om wan
neer in de volgende week de hallen zullen
zijn opgezet, te worden vertimmerd. En
rondom zijn kleine loodsen neergezet, die
van al de kortstondige glorie een nog
kortstondiger voorleven voeren, en bij de opening
der tentoonstelling moeten zijn opgeruimd; een
sitie zal vormen : het is bestemd ter herberging
van den brandweerpost, die met vecht- en
duinwaterleiding tegen de vlammen zal kun
nen optreden. Natuurlijk zullen alle moge
lijke maatregelen worden genomen om de
twee vijandige elementen alleen onder
menschelijke controle te laten werken, en hun
de gelegenheid te benemen, hun eeuwigen
strijd op het expositieterrein voort te zetten.
Wanneer wij nu doorwandelen tot het hoofd
gebouw, vinden wij de facade bijna voltooid;
alleen de torens mankeeren nog, met hun
belvédères; maar boven den versten neven
ingang steken reeds de balken der spits
omhoog. Het hout is over de geheele breedte
met doek bespijkerd, en dit doek staat reeds
in de grond verf; in de loggia staat een brok
geschilderd decor: nog een weinig geduld, en
de faeade is kant en klaar. Om te onthouden
voor de menschen van zaken: den eersten
neveningang in, grenzende aan de vestibule,
is een vertrek met wachtkamer, ingericht
voor den algemeenen telefoondienst, in
aanaansluiting met de communale en intercom- ?
munale lijnen. Ook zal ieder exposant op
zichzelf zich kunnen aansluiten. Van de
beide beeldengroepen van Bart van Hove, |
die aan weerszijden van den hoofdingang
komen te staan, geven wij thans een afbeel
ding; de neveningangen worden geflankeerd
door beelden van Handel en Nijverheid,
Wetenschap en Kunst.
Een regelmatig geklop en gerikketik doet ',
ons omzien: daar staat >het schip" reeds in
geraamte. Een woud van binten draagt het
dek, waarop de werklieden zitten te hameren,
te hameren, altijd maar door te hameren,
zoodat gij zoudt meenen, de teerlucht van
een werf te ruiken, indien het water niet
zoo ver was, en het dok geheel onzichtbaar.
Het roer staat nu dom-vast in den modder,
maar als straks het water zijn flanken kust,
zal het zich beter in zijn element voelen.
De nabootsing wordt volkomen, en wanneer
Janmaat in het want met zijn zoeklichten
maneuvreert, en niets dan land ziet rondom,
en menschen van alle natiën, die in feestdos
dooreenwarrelen, zal hij geen extra-oorlam
binnen moeten hebben, anders komt hij niet
uit het dilemma: Vaar ik, of vaar ik niet?
tal van gevels vermeit, en speelt oru de
engelen- en duivelskoppen van geïmiteerdon
zandsteen. Zij schittert op de houten be
timmeringen, boersch-groen en vierkant hier,
chulet-achtig bruin en uitgesneden daar, en
werpt haar licht raar binnen door kleine,
in lood gevatte ruitjes. Er zal niet gewacht
behoeven te worden tot zij, met weer en
wind het versche uit de verf heeft gewerkt:
de architect heeft die taak op zich genomen.
Op den steiger voor »D'Vergulde Waage"
voert in een langen witten kiel de verver
den kwast met forsche streken, en »verweert"
muur en gevelsteen. Er komen plekken in
dien gevel, die door het water zijn aangetast,
zóó dat gij den steen met uw vingers kunt
wegwrijven!
Het is nog een vat van tegenstrijdigheden
dit »Oud-Holland"! Terwijl de
negentiendeeeuwsche werklieden, die bezig zijn de laatste
gebouwen onder de kap te brengen, geen
anderen indruk geven dan overal elders in
onze dagen een ambachtsman in zijn arbeid,
brengen een paar timmerlui die zwijgend een
lange zware balk op den schouder dragen
OrD-HOLLANO TN AANBOUW.
uitbouw die met haar spiegelruiten van voor
een moderne villa schijnt weggenomen, draagt
tot opschrift: »Vergaderlokaal voor het co
mité", en een geverfde houten loods, die
»Amstelstroom" heet, biedt voor de dorstige
kelen lafenis. Een vlag wappert er boven
op: parbleu, bij een tentoonstelling hoort wat
feestelijks, ook al is zij nog maar een ten
toonstelling in den dop, en deze bierloods
het kan niet worden ontkend is een
nederig prototype van het huidige hotel- en
reiswezen in zijn hooge vlucht!
In geraamte staat vlak bij den
toekomstigen ingang, aan de rechterhand, een ge
bouwtje, dat een onmisbaar deel der
expoOok van den »Wereldbazaar" is het ge
raamte geheel gereed; de vloer is reeds voor
een deel gelegd; houten kokers ter afwate
ring loopen onder het geheele gebouw door.
En zoo zijn wij ongemerkt weder in
»0udHolland" gekomen, gelijk, is eenmaal de [
»show" in vollen gang, ook de bezoekers wel l
telkens weder naar dit gedeelte zullen af
dwalen. Wat is «Oud-Holland" in weinige
weken veel ouder geworden! Toen maagde
lijke planken, hoogstens maagdelijk pleister.
Thans zij wij zoover, dat de warme lentezon
oude roodbruine en zwarte dakpannen koes- |
tert, zich in het steenachtig oudbruin van
MR. N. A. CALISCII.
}'<><»?; il l er ran lid coniili' rent tutKOfi'iwj.
over het nog onregelmatige marktplein in
hun kalmen, stillen, afgepasten kadans van
op en neer bijna een stemming van ver
vlogen tijden mede, en maakt een ander,
wiens gevulde gestalte steekt in een morsigen
pilo broek en wambuis, en onder wiens slappen,
breedgeranden hoed een stoer, rond, glad
geschoren gezicht komt uitkijken terwijl hij
in een hoekje de laatste hand legt aan een
bijna voltooid huis zoo den schijn van zelf
bij deze herleefde oudheid te behooren, dat
gij de oogen niet van hem kunt afwenden.
Het achtenswaardige van den handenarbeid
komt hier zoo sterk uit, wijl de geheele om
geving spreekt van het kunstige, rustige,
zelf bewust-artistieke werken dat de ambachts
man van vorige eeuwen zooveel meer bezat
dan die van onze dagen. En om de illusie
te voltooien, komen daar waarlijk een paar
oude en ouderwetsche heertjes den
Vijgendamgpoort onderdoor, glurend en turend naar
boven boven en naar binnen, knusjes glim
mend van genot over al het moois, hier te
zien. De commissie van »Oud-Holland", dat
staat vast, kan bij het houden van haar
Landjuweel en andere historische feesten,
eer met haar werk inleggen.
Ik gaf reeds te kennen, dat »Oud-Holland"
om den technischen terrn te gebruiken, zoo
goed als geheel »in opstand" is. Een van
de het laatst verrezen gebouwen is het in
\\>~)~2 afgebrande .stadhuis van Amsterdam,
met de «Vierschaar," de Lijsbethpoort, de
»Soudaen" en de »Prins," en andere gebou
wen die in de zestiende eeuw de plaats der
hedendaagsche «kleine steentjes'1 innamen,
en afgebroken zijn ten behoeve van het
huidige Paleis. De «Prins" en de »Boudaen"
waren taveernen; de eerste heeft na den
brand tijdelijk voor stadhuis dienst gedaan,
gelijk de met de geschiedenis van zijn stad
vertrouwde Amsterdammer zich zal herin
neren. De toren krijgt geen spits, daar ook
de authentieke toren geen spits meer droeg
in 1052. Het geheele gebouw was kaduuk,
en de spits was afgebroken, omdat onze