De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 maart pagina 8

24 maart 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 926 De Tooneelspeler in Pruisen. De pruisische regeering gaat zich niet alleen met de stukken bemoeien, die ten tooneele wor den gebracht wat zy beter had gelaten zy wil, en daarmede zal zij een goed werk doen, ook den toestand van den acteur verbeteren. Tot nog toe is het daarmede treurig gesteld. De tooneelspeler is gedwongen, wil hij een betrekking hebben, zich over te leveren aan de genade of ongenade van den theateragent, en deze met den directeur samen doen alles om zijn levensvoor waarden tot een minimum terug te brengen. De agent eischt een hoog commissieloon, dat telkens terugkeert wanneer het contract wordt hernieuwd; hij dwingt hem, zich te abonneeren op een cou rant die de agent uitgeeft, en die voor hem ge heel waardeloos is. De schouwburg-directeur kan met veertien dagen respijt het contract op zeggen, de tooneelspeler mist dat recht. Het gevolg is, dat de directeur bij den aanvang van het seizoen een grooter aantal acteurs engageert dan hij noodig heeft, en na zijn keus te hebben gedaan, degenen, die hem niet aan staan, wegzendt. Dezen vinden dan bijna nim mer een nieuw engagement, want alles is be zet. Op den koop toe heeft menige stedelyke schouwburgcommissie het recht om den stakkerd, die haar niet bevalt, te ontslaan, waarvan zoo wel gebruik als misbruik wordt gemaakt. DeKölnische weet een geval te melden van een actrice, die weggezonden werd omdat zij denzelf den naam droeg als een der commissieleden, en deze erop werd aangezien dat hy' l'horreur! een tooneelspeelster in zijn familie had. Er valt op dit gebied dus wel wat goeds te doen voor de Pruisische overheid! Repetities voor Tooneelvoor&tellingen. Paul Lindau heeft te Weenen een voordracht gehouden over de voorbereiding van tooneelvoorstellingen in Frankrijk en Duitschland. Hij verhaalt daarbij o. a. ook hoeveel meer moeite de Franschen over hebben voor repetities dan de Duitschers, en geeft eenige voorbeelden, dienaar hij zegt, Sardou, Claretie en Coquelin cadet hem hebben verschaft. Blijspel of drama, zoo zegt hij, het wordt minstens 20 a 25 maal gerepeteerd. Als een bijzonder geval leeft Paul Forestier, dat maar 19 maal gerepeteerd werd. Maar Les fourchambault kwam eerst na 29 repetities voor het pu bliek; FrangiUon was 52 maal gerepeteerd, Le Monde oül'on s'ennuie 48 maal, Cabotins ! 50 maal, Madame Sans-Oêne en Gismonda 40 tot 45 maal, enzoovoorts. In Duitschland wordt met de voorbereiding heel wat eerder de hand gelicht; en in Nederland'? Doch voor wij klagen laat ons erkennen, dat de eisenen van het répertoire in Frankrijk heel anders zijn dan in Duitschland en ten onzent. Wy hebben voor een afwisseling te zorgen, die de Fransche schouwburgen niet kennen, en het houden van een groot aantal repetitien wordt daardoor bezwaarlijk, gesteld al dat het ongelukkige heen en weer trekken dat onze artisten doen, dit toeliet. Een staatsgevaarlyk teekenaar. Onze teekenaar, de heer Joh. Braakensick, verbeeldde zich waarschynlyk niet, dat hy, al spelen gaande met zyn pen, staatsgevaarlyk is geworden, zoo niet voor Nederland, dan toch voor België, liever nog voor den Congo. Onze lezers zullen zich zy'n plaat herinneren, waar Leopold II aan een Belgisch boertje den Congo aanbiedt, en den goeden landbouwer wél in verlegenheid brengt, omdat deze geen kans ziet, den olifant in zjjn kiekenkot te stallen. Een zelfde gedachte bezielde den teekenaar van Kladderadatsch, en deze twee onafhankelijke, maar elkander geheel dekkende opvattingen van de Congokwestie werden door de Patriote nageteekend en in Belgiëver spreid. Dit heeft een storm doen opgaan in de officieuse belgische pers, en met zyn berlynschen collega is de heer Braakensiek kort weg als een staatsgevaar) y k politicus gebrand merkt. Alty'd in overdrachtelyken zin. Nu is het niet Nederland alleen waar de clericalen alevel iets overdrevens hebben wanneer zy' hun zaak verdedigen. Tenminste, de Patriote weet mede te deelen dat »deze karikatuur, die een republikeinsche bom in haar gordel droeg", op de banken der rechterzy'de van de belgische Kamer van hand tot hand is gegaan, en van menig stut des troons een glimlach mocht ver werven. Het is dus alweder niet zoo erg als geroepen wordt; dat zal voor onzen artist zeker een geruststelling zyn! Het comitéder tentoonstelling voor hotel- en reiswezen richt een vreeindelingenbureau in, waar ieder, die gedurende de expositie aan vreemde lingen kamers wil verhuren, zich kan komen inschryven. De komers worden geclassificeerd in zeven soorten, vanaf f 2.50 tot / 9 per persoon en per dag. Het hoofdbestuur der algemeene vereenlging voor bloembolleucultuur heeft Vrijdag 22 dezer haar zeventiende tentoonstelling geopend in de groote concertzaal der sociëteit Vereeniging in de Lange Bagy'nenstraat te Haarlem. Het is een groote vyfjaarlyksche, met 132 wedstrijden, waar van 20 voor hyacinthen, 22 voor tulpen, 12 voor narcissen, de overigen voor een lange reeks bolen knolgewassen. De dagbladen schrijven van deze tentoonstelling veel goeds. Vrouwenkiesrecht. De Tewps, melding makende van de poging, om in de grondwet van den staat New-York het vrouwenkiesrecht op te nemen, herinnert eraan, dat vier staten, allen van engelsche afkomst, reeds het voorbeeld hebben gegeven. Nieuw-Zee land en Zuid-Australie, Wyoming en Kansas. Ditmaal betreft het een gebied van meer dan zes millioen bewoners. Met deze eene stemming is het beginsel nog niet uitgemaakt: een volgende wetgevende vergadering zal nog eens haar goed keuring eraan moeten hechten, en dan wordt het referendum tot einduitspraak geroepen. Het fransche blad, dat zeker niet van al te groote voortvarendheid kan worden beschuldigd, spreekt over deze kwestie op een wy'ze, die voor den vooruitgang der erkenning van het politiek recht nog wel zoo karakteristiek is, als de beslissing der New-Yorksche vertegenwoordigers. Het kies recht zal de belooning zy'n, zoo heet het, voor de diensten die de vrouwen nebben bewezen aan de stad New-York door het schoonvegen van den Tam many-stal met zy'n hoofden, zy'n vertoon en zijn verkiezings zwendel. Bovendien zijn het ook vrouwen, die de clean city league hebben gesticht, ter wegruiming van de vuilnis hoopen waarover de enquête van de commissie Lexon haar licht heeft laten schijnen. En in het algemeen kan vastgesteld worden, dat overal waar de vrouwen het volle burgerrecht hebben gekregen, zij tot nog toe dat hebben ge bruikt om een of andere groote zedely'ke of maatschappelyke hervorming hebben tot stand te brengen en dat dus de verwachtingen, op haar optreden gebouwd, zich geregeld hebben verwezenlijkt. In Nieuw-Zeeland dankt aan haar een ministerie zyn bestaan dat bestrijding van drankmisbruik, admi nistratieve en financieele hervorming in zijn pro gram heeft staan. In geheel Amerika staan de vrouwen aan het hoofd van den strijd tegen de alcohol, de publieke onzedelijkheid, de onwetend heid. In Engeland hetzelfde verschijnsel. Is het goed ? Is het kwaad ? vraagt het blad, dat de vrouw treedt in de rechten die tot nog toe de man voor zich alleen hield ? In ieder geval ver dient het de aandacht, dat dit geschiedt bij een ras, dat nu juist niet voor verwijfd doorgaat! Welke bezadigde hollandsche courant zou zoo over vrouwenkiesrecht durven schrijven ? BOEKAANKONDIGING. Bij de firma C. L. van Langenhuyzen, »in den Berg Thador", is verschenen Amstelodamia Sacrum, het Mirakel der H. Stede. Kerkelijke geschiedenis vóór 1578 en later'', met op den omslag een portret van Alardus Aemstelredamus 1532; het is een catalogus van verschillende zeldzame en minder zeldzame werken over het «Mirakel" en andere Amsterdamsche kerkelijke geschiedenissen, bij genoemde firma in voorraad. NIEUWE UITGAVEN. M. Brieux. Blanchette. Tooneelspel in 2 bedry'ven, vertaald door J. W. Schreuder. Kampen, Laurens van Hulst. J. W. F. Conrad. Beoordeeling van het ge schil tusschen de directie der Duinwater-Maat schappij en het gemeentebestuur van Amsterdam. Amsterdam, Bukman en Sartorius. Pierre Decourcelle. Klaveren aas. Drama in 8 tafereelen. Naar het Fransch. Kotterdam, Gebr Poot. H. C. Douwes Dekker. Het vonnis van G. Jonckbloet over Multatuli herzien, 's Gravenhage, Loman en Funke. A. Th. d'Fmtery en Anicet Bourgeois. Twee Weezen. Drama in 8 tafereelen. Naar het fransch. Rotterdam, gebr. Poot. J. Hora Adema. Ken nieuw leven. Tooneelspel in :> bedrijven. Kampen, Laurens van Hulst. H. L. Janssen van Jiaay. Kroniek der stad Haarlem, van de vermoedelijke stichting der stad tot het eind van het jaar 1890. Haarlem de Erven Loosjes. Carl Lam. Pension Scholier. Blijspel in .'! bedryven. Naar het duitsch. Rotterdam, gebr. Poot. Xavier de Montepin en Jules Dornay. De man met de Wassenbeelden. Beroemd drama in 5 be drijven of 9 tafereelen. Naar het fransch door J. Speijer Klerck. Rotterdam. Gebr. Poot. Chr. E. Steijn Jr. Onder valsche vlag. Drama in 9 tafereelen. Rotterdam, Gebr. Poot. De nieuwe Gids. Nieuwe reeks, 1ste jaargang. Amsterdam, Van Looy en Gerlings, Jhr. W. H. de Savornin Lohman Azn. Samen werking op maatschappelijk gebied, inzonderheid door volksbanken. Utrecht, Kemink & Zoon. Ouida (Louise de la Ramé). Ontrouw. Naar het engelsch. Amsterdam, N. J. Boon. Tubal-Kaïn. Een socialist van edel bloed. Didactisch drama. Amsterdam, J. F. Sikken. Victor Barrucand, Le chariot de terre cuite. Paris, Albert Savine. Fernand Calmettes. Simplette. Roman. Paris. E. Pion, Nourrit en Co. Du Campfranc. Toit de chaume. Paris, Librairie Blériot (Henri Gautier). Jean Dargène. Arc-en-ciel. Roman du N oJapon. Paris, Léon Chailley. Documents pour servir a Phistoirc des libraires de Paris, 148U?l (iOO, publiés par Ie baron Jérome PiehonetGeorgesVicaire. J'aris, Librairie Techener. Charles Gavard. Hm diplomate a Londres. Lettres et notes 1871?77. Paris, E. Pion, Xourrit & ('o. Henry Leyret. En plein faubourg. Moeurs ouvrières. Paris, G. Charpentier en E. Fasquelle. Josephin Peladan. Babylone. Tragédie en l actes. Paris, Librairie Nilson. Jean Pommerol. Le pêche des autres. Roman. Paris, Chailley. Le Roman de la rose ou de Guillaume de Dole. Public d'après Ie manuscrit du Vatican par G. Servois. Paris, Firmin Didot et Cie. Pierre Sales. La fee du Guildo. Roman. Paris, Ernest Flammarion. ETE.NSCHAP Kunstzin en Hygiëne, (Slot). Trots de sombere beelden door de middel eeuwen steeds wakker geroepen, geraakte men in Oud-Antwerpen al spoedig onder de toovermacht, welke trouwens elke ouderwetsche omgeving uitoefent. Waarin ligt dan die poëzie wel opgesloten ? Is het u, vriend lezer, nooit gebeurd, op reis of zelfs in uw eigen stad, af te dwalen van de banale hoofdstraten, waar zich de eentonige lijn der woningen onafzienbaar uitstrekt, de eene nauwelijks verschillend van de andere, en alle evenzeer met [passer en winkelhaak getrokken ? Hebt gij u nooit betrapt op een onbewust slentertochtje langsheen de minder aristocratische grachten der Amstelstad, of door de achterbuur ten van Brugge, dat Neuremberg van het Noorden? Wie oog heeft voor eigenaardige stadsgezichten, zal er genoeg te ky'ken vinden. Overigens, geheel het oude Amsterdam door zal hij naar wensch gediend worden, zonder ook de achterbuurten te moeten opzoeken. Het gebeurt af en toe, dat hij die zich in zulk een heerlijke omgeving dagelijks beweegt, voor hare schoonheid blind is, of ze niet zien wil, alleen omdat ze tot zijn eigen land behoort. Men geeft dan ook ieder jaar veel geld uit, om in den vreemde iets nieuws te zien, en wat men het minst kent en waardeert is zijn eigen land : een zeer gewone waarneming. Wat een eigen aardige schoonheid biedt b.v. niet het Amster damsche Damrak aan, met zijn grillige gevellijn, de eene in trapvorm, de andere renaissance, een derde wellicht geheel gemoderniseerd ? Dat kleurenspel heeft u zeker al in verrukking ge bracht, die variatie van zwart en gry's en rood en wit, met zijn ongemeenen rijkdom van scha keeringen. Een man van 't vak zou u al die gevels wellicht kunnen noemen, stijl en ouderdom nader weten te bepalen; zonder twijfel zou hij een technischen term gereed hebben voor al die ornamenten welke de grilligheid der ly'nen nog komen verhoogen. Maar, het is verreweg geen zaak zonder gewicht dat een leek het schoone ervan ziet en gevoelt, zonder nu juist in staat te wezen zijn indruk onder woorden te brengen. Men plaatse daarnevens de nieuwere stads wijken. Meestal bestaat het hoofdkarakter ervan in een volslagen gemis van karakter. Smaak voor het schoone schijnt te verdwijnen onder den alles nivelleerenden invloed onzer moderne beschaving. Alle oorspronkelijkheid, alle schilderachtigheid moet haar ten offer vallen. ' Onze verbouwde steden, met haar schreeuwende luxe, kunnen de verbeelding onzer kunstenaars niet meer in beweging brengen, gelijk vroeger wél het geval was met zoovele hoekjes in onze oude steden. j Met de onhebbelijk gepleisterde en geolieverfde ; eenvormigheid van den nieuwen trant is immers l de kunst niet overeen te brengen! i Het verdient waardeering wanneer een bouw! meester gelukkig offeren zij niet alle aan den j tyran Ty'dgeest zyn inspiraties zoekt in een oud model, dat iets zegt tot onze verbeelding of de vaderlandsche snaar doet trillen in ons gemoed. Loffelijk is het, onze nationale kunsttraditie in in het moderne leven eene plaats te gunnen en aldus de liefde tot eigen schoon by het volk wakker te houden. Daarin stak het verdienstelijke van de creatie welke maanden lang iedereen naar de Scheldestad heeft gelokt. Neen, louter uit amusement heeft men OudAntwerpen niet doen verrijzen : de getrouwheid waarmede alles de zestiende-eeuwsche werkelijk heid weergaf, was het werk van degely'ke studie en grondige wetenschap. Juist de ernst waarmede de ontwerpers hunne taak hadden opgevat, was oorzaak dat de onderneming beter slaagde dan de soortgelijke opbouwingen welke reeds vroeger in Londen, Amsterdam en Parijs beproefd werden. Iets blyvends werd hier beoogd, en dat doel mocht men ook bereiken in den blijvenden indruk welken Oud-Antwerpen bij al de bezoekers heeft achtergelaten: immers, op practischen weg werd hier het bewijs geleverd, dat schoonheid en oorspronTcelijkheid, vooral die welke behoort tot het eigen verleden van een volk, wél overeen te brengen ia met de alles l/eheerschende wetten der hygiëne. Niemand, of hy werd getroffen door het schil derachtige, het karakter dier oude bouwstijlen, met hun aardige gevels, hun rijke verscheidenheid in de ornamenteering. Deze indruk was algemeen, hoe zeer ook de meesten dat gevoel niet hadden kunnen ontleden. liet doel was bereikt, zoodra de massa de schoonheid gevoelde van den ouden bouwtrant. Zoo werd Oud-Antwerpen een practische les tot veredeling van den schoonheidszin bij het volk. Slechts door directe inwerking op de massa kan de zucht tot het banale groot-doen, die onzen ty'd zoo ongunstig onderscheidt, worden tegen gegaan. Daartoe bestond uu zeker geen gunstiger ge legenheid dan een tentoonstelling. Het springt echter al dadelijk in het oog, dat zij die het meeste nut kunnen stichten in de aangewezen richting, de openbare besturen zijn, en dat deze veel invloed kunnen oefenen op den volkssmaak, zoo vaak zij namelijk maatregelen te nemen hebben omtrent zaken van openbaar nut. ..Kunst is geen regeeringszaak", heeft een beroemd Nederlandsen staatsman, Thorbecke meen ik, eens gezegd. Toch wil het me schijnen dat een regeering niet buiten haar werkkring gaat, wan neer zij het zich tot een plicht rekent, by het gansche volk den kunstzin recht te houden en zelfs aan te kweeken. In den strijd voor het bestaan, die zich in onzen tijd harder dan ooit doet gevoelen, gaat zoo vaak alle poëzie te loor. liet principe van onmiddellijk practisch nut doodt alle edeler streven, alle idealisme. Wordt het niet hoog tijd, dat men iets doe om de banale platheid te keer te gaan, die zich op elk gebied begint te openbaren 'i Met de koele onverschilligheid van Thorbecke's harde woord contrasteert scherp doch verwarmend het onlangs te Brussel ontstane streven van l'Art appliquée a la Rue. In officiëele kringen opgevat, heeft de gedachte spoedig haren weg gevonden tot het meer verlichte publiek, zoodat de in 't leven geroepen vereeniging thans reeds boven de 1000 leden telt, behoorende tot de intellectueele elite der maatschappij. Het doel dozer beweging is, de straten te her scheppen in schilderachtige museums, en aldus het volk in een midden te plaatsen, waar het steeds zijn schoonheidsgevoel kan verfijnen en scherpen. Bereidwillig heeft het gemeentebestuur der stad Brussel, alsook de Provinciale Staten van Brabant, zijn medewerking verleend, en ruime gelden gestemd tot het inrichten van verschillende wedstrijden. Op tal van voorwerpen door de behoeften van het tegenwoordige leven op den openbaren weg noodzakelijk gemaakt, laat zich de kunst zonder veel moeite toepassen: niet slechts op de gevels en uithangborden der woningen, maar ook op de gaslantarens, op publieke pompen en waterbakken. Wanneer men bedenkt, dat in vroeger ty'd de kunstenaars der Vlaamsche en Italiaansche renais sance het niet beneden hunne waardigheid achtten hun talent ook te beproeven op toestellen be hoorende tot de straatverlichting getuigen daar van zijn de girandoles der Vlaamsche gilden, de lantaarns vóór het Palazzo Strozzi te Florence ? dan laat zich de geschetste beweging en een intelligente tusschenkomst van een openbaar bestuur in kunstzaken over 't algemeen, ten volle rechtvaardigen. Het hoeft geen betoog, dat men verkeerd handelt met zooals wij nu doen, de kunst te begraven in de museums, waar zij slechts een onaanzienlijk getal ingewijden ten goede komt of op de groote menigte althans zonder merkbaren invloed blijft. Tot het populariseeren der kunst is geen middel, hoe onbeteekenend ook, gering te schatten. Het geïllustreerde halvestuiverskrantje een nieuwigheid een jaar geleden door het Brusselsch bladje Ie Petit Bleu beproefd kan, goed geleid, een machtig middel worden om tal van begrippen omtrent kunst tot den gemeenen man te doen doordringen. Op dezen hebben de illustraties steeds een groote aantrekkingskracht uitgeoefend. Menig meesterstuk der oude kunst, menig voortbrengsel der moderne school, kan hem door zoo'n onbeteekenend krantje bekend worden gemaakt. Op tal van eerwaardige gebou wen, dagteekenend uit een ty'd toen men nog niet zoo dor prozaïsch te werk ging-, wordt aldus zy'ne aandacht gevestigd; menig eigenaardig land schap geeft hem wellicht eenig gevoel voor de schoonheid der natuur. Men dient daarbij in 't oog te houden, dat de eigen kunsttraditie juist die is, welke een volk het best kan begrypen, juist omdat zy' hem het dichtst aan 't hart ligt. Zulke populariseering der kunst zal derhalve steeds een nationaal karakter behouden. Daarom ook mag men een dergelyke onderneming als een nationale zaak beschouwen, waarbij de steun der openbare be sturen met allen grond mag verwacht worden en tevens een factor is van het hoogste gewicht, om het particulier initiatief tot een ernstig resultaat te leiden. De staat maakt wel de zaak van het volks onderwijs tot de zy'ne. Met bijna evenveel recht mag men vragen, dat hy dit aankweeken van het schoonheidsgevoel bij het volk eveneens tot zijn plicht zou rekenen: wanneer de kunst een maal zal behooren tot het wezen zelf van den openbaren weg, wordt deze laatste een bestendige school, waarin de massa steeds gelegenheid zal vinden haren smaak te sterken en te veredelen. Alleen door een inwerking op de massa is de steeds meer om zich gry'pende karakterloosheid onzer straten te keer te gaan. En men beschouwe dat niet als een quaestie zonder gewicht. Kunst en welvaart, kunst en algemeene volksenergie staan met elkaar in een nauw verband : men hoeft slechts het boek der wereldgeschiedenis op te slaan om zich daarvan te overtuigen. China was groot en machtig toen kunsten en wetenschappen bloeiden. Nu het rijk in verval is, berust ook de kunst aldaar niet langer op eigen vinding en oorspronkelijkheid, op genie, maar op slaafsche naiiperij der oude modellen. Oorspronkelijk scheppen, daartoe schijnt het verrotte land niet meer in staat. Een land leeft en sterft met de kunst. Te zorgen dat de volksziel een snaar blijft behouden welke in beweging te brengen is door de schepping van een kunstenaar, behoort tot de vorming van het nationaal karakter: een plicht, waaraan geen regeering zich vermag te onttrekken. A n.;. GITTKE. Cesare Cantü. Den Uden Maart is te Milaan overleden de negentig-jarige Cesare Cantü, de trots van het moderne Italiëop het gebied van wetenschap en litteratuur. Als geschiedvorscher nam hy geen plaats van den eersten rang in, maar hy' heeft voor de Italianen eerst een algemeene en daarna een vaderlandsche geschiedenis geschreven; en zonder dat beide werken buiten eenig voorbehoud kunnen worden geaccepteerd, hebben zij toch groote verdienste, en is het aantal hunner dank bare lezers groot. De Storia Universale in 35 deelen en de Storia degli Italiani in 4 deelen vormden de grondslagen van zijn wetenscbappe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl