Historisch Archief 1877-1940
l
J.'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 927
bevriende organen erkennen, dat de resultaten
daarvan voor haar noodlottig zouden zijn.
De Kölnische Zeitttng voorziet eene ver
sterking van de sociaal-democraten en van
de »cat i! in arische agrariërs" en stelt zich dus j
van de nieuwe leuze »voor keizer en Bis
marck'' weinig goeds voor, althans niet voor ,
de middelpartijen. Bedenkt men daarbij, dat j
de partijen, wier vertegenwoordigers den vo- i
rigen Zaterdag hebben medegewerkt tot het
door den keizer gewraakte votum, bij de
laatste algemeene verkiezingen CO percent
van de uitgebrachte stemmen verkregen, dan
begrijpt men dat het aanwakkeren van een
sEntrüstingssturm" regis ad exemplar zelfs
den Bismarck-vereerders zeer bedenkelijk
voorkomt.
Bismarck zelf schijnt dit ook in te zien.
IQ zijn antwoord op het telegram van den
keizer onthoudt hij zich van alle politieke
toespelingen. Zijn antwoord was, in den
beleefdsten en eerbiedigsten vorm, een lesje
in tact en regeeringswijsheid. De keizer
heeft, naar wij vermoeden, den wenk begre
pen en ter harte genomen. Toen hij persoon
lijk te Friedrichsruhe kwam om den ouden
kanselier geluk te wenschen, gaf hij aan die
plechtigheid een zuiver militair karakter.
»Het gansche vaderland'' zeide hij «be
reidt zich voor om uw geboortedag te vieren.
De dag van heden echter behoort aan het
leger. Het eert in u allereerst den kame
raad, den ouden officier, wiens werkkracht
hem in staat heeft gesteld de grootsche daden
te volbrengen, welke hare belooning hebben
gevonden in de wedergeboorte van het vader
land." Als feestgeschenk overhandigde de
keizer vorst Bismarck een zwaard, »het ge
liefkoosde wapen van den Garmaan, het
symbool van het werktuig, dat uwe Door
luchtigheid mijn grootvader heeft helpen sme
den, wetten en hanteeren, het symbool van
het machtige tijdperk van een opbouw, waar
van ijzer en bloed het cement waren, het
middel, dat nimmer faalt en dat, in de han
den van koningen en vorsten, als de nood
zakelijkheid zich doet gevoelen evengoed de
binnenlandsche eenheid van het vaderland
ban beschermen als het die tegenover het
buitenland heeft tot stand gebracht.
»Wenn es Not thut, auch nach Innen"
die bedreiging is in den mond des keizers
niet nieuw, en heeft daardoor reeds veel van
haar kracht verloren. Vorst Bismarck heeft
haar natuurlijk niet gereleveerd. Wel ging
hij in op het denkbeeld van den keizer, die
in hem vóór alle dingen den officier eerde.
Hij verklaarde, dat hij al wat er goeds in
hem was, al wat hij had tot stand gebracht,
eigenlijk en vooral aan zijne qualiteit als
officier te danken had. En hij, de tachtig
jarige staatsman, droeg het blinkend kuras
en den grijzen mantel, die de keizer hem een
vorig jaar had gezonden. En toen bij het
middagmaal de keizer zijn gezondheid dronk,
weerklonken buiten in het park
een-en-twintig saluutschoten....
Als het nu maar bij deze opvatting blijft.
En waarom zou het niet? Het keizerlijke
telegram was door geen verantwoordelijk
minisier gecontrasigneerd en kan dus, uit
een politiek oogpunt, a's niet bestaande wor
den beschouwd. Maar aangenaam voor den
afzender is dit niet.
iiiiiiiiiuiiniiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii
Sodala
jHiiiiiiHuiiiiiiiiiciintmitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiiiiiiitiiititmiiiiiiiniiinii
Het w ert van den neer Heiiri Rollet,
De lezer die met eenige voorliefde kennis
neemt van wat in onze dagen door menschen
van warm gemoed en kloeke daad uit mede
lijden en gemeenschapsgevoel wordt tot stand
gebracht, kent de Parijsche vereeniging Le
Patronage de ienfance et de T Adolescence, ge
sticht door den heer Henri Rollet. In het
paleis van Justitie keer op keer getuige zijnde
van het voor den rechter verschijnen van
kinderen, voor wie alles beter was dan ge
vangenisstraf, kwam hij op het denkbeeld
van deze vereeniging, dat niet alleen in
Frankrijk onmiddellijk ingang heeft gevon
den het was in het jaar 1891, toen er over
Parijs een wind van gevoeligheid woei, en
Dumas het »qui dinedonne" invoerde maar
ook in het, buitenland gunstig werd ontvan
gen, en o. a. in ons land kort geleden uiting
erlangd in de Vereeniging tot opvoeding van
halfverweesde, verwaarloosde of verlaten kin
deren. Voor Nederland heeft het dus eenig
belang, van des heeren Rollet's werk een
beknopt overzicht te geven. Ik vestig echter
meer de aandacht op wat gedaan is voor
»l'adolescence", dat zijn de kinderen, knapen
voornamelijk, van 13 tot 18 jaar, dan wat
geschiedde ten behoeve van de kinderen in
engeren zin, en dit in aansluiting met de
richting die Le Patronage allengs heeft inge
slagen. In Frankrijk toch bestaat een andere,
machtige vereeniging, du Sauvetage de l'enfanee,
waarvan de welbekende Jules Simon voor
zitter is, en zonder dadelijk of op den duur
met haar samen te.smelten, of haar bemoei
ingen met het kind beneden 13 jaar te staken,
laat het zich toch voorzien, dat Le Patronage,
die zich nog moet behelpen met een beperkt
inkomen en maar over een gering aantal j
personen kan beschikken, in de eerste plaats
haar zorgen zal wijden aan de jeugdige per
sonen die ouder dan 13 jaar en zonder be- j
scherming, gevaar loopen in de gevangenis |
terecht te komen. !
Het is een moeilijke leeftijd, die van 13 tot ,
18 jaar. De knaap komt van de school, is j
wees, of vaak nog erger: halve wees, of een
mond te veel aan de tafel zijner ouders. De
tijd der gilden is voorbij, en als leerling bij
een meester vindt hij niet licht een plaats, j
Hij verdient misschien gemakkelijk een klei- i
nigheid, maar wordt even snel werkloos, en !
door vader of moeder op straat gezonden,
om opnieuw «werk te zoeken". Van de straat
naar de gevangenis is een korte afstand; het
contingent misdadigers dat de omwenteling in
den handenarbeid levert, doordat zij menschen
die nog kinderen zijn in het volle gewoel van
den strijd om het bestaan werpt, wordt niet
licht te laag geschat. Maar hoe ongaarne
ook, de jeugdige misdadigers laat Le Patronage
voorloopig aan hun lot over. In 's hemels
naam moet voor hen de overheid met haar
verbeterhuizen en haar voorwaardelijke ver- ,
oordeeling maar doen wat zij kan. Zij voor
zich tracht degenen die, van de bescherming
van een heilzaam ouderhuis verstoken, de
gevangenis in het vooruitzicht hebben, een
uitweg te bieden. Ziehier hoe zij dat doel
tracht te bereiken In de laatste dagen van
1893 was voor een raam van een huis in de
rue de l'Ancienne Comédie een kennisge- i
ving te lezen van den volgenden inhoud:
i
Jonge lieden van 13 tot 18 jaar, die het onge- !
luk hebhen, zonder toevluchtsoord te zijn vinden
hier hulp. Zij ontvangen geen aalmoes: zij zul
len eerlijk, door arbeid, hun voedsel en hun
logies verdienen. Zij zullen vrijheid hebben, zelf
werk te zoeken; maar kunnen daarbij ook op de
hulp van Le Patronage de Venfanee ft de
V-idoJefcenne een beroep doen. Vóór zij de werkplaats ,
binnengaan nemen zij kennis van het reglement
en 'moeten zij hun instemming daarmede betuigen. ;
Het gevolg van deze kennisgeving was, dat
van den oden tot den 31sten Januari 1894
172 jongens en 9 meisjes zich hebben aange
meld, en zijn opgenomen. De moeielijkheid
om voor jongens en meisjes te gelijk te zorgen,
en de beperktheid der middelen en arbeids
krachten der vereeniging zijn redenen ge
weest, om nadat deze negen zoo goed mogelijk
waren bezorgd, voor meisjes verder het huis
gesloten te houden.
Hoe kwamen die 172 jongens in de rue de
l'Ancienne Comédie? Verreweg de meerder
heid : negentig procent, uit eigen beweging.
Ook de jeugdige ledigloopers hebben hun
gemeenschappelijke wijkplaatsen, en <le nieuwe
inrichting was al spoedig bekend, gelijk tevens
weldra verspreid was, dat om een bloote gift
niemand behoefde aan te komen. De bede
laars van professie keerden dan ook zeer snel
het huis den rug toe; slechts zij bleven \vien
het ernst was, op eerlijke wijze hun brood
te verdienen. Kinderen van dertien tot acht
tien jaar!
De binnentredende geeft op hoe hij heet,
waar en wanneer hij is geboren, zijn familie
omstandigheden enzoovoorts Op de juistheid
dezer vragen valt het noodige af te dingen.
De formeele vragen van den conciërge wekken
weinig vertrouwelijkheid, en worden vaak
verkeerd begrepen. Maar de voorzitter van het
comitéknoopt iederen dag met de verschil
lende bezoekers een gesprek aan. Een paar
fragmenten:
»Gij hebt geen vader en geen moeder meer!"
»Jawel mijnheer, mijn moeder leeft nog."
»En gij hebt opgegeven dat gij wees waart!'"
»Ik durfde niet zeggen waar zij is ; zij zit
in de gevangenis." (Of erger).
»Hebt gij veel broers en zusters ?"
Het antwoord laat op zich wachten. Ten
slotte :
»Dat is te zeggen, mijnheer, ik geloof dat
ik het eenige kind van mijn vader ben, maar
mijn moeder heeft hem laten zitten, «i toen
zijn er nog meer kinderen gekomen."
»Gij weet dus niet waar uw vader is ge
bleven. Maar wat doet uw moeder?"
»Zij dient" (of »zij is groen vrouw", of >zij
houdt een winkeltje'').. .
«Waarom zij t gij niet bij haar gebleven ?
Waarom heeft zij zich niet meer niet u be
moeid ?''
»Ik was in betrekking daar en daar, in een
of' andere fabriek. Maar de patroon is failliet
gegaan. Toen ben ik naar Parijs terugge
komen, en hoorde ik dat mijn moeder drie
maanden geleden verhuisd was. Niemand
wist waar zij nu woonde."
PRO Sooro.
(Slot volijt.)
De 7ronw in Amerik
Uit den aard der zaak is de positie van de
Amerikaansche vrouw altijd verschillend geweest
van die der Europeesche. Terwijl de laatste haar
dagen sleet in de betrekkelijke veiligheid van een
gevestigde beschaafde maatschappij, trok de eerste
met man en kinderen over den oceaan om te
leven in een wildernis, waar haar leven steeds
in gevaar was en waar hard werken en soms ge
brek in een tamelijk ongezond klimaat haar deel
waren. Dat was in den tijd toen Kew-York een
dorpje was, van de bosschen gescheiden door een
houten omheining (wall) op de plaats waar nu
Wallstreet is, en toen wilde horden Indianen,
als bijen, die uit hun korven verjaagd waren,
telkens de jonge nederzettingen overvielen en
verwoestten, moordden en plunderden tot er niet
veel meer overbleef dan ruïnen en verminkte
lijken. In dien tijd was de vrouw de verant
woordelijke persoon als de mannelijke leden van
de familie op de jacht of vischvangst waren of
tegen de Indianen uittrokken. Dan zorgde zij
voor huis en hof, voor het vee en den oogst, dan
hanteerde zij de buks even handig als de mannen
indien er gevaar dreigde en verdedigde daarmee
zichzelve en haar kinderen tegen vijanden en
wilde dieren. Zij was de gelijke van den man
in moed, kracht en arbeidsvermogen, zij steunde
hem in al zijn ondernemingen en bereidde hem
in de wildernis een tehuis zoo goed als zij kon
met de haar ten dienste staande middelen, opdat
hij in den vreemde niet zou missen, wat hij in 't
vaderland zoo op prijs stelde. Zij bracht naar
het nieuwe vaderland de ouderwetsche huishou
delijke deugden en gebreken mee, zonder welke
een vrouw geen vrouw was, en van al die eigen
schappen is misschien slechts n in al haar
vroegere kracht blijven bestaan: heerschzucht.
Van de huishoudelijke wetten, door de vrouw des
huizes ingesteld, dat de vader niet op zijn klom
pen mocht binnenkomen, geen pijp rooken anders
dan in de keuken, dat alleen op hoogtijden de
mooie kamer mocht gebruikt worden, enz. vindt
men nog in elk echt Amerikaansch huishouden
de nakomelingen. De hedendaagsche Ameri
kaansche vrouw mag zoo trotsch zijn als zij wil
op haar afstamming van de een of andere
Hollandsche schoone uit de eerste nederzettingen,
zij gelijkt innerlijk even weinig op de rechtzinnige!
eenvoudige, stijve, rechtschapen huishoudster als
haar coquet, levenslustig, kleurig uitgedost uiterlijk
op het donkere portret van haar
bet-bet-overgrootmoeder. Ziehier het type van een echte
Amerikaansche vrouw op het einde der l'Je eeuw.
Om te beginnen heeft zij een ongeëvenaard
vertrouwen op haar eigen persoon, haar charmes
en bekwaamheden, en is zij evenzeer verzekerd
van haar eigen superioii'eit als van de onwaar
digheid van het andere geslacht. Is zij onge
trouwd, dan zoekt zij een betrekking en wordt
onafhankelijk zoodra zij de school verlaat, gaat
veel uit, danst en »rlirt" en maakt drukjacht op
een man, want hoezeer zij de mannen ook ver
acht, een echtgenoot, die haar kleeren en ver
dere voor een vrouw begeerlijke dingen betaalt,
vindt zij toch lang niet te verachten. Het is in
ieder geval gemakkelijker dan er zelf' voor te
zorgen. Is zij getrouwd, dan doet zij g 'woonlijk
haar huiswerk zelve, want van een meid heeft
zij meer last dan plezier. Houdt zij er echter
een, dan laat zij die met behulp van manlief
.(vóór en na kantoor- en werkuren) het werk doen
en gaat zelf uit. Van 's morgens tot 's avonds
wandelt zij dan van winkel tot winkel, want
! boodschappen doen is een talent, dat haar meer
dan eenige andere vrouw ter wereld is aange
boren. Zij verstaat de kunst op dia manier on
gehoorde hoeveelheden tijd en geld te verspillen.
l Men kan begrijpen hoe goed de kinderen in
i zulk een huishouden het hebben en hoe dat ge
deelte van het werk, dat door de vrouw des
j huizes verricht wordt, gedaan wordt.
Xij is handig in 't maken van haar eigen klee
ren, en er is bijna geen Amerikaansche vrouw uit
den middenstand, die niet haar eigen naaister en
! modiste is. Zij slaagt er gewoonlijk in, zich een
j air van chic te geven, die meestal van een zeer
l goedkoope soort is en verkregen wordt door een
combinatie van kanten en li ,ten van schreeuwende
: kleuren en groote hoeden met bossen en pluimen.
j Oog voor kleuren en lijnen heeft zij niet; men
komt maar zelden e :n vrouw tegen, die met
l die eenvoudige ólé^ance gekleed is, die wij,
Euroj peancn, zoo gaarne /ion. l lot is ook bekend,
dat de Parijsche naaisters en kleermakers de
modellen, die zij ran hun lïansche klanten niet
kwijt kunnen omdat zij te opzichtig zijn, voor
hun Amerikaansche beschermsters bewaren en
aan haar gemakkelijk kwijt raken.
Twee eigenschappen, die alle Amerikaansche
| vrouwen, rijk of arm, oud of jong, met elkaar
gemeen hebben, zijn een groote mate van bereke
ning, die iedere eventueele siVectie in de ge
boorte zou smoren, en een verregaande onver
schilligheid, twee dingen, die haar gemakkelijk
door het leven en over allerlei hinderpalen heen
helpen, maar haar niet heel aantrekkelijk maken.
Er zijn niet veel dingen, waarover zij zich niet
met een versteenden glimlach en en een »1 don't
mind", of »Well, it cannot be h<3lped," overheen
zetten.
Er wordt veel gepraat en nog meer geschreven
over »de moderne vrouw'' »de vrouw fm-de-Siècle"
»the New Woman," maar men verliest daarbij
uit het oog het feit, dat wat men in dit geval
nieuw noemt, niet nieuw is. Er zijn alnjd vrou
wen geweest, die vooruit streefden, die rechten
wilden hebben als de mannen, niet te reden
waren met een gewoon huiselijk leven, vrouwen
die kunsten en we'enschappen beoefenden; en
er zijn ook altijd vrouwen geweest, die tevreden
waren met de plaats, die haar in de maatschappij
was aangewezen, een eervolle plaats, waarvoor zij
zich niet behoefde te schamen, zooals zy dat
blijkbaar in dit land deden. Men spreekt tegen
woordig met een mengsel van diepzinnigheid,
minachting en spot (affectie is uit de mode), van
de vrouw, juist zooals men zou spreken van het
paard, de colorado-kever, voor zoover ik weet
zegt men nooit de man. De neiging om macht
te oefenen is door alle eeuwen heen den vrou
wen eigen geweest, maar nog nooit hebben zij
het zoo dom aangelegd als in de laatste j wen.
De vrouwen, die rustig thuis bleven en daar den
scepter zwaaiden en van het bewustzijn door
drongen waren, dat als zij maar met beleid haar
man regeerden, zij door hem onmiddellijk het
wereldbestuur in handen hadden, waren vetl
wijzer dan zij, die zelve willen regeeren, overal
bijzijn en haar eigen en anderer bestaan onmo
gelijk maken.
Zij begonnen met het ambt van onderwijzeres,
waartoe zij bij uitnemendheid geschikt, maar
waarvoor zij toch volstrekt niet onmisbaar waren,
te vervullen. Haar succes in deze bezigheid, ook in
Europa was, en is nog, schitterend, en vele
vrouwen vinden een ruim bestaan in een vak,
dat zeker aangenamer is dan dat van huishoud
ster, kinderjuffrouw, gouvernante en dergelijke
middelen orn geld te verdienen, die een vrouw
openstonden. In Europa bleef het hierbij langen
tijd ; toonde een vrouw aanleg tot een vak, dat
alleen door mannen uitgeoefend werd, misschien
een op de honderdduizend, dan bekwaamde zij
zich daarin, als zij geld en lust had, oefende
het niet uit en was een wonder. Maar in Amerika
was het anders. Bij de grondwet was bepaald,
dat alle burgers gelijk waren, welnu, dan waren
alle burgeressen ook gelijk en alle burgeressen
met al'e burgers. De vrouwen moesten gelyke
rechten hebben als de mannen (van pLchten
spraken zij niet, zulke kleinigheden ziet men
wel meer over het hoofd), maar zij vergaten
geheel dat gelyJce rechten niet beteekent dezelfde
rechten; zij zeiden: wij willen g'l/jke rechten,
en zij maakten zich op en verschaften zich
dez'lfde rechten, en bij het verkrijgen van ieder
recht bewezen zij, dat zij in hetzelfde veld van
werkzaamheid niet de gelijken van de mannen
waren.
Hoe zouden zij dat ook zijn ? De natuur heeft
den man en de vrouw blijkbaar tot verschillende
werkzaamheden aangewezen, en de natuur laat
zich niet forceeren. Hiermede bedoel ik niet,
dat de vrouw niets anders te doen heeft dan van
den ochtend tot den avond te sloven, te koken,
te poetsen en te wasschen in haar eigen of eens
anders huishouding. Op haar "rust even goed de
verplichting haar geest, haar kunstgevoel, haar
talenten te ontwikkelen en er het gebruik van
te maken, dat het best met haar omstandigheden
en neigingen overeenkomt. Maar zij moet niet
een vak leeren, waartoe zij van nature niet ge
schikt is, waarvoor een man met een sterk gestel
en sterker zenuwen beter toegerust is, dan zij,
waarvoor zij moet studeeren en werken boven
haar krachten, alleen omdat zij een vak wil lee
ren en »niet zou weten, waarom zij niet zou doen
wat haar broers ook doen."
Met de komst der onderwijzeressen bij het
openbaar onderwijs was de
onafhankelijkbeidskoorts onder de Amerikaansche vrouwen uitge
broken. Zy wilden allen voor zichzeJve zorgen,
en bijgevolg werd de markt overvoerd.
Een ander arbeidsveld dus opgezocht!
Maar dat andere veld hadden de mannen in
beslag genomen; het was »Vader, ik kom op jouw
kasteel!'' Lang hielden zij de vrouwen er buiten,
maar toe'i eenmaal n »op 't kasteel" was, volgde
de rest vanzelf. Ik geloof, dat die pionier niet
veel dank voor haar werk geoogst heeft. Nu
maakten zij zich langzamerhand meester van alle
vakken, waarop zij de hand konden leggen. Vrou
welijke dokters, advokaten, dominees, klerken,
bankiers, lijkbezorgers enz. vertoonden zich overal,
universiteiten werden voor haar opengesteld,
turnlokalen en clubs voor haar opgericht, in eenige
staten werd haar het kiesrecht toegekend, en
iedereen is nieuwsgierig te zien, wat zij nu nog
zullen verlangen. Allerlei voorspellingen worden
gedaan omtrent de gedaante-verwisseling, die de
lin-de-Sii'cle vrouw zal ondergaan, als zij op
oudojaars-avond ISJtil zich zal ontplooijen in de
commencement-de-Siècle vrouw.
Dit vooruitdringen van de vrouwen heeft ern
stige, nadeelige gevolgen gehad voor haar zelve.
Zij hebben zichzelve veel meer schade berokkend
dan de mannen ooit hadden kunnen doen.
De enkelen, die haantje-de-voorste waren
hebben een weg gebaand, waarop haar zusteren
moeten volgen of zij willen of niet. Om toegang
te krijgen tot het verboden terrein verbonden
zij zich om te werken voor minder loon dan haar
mannelijke mededingers, een zeker middel om te
slagen. Hierdoor verdienden de mannen ook minder
en dus veroorzaakte deze politiek een algemeene
daling van werkloonen. Reeds hierdoor
bena