De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 maart pagina 10

24 maart 1895 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 926 m Schorleier AM De onlangs overleden leider der Centrumparty in Duitschland. IIIIIIHIItlIIIIIIIIIIIIIHIIItlliiiiiHil iiniiiniiiiiiiiiiiin RÜkspostspaarbank.. Het is den Directeur der Rijkspostspaarbank, zoowel uit mondelinge besprekingen, als uit schriftelijk tot hem gerichte vragen, gebleken, dat onderscheidene inleggers bij die Ryksinstelling, zich geen voldoende rekenschap geven van ('e beteekenis, te hechten aan den waarborg, dien de Staat op zich heeft genomen, ten aanzien van de teruggave hunner inlagen, en de betaling der aan hen verschuldigde rente. Meer in het bijzonder bleek dit in de laatste dagen, naar aanleiding van eene in enkele dagMaden voorgekomen mededeeling, volgens welke op postspaarbankboekjes terugbetalingen aan niet rechthebbenden zouden hebben plaats ge vonden. Men vroeg zich af: of de inleggers in zoodanig geval wel volkomen tegen verliezen waren gevrij waard, en toonde te dien opzichte niet gerust te zijn. Daarom acht de Directeur der Rijkspostspaar)>ank het wenschelijk, in herinnering te brengen, dat (bij artikel 11 der wet van 25 Mei 1880, fïtaatsblad No. 88) bedoelde Staatswaarborg zon der voorbehoud is gegeven, zoodat, mocht het werkelijk iemand gelukken, zich door slinksche middelen, bijv. door het stellen eener valsche handteekening, gelden op eens anders boekje te doen uitkeeren, het daardoor berokkende nadeel niet door de titularissen der boekjes (inleggers, in den zin der wet), doch door de Rflkspostfipaarbaok zal moeten worden gedragen. Wanneer sluit de negentiende eeuw ? De negentiende eeuw sluit den Sisten December 1900. Dat is zoo klaar als een klontje. Toch heeft de universiteit van Kopenhagen het noodig geacht, reeds nu in alle deensche almanakken voor'95de opmerking in te voegen, dat het loopende jaar het 95ste is in deze eeuw, die den Sisten December 1900 ten einde loopt. Zij schijnt zich hierbij te hebber, herinnerd, hoe den Sisten December 1799 reeds verscheiden lieden de uitvaart der acht tiende eeuw vierden. Weliswaar deden de groote duitschers hieraan niet mede, en Goethe, Schil ler, Herder en Steffens waren den Sisten De cember 1800 in het gelijk, toen zij met een gecostumeerd feest de p'echtightid herhaalden. Toch zal voor menigeen die reeds een jaar lang 1900 heeft geschreven, het denkbeeld vreemd zijn, dai hij nog in de oude eeuw leeft, en zullen onze naneven vooral, wanneer zij eenmaal 2000 schrijven, eenige moeite hebben om zich te ge wennen aan het denkbeeld, dat het derde millen nium eerst met 2001 begint. Mr. Sala's levensbeschrijving. Mr. Sala, de bekende engelsche schrijver, van wien o. a. een biografie van Dickens het licht zag, heeft van zijn eigen leven thans in twee deelen een aantal bijzonderheden medegedeeld, die door een paar trekken bij otize lezers mogen worden gekarakteriseerd. Sala was gewoon, in den eersten naanval te schrijven, en werd daar over door sommige lieden aangevallen als een man met een schaamteloos en vermoeiend egoïsme. Hij herinnerde toen aan een gekerstenden jood, Cahn geheeten, die in Arabiëreisde, en aldus schreef: »De Sheikh van het dorp zond aan Cahn een gebraden geitebok, een maat melk en een kruik honig; maar Cahn weigerde deze geschenken. Het oppe hoofd der plaats bood Cahn aan, zijn huis te ruimen, ten Calm's gebruike; maar Cahn weigerde. Waarom weigerde Cahn ? Omdat Cahn oen ezel was." Wilde ik in dienzelfden trant schrijven, zoo zegt mr. Sala. ik zou tot een dergelijk verhaal komen : »G. A. Sala's kleedermaker zond aan G. A. S. zijn rekening, meenende dat zij reeds lang had gestaan. G. A. S. antwoordde, dat G. A. S. een gedeelte ervan zou betalen, zoadra G. A. 8. geld had gekregen van G. A. S oom op Celebes. Zes maanden daarna schreef de kleedermaker opnieuw. om zijn verwondering er over te betuigen, dat hij van G, A, S. nog niets had ontvangen. G. A. S. zond den volgenden dag een cheque. Waarom zond G. A. S. de cheque V Omdat G. A S. zacht van inborst was, en de uitgever van G. A. S. aan G. A. S. juist een belangrijke som had betaald. Mr. Sala verhaalt, hoe zijn moeder zangonderwijzeres was van eenigen naam, maar van heel weinig verdiensten. lederen winter gaf zij te Urighton een be:,e1iet-concert, en engageerde voor die gelegenheid evn paar beroemde musici. Een maal hadden Malihran en Paginini medegewerkt, en hoewel de ontvangst vrij goed was geweest, dank zij de hooge bescherme s die de weduwe had, zag zij met leedwezen de grooto sommen aan, die naar do beide grootheden moesten wor den («ebracbt. Om hun hart te vermurwen werd de jonge Sala medegenomen, in een nieuw* I-iel, en voor de gelegenheid extra gekamd en g-wasschen. De zanger klopte den knaap op het hootd, pakte hem bij de kin, lachte hem toe, en zeide dat hij een beste jong'n was. Vervolgens stak hij rustig de een en dertig pond tien shillings op, die de weduwe met bevende hand op de tafel legde. Paganini keek hem lang en ernstig aan ; mama telde de vijftig guinea's uit. I'aganini baadde zijn handen in het goud; hij streelde het, In het jaar 1915, (Puck.) ót in net (Judge.) Wat er (volgens de republikeinen) van Amerika's crediet terecht komt. en zette het op hoopjes. Ten i-lotte knoopte hij het in een blauw katoenen zakdoek met groote ruiten, en ging henen. De moeder strompelde met haar zoon de trap af. Hij na beneden, zagen zij l'aganini uit zijn slaapkamer stormen, roepend : »]S'eem dit van inij aan, kleine," en bij wierp een ineeng'-frommeld stukje papier du trap af: een banknoot van vijftig pond. Mr. Sala heeft drie koningen van Spanje ge kend. Een van hen was wel de zonderlingste. Hij kwam bij den publicist, toen deze in een oud jasje, zijn pijp rookendo, druk aan den arbeid was. liet kaartje dat hij hem g»f', zag er chic uit. »Don Juan (ie Uourbon', met een kroon erboven. Deze Don Juan was de zoon van Don C.arlos, de kleinzoon van Kordinand VII, on dus wettig koning van Spanje; maar de koning was be scheiden: »ilet is maar een klein:gheid''. zeide hij, en nam plaats. Hij had een dienst van een journalist noodig, en Sala bewees hem dien; maar sedert kwam hij twee-, driemaal per week terug, en praatte over boeken, fotognifien, schil derijen, allen onderwerpen waarvan liij veel ver stand had. Hij was liberaal van opvatting en had er verdriet van, dat zijn zoon, Don Carlos de Tweede, door de Jesuieten was opgevoed, reactio nair was, en zich veel liet voorstaan op de hoog dravende titels hertog van Madrid, koning van Spanje en Frankrijk beide. Sala's vrouw was ge vleid niet de bezoeken van een zoo hoog per sonage; maar de meid dacht er anders over. Op een goeden dag, toen Sala tehuis kwam, vroeg bij: «Iemand geweest, JaneY' >Xeen meneer," antwoordde de meid, «vleen die koning heeft hier weder rondjjcspookt!" Vroitwtlijke vaget.ond: Zijn er vrouwen in huis? Bedeesde huisvader : Vr-vraag excuus, juffrouw, die zijn allen naar de meeting van de schoolcommissie. Vrouiveii/jke vagebond: Dan haal je dadelijk het beste wat jo in do provisiekast hebt. En als je probeert te gillen, dan knip ik je bakkebaardjes af. Julins h'ullelman Bi-oninieijci'. Heere, Heere, dat is me een dag ge weest ! Daar kom ik op de Beurs en bemerk er een stille die me dadelijk aan ver slagenheid deed den ken. ik zie Piet, van Keghcii, ander.-' zoo blozend, met een exti'a lang gezieht, een beetje bleek, strak voor zich uit kijken, alsof hij p;is een depèelu' h;:d oiitvaugen, die een leelijke stivep dooi' et111 mooie rekening had gehaald, en ik /.eg tegen hem i'iel daar is toch niets? maar hij schudde het hoofd en ging door, mei een beweging van zijn rechterhand, die zooveel beteekende al--: laai. me vandaag met rust,, praat liever met een ander. Ik doe ren paar passen naar mijn pilaar en kom Wei'thcini tegen, die het hoofd schudt tegen van Nierop, welke op zijn beurt /.ijn schouders ophaalt, met een lachje vol bedruktheid, als wilde hij aan A. ('., nog vóór die gesproken had, antwoorden, hel is een be roerde l>i:el. iaten we er maar over zwijgen! Kn terwijl ik zoo rond me zie, om t e weten te komen, wat er dan toch aan de hand is, hoor ik Heybroek, op weg naar den koffiehoek, met groote verheffing van stem, oreeren met een troepje dat hem tegenhoudt, en hem feliciteeit met de victorie! Ik zeg wat victorie? tegen een van die onbekende snuiters, die ook al veel harder spreekt dan aan zoon obscuui individu op de Beurs in mijn presentie past, en duur loopt me een zekere IMatte tegen het lijf. die vent,c!ien we met zijn Bussum.-ch corpus verleden zomer haast van de Beurs hadden gesmeten, nu brutaal als een haan van een stooler, hij zei niet eens pardon -- maar maakte beenen otu bij een ander rumoerig clubje te komen, terwijl ik direct daarop Christiaan van Lennep op mij zie aanhollen,. heel druk en opgewonden, om mij op zij te duwen onder den uitroep: Ik condoleer je Bio;nmeijer, je hebt het verloren!" «Verloren! wat heb ik verloren ? ! Brommeijer heeft nog nooit iets verloren!" bijt ik hem toe maar ja wel, daar verschijnt op eens Alles, de korenfactor, mijn vriend van de Kijnbcurtvaart, hij neemt, zooals het behoort, zijn hoed voor me af, steekt me bescheiden de hand toe, vraagt naar mijn welstand en verstout zich eindelijk te zeggen: dat is een heele slag voor Amsterdam, een ernstige nederlaag voorden gemeenteraad, en ik begrijp liet, ook een bittere teleurstelling voor u, mijn heer Brommeijet.. . \Vat teleurstelling? riep ik uit. AVeet u het dan nog niet? Gedeputeerde Staten hebhen de forensen in het gelijk ge steld, zij zullen de stadsrekeningen niet mee betalen. \\rat ik op dat oogenblik gevoelde, kan ik moeilijk beschrijven Dat ik Alles iets geant woord heb geloof ik niet, hoe ik van hem afge komen ben is mij onbekend maar dit her inner ik mij: iets later stond ik weer ouder de kolommen van de Beurs op weg naar mijn huis... Ik had geen bist daar langer bij die herrie te blijven. Mijn voorstel was dus gevallen. Mijn voorstel eenmaal aange nomen door den geheelen Ilaad werd gekitst door gedeputeerden. . ? Ken voorstel van Brommeijer te licht bevonden door zeven wijsneuzen, door zeven kwajongen?, d i.' zich een oordeel durfden aanmatigen over een denkbeeld, dat op de Bocht ontstaan, door de geheele juridische faculteit probaat bevonden en niet kracht van redenen verde digd was geworden ... en dat bovendien den steun had genoten van iemand, die zelfs notarissen aankweekt, en van een tegelijk rechts- en godgeleerd professor aan de Vnje Universiteit. Ik wou dat ik een van die zeven op dat, moment eens was tegengekomen ! \\raar zit dat gebroed, riep ik op het Kokin uit, juist voor de deur van het J^eesniuseuni, naar plotseling Quack mij de hand toestak met zijn gewone vriendelijkheid, als een /onnesiraahje dat op een donderbui viel. Hij wist blijkbaar nog niet wat er gebeurd was, en vroeg mij of ik van avond wat bij hem kwam whisten. Maar tot zijne groote verbazing nam ik zijn hand niet aan en antwoordde nijdig, ga jij daar maar wat zitten lezen, en vind je daar dan Kendorp, Koel I of Laguna,. wees zoo beleefd en draai ze n voor n den nek om. Ik had nog juist gelegenheid om de verbijstering waartenemen, waarmee hij mij aankeek, maar of hij de deur van het Leesniuseuin is binnengegaan, weet ik niet. liet 'MM mij niet verwonderen, of hij is mij op een afstand tol aan de Bocht achterna

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl