Historisch Archief 1877-1940
No. 926
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Engeland en Cyprus,
Kellner HAKCOUKT tot SULTAN: Zou Uwe Majesteit geen zin hebben in dit pasteitje? 't Is een oude bekende.
Kellner KOSEP.ERY (fluisterend) : Ben je mal, William ? Dat blijft voor onze eigen ménage,, lekker of niet."
limilllllllMIMIIHIIIIItMIIIIHUMIIIIIIimiHHHIIMIItlllllll
iiimmiiiMiiiiimiiii
gewandeld, om zich te overtuigen, dat ik niet j
heelemaal van de wijs was, want wat ze ook j
van h«m zeggen mogen, een hartelijke vent j
is hij. |
Me vrouw en Thérèse hebben van middag
niet veel aan me gehad. Aan taf-1 kon ik er
niet toe komen een woord te spreken, behalve
natuurlijk het gebed voor en na, voor de
spijzeu die ik haast niet heb aangeraakt. Z> o
ooit dan was het ditmaal de moeite niet waard
-onze-lieve-heer bij die bezigheid te betrek
ken. Ik bibberde meer dan ik bad, en ook
dan ik at. Eenmaal zei me vrouw nog tegen
ine wat klikklakt daar zoo tusschen je tanden,
bet was (ie lepel, die ik eenvoudig voor de
leus nu en dan naar mijn mond bracht.
Eerst onder de thee kwam ik een weinig tot
mezelf en dat was gelukkig, want ik had
pas n kopje gedronken of daar was Treub
al bij me. Lieve hemel, wat een facie ! Het leek
wel dat hij nog dunner dan gewoonlijk was,
en of hij zijn magere wangen in de poudre de
riz had gezet om zijn snorretje beter te doen
uitkomen.
Nu ik hielp hem spoedig wat op dreef Ik
liet hem h-et relaas doen van de geschiedenis,
en hij vertelde mij, hoe gedeputeerden maar
niet konden begrijpen, dat hij door iemand
als Brommeijer, die. dan toch volstrekt geen
rechtsgeleerde, zelfs geen notaris was, zich
een rechtsuitlegging van art. 245, tegen de
jurisprudentie in, had laten aanpraten. Ik
gaf hem te kennen, dat hij vooral niet moest
denken, dat ik gefaald had, omdat zeven
snuiters, waarvan niet een, wat praclit-che
wijsheid betreft, in mijn schaduw kon staan,
te dom waren om iets te vatten, wat alle
raadsjuristen zoo goed als dadelijk hadden
ingezien, maar bij Treub was het minder
het echec, dat hij als wethouder geleden
had. dan wel zijn tegenspoed als fusie
man. Och, mijnheer Brommeijer, zei hij
droevig, U kan dat zoo niet beseffen
maar deze nederlaag maakt voor mij een be
schikking uit van het noodlot, dat mij ver
volgt. Meen niet, dat ik tegen de forensen
optredende dat deed als een bekeerling van
u. Mijn voorstel, dat onafhankelijk van het
uwe ontstond en daarmede samenviel, was
de regelrechte consequentie van een
hervormirgssysteem. In mijn werkzaamheid heerscht
geen luim of toeval. Ik ben, weet het wel, van
huis uit, door en door radicaal. Mijn alles
beheerschetid beginsel is de heerschappij van het
solidariteitsgevoel. Alles moet samengevoelen,
samenwerken, samensmelten zoo is het doel
en wat zou dan het middel anders kunnen
zijn dan fusie ? Vandaar dat ik allereerst bij
me heb voelen rijpen een plan tot samen
smelting van de radicalen met de liberalen:
een politieke fusie; daarop ben ik gekomen met
het voorstel om in belastingheffing de
buitenwonenden te doen samensmelten met de
inwonenden : een fixrrtlc, fusie ; en even later
was ik reeds gereed met het stelsel eener or
ganische vereeniging van de bescherming van
het groot grondbezit door graanrt.chten, met
de verzekering van de, belangen der onver
mogenden : een rmitoniixclte fusie ...
Als je dan zelf ook maar geen fusie wordt !
zei ik ; waarop Treub op denxelfden
droefgeestigen toon antwoordde: Neen, daarvoor
behoeft U niet te vreezen .... ik ben een
eenheid, die in een wereld van louter fusie
toch zich zelf zou blijven, maar wat is nu
het geval? De wereld schijnt van al die
fusies, zoo onontbeerlijk voor den vooruit
gang, niets te willen weten .... en daar sta
ik met den twijfel in mijn ziel of ik niet
een nieuw systeem zal moeten scheppen.
Kom, riep ik uit. zit op een moment als dit
is, nu niet zoo filosofisch te soezen. Dat je
een wijsgeer bent weten we al lang. maar
hoe krijg jij nu als Wethouder van Financiën
het noodige geld in het landje? Zou hot. geen
tijd wezen dat plan van Mey van Mt veren
eens op te vatten, om een stedelijke entree
te heffen en niet alleen de lui uit het
Gooi, Haarlem, Nieuwrer-Amstel enz. te be
lasten, maar ook de Zaankanters en alle
vreemdelinge:i die de stad komen bezoeken . ..
en dan een extra premie voor de Nes, de
Jodenhoek en de Bocht... dit met de ten
toonstelling in het verschiet... Ik had nog
niet uitgesproken of' daar trad Pijnappel bin
nen, niet bleek, maar voor zoover dat mogelijk
was, rood, en, wat mij bijzonder frappeerde, nog
met denzelfden cylinder. dien hij ruim een half'
jaar geleden zoo opgewonden in de lucht gooide
op onzen tocht naar van Nierop, op het
FYedeiiksplein. Maar. en dit maakte een op
merkelijk verschil uit, nu keilde hij hem met
haast verontrustende woede voor zich uit op
den grond. En daar lag dit leugenachtig
zegeteeken, terwijl hij andere een y.oo deftig
en bezadigd man door mijn kamer stapte,
alsof hij een loopje, wilde nemen om een sprong
te wagen over de tafel, die hem nog scheidde
van Treub. Ha, Ha! zei ik lachend: jij hel)!:
het beet! jij hebt het beet, net als van mid
dag ik, maar bij jou hteft. hot nog dirper
ingeslagen dan bij mij of bij Treub . . . en a U bij
v. Nierop, liet ik er op volgen, die juist,
blozend als altijd,en lachend omdat hij ons allen
weer bij elkaar vond, de deur opende ... Toch,
Pijnappel viel mij weldra bijzonder mé.
Nadat hij eenige uitvallen gedaan had, en
een paar maal zijn vuisten, vuistjes zou ik
wel kunnen zeggen, gebald had tegen die
zeven en wij hem, ieder op onze beurt,
bevestigend geantwoord hadden op zijn hart
stochtelijke vraag: zegt eens, mijnheeren,
ben ik een jurist of ben ik het niet? Ben
ik een jurist van naam of een beunhaas in
het vak ?'' kwam hij op een stoel te zitten
en precies, als toen hij tegen mij stond te
oreeren op de brug aan de l'trechtsche- i
straat over de Keizersgracht, zijn linkerarm j
hangende achter over de, leuning van don i
stoel en melde rechterhand bij wiile zachtkens j
zijn lorgnet bewegende, hield hij wel
een half' uur achtereen een speech zóó treffend
juist en zóó tneesleepend van welsprekend
heid, dat ik er zeker van ben, dat de zeven .. .
uilskuikens, die te Haarlem hun wijsheid
verkoopen, nog de wettigheid der
forensenbelasting zouden hebben erkend, als zij
met goed fatsoen hun stern weer hadden
kunnen inslikken.
Maar dat konden zij natuurlijk niet
evenmin als v Nierop, die op zijn manier
dat ook wel had willen doen. Ik heb je het
immers genoeg gezegd," zei hij tot Pijnappel
en Treub, wij konden zoo niet scharrelen
met de wet; ik wou ook eigenlijk niet met
jelui mee doen . . . maar dat vervloekte, boek
van zwager Oppenheim! Doch deze excuses
hielpen hom geen sier, want om hem die
houding maar dadelijk af' te leeren. wreef' ik
hem even onder den neus. hoe hij zelf mij
erkend had. dat hij een wetsartikel, hetwelk
hij wel twintigmaal gelezen had, niet had
begrepen, en tot beter inzicht was gekomen,
door een eenvoudig koopman uit de Bocht;
en dat de meest treffende toelichting tot
de beteekenis van het woord /«o/i/verblijf'
van mij afkomstig was. daar ik hem er
op attent had gemaakt, dat een zeer kort
verblijf toch wel een /fw/'/verblijf kon zijn.
denk maar eens aan de guillotine . . .Toch
had v. Nierop zelfs op dit punt zich weer
laten ompraten, want hij vettelde ons.dat hij
reeds lang geweien had, dal dit argument door
do gedeputeerden niet was aangenomen, daar
Laguna hem gezegd had: neen v Nierop,
een kort verblijf' onder de guillotine is geen
//wA/verblijf. maar een /wV.s-verblijt' ? . . en dat,
hij, hoe zeldzaam gewikst en gevat hij ook
was, daarop niets had kunnen repliceeren.
Hierover nam Pijnappel hem in de maling.
en dit scheen hem te prikkelen, zoodat
v. Nier; p. bij wijze van afleiding en wraak
oefening, zijn collega toeduwde: De lieele raad
heeft een mal 1'iJiiur gemaakt, maar van ons
allen Pijnappel, jij wel het meest! Hierop
vatte Pijnappel, die niet gewoon is aan
oneerbiedigheden, dadelijk vuur; hij werd op
isieuw erg rood en zei vinnig: Zoo mijnheer
v. Nierop. alsof niet ieder die mot, den loop
van zaken vertrouwd is, zou weten, dat u.
die een «tui/ir, van de forensen-iiuaestie had
gemaakt, niet alleen uw juridisch maar ook
uw fiscaal jasje zoo maar het binnenste builen
hebt gekeerd. Juist u is van kleur verschoten
als een cameleon.
Het eene woord lokte het ander uit en weldra
stonden de beide heeren tegenover elkaar, ik
zal niet zeggeu als een paar kemphanen,
maar als een paar advocaten, die gaan
deweg ruzie zouden hebben gekregen, ware
Treub, die van avond bijzonder gemoedelijk
was, niet als scheidsrechter tusschenbeidcn ge
komen met de verzuchting: kom, maak jelui
daarover je maar zoo warm niet. De heer
Brommeijer heeft een gek figuur geslagen,
Pijnappel heeft een gek figuur geslagen, van
Nitrop heeft een gek figuur geslagen, maar
van allen, die een gek figuur hebben
geslagen, Mijneheeren, ik de wethouder toch
het meest. Dit woord werkte inderdaad
kalmeerend, van Xierop begon weer een
grapje te maken, Pijnappel waagde ook een
poging tot scherts, maar zeer ingetogen,
en ik vloekte nog een beetje op mijn ma
nier zoodat wij iets later, uitgezonderd
Treub, in niet al te naargeestige stemming
van elkander scheidden, nadat ik onzen wet
houder nog eens gemost had met de opmer
king, dat, het den beste wel eens kun gebeuren
buiten de stad aangereden te worden door
een st. .. .kar.
Ik liet de Heeren uit doch niet zonder op
nieuw bijna in een discours ie worden gewik
keld. Het was half tien en daar stonden vlak
voor mijn deur, Fabius en ('harles te redenee
ren, in de volkome.nste eensgezindheid. Het
is een schandaal! liep Charles, zoo iets heb
je nu nooit, beleefd... die kerels, die daarin
't. (J ooi of' Haarlem slapen, mogen te Amster
dam komen werken en wij kunnen de belasting
voor hen betalen! Een schandaal, hernam
Fabius. met alle natuurlijke en geopenbaarde
wetten instrijl.?Ja. zei Pijnappel. je zoudt,
nu een mem-oh geen twee hoofdverblijven kan
hebben, art. iMögerust kunnen schrappen.
Doch dit lokte een duchtige tegenspraak van
prof Fabius uit c-n met een stem zoo zwaar en
luid dat ze hem aan den overkant vande gracht
best konden verslaan, begon hij: Neen, mijnheer
Pijnappel zeg dat n i e i, omdat de wet niet gehou
den wordt, mag zij nou niet opgeheven worden.
Israël had van Johovah de wit ontvangen
en het kwam /eer dikwijls de geboden niet
na, maar daarom herf't de Heei'e do wet nog
niet veranderd, eerst 111 de volheid des tijds ...
Ik ziig nu Uharles, die volstrekt niet tegen
schriftuurlijke overleggingen kan. zijn lioot'd
al zenuwachtig bewegen, en daar van Nierop
zeker reeds iets minder gepasts op zijn lippen
had liggen, riep ik den lui haastig bonsoir
toe en gooide de, deur dicht. l k had er voor
van daag genoeg van.