Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 927
Het eenvoudige verhaal is onherkenbaar geworden.
Een koning der ratten en een koning der katten
zijn de handelende personen, die de eenvoudige
menschenfiguren naar den achtergrond hebben ver
drongen; Dick heeft een liefdeshistorie met de
dochter van den kruidenier, Fitz-Warren; en nog
veel meer nieuws is er bijgekomen. Het best geven
wij een indruk van de pantomime, door de be
schrijving van de generale repetitie, niet een als
in de Fransche schouwburgen, die langzamerhand
de première is geworden voor een keuzepubliek,
maar een echte repetitie, waar de zaal in het duister
is gehouden, en het tooneel een onbeschrijfelijke
verwarring te zien geeft. Alleen de vrienden van
het huis worden toegelaten, en enkele teekenaars
van geïllustreerde dagbladen; maar de critici vinden
een Cerberus voor de deur. Het orkest repeteert
de ouverture; op het tooneel loopen alle natiën
door elkander. Het argot van Parijs, Weenen en
Rome klinkt door de Danfs van den zenuwachtigen
machinist door; op den achtergrond staan een
pa w honderd kinderen van tien a twaalf jaar ia
het gelid, het roode vest, den kilt met groen en j
blauwe ruiten, de kousen met roode en blauwe
dito's der Schotsche gardes, de handen en voeten
in witte kattepooten, en om het hoofd een witten
kattenkop, bedekt met een geweldige muts.
,Schouder, geweer! Presenteert, geweer! Geeft,
acht!" De regisseur en zijn helpers zijn bezig,
voor de figuratie te zorgen. De timmerlieden
hameren en kloppen op de coulissen; de Fransehe
costumier Alias commandeert een schare van
naaistertjes, en levert een voor een heele bijenkorf
jonge meis-jes af, lang en slank, de onberispelijke
beenen gestoken in tricots van alle kleuren;
zij houden samenscholingen achter de schermen,
de zijde van haar costumes ritselt, en de meta
len loovers rinkelen. Er wordt druk gebabbeld.
Naast een wandelenden slaapbol, die uiteencluhje
korenbloemen, lelies en hyacinthen te voorschijn
komt, staat een chineesche pagode. Zij draagt
op den rug alle verdiepingen, minutieus nauw
keurig uitgewerkt, in de kleur van oud delftsch;
keert zij zich om, dan ziet gij haar ovaal ge
laat, fijne trekken, heldere, diepe oogen.
goudrood haar: hit type van een Eiigelsche schoonheid.
Zij klaagt, dat zij is aangenomen o.m voor drie \
pond per week gurante te zijn, in niet anders !
dan vrouweukleeding, eu in de mooiste costumes ? i
nauwelijks is zij aangeland in den schouwburg, of i
zij wordt in deze doos gestopt; voor drie uur langj
en met geen penny extra vergoeding. //Is hetgeen
schandaal, Lizzie?" Lizzie vindt van wel, en de
pagode klaagt, met de hand tegen haar omhulsel
slaande, dat zij niet kan gaan zitten. // Wees dank
baar," zegt een lelie, niemand zal je in de armen
knijpen!" En glimlachend gaat de slaapbol henen.
Het zijn kindermeisjes die met ruzie zijn
weggeloopen, naaisters zonder werk,
wiukeljuffrouwen enzoovoorts, die op deze wijze figureerend
eenige sliillings daags verdienen. De onbedui
dende rollen hebben drie pond, de balletmeisjes
6 a 9 pond, de beauties, wanneer zij van den
eersten rang zijn, klimmen tot 25 pond per week.
Heel wat meer verdienen de acteurs. Dan Leno
en Herbert Campbell, glorie-figuren uit de wereld
der café's concerts, brengen het tot 80 pond;
bovendien kost hun costuum dikwijls enorme som
men. Een pak van 40 pond is geen zeldzaamheid,
en sommige figuranten dragen er drie zoo op n
avond. Alias, de costumier, heeft voor de ruim vijf
honderd personen van het stuk een lijst van
costumes gemaakt, waarvan de rekening zeker niet
iimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
EDNA LYALL.
Onder de romanschrijfsters die in den
tegenwoordigen tijd wat men noemt furore maken,
behoort wel Edna Lyall, wier eigenlijke naam
is Ada Ellen Bayly. Haar vader was advo
caat. Na den dood harer ouders is zij gaan
inwonen bij haar eenigen broeder, predikant
te Eastbourne, in een allerliefste villa, geheel
met klimop en wilden wingerd begroeid. Zij
is klein en tenger van gestalte, heeft vrien
delijke, denkende oogen, een hoog voorhoofd
en weelderig bruin haar. Tegenover vreemden
is zij stil en teruggetrokken, maar wie het
voorrecht heeft haar van nabij te kennen
en tot haar gaat in tijden van zorgen en
verdriet, voor hen is zij de hartelijkheid en
hulpvaardigheid zelf, steeds bereid met goe
den raad bij te staan en te doen wat zij kan
om het leed te verzachten.
Miss Ellen Velvin vertelt van een onder
houd dat zij met de schrijfster had en hoe
zij, verrukt over den goeden smaak en de
zelligheid dier werkkamer in de villa te
istbourne, vroeg : »Hier zijn zeker al uwe
werken geschreven ?''
»Niet alle," was het antwoord. »»Door
liefde gewonnen", mijn eerste boek,
»Donovan" en »Wij Beiden" zijn alle drie in Lin
coln geschreven, de andere, althans gedeel
telijk, hier. Ook op reis schreef ik veel: »Een
stoere Noorman" na eene reis in Noorwegen ;
»Donovan" en »Wij Beiden" na een lang
durig verblijf in Italiëaan de Riviera."
»U is dadelijk beroemd geworden, niet
beneden de 20.000 guineas blijft.
Dat alleen voor de personen. De mise-en-scène
heeft aan sir Augustus Harris zeker 30.000 pond
gekost. Hoe hij dat alles terugkrijgt? Hij heeft
er geen vrees voor. Deze
politicus-schouwburgondernemer, sir Augustus Druriolanus, gelijk Punch
hem pleegt te noemen, heeft achtereenvolgens
Drury Lane met spektakelstukken en Covent
Garden met de Italiaaiische opera tot een middel
punt der uitspanningzoekenden gemaakt, en heeft
thans nog een derden schouwburg,Princess-tlieatre
in exploitatie. En al die inrichtingen werpen hem
winsten af. De zaal van Drury Lane kan 700 pond
per voorstelling opbrengen, dat is 1400 pond per
dag. In zes weken wordt er niet anders gespeeld
dan Dick Whittington, en is het stuk goed, dan
houdt het 't nog een maaud langer uit. Sir Harris,
met zijn zware schouders, is intusschen overal.
Hem maakt het niet ongerust, dat nog niets in
orde is. De decors zijn nog niet gereed; de helft
der costumes ontbreekt nog; de acteurs kennen
te nauwernood hun rollen. Nog maar acht dagen
wordt aan het stuk gewerkt, maar hij is overtuigd,
dat overmorgenavond niets zal haperen. Het licht
zal zoo magiscli zijn als maar ooit het geval was,
de figuratie in stijl zoo volmaakt als iemand zag;
het decor fonkelen van nieuwheid. Hij regeert in
den chaos die aan de schepping voorafgaat met vaste
hand. Morgen is het Kerstmis ; de timmerlieden, de
machinisten zullen weigeren terug te komen ; hij
biedt hun het zesvoud van het gewone loon. Er zal
gerepeteerd worden van elf uur 's morgens tot vijf
uur des avonds, en de //Kosmos" zal draaien en
zich ontwikkelen zonder fout, van de eerste tot
de honderdste voorstelling. Hij is overal tegelijk,
en regeert zoowel de volle scène, wanneer op trap
pen en terrassen heel de bevolking van vijfhonderd
figuranten verschijnt, iu tal van groepen gesplitst
goden en demonen, vorsten en vorstinnen, krijgs
volk, griffioenen en monsters; de hellebaarden
der soldaten, de zijden rokken der bayadorep, de
waaiers der kokette danseressen, de boombladen
en bloemenguirlanden uitstralend een veelkleurig,
zacht eleotrisch licht als het dronkenmanstooneel
waar Dick met zijn schoonvader itzwarren naar
huis gaan, slingerend en struikelend, hikkend, over
elkander heenrolleud, opstaande en weder vallend,
totdat de huizen zich in dronkenschap ontwrich
ten ; de verdiepingen op elkander staaa te wag
gelen, de vensters en luiken openvallen en vlam
men naar buiten slaan, die als groote tongen zijn,
uit dronken monden gestoken, en als oogen, starend
en bol van jeueverwaanzin.
iimiiiuiiniiiiiiiiiiiiiimii
IIIIIIIIIIIIIIIimimillllllllMMIMMMIIIHillllllllll
luziel in de Hoofdstad,
Men zegt wel eens dat de zoo hoog geroemde
collegialiteit onder kunstenaars te wenschen over
laat, doch wie dit beweert zal een beteren indruk
verkregen hebben bij het gadeslaan van de voor
bereiding en de uitvoering van het concert ter
nagedachtenis van onzen vriend en kunstbroeder
Henri Tibbe.
Daar was een geest van samenwerking en eens
gezindheid die weldadig aandeed en die bewees
dat men met zulke oordeelvellingen voorzichtig
moet zijn, want de voornaamste kunstenaars en
velen die als muziekvereerders aan het hoofd
van de bewegingen staan of bekeni zijn als uit
stekende dilettanten, hadden zich tot eene com
missie gevormd om deze uitvoering geheel te
doen slagen.
De organisatie liet dan ook niets te wenschen
over. Een niet al te groot program, waarbij zooveel
mogelijk voor afwisseling was gezorgd, werd op
waar ?" vroeg ik; dit kon niet anders,
meende ik.
Tot mijn verbazing kreeg ik ten antwoord :
»Neen, alles behalve! Die dat denkt, vergist
zich zeer ! »Door Liefde Gewonnen'', een ver
haal voor jonge meisjes, maakte in het eerst
in het geheel geen opgang. Toen verscheen
(in 1882) »Donovan". Ook deze roman, hoe
wel door de pers gunstig beoordeeld, werd
niet verkocht. In den loop van 1883 is het
manuscript van »Wij Beiden" door een zestal
uitgevers geweigerd ; ik herinner mij nog hoe
wanhopend ik was en mijzelve afvroeg of
het niet beter wezen zou den strijd op te
geven. Ik liep door de St. Paul's kerk, mijn
oog viel op de graftombe van een gesneuveld
generaal en ik dacht: »Gij zijt al vechtende
gestorven -?ik wil het ook." En ik be
sloot niets onbeproefd te laten en al de uit
gevers van England af te loopen."
»En toen?"
»Ja, dat was een nare tijd, maar in het
voorjaar van '84 is eindelijk »Wij Beiden"
in druk verschenen en het maakte op
gang. Ik was toen met een jacht op de
Middellandsche Zee en kreeg een tijd lang
geen brieven of couranten in handen. Te
Gibraltar werd mij een groot pak van de
post bezorgd en wist ik dat ik eindelijk
lezers had gevonden."
»Hebt gij bijzondere voorliefde voor een of
ander tijdperk in de geschiedenis ?"
»Zeker, ik gevoel mij het meest aange
trokken tot de 17de eeuw. Ik studeer er
altijd in. Voor ik »In de Gulden Dagen"
schreef, bracht ik uren achtereen door in
het Britsch Museum en verdiepte mij in
allerhande werken die betrekking hebben op
de 17de eeuw. Ik vind men weet zoo weinig
van wie mijns inziens tot de prachtigste
figuren in onze geschiedenis behooren
zeer schoone wijze ten gehoore gebracht, zoodat
de bezoekers niet alleen de satisfactie konden
hebben, een bewys van hulde aan de nage
dachtenis van den zoo jong gestorven kunstenaar
te hebben gebracht, doch ook van harte konden
verklaren: ik heb veel muzikaal genot gesmaakt.
De uitvoering was aldus geregeld: Eerst diri
geerde de heer Viotta den Tannhauser-Marsch
voor koor en orkest, toen speelde de
haerTimmner de F. dur Romance van Beethoven daarna
dirigeerde de heer Rüntgen zijne Noorsche Bal
lade voor orkest en toen bracht de heer Kes de
Leonore-Ouve ture van Beethoven ten gehoore.
Na de pauze droeg het klein Koor a cappella
onder leiding van den heer Averkamp een Psalm
van Sweelinck en Motelten van Orlando Lasso en
Palestrina voor, toen dirigeerde de heer Kes het
Scherzo (Droom van de Fee, Mub) uit Romeo et
Ju'i tte van Berlioz en eindelijk leidde de heer
Viotta het Prei-ilied uit: die Melittersiviger voor
tenorsolo, koor en orkest, waarbij de heer
Stachelhausen de tenorsolo overnam, bij ontstentenis van
den heer Rogmans.
Niet vaak zal men op een avond zooveel
dirigenten aan het werk zien. en wanneer de
verslaggever de verschillende nummers gedetailleerd
wilde bespreken zou hij allicht den indruk geven
alsof hij een paralel wilde trekken tusschen de
verschillende dirigenten wat thans niet in mijne
bedoeling ligt, en wat ook niet juist zou zijn
omdat ieder op zijn terrein iets zeer goeds gat'
en het karakter van de verschillende voordrachten
zoozeer uiteenliep, dat vergelijking, zelfs al wilde
men dit beproeven eenvoudig belachelijk zou zijn
voor den vergelijker.
Doch zonder voorbehoud mag verklaard wor
den dat het een zeer schoon concert was, en
daar al de gehouden nummers in de verschil
lende vereenigingen reeds een- of meermalen
waren ten gehoore gebracht en vroeger besproken
zijn, is eene algemeene vermelding volkomen
voldoende.
Voor het publiek dat niet zooals de critici
in de gelegenheid is al de verschillende mu
zikale kunstuitingen geregeld te volgen, gaf deze
avond een vrij uitgebreiden blik op het muzi
kale streven en leven te Amsterdam en voorzeker
zal het menigeen, die tot nu toe slechts gele
heid had eene corporatie te leeren kennen
opgewekt hebben, ook de kunstuitingen van an
dere lichamen wat getrouwer te volgen.
Wanneer dit er door bereikt werd; zoude de
commissie nog grooter reden hebben zich geluk
te wenschen, dan thans reeds het geval is. met
dit zoo schitterend geslaagd concert.
Ik dacht op dien avond: Hoe heerlijk zou het
voor Tibbe geweest zijn wanneor hij getuige had
kunnen >ijn van die diep gevoelde enmetgroote
liefde gebrachte hulde.
De kunstenaar die meer opvoedend dan
reproduceerend werkt heeft niet altijd gelegenheid op
te merken hoe hoog men hem stelt en toch moest
hij steeds ten zeerste gewaardeerd worden, want
hij heeft voor een deel de toekomst in handen.
Het behoeft trouwens niet verklaard te worden
dat de ond'r*ijzer, de opvoeder de heilzaamste
kracht uitoefent; dat de verto ker u oogenblikken
van groot genot kan verschaften, welke indruk
u kort, of lang kan bijblijven; doch dat de arbeid
van den onderwijzer b ij'-end is.
Ik heb getracht Tibbe's waarde als onderwijzer (in
een vroeger artikel) in het licht te stellen; het
deed mij dien avond weldadig aar,, te bespeuren,
dat de zevenjarige arbeid van Tibbe in onze stad,
die zoo rijke vruchten heeft gedragen, zoo alge
meen is gewaardeerd. Men blijve hem in gez gend
aandenken houden.
Eene vereeniging die reeds tal van jaren tot
heil van den kunstenaar en zijn gezin werkt, is
de Maatschappij Caecilia waarover ik in mijn vorig
artikel reeds schreef'.
Ik sprak toen de hoop uit, dat de uitvoering
een groot succes mocht zijn. Dit is zij in muzi
kaal opzicht wel, doch helaas in stoffelijk opzicht
niet geweest, want het bezoek was niet zeer talrijk.
Voorzeker hebben allerlei oorzaken (en niet
MIIIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIMIIIIIIIIIIII1IIIII
Algernon Sidnoy en John Hampden. Ik
geloof dat ik er hierdoor toe gekomen ben
een studie van hen te maken in mijne ro
mans »In de Gulden Dagen'' en »Het
Onrecht Gewroken". Het moeielijkst te tee
kenen was Hampden, men vindt zoo weinig
van hem opgeteekend en zelfs dat wei
nige is nog zeer onvolledig....1'
»Hoe heet uw laatste boek?'' vroeg ik,
nieuwsgierig welke titel er nu zou komen te
staan in mijne verzameling van Edna
Lyall's werken.
»Dorine. Een verhaal van een lersch
meisje en van den druk en de moeilijk
heden waaronder het lersche volk gebukt
gaat. Het komt uit in November."
»Dus u laat nu vooreerst de pen rusten?"
hernam ik, denkend dat zij haar hoofd wel
eens rust gunnen mocht.
O neen!" lachte zij. Ik ben reeds weer
aan een nieuwen roman bezig! Daarin be
handel ik den nieuweren tijd, in verband
met het tooneel; maar het komt nog lang
niet uit. Ik werk zeer langzaam; ik moet
de intrigue goed in mijn hoofd en voor
mijzelf uitgewerkt hebben eer ik aan het
schrijven ga."
»Hoe lang werkt gij ongeveer aan een
boek?"
»Dat is zeer verschillend. Ik gebruik een
schrijfmachine een Remington , maar
ik haast mij nooit, ook niet ter wille van
mijn uitgever." »Hoe zal de titel luiden
van uw eerstvolgende werk ?" »Dit wordt
eerst op het laatste oogenblik beslist. Ge
woonlijk geef ik mijn uitgever een zestal
titels om uit te kiezen welke hem het ge
schiktst voorkomt.'1
«Heeft u ook korte verhalen geschreven ?"
«Slechts enkele. Ik begin gewoonlijk zoo
veel van mijn personen te houden dat ik er
het minst ons aller vijand: de influenza) daartoe
mede gemerkt, doch dat de afwezigen ongelyk
hadden bewees deze uitvoering alweer, en deze
maatschappij werkt zoo zegenryk voor den ia
den dienst der kunst vergrysden of afgetobden
toonkunstenaar en zijn gezin ; en het publiek heeft
zooveel oogénblikken van waar kunstgenot aan die
uitgebreide schaar van mannen te danken die men
zoo maar kortweg: het orkest noemt, (zonder bij
dat woord te denken hoe ieder zelfs de meest
bescheiden bespeler vaneen ondergeschikt instru
ment zijn deel tot dat groote kunstgenot bij
brengt, en hoe zonder ieders bijzondere toewijding
en bekwaamheid, de kunstuiting in gevaar kan
worden gebracht) dat het mij niet meer dan plicht
toeschijnt de belangen van deze maatschappij
krachtig te steunen; wat waarlijk niet al te
moeielijk is, omdat men tal van schoone uitvoe
ringen aan Caecilin te danken heeft en de be
zetting van het strijkkwintet, door de buitenge
wone verhoudingen iets geheel bijzonders aan
die uitvoeringen geef .
Met mr. Viotta aar. het hoofd is men boven
dien verzekerd van een artistiek geheel.
In de derde plaats zij eene opvoering in de
Xed. opera; van der Linden vermeld van W Mem
Teil.
Deze opvoering gaf mij weer aanleiding op te
merken over hoeveel uitstekende krachten dit
gezels hap beschikt. Het was weer eens een
ouderwetsche avond met Orelio en Pauwels in
de hoofdrollen, die zich weer op brillante wijze
van hun taak kweten. Ik wensen echter slechts
kort stil te staan bij wat men het verslag pleegt
te noemen, en daarom zij nog vermeld dat Mevr.
Engelen-Sewing als Mathilde eveneens in veel
opzichten gelukkig was, dat de heer de Nobel
als Walther Filrst gelukkiger was dan in eenige
vroegere rollen, (hij wenne zich echter het vibrato
af,) dat Mevr. Orelio-van Zandt als Gemmi bleek
goed bij stem te zijn, veel beter dan bij vorige
gelegenheden, dat Mej. Kempees de kleinere
rol van Tell's gade zeer verdienstelijk zong,
dat de heer Alexanders (Leuthold) bij zijn
haastig opkomen van al de trappen rolde,
doch zich gelukkig niet bezeerde en dadelijk
H nk doorzong, alsof er niets gebeurd was, dat
de heer Engelen zwaar verkouden en dus niet
in staat was Gesier in al zijn wreedheid en hard
vochtigheid wat zang betreft weer te ge
ven, waar.loor die persoonlijkheid gelukkig iets
zachtmoedigers verkreeg, dat de heer Urlus de
solo van den visscher zeer bevredigend zong, dat
het koor gelukkige momenten had doch ook
zeer ongelukkige en dat de heer de la Fuente
met veel bekwaamheid deze opvoering leidde.
Aan hem is bet dan ook te danken dat alles
betrekkelijk goed liep, want de sporen van te
haastige instudeering waren vaak op te merken
(vooral bij de koren in de tweede acte) en het
niet al te nauwkeurig samengaan in sommige
ensembles.
Er zat echter gang in de opvoering en dus
was bet succes dank zij ook vooral de hoofd
vertolkers zeer groot. Orelio en Pauwels
spanden natuurlijk de kroon. Het deed mij ge
noegen te bespeuren, dat de bestuurder van het
licht ook door de directie blijkbaar op zijne
tekortkomingen is gewezen, want er was nu veel
meer zorg te bespeuren, die de hoop deed voeden,
dat ook dit gewichtige deel tot den indruk meer
dan vroeger kunne medewerken.
De regen was zoo natuurlijk, dat men mede
lijden met Gemmi, Gertrud, Mathilde en bet
dameskoor kreeg, dat zij zonder parapluie zoo
lang in de regen moesten staan. (Ik vind het
hardvochtig van Rossini, dat hij ze in zulk slecht
weer, en dan nog wel geknield, een'ang ensemble
op straat laat zingen. Men zou hem haast ver
denken dat de geest van Gesier over hem geva
ren was. Zelfs in de Ned. Opera zegt men
Geslèr).
Doch wat behoef ik medelijden te hebben,
want de traditie schreef nu eenmaal al die on
mogelijkheden voor. Het is al wel dat men Tel!,
alvorens bij Liuthold in veiligheid brengt voor
iMilliiliiiilillliimiilliliiMimiuimiiiiiiilliilituiiiiimiiiMliiiiliiiiimiiiiiiiil
niet toe komen kan er dadelijk weer afscheid
van te nemen. Uit »Derrick Vaughan" kan
men zien dat het leven van een schrijver
alles behalve gemakkelijk is !"
Edna Lyall acht het geven van stemrecht
aan de vrouwen billijk en rechtvaardig, en
al denkt zij niet dat het vooreerst gebeuren
zal zij kan niet gelooven dat eene vrouw
er onverschillig voor wezen kan die belang
stelt in haar vaderland.
»Wat de vraag betreft of het onvrouwelijk
is," sprak zij lachend, sik voor mij kan het
onvrouwelijke niet inzien van het uitbrengen
van stemmen, wel het iren'en van stemmen,
dat is een andere zaak! Maar och! ook
zonder stemrecht heeft de vrouw gelegenheid
te over haren invloed uit te oefenen, zij het
slechts in haar kleinen huiselijken kring, in
de vorming van het karakter harer kinderen."
»Mag ik vragen : zijt ge ingenomen met
hetgeen in den laatsten tijd door vrouwen
over de vrouwen-quaestie geschreven wordt?"
»Pardon, daarop geef ik liever geen ant
woord ! Ik spreek geen oordeel uit over het
geen mijn collega's doen!''
sMaar vindt u niet dat, in den regel, de
vrouw hare eigene sekse tamelijk hard valt ?"
»Neen, zeker niet!" antwoordde zij beslist,
ontkennend het hoofd schuddend, »ik vind
eer dat dit tot het verledene behoort en dat
de vrouwen van tegenwoordig juist de man
nen lastig vallen. Men zou waarlijk denken,
als men sommige vrouwen hoort, dat de
meeste mannen monsters zijn!"
Een oogenblik later kreeg ik op een vraag
ten antwoord: »Hoe ik schrijf? Ja, dat is
moeilijk te zeggen. Ik ben het volkomen
eens met wat ik Rudyard Kipling eenigen
tijd geleden hoorde zeggen dat »de kleinig
heden, waardoor een boek in trek komt, ons
van buiten worden aangebracht. Dat men,