De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 31 maart pagina 5

31 maart 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.927 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. de soldaten die hem op de hielen zitten, niet eerst een lange aria laat zingen, waarbij hy aan het publiek vertelt, dat hij hem zal sauveeren, dat h\j de woeste baren zal trotseeren en dat met Gods hulp zal triomfeeren. Maar er blijft nog traditioneels en onnatuurIjfks genoeg in dit libretto over, doch tevens bewondert men in deze laatste dramatische schep ping van den zwaan van Pesaro (Ie vieux singe de Pesaro zooals Rossini zich zelf later vaak noemde) den vleugelslag van het genie. De premières van dit gezelschap hebben vaak geleden onder te haastige voorbereiding. Ik wr hier niet meer gewicht op leggen dan ik reeds gedaan heb, omdat ik gelpoven wil, dat de moeieljjkheid een geheel nieuw repertoire te maken en toch de noodige afwisseling te brengen met het oog op de opkomst van hei publiek verzachtende omstandigheden zijn; doch thans is Beethoven's eenig dramatisch werk (énig in feitelijken en geestelijken zin) Fidelio aangekondigd. Moge hiervan getuigd kunnen worden: Ook de première was eene waardige op voering. Want het zou zonde en jammer zijn indien deze eerste opvoering ware, wat wij meest altijd opmerkten : een generale repetitie in tegen woordigheid van het publiek. VAN MILLIGEN. Céline Chaumont. De Fransche tooneelspeelster Céline Chaumont is ontdekt door Alexandre Dumas. Het was in 1863 en hy nam schermles in een lokaal, waar later Gustave Dorézyn atelier heeft gehad. Roux, de schermmeester, liet hem een zy'ner leerlingen zien, een meisje van veertien of vijftien jaar, klein, mager, bleek, dat met halsters werkte. »Dat is er eene, qui a du vice," zei Roux; wat beteekende: daar zit wat in! »Zij speelt in de Folies-Marigny ; ga haar maar eens zien!" Dumas volgde den raad op, en zag haar een hoofdrol spelen, met ongeëvenaard aplomb, zorgvuldig en zeker als een groote actrice. Hij ging naar Montigny, den directeur van het Gymnase, en kreeg verlof haar mede te brengen. Dumas naar Céline. »Wat verdient gij in de Folies Marigny ?" »Vyf en zeventig francs in de maand, maar ik kry'g ze niet uitbetaald." «Wilt gij het dubbele verdienen en betaald krijgen?" Céline sprong een gat in de lucht, zette haar hoed op en deed haar shawl om, en beiden togen op weg naar het Gymnase. Montigny keek Dumas aan, toen hij met dit kind binnenkwam, gelijk hij hem wel meer aan keek, wanneer Dumas wat ging ondernemen: niet byzonder respectueus. Céline Chaumont klom onmiddellijk op het tooneel; de beide heeren bleven in het orkest zitten. Over de voetlichten zich heenbuigend zei het meisje: «Ik zal maar hetzelfde spelen wat ik alle dagen speel, nietwaar, dat is het eenvoudigste." En in een paar radde, duidelijke volzinnen gaf zij den inhoud van het stuk aan, beschreef het decor, zette stoelen neer die de personen verbeeldden, speelde alleen den geheelen dialoog, want een souffleursboek had zij niet, en werkte met een kleur, een zekerheid en levendigheid, die aan Déjazet herinnerden zonder dat van de minste navolging sprake was. Zij sprak meer uit haar neus dan uit haar mond, lachte met kleine keelgeluiden die zij aanhield of afbrak op een komische manier; haar gelaatsmimiek, de intonatie, het kijken, het gebaar, niets ontbrak. Montigny schudde van lachen. »Zingt gij ook ?" vroeg hij. »0f ik ! Hebt u een viool om mij te accompagneeren ?"?»Neen ; alle mu zikanten zijn naar huis." Dat is niets, dan zal ik het zoo maar doen". En zij zong met een neusgeluid dat wat van mirliton-muziek weg had, maar geestig en met entrain. En toen zij gezongen had, boog zij zich over den rand, en als een kwajongen: »Zal ik nu dansen ?" iiimiHiiimiiiiiii iiiJliiiiliniiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiii Van zijn beste werk, zich niet zelf de eer kan toeëigenen; het komt van buiten, hoe men juist zoo schreef en niet anders, weet men niet. Ik geloof dat alle werk van eenige beteekenis geïnspireerd is wij zijn slechts werktuigen." «Krijgt u veel brieven ?" vroeg ik, met een blik naar de schrijftafel, waar tal van brieven en papieren lagen. »O, massa's! Sommige zijn allervermakelijkst. Ik herinner mij eens toen ik rhumatische koortsen had, een brief van een Roomschen boer, waarin hij mij aanried neen, bijna smeekte een dozijn kaar sen te offeren aan een zekeren heilige om spoedig beter te worden. Het was wezen lijk aandoenlijk. Ook kreeg ik in die da gen een boozen brief van een heer, die »Carlo Donati" »een slecht unicdelyk boek" vond en beweerde, dat mijn ziekte een oor deel Gods was! O, ja, ik kreeg allerlei brie ven, 't Zou mij nu onmogelijk wezen ze alle te beantwoorden." Miss Bayly heeft dikwijls zeer aardige ondervindingen, o. a. dat haar wordt aange raden haar eigen boeken te lezen. Eens toen zij aan een spoorwegstation naar het boekenstalletje stond te kijken naar iets geschikts om op reis te lezen, gaf de verkooper haar den raad »Wij Beiden" te nemen, »'t Is geen prulromannetje, Miss, 'i is wezenlijk heel mooi geschreven!" Een andermaal, in den trein zittend hoorde zij een paar dames spreken over de beste en meest geschikte boekeu om mee naar Indiëte nemen. »Neem »Donovan" van Edna Lyall," zei eene der dames." »Dank je hartelijk, Edna Lyall! Ik denk er niet aan,'1 zei de ander. »Waarom niet?'' »Wel, die boeken zijn vél te duur," luidde het antwoord, de dames dachten natuurlijk Zij maakte een entrechat en lachte daarby' haar aanstekelyken lach. Op staanden voet werd geëngageerd ; zij debuteerde met de rol van Balbine en had groot succes. Ziedaar n gelukkig voorbeeld tegen honderd ongelukkigen : van het omhoog komen van een talentvol café-concert-deerntje ! La farce du Mari refondu. In het Théatre de la Renaisance" wordt een klucht in n bedrijf gegeven, die bovenstaanden titel draagt, van Gabriel Vicaire en Jules Truffier. Den inhoud deelen zij op de volgende wijze mede: Deux gentes dames, La fine fleur des unes lames, Ont des poux grisons.... de ceux Que l'age a rendus paresseux, Ce dont chacune est fort marrie Grand désespoir! On pleure, on crie: »Fi! c'est toujours pour l'autre mois; Autant vaudrait qu'il fut en bois!" Quand arrive, avec sa musique, Un gaillard expert en physique, Qui propose, au plus juste prix, De refondre ces vieux maris. Marchéfait! Après force gestes, Voici nos gens légers et prestes, Mués en parfaits jouvenceaux.... Mak criblés de mille défauts Qui sont Ie dot des vertes pousses: Plas de petits soins, d humeurs douces, L'époux rajeuni, c'est fatal! Devient libertin et brutal. Morale: Un vieux vaut... presque un jeune! Jules Lemattre noemt het stuk een allerhandigste en aardige navolging der kluchten van de 15e eeuw. La Jacquerie van Ed. Lalo. De directeur van het theater te Monte Carlo die zich verdienstelijk heeft gemaakt door de eerste opvoering van Hulda van César l'ranck, heeft nu ook bovengenoemd werk ten gehoore ge bracht dat Lalo onvoltooid moest laten, doch dat door een jong kunstenaar Arthur Coquard, leer ling van Franck, is voltooid. De tekst moet naar de oude tradities bewerkt zijn, doch moet veel gang en warmte bezitten. Men wist niet precies welk aandeel Lalo en welk aandeel Coquard aan de bewerking heeft gehad. Dit sluit echter een groote lofspraak in, want daaruit blijkt dat de bewerker er in ge slaagd is in den stijl van Lalo te blijven. Men roemt zeer de dramatische kracht en ex pressie in dit werk en noemt de vertolking meest door Parijsche kunstenaars voortreffelijk. Zoowel de componist Coquard als de libret tisten, de heer Edouard Blau en Mevr. Simone Arnaud kregen ovaties van het tot geestdrift ge stemde publiek. Nederrhijnsche muziekfeest te Keulen. Keulen is thans weder aan de beurt in de Pinksterdagen het gewone driedaagsche muziek feest te houden. Deze uitvoeringen onder leiding van dr. Wüllner zullen geheel aan de duitsche toonkunst gewijd zijn. Den eersten dag komen eene ouverture van Handel, Te Deum van Wüllner en Die Jahreszeiten van Haydn op het programma. Den tweeden dag worden eene cantate van Bach, de Es dur symphonie van Mozart en het derde deel van de Faustscenen van Schumann uit gevoerd. Het programma van deu derden dag is weer overladen als altijd. 3e symphonie van Brahms, Klavier concert in G van Mendelssohn, Die Wallfahrt nach Kevlaar van Humperdinck de ouverture : beron van Weber, Het Lobgesang uit Mozes van Max Bruch. Vorspiel und Friedens erzdhlung uit de opera Guntram van Rich. Strausz, A-dur concert van Liszt, slot van de derde acte uit die Meistersinger van Wagner en nog eenige solo voordrachten zijn reeds aangekondigd. iiiililimiliiiiiiiiiiiiiiiiliiiliiiiiliiiiliiuililliii niet, dat hare mede-reizigster de schrijfster in eigen persoon was! Edna Lyall is reeds als kind begonnen te schrijven. Zij gaf er al haar vrijen tijd aan en liep zelfs midden onder het leeren harer lessen naar haar kamertje om »even over te lezen" wat zij den vorigen dag ge schreven had. Zij was vast besloten schrijf ster te worden, niet vermoedend met hoeveel bezwaren en teleurstellingen zij hierdoor te kampen zou hebben, ofschoon in haar geval de lijdenstijd betrekkelijk kort is geweest en zij beroemd werd, zoodra zij, gelijk zij het zelf noemt, »lezers had gevonden". De wijze waarop zij haren dag doorbrengt, is zeer eenvoudig. Zij werkt met haar schrijf machine geregeld door tot '2 uur, maakt dan eene wandeling soms met een harer neefjes en nichtjes, waaraan zij zeer gehecht is. Haar groote liefde voor kinderen is een der aantrekkelijkheden in Edna Lyall's ka rakter. Des namiddags wordt er een enkel bezoek gebracht en dan komt het prettigste uurtje van den geheelen dag, het »uurtjevoor-de-kinderen", wanneer zij zich geheel aan de kinderen wijdt, met hen speelt en even veel plezier heeft als het jonge goed zelf. »Hebt u nimmer in het publiek gesproken ?'' vroeg ik. »Eens," antwoordde zij aarzelend, »een korte speech, ten gunste van »Home Rule", maar mijn oude kindermeid beweert dat ik, vier jaar oud zijnde, in Brighton de menschen in de kerk heb doen ontstellen door, zoodra de domino den tekst opgegeven had, uit te roepen: »Hanna, Hanna! hoor je 't wel ? Hij zegt: God is liefde!" Mijne stem moet ;oen sterker geweest zijn dan nu, althans tot achter in de kerk kon men het duidelijk verstaan. Nu, met die woorden op de lippen ioop ik ook te sterven!" De influenza te Londen. De influenza heeft Londen van twee komieken beroofd: Alfred German Reed, die twintig jaar lang de Engelschen dag aan dag met de overal aangekondigde »German Reed Entertainments" heeft vermaakt, en Richard Corney Grain. De laatste was een predikantszoon en studeerde in de rechten. Maar meer dan de collegezalen trok het café-chantant van John Parry hem aan, die alle geluiden die ooit een menschelijk oor hoorde nabootste. Daar Corney Grain bij zijn vrienden de tweede John Parry heette, achtte hij het zijn roeping, om toen deze stierf, zy'n taak over te nemen. Hy werd Society clown: hij gaf parodien op menschen en toestanden, zelf gecomponeerd en gedicht, en meestal aan de piano voorgedragen. Hij was een van die lieden op wie niemand boos wordt: Joachim heeft zich kostelijk vermaakt over de parodie die Corney Grain van hem maakte. Zijn populariteit was dus groot, maar dat zij zoo groot was, dat de aartsdeken van Londen in St. Paul een roerende lijkrede voor hem zou uitspreken, heeft hij misschien zelf niet verwacht. »Laat ons, zoo sprak de aartsdeken mei oprecht leedwezen den dood van Corney Grain herdenken, dien gezonden humorist, die onze dwaasheden en modes zoo zachtmoedig belache lijk wist te maken, dat wij zelf ons verheugden bij zijn terechtwijzing, en die bij al wat hij deed om ons op te vroolijken, nooit de christelijke moraliteit uit het oog verloor !" Roerend! iiiMiNiiiiHimmiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii Tentoonstelling Henies" in de Kmistclülj. In de Rotterdamsche »Kunstclub" stelt deze heer een reeks teekeningen en schetsen te kijk, meest nauwkeurig getrokken copiën van oude mannetjes en oude vrouwtjes figuren, ook eenige gekleurde afbeeldingen van werkplaatsen. Het mag eigenlijk wel overbodig heeten het werk van den heer Ilenkes te kwaliticeeren; want reeds vele dagbladmenschen hebben hun oordeel er over gezegd en ook deze hand schreef er eene beschouwing over in een dagelijks op de thee komende courant, nu f> jaren geleden, toen de heer Ilenkes vele zijner stukken in diezelfde Kunstclub te kijk hing. Maar »wij" verkeeren niet in den waan dat het publiek zoo iets onthoudt, veel minder be waart, en zullen daarom niet zeggen : »Men leze, wat »ik" in't jaar a.SOO-zooveel daarover schreef!' Gezegend de menschheid, die met dergelijke charlatannerie spot! Doch met het uitspreken van dien zegen zal nog een beetje geduld moeten worden geoefend, omdat het publiek nog al te zeer behagen schept in kwakzalverij op alle ge bied en niet 't minst op dat der kunst, een doen waarbij, helaas ! de hoogste autoriteiten over ons maatschappelijk leven vaak in de voorste gelederen staan. Maar de heer Ilenkes. Het is een gemoedelijke, vriendelijke kunst, die van den heer Henkes, eene die er behagen in schept oude mannetjes en vrouwtjes te be zoeken in de kleinburgerlijke huiskamer, waar zij een onbeduidend leventje uitzeuren, pijpjes smokend en koffie lepperend, koeponnetjes-knippend en kousen-breiend; eene die nooit verzuimt bij jarige oude tantes te gaan feliciteeren en in de mooie kamer een glaasje slechte port te slurpen en een bitterkoekje te knabbelen, eene die zich lekker gevoelt op vilten pantoffels, in eene warme kamerjapon bij den brommenden potkachel, mijme rende over den eft'ectentrommel en het domine'sbriefje. Het is eene kunst van zoetjes, behagelijk-wegstervend klein-rentenierschap, dat niets te doen heeft dan op den dood te wachten en niets te verzuimen dan eene kerkeraadszitting of het wekelijksche koffiekransje, eene tusschen welker opstaan en naar bed gaan de gewichtige handelingen plaats hebben van krantenspellen en tractaatjes-lezen, zelf naar de vischmarkt gaan om er een mooie tong te bedingen. Wat buurpraten, wat eten en wat drinken. Het is eene kunst, die den dag begint met een kopje thee op bed en den nacht ingaat met een telkens stijver wordend grogje. Het is eene kunst, die buiten het werkende leven staat, die slechts voeling houdt met de kleine menschjes, die -er zijn," en van wier heengaan de wereld meer voor- dan nadeel heeft; eene kunst van rustige rust, behagelijke zelfvoldaanheid en zalig uitluieren. In de binnenkamer baar sterf kamer voor de wer kende buitenwereld maakt zij een welgevalligen indruk; maar in de drukke straten van het open bare leven gaat ze onopgemerkt haren slentergang en krijgt zelfs wel eens een onzachten duw van iemand, die iets te doen heeft...." Is dit nu zoo goed in den jare 1<S!)0 gezegd, om.'t thans nog eens te herhalen? Xeen, dit is niet zoo goed gezegd om het thans nog eens te icrhalen! Nu zeggen we niet: ^Ilet is eene kunst..." maar eenvoudig: >IIet is geen kunst!" Want kunst is voelen" en dit is alleen maar gezien en nagebootst, iet koude product van een nijver werkman, die heel veel pleizier in z'n vak heeft en waarlyk nog al handig is. Te vrijmoedigerd wordt dit oordeel over het werk van den heer Henkes hier uitgesproken, nu hij voor hem veel vleiender waardeering kan vinden in Het Vaderland. Dit is een troost, zooal niet voor ons beiden, dan toch voor den heer Henkes. 7 Maart 1895. W. S. niiHiiiiiimiiiMiimiiiiiiimiiiiiiii iiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiimi Bij Jules Cüret, Atijaurd'kui c'est V u f fiche t/iii tlonne des joies a Famiiteuf d'estampes, v.ne affiche spéciale, Cdfjicke illuxtrtie. Chéret ment d'en faire un art. Curieux chapitre d'histoire! Car les affiches sont un microcosme de notre sociétc; Totichtint a tout dies donneront des renseignenienti précieux sur nos hubitiides, nos tiweurs, nos eostumes, notre iwurriture, nos lectures, nos maladies, nos plaisirs surtout. Ellesferont comuntre i/assi dans ses promesses alléchantes, variées sous mille /brmes, dans ses boniments ingéwieusement reuouvelés, dans son d veloppement itiouï, un curieux etigin de la moderne PuLlicité, aupres t/uqiiel la trompette de l'antique Kenonimée iiest qu'un joujou d'enfant, (Henri Béraldi, Les (i faveurs du XIXc Siècle, 111. '80). Hoezeer over den parijsehen affiches-meester schrij vend te spreken nog steeds aan de orde van den dag, van actueel belang en gewicht gebleven is, toonde ik onlangs in nr. 47 der Kunstwereld ('Ü4) met tal van bewijzen ter staving dezer hypothese aan. Heden zal mijn Chéret-causerie mededeelingen omtrent de persoon, het karakter, den levens loop, de levenswijze, de werk-méthode, het werkzelf van den merkwaardigen kunstenaar bevatten. Zoodoende beoogt zij, een nieuwen steen tot ons vaderlaudsch-letterkuudig Chéret-gebouwtje aan te dragen, in den ongedwongen vorm van allerlei wetenswaardigs over den grooten teeken-artiest een genie bij de gratie Gods in zijn genre, zijn' eigeuaardig-individueele kunstopvatting en -richting! dat ik met eigen ooren hoorde, met eigen oogen zag en opmerkte. Onthullingen de visu en de uuditti dus, I. Al beperkte ik mij tot een resumeerende her haling der hoofdpunten mijner vroeger elders ont worpen schets van 's meesters levensgang en ontwikkelingsproces, zou dit zelfs afgescheiden van die overtollige herkauwing mij hier te ver leiden. Daarom geef ik nu slechts eenige belang wekkende, sedert dien links en rechts bijeengegaarde détails ter aanvullende afronding van bedoelde mededeelingen. Op zijn vijftiende jaar begon een nog zwak kunst-liefhebberijtje in Jules Chéret te ontwa ken. Daar zij er voor den jongen slechts de weinig schitterende loopbaan-toekomst van werkopzichter in een drukkerij in zag, was zijn familie hierover zeer ontstemd, Toen greep weer de door veelvuldige herhalingen haast afgezaagd-banale ge schiedenis van in hun bijna nog onbewuste roeping gedwarsboomde genieën en herbe plaats. Een be deesde, bij alle schroomvalligheid echter koppig. taaie, hardnekkige strijd des zoons; wrevel, woede der ouders en verdere bloedverwanten. Tengevolge dier energiesche volharding versus die tegenkanting werd de knaap bij een steendrukker in de leer ge daan, om met opgeheven, losse hand- letters op de hoofden van facturen te maken. Van de letters moest hij tot de tentoonstellingsmedailles opklim men, tot de wapens, de heraldieke emblemen van vreemde vorsten overgaan. En zoodoende kon hij met dat nogal geestdoodend technisch werk zijn kost vrijwel verdienen, zich althans langzamerhand bedruipen. Daarbij kwam nog het vervaardigen van. etiket-attributen voor inmaak-en tandpoeder-doozen, ehampagne-llesschen en dergelijke: reclame-prentjes, waarop de geijkt-traditioneele Arnoretteu een devies vasthouden. Doch ik had in plaats van in het enkelvoud in liet meervoud moeten spreken, 't Was immers voor beiden, voor de gebroeders Chéret, dat die Kampf uin's Dasein, die levensstrijd voor hun beroepskeuze, ongeveer op gelijken leeftijd begon. 'L'oen de jongste bij dien. steendcukker ge plaatst werd, kwam de oudste, Joseph, bij een pasteibakker in de leer. Beiden hadden reeds toen met ferme dapperheid hun familie verlaten, om haar finantieel niet langer tot last te zijn. Samen huurden zij een kamer met n klein bed, waarin zij beurt om beurt sliepen. De ander, wiens beurt 't niet was, vergenoegde zich daii met den kalen vloer als legerstede en peluw. Eeu hard voorspel der latere Sturm- und Drangperiode! Alleen 's avonds en 's Zondags waren de jongelieden hun eigen baas, hadden zij over vrijen tijd te beschikken, 's Avonds teekenden en lazen zij. De Zondagen brachten zij geregeld in de Musea door, van de opening tot de sluiting. Het schilderijen-, het beeldhouwwerkmuseum, de winkelruiten-uitstallingen der schilde rijen-magazijnen waren hun eenige school, en autodidakten bleven zij, totdat Jules naar Engeland verhuisde en ,)oseph bij deii beroemden beeldhou wer Carrier-Belleuse, wiens schoonzoon hij een maal zou worden, als leerling op 't atelier kwam. Joseph Chéret ontwikkelde zich allengs tot een, geraffineerd, smaakvol elegant, typisch aarijseli kunstenaar, vol oorspronkelijkheid in zijn vak. usschen zijn werk en dat zijns broeders valt menig, tot het trekken van paralellen uitlokkend ?>unt van overeenkomst op te merken, l) Omstreeks jeu halfjaar geleden heeft de jongste der beide ~' ret's de vlijmend-grievende smart geleden, op zijn f>Sste jaar den oudste zijn broeder-vriend van kindsbeen af, den besten kameraad zijns levens ;e verliezen. Josepli stierf in Juni 11. In d& zaak van Eugène Rimmel te' Londen maakte de intusschen tot jonkman gerijpte Jules joeketjes, bloemenmandje.s-étiketten voor parfu .\) '/.ie ctave Uzanne's voortreffelijk en bui;endien fraai geïllustreerd opstel Un sliituairc-d cni'ur in l'Aft tl ridói van Mei- "J->.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl