De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 31 maart pagina 6

31 maart 1895 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.927 merie-flesschen, gaandeweg ook reeds kleine r clameprenten. Zijn eerste officieel geïllustreerd werk was »Le Parfumeur, poême comique," van den in zijn verloren oogenblikken verzen vervaardigenden apotheker Auguste Maout (Londen, kort voor '60), dat, sedert onheugelijke jaren uitverkocht, uiterst zelden in antiqaarencatalogi als uiterst zeldzaam lokaas voor Chéret-verzamelspecialiteiten opdoemt. Nog later, te Parijs, ontwikkelde zijn merkwaar dig talent zich onder het aanplakbiljetten-vervaar digen allengs tot het scheppen der populaire fresco. En nu, gedurende het laatste lustrum, kon hij de bestellingen veelal op grootsche, ja kolossale schaal ter nauwernood af. Hiertoe behooren voornamelijk groote decoratieve werken, zooals bv. voor de parijsche Madame Tussaud: het Musée Grévin op den Italianen-Boulevard, voor een groot particulier hotel, voor een zaal van het stadhuis zijner geboorte- en woonstad. Langs deze onver poosd klimmende excelsior-baan heeft hij zijn levensideaal na een werk-strijd van circa dertig jaren bereikt, ten bewijze van de eeuwigjonge waarheid der aloude stelling, dat de aanhouder wint, dat de forhtna autlaces iuvat. Alles schijnt zich aan onzen artiest gedurende de beproeving zijner Lehrjahre met 't oog op zijn later vak dienst baar te hebben gemaakt: een samenloopende samenwerking van nuttig-praktische noodzakelijk heden, zelfs de eisch van den steendruk, met drie kleuren te werken. Daardoor heeft hij zijn kleur evenals zijn teekening en compositie beknopt leeren samentrekken. In dien eenvoud ligt kracht, macht, evenals bij iemand die veel dingen in wei nig woorden weet te zeggen. In zijn fraai Ch retopstel (l'Artiste van Januari '9é) heeft Louis Morin een en ander voortreffelijk uitgewerkt en aange toond. Dat alles belet trouwens niette erkennen, dat de juistheid der soberst denkbare lijn nooit door iemand genialer bereikt werd dan door den grooten teekenaar Forain, den meester der mees ters in dit opzicht. In Mei '93 te Parijs aanwezig, vond ik eindelijk de lang gewenschte, langverbeide gelegenheid, Chéret's kennis te maken. Voor mijn eerste bezoek had mijn opstel over hem in Elsevier" van Maart '93 tot aanbevelende introductie gestrekt. II. In de opwekkende opvroolijking van de drukte, het levendig-bont gewoel der glorieuze Seine-metropolis boeit de buurt zoowat schuin tegenover het punt, waar de zoo typisch-parijsch volksachtige, bij de Halles Centrales-kerk Saint-Eustache beginnende Montmartre-straat de groote binnen-boulevards op den hoek van den Montmartre- en Poissonni reboulevard rechthoekig snijdt als een der volkrijkste en drukst levendige. In dit straten-complex iets zuidelijk van de plaats, waar de Provence-straat dwars over de, de groote Opera met 't Noorder station verbindende Lafayette-straat heensteekt ligt de straat van het * wereldberoemde muziekconservatorium, de rue Bergere. Hoe rijk is juist deze hartader van het modern-wereldsch Parijs aan Wagner-herinneringen uit '39 en '40! Dat Conservatoire zelf, waar hij weinige weken na zijn aan komst de negende symphonie onder Habeneck hoorde repeteeren, wat hem de gedachte tot zijn Faust-oviveriuie ingaf, die hij in zijn appartement der op den Italianen-boulevard uitloopende Herder straat schreef. Vooral tegen twaalven, tegen het naderen van het allergewichtigst déjeuner-uur een der belangrijkste spillen waarom het parijseh leven draait //woelt en krioelt daar alles door een", om met den zieke jotiffelinff-dichtei te spreken. Van half twaalf af geraakt alles in zenuw achtige, haastige herrie. Allerwege worden in koortsachtig gejaagde onrust kantoren, bureaux, winkels verlaten, soms zelfs gesloten, opdat het alle overige belangen tijdelijk opslokkend déjeuner dinatoire ? DE levensquaestie op dat oogenblik toch vooral geen minuutje later dan met klokslag twaalven beginne. De klok van elven was dan ook nog niet koud, of ik stapte op een wolkenloozen Mei-dag, zoo zon nig als een blauwe Juni-dag, de trap van de drukkerij der firma Chaix (de x wordt uitgespro ken) in no. 2 der Herderinnen-straat op. In een smal, kort, donker gangetje der tweede ver dieping, 'n plaat op een deur, rechts: Ateliers Chéret. Klop klop. Entrez ? Ah ! o'est vous ! Mannelijk, elegant en forsch tevens is 's mees ters voorkomen: een conglomeraat van Edmond de Goncourt en Gustave Plaubert, een gepensio^neerd fransch kolonel- of majoortype, met ver grijzenden, nog chieken knevel, daarbij van een bij 'n Franschman dubbel opvallende lengte. In de haast fluweelige zachtheid der prachtige oogen ligt iets vrouwelijk zachts en innigs, iets van den weeken oog-opslag van een goedig-trouwen jacht hond. De wijs, waarop Jules Chéret u aanziet, oefent een schier tooverachtige, onweerstaanbare bekoring uit. Onmogelijk, de hartveroverende inne mendheid van dien warm-teederen blik te vergeten! Aan de muren van het hoogst primitief, uiter mate eenvoudig -atelier hangt, behalve eenige zijner nieuwste, kleurrijk-bonte affiches, een groot, met uiterst-elegante sepia- en roodkrijt (sanguine). compositiea beteefcende waaier, achter glas, waar van de middelste danseressen-groep in de Revue illustrée van 15 Febr. '90 (bl. 177) gereproduceerd werd. Verder eenige oude koper-gravures naar Giovanni Battista Tiepolo's (1693?1770) plafondallegoriën, P Embarquement de Cylhere en Foyages a Cythere van Watteau, benevens de Venise triomphante van Paolo Veronese. (Wordt vervolgt.} J. v. SASTEN KOUT. De heeren Preyer & Cie., lokaal »Pictura", Wol venstraat 19 alhier, exposeeren a. s. week in hun vitrine eene aquarel van AVm. Steelink, «Buurtje te Scherpenzeel", Bjj de firma E. J. van Wisseling & Co., Spui 23, zijn tentoongesteld een schilderij van Claude Monet, »Le moulin d'Ougremans" en een aquarel van Peppercorn, »Heide". Op Weg." En Route", par J, K. HUYSMANS. Tresse & Stock.Paris 1895, un volume. Durtal is de hoofdpersoon uit La-Bas" en tevens uit t En Route." De twee romans behooren dan ook en niet alleen daarom bij elkander. Beschrijft Huysmans in A Retours" nevropathische en in La-Bas" satanische curiosa, in n En Route" worden tal van documenten betreffende het mysticisme verwerkt. Des Esseintes vindt dat hij liet ideaal van 't artificiëele al zeer nabij is geko men als de dokter hem een peptonlavement voor schrijft en hij aldus gevoed wordt -/« rebours" Durtal uit La-Bas" verdraagt eene satanische, phyziek heel veel eischende maïtresse om eene zwarte mis bij te wonen, de mis der katholieken gevierd a retours" (zie Michelet's //S o r c i r e") en, in den roman En route", zien we hem hunkeren naar het geloof van zwijnenhoeders en idiote knechts om in het mysticisme te vluchten uit eene wereld, die te veel van hem vergt, waarvan de man walgt. n n A Rebours" n La-Bas" eindigen met eenen vloek over de maatschappij; En Rowte" met een smartkreet. Wie Durtal is, wordt ons uitvoerig medegedeeld in de beide romans. Naturalistisch auteur, van middelbaren leeftijd, heeft hij van het naturalisme en van het leven genoeg. Het naturalisme is hem te ideeënleeg, het leven te ellendig. Trouwens, de man heeft uvingt ans de noce' achter den rug, is tpen soiicienx des bats charnels" (wat dan ook niemand zal verwon deren), zit in geldverlegenheid, heeft onaange naamheden met restaurateurs en huisbazen, leeft akelig afgezonderd en denkt er nu ernstig over, precies als zekere dames, die oud zijn geworden, zijne toevlucht te zoeken in de kerk, die nog het best en het zachtst de wonden van een gewezen doordraaier moet heelen. Gelijk eene straatdeern, moe van het gemartel, dat de vrije uitoefening van haar bedrijf meebrengt, vlucht in een.... laat ik maar zeggen kussen-winkel, zóó verklaart Durtal te willen gaan tot de kerk. Maar, in zijne ruwe bewoordingen belastert hij toch zichzelf. Hij zoekt het allerlaagste op in zijn eigen gemoed, zooals de naturalistische auteur het allerlaagste heeft beschre ven uit zijne maatschappij. Want Durtal's hang naar de kerk bestaat uit nog geheel andere fac toren. Vooreerst trekt het mysticisme hem aan en dan is hij door en door dilettant. De lloomsche kerkelijke kunst, vooral die uit de Middeleeuwen, de machtige kerkmuziek bezitten voor zijne kun stenaarsziel eene onweerstaanbare aantrekkings kracht. Men weet hoe hij in La-Bas" eene zoo goed mogelijk gedocumenteerde levensgeschiedenis van Gilles de Rais aan 't schrijven is. Het werk heeft succes gehad. Een der merkwaardigheden van dit boek zal wel geweest zijn dat urtal in Blauw baard volstrekt niet zag een uevropaath, maar iemand die, eerst in Satan's macht gekomen, plot seling werd gered en bekeerd. Hij bidt voor zijne medeplichtigen en, als hij aan 't hoofd eener indrukwekkende processie naar den brandstapel trekt, zijn zelfs de ouders van zijne arme slacht offers gesticht en zij bidden en vasten tot heil zijner ziel. Durtal is er dus vast van overtuigd dat de Genade den ergsten booswicht kan redden. Zoo zou ook zijne arme, zieke ziel dóór het Won der nog naar 't Paradijs kunnen worden getooverd. Dat is de hoop van den afgeleefden, jongen auteur en, omdat de mogelijkheid daarvan voor hfem zoo vast staat, daarom verlangt hij- zoo vurig te gelooven en gelijk te worden aan de eenvoudigen van hart, die de glorie zijn van het RoomschKatholieke geloof, de invloedrijkste verkondigers van het Mysticisme. Zagen wij hem in // La-Bas1' een boek schrijven over het satanisme, belichaamd in den godloochenaar, sadistischen wellusteling en vreeselijken kinderbeul Gilles de Rais, in ,/E/i Route" is hij bezig aan eene levensbeschrijving van de Heilige Lidewijde van Schiedam. Nadat hij, voor zijn werk, heeft trachten te dringen in het leven der oude Satandienaars; zal hij thans gaan meeleven met de oude en moderne mystieken en dit doet hij nu voor eigen rekening, niet alleen ter wille van ziju werk. De plaats ontbreekt mij om hier uiteen te zet ten hoe na het duivelgeloof verwant is aan het mysticisme van den zich bekeerenden Durtal. Ik wil liever wijzen op de intensiteit van zijn begeeren. Hij zegt, op verschillende plaatsen:. Je suis hantépar Ie catholicismo, het'voorwerp van pr motion divine, c'est la, Vierge, c'est l'atavisme, c est Ie di'goiit de Pexistence et la passioit de f art, het is zijne verlatenheid.... die hem drijven naar de kerk. En toch, het ware enthoesiasme is er niet. Er bestaat misschien geen enkel boek, waarin zoo duidelijk als in het jongste werk vau Huysmans is geteekend een nijpend begeeren naar geloof, telkens onderdrukt door den kritischen geest, de nuchterheid, het aldoor zien van 't lage en leelijke. Indien men nagaat hoe op Durtal inwerkt de mooie kerkmuziek, die hem lord les nerf s", hoe hij zich kan opwinden over waardig en onwaardig gecelebreerde missen, over het intieme karakter of hotel-zaalerige van kleine kerkjes en groote godshuizen, die aan opera's doen denken, over de plastische kerkelijke kunst.... dan schijnt alles wat hij zegt over het mysticisme, de van groote studie getuigende aanteekeuingen betreffende hei ligen en kerkvaders, ja zelfs de beschrijving van zijne verhevenste gewaarwordingen in een trappistenklooster zoo koud, zoo als niet dadelijk uit hem zelf gekomen. Hij blijft dan de naturalistische auteur en het wordt ons vreemd te moede als wij booren spreken over onderwerpen, die het voor den katholiek heiligste raken, in woorden, waarvan men walgen zou, als de naturalisten er ons niet sedert lang aan hadden gewend. Een rustig kerkhoekje schijnt hem goed om se pouiller l'ame", als hij merkt dat het geloof in hem aanwast, doet hem dit denken aan de digestion d'un estomac qui travaille sans qn'on Ie en deze voorbeelden zijn gekozen uit honderd. De oude mensch laat zich niet makkelijk in hem dooden. Vingt anx de nocé" laten heel wat leelijke plekjes achter in de ziel. Maar Durtal vindt dit iets heel bijzonders. Dat hij slingert tusschen Lv.xure en V KgV.se komt door Satan en als hij vuile droomeii droomt schrijft hij dit toe aan sucuben, die hem op Satans last komen plagen. Het is vreemd dat Durtal zoo uitvoerig, als met genot, die zeer onstichtelijke relazen van zijne droomen lieeft opgesteld. Waartoe? Ook de bedenkingen, die hij oppert tegen de beweringen van een priester voor wien la mystique est une science alsolument exacte"', zijn hem door den duivel ingeblazen. Alles is wonder, ingrijpen van het bovennatuurlijke. Merkwaardig is de leer van het plaatsvervangend lijden, zooals een priester uit Huysmans' boek die uitbreidt: wie zich laat chloroformeeren, doet een ander lijden in zijne plaats en de kloosterlingen nemen een gedeelte van het der wereld toegezonden leed op hunne schouders: wat zij doorstaan, treft een ander niet; merkwaardig zijn ook de begrippen van zuiver en onzuiver, die Durtal verkondigt. De vrouwestem in de kerk hindert hem vreeselijk, de reden waarom vindt men aangegeven op pag. 79 in een verre van smakelijk fragment. Ik haal dit aan om u te doen zien hoe zeer Durtal overtuigd is van den invloed door het phyzieke uitgeoefend op het moreele. Beiderlei gebied is voor hem n. Deze overtuiging is wel een der groote ken merken van de mystieken. Men vindt over de kwestie mystiek en phyziek eene merkwaardige beschouwing op pagina 328, waar het lichaam als geheel onderworpen aan het Heilige wordt voor gesteld. Is het boek vol hoogst belangwekkende denk beelden over kerkelijke schilderkunst, over kerkgezang, over het karakter van de verschillende Parijsche kerken en kerkjes, over heilige vrouwen en kluizenaars, over den geestelijke, (door Durtal heel leelijk afgeschilderd), over de speciale beproe vingen, die Satan aanwendt om gekloosterden af vallig te maken, over de verhouding tusschen lloomsche geestelijkheid en mystiek, over het fluïdium van den duivel, dat aangetrokken wordt door de contemplatieve kloosterorden, enz. enz. enz. want het bevat van alles wat met het mysticisme in verband staat het allermerk waardigste is toch de beschrijving van den weg, dien Durtal in de richting der kerk en van het mysticisme aflegt. In 't heele boek van 458 pa gina's zien we hem niet verder komen dan tot in O '"*~ het trappistenklooster, waar hij voor 't eerst na zijne communie weer biecht en deelneemt aan het avondmaal. De weg is maar een klein fragment van eene onbepaald lange spiraal, maar hoe nauw keurig beschreven'. Als Durtal het klooster (van Saint-Landry, maar dat is niet eene werkelijk be staande plaats) verlaat, moet hij erkennen: te veel letterkundige te zijn om monnik te worden en te veel monnik om onder de letterkundigen te blijven verkeeren", maar de lezer weet nu precies welke elementen Durtal in zich heeft opgenomen of versterkt en welke klooster-zaadkorrels niet kunnen opschieten in zijn gemoed. Trouwens, het psychologisch proces is het werk zaamst in dat trappistcnklooster, waarvan Huys mans allerlei merkwaardige bijzonderheden mee deelt : omtrent het leven der monniken en hunne superieuren. Hij geeft tot het rooster van ge beden en diensten en overpeinzingen toe; geen détail is hem ontgaan, noch van de leer, noch van het leven, noch van de matericele inrichting van het klooster. Men heeft Durtal alles verklaard, alles laten meemaken of zien, alles gewezen en de naturalist heeft nauwkeurig aanteekening gehou den van wat men hem lieeft gezegd en getoond. Ik kan hier niet beschrijven de gewaarwordingen van Durtal in het klooster, (waarin hij gaat zooals een lijder zich uit wanhoop in een gasthuis laat opnemen) ouder de biecht, onder en na de mia, als hij met moeite de hostie doorslikt en als hij, later, niets buitengewoons ondervindt. Aldoor blijkt de geest wel gewillig, maar wil en vleesch zijn zoo zwak. Men krijgt een maatloos medelijden met dien Durtal, moreel verzwakt door zijn twintigjarig gesjouw, maar niet zooveel gevoel voor de kunst, zooveel eerbied voor het hoogere al ziet hij dit dan ook maar in het mysticisme zoo'n op recht verlangen naar geloof, zoo'n naïef hopen op een wonder, dat hem mocht redden en zalig doen worden door de Genade, zonder dat hij zijn ziek lichaam behoeft te kastijden, zonder dat hij ontbe ringen behoeft te lijden of den zwaren strijd des levens langer strijden moet. Die Durtal is zoo klein en zoo zwak, dat men moeite heeft om te gelooven aan zijn onstuimig verleden, aan zijn vroeger zoeken naar het suprcme kwaad. Hij is een van die moderne nevropaathjes, die altijd meenen te lijden door hun gevoel, als zij raar worden door hunne zenuwen; die altoos spreken van het slechte des Levens, maar zelf door het even gaan als gewetenloozen, en heel verwonderd zijn als de gevolgen van hun liederlijk gedrag zich openbaren in geldgebrek, ziekte, verlatenheid.... dit alles is die Durtal en zijn hoop op een reddend wonder zou komiek wezen, zoo hij niet veel meer ware dan de anderen. Hij is een dubbelmensch. Terwijl de nevropaath zijne ziekelijke lusten bot vierde en al vuiler en vuiler poelen zocht om het m hem zelven sluimerende zwijn een heerlijk bad ;e geven, werkte en zocht de kunstenaar, eerlijk :n moedig, verontwaardigd over zijn alter ego, dien liatend zelfs. Als madame Chantelouve Durtal komt verleiden, is deze woedend .... maar de vicieuze viveur in hem oezwijkt; als de kunstenaar zoekt naar een natura lisme, niet langer ideeënleeg, maar in dienst van iet mysticisme gesteld, zooals de kunst van een Srünewald mystiek naturalisme was, dan sleept de mvuur hem mee naar eene Florence aux hanchex gargonnières"; als hij, zóó geheel onder den indruk van het kunstidee, dat hij zelf gaat snakken naar geloof, nferknielt in eene kloosterkerk, dan wijst de viteur hem op de geknielde meisjes vóór hem en wil hem doen grijpen naar de korte rokjes of bij ontkleedt de non, die eene processie leidt, of lij laat Durtal eene gewezen niatlresse zien, terwijl liij in 't stof ligt voor een altaar van Maria. Dat dualisme verklaart hij als het werk van Satan, dit terugvallen in de zonde als eene overwinning van den Booze. Hij is er minder ongelukkig om en wij, die in het lijden van den armen Durtal niet slechts de gevolgen van eigen maar ook van anderer schuld zien, voor wie Durtal is een der belangwekkendste slachtoffers der zedenverslapping en moreele ver wildering, reeds bedorven in een der vervloekte jongenskazernen, wij weten niet of we den moeden man mogen toewenschen dat hij zich kunne werpen in 't mysticisme, zooals een ander zich in 't occul tisme werpt; maar het me voici condumn't a vicre déparcillé" van het slot schrijnt ons de ziel. Wat is zijne groote begaafdheid, zijn buitengewoon dilettantisme meer dan eene bloem op een mest vaalt voor hem, die over zijne ziel spreekt als over i/une bovge" 'i Verschenen in een tijd, die zooveel verwacht van de Kunst, is «En Route" meer dan een merkwaardig boek het is ook een beangstigend getuigenis. FUITS LA.PIDOTIC. Protestantisme en Socialisme. (Literatuur.) M o t 1 o : Wie over het sociale vraagstuk spreken wil, moet aan /ijne rechterhand hebben de ge schriften der economisten, aan ijne linkerhand di- geschriften van ile \vctenscbappelijke socialisten. en vóór /ich Gods \\ourd. Waar de/.e drie l'aetoren niet «orden gevonden, zal de oplossing vau bet sociale vraagstuk niet worden verkregen. RUDOU TOBT. In 't algemeen mag men zeggen, dat de Protestantsche kerk vijandig tegenover de sociaaldemocratie staat. Het kan zijn, dat de sociaaldemocratische tactifk daar ook wat schuld aan heeft. Maar voor een groot deel ligt toch de oorzaak in de bekrompen opleiding der predi kanten. Zoolang dezen in hun studietijd niet worden ingewijd in economie en sociologie, zal van hunne zijde een hard oordeel blijven bestaan. Vooral geldt dit voor orthodoxe predikanten. De orthodoxe domino hier te lande, die iets van het wetenschappelijke socialisme afweet, is de heer S. Ulfers te Rotterdam. Deze heeft zoowel in woord als in schrift niet geschroomd het sociale vraagstuk te behan delen. Hij is o. a. schrijver van: »De Sociale vragen en de Evangeliedienaar". (Utrecht, C. II. E. Breijer, 1887) en vertaler van het werk van den duitschen predikant Paul Walther: «Sociale Moraal" (Utrecht, Kemink en Zn. 1894.) Naast hem mag nog genoemd worden Dr. A. J. Th. Jonker, schrijver van: »Het sociale vraag stuk, een wekstem voor de gemeente" (Rotter dam, J. M. Bredée, zonder jaartal). Voorts be staat van den heer W. J. de Haas: «Sociale Schriftbeschouwingen." (Zwolle, H. J. van der Vegt, 1893). Veel meer namen van orthodoxe predikanten, die iets vermeldenswaard over het socialisme hebben geschreven, zouden wy niet kunnen noemen. 1) De moderne predikanten weten door hunne breedere levensbeschouwing wel iets meer af van het sociale vraagstuk: De heeren Bax, van den Bergh van Eysinga, Hugenholtz, Tenthoff, van Wijk, van Loenen Martinet, Sibmacher Zijnen, staan niet bepaald vijandig tegenover het socialisme. Dit maakt zelfs in de laatste jaren op elke vergadering van moderne theologen een onder werp van bespreking uit. Toch bestaat hier te lande nog geen uitvoerig sociologisch werk van een predikant, die het wetenschappelijke socialisme bestudeerd heeft. Wij moeten dus in 't buitenland zoeken. In Duitschland nu bezit men sinds jaren het boek van Rudolf Todt, getiteld: -»Der radikale deutsche Socialismus und die christliche Gesellschaft", een uitstekend werk, dat ook in Xederland bekend is en meermalen door socialisten wordt geciteerd. Voor een tweede boek daarnaast is echter nog voldoende plaats en die plaats mag in alle opzichten ingeruimd worden aan een geschrift van den Lutherschen predikant Eduard Schall te Bahrdorf getiteld: Die Socialdemokratie in ihren Wahrheiten und Irrthümern und die Stellung der protestantischen Kirche zur socialen Frage". (Verlag von Elwin Stande, Berlin W., Potsdamerstr. 12~2c, Preis 3 Mark, gebunden 5 Mark).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl