De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 31 maart pagina 1

31 maart 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K'. 927 DE AMSTERDAMMER A°. 1895. WEEKBLAD YOOK NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 31 Maart Abonnement per 3 maanden ?1.50, ir. p. post/1 1.65 Voor Indiëpsr jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 BERICHT. In een der eerstvolgende num mers van het Weekblad" zal het eerste stuk verschenen van een historische novelle van Prof. dr. JAN TEN BRINK, getiteld: AWTIN ROBESPIERRE. Eene novelle uit het tijdperk der Terreur". HIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIt l liiiiiui im iiiiiiiniiiii I N H O V Di TAN VEBEE EN VAN NABIJ: Belasting van uitwonenden. Een verjaardag met hindernissen. SOCI ALE AANGELEGENHEDEN: Het werk van den heer Henri Bollet, door Pro Socio. I. De vrouw in Amerika, door J. M. Bittner Bos. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Een kijkje achter de schermen in Drury-Lane. Muziek in de hoofd stad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEItEN: Tentoonstelling Henkas" in de Kunstclub, door W. S. Bij Jules Chéret, door J. v. Santen Kolff. I. Op weg", door Prits Lapidoth. Protestantisme en Socialisme, door Gerard G. Lenselink. WETEN SCHAP : De Bataafsche Bepnbliek, door Dr. Nijhoff. Beknopte Geschiedenis van het Christendom, door M. SCHETSJES: Spijzen, door A.B. A. FEUILLE TON: Edna-Lyall. SCHAAKSPEL. VOOE DA MES, door E-e. INGEZONDEN. RECLAMES. VABIA. ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. IIMIIIIIIIIIHMIIIIIIIIItlllHIIIIIIIUiiillllliuilIlllI Belasting voor uilwonenden. Het plan van den Amsterdamsehen ge meenteraad om de uitwonenden gelijk de inwonenden, tot de inkomstenbelasting te doen bijdragen, is mislukt. Dat kon niet anders, omdat de gemeenwet dit niet toeliet. Zij had reeds dertig jaar lang dat niet gedoogd en nu was het dwaasheid zich de meening op te dringen dat zij in het n en dertigste jaar dat wel zou gedoogen. Maar men weet het, geen grooter gevaar voor onware wetsuitlegging, dan wanneer juristen een wet gaan interpreteeren. Waar een gewoon menschenverstand in enkele mi nuten den duidelijk uitgesproken zin eener wet zou vatten, hebben juristen vaak slechts enkele seconden noodig om dien duidelijk uitgespro ken zin te verduisteren. En in den Raad der hoofdstad tellen wij veel juristen, veel groote juristen en zoo kon ook hier ge beuren wat nergens elders mogelijk zou zijn geweest, dat namelijk ei in allen ernst aanslagbilletten in de stedelijke inkomsten belasting aan personen buiten Amsterdam woonachtig zijn gezonden, als stond het in een Nederlandsche wet geschreven, dat iemand die min of meer geregeld in de een of andere stad een deel van den dag ver blijft, twee hoofdverblijven kan hebben en in twee gemeenten voor zijn volle inkomen moet worden aangeslagen. Dit nu zou niet geschied zijn a's Amsterdam niet vele bijzonder groote juristen had, behoorende, door hun opleiding en hun geestes richting, tot dezelfde soort van redeneer. ders, die Amsterdam eenige jaren geleden de nog niet geëindigde vermaardheid ver schaften, van te hebben uitgevonden, dat ten opzichte van de publiciteit der belasting kohieren in de gemeentewet het woordje ieder, de beteekenis had van niemand \ Jammer genoeg, dat Amsterdam nu alwe der, en erger dan ooit, in opspraak is ge bracht. De heeren Treub c. s. hebben daar mede, zonder iets voor de hoofdstad te winnen, haar een slechten dienst bewezen. Haar naam, die toch reeds bij de buitenwacht niet zoo geheel ongerept was, op nieuw benadeeld. En dat te meer, daar men niet alleen de letter en den geest der wet durfde schenden, maar wijl men ook op geenerlei wijze met de billijkheid rekening hield. Dat het billijk zou zijn, niet slechts zeer vermogenden, maar ook menschen die van be perkte middelen moeten leven, voor het volle bedrag van hun inkomen in twee gemeenten in de inkomstenbelasting of den hoofdelijken omslag aan te slaan, hebben wij nog niet vernomen. De onredelijkheid, de onbillijkheid hiervan springt in het oog. Aangaande de billijkheid eener heffing over dat deel van liet. inkomen, dat binnen de belastingheffende gemeente geironnen wordt, zijn allen het eens. Maar dan stemt ook ieder toe, dat hierbij niet slechts ge let behoort te worden op inkomen uit bedrijf, maar ook uit bezit van onroerende goede ren, huizen en landerijen. In Friesland is op dit oogenblik een beweging in wording, om bij verkiezingen van Prov. Staten alleen hen te candideeren, die voorstanders zijn van het belasten der grondeigenaars ter plaatse waar hun eigendom ligt. Wat deed nu Am sterdam ? Het wilde in de belasting doen deelen de uitwonenden, die uit bedrijf in Am sterdam inkomen verwierven, maar het zou blijven behouden het belastingrecht op het inkomen van Amsterdammers, die elders uit onroerend bezit hun revenuen trekken. Twee onbillijkheden dus; een dubbele volle aanslag, zelfs van hen die reeds met moeite n aanslag voldoen, en het beslag leggen op een deel van het inkomen van uitwonenden, terwijl het voor zich zelf behield ook wat, naar dit stelsel, aan andere gemeenten, uit hoofde van inkomen uit vaste goederen door Amsterdammers buiten Amsterdam verkregen behoort te worden uitgekeerd. Hoe het mogelijk is geweest, dat Amsterdam's juridisch bestuur een oogenblik heeft kunnen gelooven, dat Gedeputeerde Staten, nog afgezien van de onwettigheid, zulk een onbillijke regeling zouden hebben durven goed keuren, dat wil tevens zeggen : door hun voor beeld het geheele land gewaagd zouden hebben aan een wanorde in de gemeentelijke be lastingheffing, waarvan de gevolgen niet zouden zijn te overzien, begrijpen wij niet. De gemeentewet is nu eenmaal volstrekt onvoldoende om een billijk belastingstelsel voor een stad als Amsterdam intevoeren deze moet dus veranderd worden, maar zoo lang zij is gelijk zij is, kan Amsterdam niet tot een rationeele belasting der uitwonenden komen; die onmogelijkheid kan niet dooreen willekeurige wetsinterpretatie worden opgehe ven en al beproefde men dit ook, zij zou het geheele land door een verwarring in de ge meentelijke belastingheffing doen ontstaan, waartegen het gering voordeel, dat Amster dam kon behalen, niet zou opwegen. Zeker zal de winst door Amsterdam met :en forensenbelasting te behalen, wanneer iet beginsel, dat elke gemeente belasting mag heffen van personen, die niet in die ;emeente wonen, maar uit landerijen, huizen, 'abrieken enz. daar inkomen verwerven, al gemeen wordt toegepast, niet bijzonder groot zijn. En natuurlijk, men kan niet begeeren, dat dit beginsel alleen voor de hoofdstad, met uitsluiting van de overige gemeenten, wordt aangenomen. Voor enkele plattelands;emeenten, waar het grondbezit voor een ;root deel in handen van uitwonenden is, f waar fabrieken bestaan, waarvan de eigelaars elders wonen, kan de forensenbelasting en uitkomst zijn. Voor Amsterdam kan zij niet meer leveren dan een betrekkelijk kleine bijdrage aan de te slecht voorziene schatkist. Waarlijk als van de toepassing van dit beginsel Amsterdams redding wordt verwacht, bedriegt men zich ten zeerste. En dat is vooral o. i. de schaduwzijde van het dwaze pogen van Amsterdams gemeenteraad. Door op dit kleine winstje, zelfs op zoo zoo onredelijke wijs uit te zijn, leidt men de aandacht van de hoofdzaak af. Na al het rumoer, dat men verwekt heeft, moet men wel meenen, dat Amsterdam te helpen zou zijn door een belasting van uitwonenden, ook bij toepassing van dit fiscaal beginsel voor alle overige gemeenten des Itijks. Welnu als Amsterdam hiermede 100,000 gld. per jaar zou winnen, zal het veel zijn ! Neen, de hoofdzaak der hervorming ligt elders; dit bijzaakje was werkelijk geen wetsverkrachting waard, want spoedi \ ge noeg zou immers op den eersten rijken buit een regeling volgen, die de hoofdstad zou dwin gen weer een goede portie van haar onrecht matig verworven voordeel aan andere ge meenten af te staan. De hervorming van de Amsterdamsche gemeente financiën vordert het voorzien door het Rijk in de uitgaven voor lager, en ten deele ook van het mid delbaar en hooger onderwijs; in die voor de armenzorg, voor de schutterij, voor de politie, kortom voor al de kosten, welke Amsterdam en elke andere gemeente te maken heeft ten algemeene nutte. Voorts moet in aanmerking komen het stichten van een gemeentelijke verzekering tegen brandschade ter bestrijding van de kosten der brandweer, en ten slotte het beslag te leggen op die monopolies, welke met winst door de gemeente zelve te exploi teeren zijn. Forensenbelasting naar billijken maatstaf, als een klein onderdeeltje van een hervormingsplan, blijft bij het aandringen op herziening der gemeentewet aan de orde maar na dit rumoerig intermezzo zetten onze financiëele specialiteiten voor een beter werk, van grootscher conceptie en van minder denkbeeldigen en dubbelzinnigen aard, zich moedig aan den arbeid. Een verjaardag met hindernissen. »Deutschland, Deutschland ber Alles1' zoo begint het lied, dat in de laatste jaren in den volksmond het Biamarck-lied bij uit nemendheid is geworden, dat den Ijzeren Kanselier, die Duitschland n en groot heeft gemaakt, overal wordt toegezongen, en dat op den eersten April, als vorst Bismarck zijn tachtigsten verjaardag viert, te zijner eere met meer geestdrift dan ooit zal weer klinken. Hadden de oppositie-partijen in den Duitscheii Rijksdag, in de volksvertegenwoordi ging, die zonder Bismarck niet zou hebben bestaan, die leuze niet tot de hare moeten maken, toen men tot haar kwam met de uitnoodiging, om den grondlegger der Duitsche eenheid op zijn tachtigsten verjaardag te huldigen? Elzas-Lotharingers, Denen, Polen - van hen kan men begrijpen dat de grootsche schepping van Bismarck bij hen slechts ge dachten van weemoed en van bitterheid opwekt. Maar het Centrum, de Duitsche volkspartij, de vrijzinnigen van de fractieRichter, de sociaal-democraten zelfs, moesten ook zij zich onthouden ? Hoffmann von Fallerslebeu, de dichter van hot lied, waarvan wij boven de eerste woorden aanhaalden, dacht niet slechts aan een groot en eenig Duitschland. »Einigkeit xnd llci-lüund Freiheil fiir das deutsche Vaterland", dat wenschte hij voor het land, dat hem boven alles ging. De eenheid heeft Bismarck aan Duitschland gegeven, maar het recht heeft hij vele malen verkort en de vrijheid aan banden gelegd. De katholieken kunnen den A'nlturkaitipfmet vergeten, waar in tal van priesters aan hun werkkring wer den ontrukt, met boeten gestraft, gevangen gezet of verbannen. De sociaal-democraten herinneren zich de uitzonderingswetten en de meedoogenlooze vervolging en uitzetting van velen hunner geestverwanten. De vrij zinnigen van de linkerzijde hebben in Bis marck, sedert de conflict-periode van 1862 64, steeds een fel bestrijder gevonden. Er is nog meer ter verklaring van het af wijzend besluit aan te voeren. Lang voor dat de stemming plaats had, hebben con servatieven en nationaal-liberalen al het mogelijke gedaan, om aan het door den Rijks dag uit te brengen votum eene politieke beteeker.is te geven, die het voor de oppositie partijen hoogst moeielijk maakte zich daar mede te vereenigen. De voorzitter van den Rijksdag heeft op demonstratieve wijze ge dreigd zijn ontslag te zullen nemen (hetgeen hij feitelijk gedaan heeft), als het voorstel om een gelukwensch te zenden niet werd aangenomen. De partijen, die thans met haar vereering voor Bismarck te koop loopen, hebben indertijd geen woord van sympathie gevonden voor de smadelijke wijze, waarop deze nu vijf jaren geleden, van zijn ambt werd ontzet. De keizer zelf verbood den Duitschen gezant te Weenen, vorst Reuss, eenige officieele notitie te nemen van het bezoek, dat de in ongenade gevallen kanselier bij gelegenheid van het huwelijk van zijn zoon Herbert aan de Oostenrijksche hoofdstad bracht. Wilhelm II heeft later begrepen, dat hij eene fout had begaan en zich op in het oogloopende wijze met den ouden medewerker van zijn grootvader ver zoend, voor het uiterlijk althans. Maar indien de keizer zich hetgeen hem zeker in dit opzicht niet tot oneer verstrekt aan de eenmaal gevolgde gedragslijn niet ge bonden acht, van staatkundige partijen, die er niet haar hoogste eer in stellen, met de regeering te allen tijde door dik en dun te gaan, kan men niet verwachten, dat zij heden wit noemen, wat gisteren nog zwart heette, en dat ook bij haar de sedert jaren bestaande verwijdering voor eene plotselinge toenadering plaats make. Ziedaar wat men niet uit het oog mag verliezen, als men de houding der oppositie partijen in deze pijnlijke zaak billijk wil beoordeelen. Doch al kunnen wij ons die houding verklaren en haar tot op zekere hoogte verontschuldigen, toch betreuren wij het, dat zij niet anders is geweest. »Aan de ongenade, die Bismarck voor zijn dood de leiding der zaken ontnam" schreef de Tem/is dezer dagen »heeft hij het voorrecht te danken, dat hij nog bij zijn leven tot de geschiedenis behoort. Hij maakt niet meer deel uit van de regeering; hij is slechts de vertegenwoordiger van het verleden. En dit verleden legde waarlijk aan Duitschland een plicht van dankbaarheid op." Daarenboven, zou niet juist eene zoo talrijk mogelijke deel neming van Bismarck's voormalige politieke tegenstanders aan de voorgenomen verjaardags-manifestatie het karakter hebben ont nomen, dat de conservatieven en de nationaalliberalen daaraan trachtten te geven ? o ;;; :?; * Dat het besluit van den Rijksdag keizer Wilhelm pijnlijk heeft aangedaan, laat zich begrijpen. Met de hem eigen voortvarendheid zond de monarch onmiddellijk aan vorst Bis marck een telegram waarin hij z:;ne «liefste Entrüsting" uitsprak over dit besluit, en tevens verklaarde, dat het lijnrecht in strijd was met de gevoelens van alle Duitsche vor sten en volken. Het keizerlijk telegram, waarbij aan de meerderheid der volksvertegenwoordiging zulk een slag in het aangezicht werd gegeven, werkte natuurlijk als olie in het vuur. Is de keizer werkelijk overtuigd, dat er zulk een scherp antagonisme bestaat tusschen het volk en de meerderheid der volksvertegenwoordi ging, en zijn, zooals hij beweert, de Duitsche vorsten het hierin met hem eens, dan is het ongetwijfeld de plicht van de in den Bonds raad vertegenwoordigde regeeringen, zoo spoe dig mogelijk voorstellen te doen tot ontbin ding van den Rijksdag. De ultra conserva tieven zouden liefst nog verder gaan, en dadelijk het algemeen en gelijk kiesrecht opheffen! Zoover zal het nu wel niet komen : Duitschland is nog geen Servië, waar men het zich laat welgevallen, dat de grondwet met een pennestreek wordt afgeschaft om voor eene oudere, reeds langs veroordeelde constitutie plaats te maken. En wat de ont binding betreft zelfs de met de regeering

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl