De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 maart pagina 6

24 maart 1895 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.926 in. Boold on (INDUSTRIE). Van Fietsen. »The average intelligence of the Cycling fraternity can, with justice, hèsaid to be above that of any other association of men and women, devoted to pastime, sport, and exercise, in the world"; met dit compliment aan de wielrijders begint Robert P. Scottde voorrede van zijn boek Cycling Art, Energy and Locomotion, dat in 1889 te Philadelphia verscheen. De »Cycling fraternity" is zoo uitgebreid geworden, dat wij het einde dezer eeuw wel Kunnen bestempelen met den naam van het tijdperk van het levende wiel en daar nu het zich op de gemakkelijkste en snelste wijze van zijn plaats bewegen immer geweest is een der grootste vraagstukken der steeds vooruitgaande beschaving, de »Cycling fraternity'', die een internationaal ka rakter draagt, dit probleem op het oogenblik reeds zeer voldoende heeft opgelost, meenen we dat het compliment wel verdiend is. Toch is het rijwiel, de velocipède, de fiets, of hoe men dit middel om zich snel te be wegen noemen wil, niet van zulk een recente vinding als de kinderen van het einde onzer eeuw wel droom en. Reeds in 1818 werd in Engeland door een zekeren Dennis Johnson patent aangevraagd voor een tweewieler, waarbij de beenen nog den grond raakten en het rijwiel zoowat dienst deed als derde voortrollend been, welk voerJOHNSON-MACHINE. tuig als de urvader van de tegenwoordige safety kan beschouwd worden en men wil, dat reeds in 1693 een zekeren Ozanam, een Franschman, een vierwielig rijwiel heeft ge maakt, dat door de beenen werd voortbewogen. In 1804 nam een zekere Bolton in de Vereenigde Staten patent voor een nieuwe machine. Deze (zie de afbeelding) maakte in den beginne nog al opgang, maar werd later weer, evenals de zeilwagen van Prins Maurits, als een werktuigkundige aardigheid beschouwd. Van Nicéphore Niepce, de uitvinder der fo tografie, die behalve een uit stekend chemicus ook een bekwaam werktuigkundige was, wordt verhaald, dat hij volgens het Bolton-type in 1815 een voertuig vervaar digde, waarmee hij en zijn broeder zich zeer snel langs gewone wegen konden voort bewegen. Het waren echter alle machines die wel getuigden van het intellect der uitvin ders, maar die toch voor de praktijk weinig waard waren. Een koopman van Lesmabgon in Lanarkshire, Schotland, Gavin Dalzell geheeten, die een bijzonder talent had voor uitvindingen op mechanisch gebied, ver vaardigde echter in 1845 een rijwiel, dat de prototype was van de tegenwoordige zoo populaire safety, den fiets, zooals wij deze overal zien, in vorm nagenoeg ge lijk, slechts in bewerking en in onderdeelen verschil lende. In 1888 werd dit rijwiel door zijn zoon J. B. Dalzell op de Stanley Show ten toongesteld. Het was hoofd zakelijk van hout gemaakt, dat, hoewel worm stekig, nog bijzonder sterk was, vooral de wielen. Het hoofdwiel, de drijver, was van hout, met ijzer beslagen had een doorsnede van omstreeks veertig inches (een inch. 0,025 M.) en twaalf spaken, elk van een inch in diameter Het voorwiel was van gelijke constructie, maar had slechts dertig inches in doorsnede. De afbeelding, genomen naar een teekening, vervaardigd door een ooggetuige toen de uitvinder met deze machine in -1846 over de wegen van Lanarkshire reed, geeft duidelijk te zien dat we hier te doen heb ben met het beginsel, dat ook aan het tegen woordige wegwiel ten grondslag ligt. Het zou ons te ver voeren als we hier een stelling, de voorzitter van den Algemeen Nederlandsehen Wielrijders Bond, »dat in Nederland de rijwielhandel nog was in handen van een schoolknaap en dat de dorpssmid was een fabrikant van beteekenis." Wij hebben dien tijd gekend maar, hij ligt gelukkig, dank zij den Nederlandschen onder nemingsgeest , reeds oogenschijnlijk verre achter ons. Een Fransch journalist, Pierre Giffard, zeide eenmaal: Je ne cesserai de lerépéter: la vélocipédie n'est pas seulement un sport, deelen en een door de praktijk en door de jaren gescherpte concurrentie waren te over winnen, aleer het eerste in Nederland ver vaardigde rijwiel werd verkocht. * * * In 1887 werd te Utrecht op bescheiden voet een proef genomen met het vervaardigen van rijwielen. Begon men met vijf werklieden weldra werd het aantal vijftien en een paar jaren daarna werd door deSim plex Automatic Machine Co. waartoe deze En gelsche naam ? aan den Amsterdamsche straatweg een terrein aangekocht ongeveer 1200 M" groot, waarop eene nieuwe fabriek werd gebouwd, die thans aan zeventig werk lieden brood verschaft. Dat men bij den bouw en de inrichting der fabriek te rade ging met de ondervinding, welke men in het buitenland had opgedaan, lag in den aard der zaak. Zoo zijn alle werk plaatsen gelijkvloers rondom de kantoorloBOLTOX-MACIHNK. schets gaven van alle uitvindingen op dit ge bied, waarvoor in Engeland en Amerika van 1846 patent zijn genomen. De lage machine met ketting, zooals deze thans algemeen gere den wordt, werd door K. Starley in Enge land uitgevonden, die daaraan den naam van safet/i gaf en toen daarna de Clineher-, Palmer- en Dunlopbanden en door de fabri kanten tal van verbeteringen, in raam, stuur, trapas, kettingwielen, velgen en zadel wer den toegepast, werd het rijwiel weldra tot een volkomenheid gebracht, die het deed zijn een der wonderen der techniek en mechanica, waarvan we ons nog op de jong ste tentoonstelling in het Paleis voor Volks vlijt hebben kunnen overtuigen. c'est un bienfait social,'' en zelfs de slagersen bakkersknecht die eiken morgen hun wa ren per rijwiel rondbrengen, beamen, hoewel zij nooit van Pierre Giffard gehoord hebben, dit gevoelen volkomen. Waar wij een Alijemeenen Nederlandschen I Vielrijdrmbond hebben, die 4500 leden telt een »CycIing fraternity" die dus niet alleen door «intellegence" maar ook door het aantal van zich kan doen spreken en daarnaast wellicht nog driedubbel zooveel niet-leden, die aan »fietsen'' doen, is het geen wonder, dat thans hier te lande, nu zoo velen de zegeningen van dezen »bienfait social'' inzien, gewezen kan worden op meer dan een fabriek van rijwielen, die jaarlijks ongeveer voor een waarde van vijf tonnen gouds produceeren, een feit, zeker DRAAIERIJ Het was het buitenland en vooral Enge land, dat ons land in den regel van rijwielen voorzag. »Het is betrekkelijk kort geleden/' zeide bij de opening van bovengenoemde tentoonvan vrij groote beteekenis bij een volk, dat, alleen op het gebied van boter, kaas en jenever zijn nationaliteitsgevoel hoog houdt, maar overigens alles beter acht te zijn, wat uit de vreemde komt. Hardnekkige vooroorkalen gebouwd, die, een meter hooger, zich midden in het gebouw bevinden, zoodat men naar alle zijden uitzicht heeft in de fabriek, terwijl een zaagdak overal helder licht doet invallen. De fabriek binnenkomende, vindt men rechts het magazijn, dat het entrepot der fabriek is. Het ruwe materiaal wordt aldaar opgeslagen en in partijen met geleibrief uitgegeven. Hebben de werklieden zulk een partij behandeld, dan komt deze weer in den tot dusver bewerkten toestand op het magazijn terug. Alle stukken worden nu met ge hard stalen mallen in vorm en afmeting gecontroleerd. Zijn zij goedgekeurd, dan gaan zij weer verder naar andere afdeelingen. Het ma gazijn bevat verschillende stellingen, verdeeld in een groot aantal vakken. Wan neer men nu nagaat, dat een rijwiel uit ongeveer 250 deelen en deeltjes bestaat en dat de fabriek zes ver schillende typen van rijwie len bouwt, waarvan wel niet alle deelen verschillend zijn maar toch vele, dat in de zomermaanden honderden fietsen plotseling moeten af geleverd worden, dan kan men zich eenigszins een denk beeld vormen, hoe dit maga zijn, waarin de deelen en deeltjes in drie stadion ruw, afgewerkt en vernikkeld in loketten bewaard wor den, er uitziet. Langs de muren staan papierdunne metalen buizen, zuiver rond en zonder naad, naar de afmetingen in dikke bossen gerangschikt. Stalen stangen leunen in diversediktenzwaar tegen elkander. Stapels wielbanden liggen daar, wachtende op den zomer als zij langs de vlakke wegen van Nederland zullen rollen. Uit het magazijn komt men in de berg plaats voor gereedschappen in de onmiddel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl