Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.927
merie-flesschen, gaandeweg ook reeds kleine r
clameprenten. Zijn eerste officieel geïllustreerd werk
was »Le Parfumeur, poême comique," van den in
zijn verloren oogenblikken verzen vervaardigenden
apotheker Auguste Maout (Londen, kort voor '60),
dat, sedert onheugelijke jaren uitverkocht, uiterst
zelden in antiqaarencatalogi als uiterst zeldzaam
lokaas voor Chéret-verzamelspecialiteiten opdoemt.
Nog later, te Parijs, ontwikkelde zijn merkwaar
dig talent zich onder het aanplakbiljetten-vervaar
digen allengs tot het scheppen der populaire fresco.
En nu, gedurende het laatste lustrum, kon hij de
bestellingen veelal op grootsche, ja kolossale
schaal ter nauwernood af. Hiertoe behooren
voornamelijk groote decoratieve werken, zooals bv.
voor de parijsche Madame Tussaud: het Musée
Grévin op den Italianen-Boulevard, voor een groot
particulier hotel, voor een zaal van het stadhuis
zijner geboorte- en woonstad. Langs deze onver
poosd klimmende excelsior-baan heeft hij zijn
levensideaal na een werk-strijd van circa dertig
jaren bereikt, ten bewijze van de eeuwigjonge
waarheid der aloude stelling, dat de aanhouder
wint, dat de forhtna autlaces iuvat. Alles schijnt
zich aan onzen artiest gedurende de beproeving
zijner Lehrjahre met 't oog op zijn later vak dienst
baar te hebben gemaakt: een samenloopende
samenwerking van nuttig-praktische noodzakelijk
heden, zelfs de eisch van den steendruk, met drie
kleuren te werken. Daardoor heeft hij zijn kleur
evenals zijn teekening en compositie beknopt
leeren samentrekken. In dien eenvoud ligt kracht,
macht, evenals bij iemand die veel dingen in wei
nig woorden weet te zeggen. In zijn fraai Ch
retopstel (l'Artiste van Januari '9é) heeft Louis Morin
een en ander voortreffelijk uitgewerkt en aange
toond. Dat alles belet trouwens niette erkennen,
dat de juistheid der soberst denkbare lijn nooit
door iemand genialer bereikt werd dan door den
grooten teekenaar Forain, den meester der mees
ters in dit opzicht. In Mei '93 te Parijs aanwezig,
vond ik eindelijk de lang gewenschte, langverbeide
gelegenheid, Chéret's kennis te maken. Voor mijn
eerste bezoek had mijn opstel over hem in
Elsevier" van Maart '93 tot aanbevelende introductie
gestrekt.
II.
In de opwekkende opvroolijking van de drukte, het
levendig-bont gewoel der glorieuze Seine-metropolis
boeit de buurt zoowat schuin tegenover het punt,
waar de zoo typisch-parijsch volksachtige, bij de
Halles Centrales-kerk Saint-Eustache beginnende
Montmartre-straat de groote binnen-boulevards op
den hoek van den Montmartre- en Poissonni
reboulevard rechthoekig snijdt als een der volkrijkste
en drukst levendige. In dit straten-complex iets
zuidelijk van de plaats, waar de Provence-straat
dwars over de, de groote Opera met 't Noorder
station verbindende Lafayette-straat heensteekt
ligt de straat van het * wereldberoemde
muziekconservatorium, de rue Bergere. Hoe rijk is juist
deze hartader van het modern-wereldsch Parijs aan
Wagner-herinneringen uit '39 en '40! Dat
Conservatoire zelf, waar hij weinige weken na zijn aan
komst de negende symphonie onder Habeneck
hoorde repeteeren, wat hem de gedachte tot zijn
Faust-oviveriuie ingaf, die hij in zijn appartement
der op den Italianen-boulevard uitloopende Herder
straat schreef. Vooral tegen twaalven, tegen het
naderen van het allergewichtigst déjeuner-uur
een der belangrijkste spillen waarom het parijseh
leven draait //woelt en krioelt daar alles door
een", om met den zieke jotiffelinff-dichtei te
spreken. Van half twaalf af geraakt alles in zenuw
achtige, haastige herrie. Allerwege worden in
koortsachtig gejaagde onrust kantoren, bureaux,
winkels verlaten, soms zelfs gesloten, opdat het
alle overige belangen tijdelijk opslokkend déjeuner
dinatoire ? DE levensquaestie op dat oogenblik
toch vooral geen minuutje later dan met klokslag
twaalven beginne.
De klok van elven was dan ook nog niet koud,
of ik stapte op een wolkenloozen Mei-dag, zoo zon
nig als een blauwe Juni-dag, de trap van de
drukkerij der firma Chaix (de x wordt uitgespro
ken) in no. 2 der Herderinnen-straat op. In
een smal, kort, donker gangetje der tweede ver
dieping, 'n plaat op een deur, rechts: Ateliers Chéret.
Klop klop. Entrez ?
Ah ! o'est vous !
Mannelijk, elegant en forsch tevens is 's mees
ters voorkomen: een conglomeraat van Edmond
de Goncourt en Gustave Plaubert, een
gepensio^neerd fransch kolonel- of majoortype, met ver
grijzenden, nog chieken knevel, daarbij van een bij
'n Franschman dubbel opvallende lengte. In de
haast fluweelige zachtheid der prachtige oogen
ligt iets vrouwelijk zachts en innigs, iets van den
weeken oog-opslag van een goedig-trouwen jacht
hond. De wijs, waarop Jules Chéret u aanziet,
oefent een schier tooverachtige, onweerstaanbare
bekoring uit. Onmogelijk, de hartveroverende inne
mendheid van dien warm-teederen blik te vergeten!
Aan de muren van het hoogst primitief, uiter
mate eenvoudig -atelier hangt, behalve eenige
zijner nieuwste, kleurrijk-bonte affiches, een groot,
met uiterst-elegante sepia- en roodkrijt (sanguine).
compositiea beteefcende waaier, achter glas, waar
van de middelste danseressen-groep in de Revue
illustrée van 15 Febr. '90 (bl. 177) gereproduceerd
werd. Verder eenige oude koper-gravures naar
Giovanni Battista Tiepolo's (1693?1770)
plafondallegoriën, P Embarquement de Cylhere en Foyages
a Cythere van Watteau, benevens de Venise
triomphante van Paolo Veronese.
(Wordt vervolgt.}
J. v. SASTEN KOUT.
De heeren Preyer & Cie., lokaal »Pictura",
Wol venstraat 19 alhier, exposeeren a. s. week in
hun vitrine eene aquarel van AVm. Steelink,
«Buurtje te Scherpenzeel",
Bjj de firma E. J. van Wisseling & Co., Spui 23,
zijn tentoongesteld een schilderij van Claude
Monet, »Le moulin d'Ougremans" en een aquarel
van Peppercorn, »Heide".
Op Weg."
En Route", par J, K. HUYSMANS.
Tresse & Stock.Paris 1895, un volume.
Durtal is de hoofdpersoon uit La-Bas" en tevens
uit t En Route." De twee romans behooren dan
ook en niet alleen daarom bij elkander.
Beschrijft Huysmans in A Retours"
nevropathische en in La-Bas" satanische curiosa, in n En
Route" worden tal van documenten betreffende het
mysticisme verwerkt. Des Esseintes vindt dat hij
liet ideaal van 't artificiëele al zeer nabij is geko
men als de dokter hem een peptonlavement voor
schrijft en hij aldus gevoed wordt -/« rebours"
Durtal uit La-Bas" verdraagt eene satanische,
phyziek heel veel eischende maïtresse om eene
zwarte mis bij te wonen, de mis der katholieken
gevierd a retours" (zie Michelet's //S o r c i r e") en,
in den roman En route", zien we hem hunkeren
naar het geloof van zwijnenhoeders en idiote knechts
om in het mysticisme te vluchten uit eene wereld,
die te veel van hem vergt, waarvan de man walgt.
n n A Rebours" n La-Bas" eindigen met eenen
vloek over de maatschappij; En Rowte" met een
smartkreet.
Wie Durtal is, wordt ons uitvoerig medegedeeld
in de beide romans.
Naturalistisch auteur, van middelbaren leeftijd,
heeft hij van het naturalisme en van het leven
genoeg. Het naturalisme is hem te ideeënleeg, het
leven te ellendig. Trouwens, de man heeft uvingt
ans de noce' achter den rug, is tpen soiicienx des
bats charnels" (wat dan ook niemand zal verwon
deren), zit in geldverlegenheid, heeft onaange
naamheden met restaurateurs en huisbazen, leeft
akelig afgezonderd en denkt er nu ernstig over,
precies als zekere dames, die oud zijn geworden,
zijne toevlucht te zoeken in de kerk, die nog het
best en het zachtst de wonden van een gewezen
doordraaier moet heelen. Gelijk eene straatdeern,
moe van het gemartel, dat de vrije uitoefening van
haar bedrijf meebrengt, vlucht in een.... laat ik
maar zeggen kussen-winkel, zóó verklaart Durtal
te willen gaan tot de kerk. Maar, in zijne ruwe
bewoordingen belastert hij toch zichzelf. Hij zoekt
het allerlaagste op in zijn eigen gemoed, zooals de
naturalistische auteur het allerlaagste heeft beschre
ven uit zijne maatschappij. Want Durtal's hang
naar de kerk bestaat uit nog geheel andere fac
toren. Vooreerst trekt het mysticisme hem aan en
dan is hij door en door dilettant. De lloomsche
kerkelijke kunst, vooral die uit de Middeleeuwen,
de machtige kerkmuziek bezitten voor zijne kun
stenaarsziel eene onweerstaanbare aantrekkings
kracht.
Men weet hoe hij in La-Bas" eene zoo goed
mogelijk gedocumenteerde levensgeschiedenis van
Gilles de Rais aan 't schrijven is. Het werk heeft
succes gehad. Een der merkwaardigheden van dit
boek zal wel geweest zijn dat urtal in Blauw
baard volstrekt niet zag een uevropaath, maar
iemand die, eerst in Satan's macht gekomen, plot
seling werd gered en bekeerd. Hij bidt voor zijne
medeplichtigen en, als hij aan 't hoofd eener
indrukwekkende processie naar den brandstapel
trekt, zijn zelfs de ouders van zijne arme slacht
offers gesticht en zij bidden en vasten tot heil
zijner ziel. Durtal is er dus vast van overtuigd
dat de Genade den ergsten booswicht kan redden.
Zoo zou ook zijne arme, zieke ziel dóór het Won
der nog naar 't Paradijs kunnen worden getooverd.
Dat is de hoop van den afgeleefden, jongen auteur
en, omdat de mogelijkheid daarvan voor hfem zoo
vast staat, daarom verlangt hij- zoo vurig te
gelooven en gelijk te worden aan de eenvoudigen
van hart, die de glorie zijn van het
RoomschKatholieke geloof, de invloedrijkste verkondigers
van het Mysticisme.
Zagen wij hem in // La-Bas1' een boek schrijven
over het satanisme, belichaamd in den
godloochenaar, sadistischen wellusteling en vreeselijken
kinderbeul Gilles de Rais, in ,/E/i Route" is hij bezig
aan eene levensbeschrijving van de Heilige
Lidewijde van Schiedam. Nadat hij, voor zijn werk,
heeft trachten te dringen in het leven der oude
Satandienaars; zal hij thans gaan meeleven met de
oude en moderne mystieken en dit doet hij nu
voor eigen rekening, niet alleen ter wille van ziju
werk.
De plaats ontbreekt mij om hier uiteen te zet
ten hoe na het duivelgeloof verwant is aan het
mysticisme van den zich bekeerenden Durtal. Ik
wil liever wijzen op de intensiteit van zijn
begeeren. Hij zegt, op verschillende plaatsen:. Je suis
hantépar Ie catholicismo, het'voorwerp van pr
motion divine, c'est la, Vierge, c'est l'atavisme, c est Ie
di'goiit de Pexistence et la passioit de f art, het is
zijne verlatenheid.... die hem drijven naar de
kerk. En toch, het ware enthoesiasme is er niet.
Er bestaat misschien geen enkel boek, waarin zoo
duidelijk als in het jongste werk vau Huysmans
is geteekend een nijpend begeeren naar geloof,
telkens onderdrukt door den kritischen geest, de
nuchterheid, het aldoor zien van 't lage en leelijke.
Indien men nagaat hoe op Durtal inwerkt de
mooie kerkmuziek, die hem lord les nerf s", hoe
hij zich kan opwinden over waardig en onwaardig
gecelebreerde missen, over het intieme karakter
of hotel-zaalerige van kleine kerkjes en groote
godshuizen, die aan opera's doen denken, over de
plastische kerkelijke kunst.... dan schijnt alles
wat hij zegt over het mysticisme, de van groote
studie getuigende aanteekeuingen betreffende hei
ligen en kerkvaders, ja zelfs de beschrijving van
zijne verhevenste gewaarwordingen in een
trappistenklooster zoo koud, zoo als niet dadelijk uit hem
zelf gekomen. Hij blijft dan de naturalistische
auteur en het wordt ons vreemd te moede als wij
booren spreken over onderwerpen, die het voor den
katholiek heiligste raken, in woorden, waarvan
men walgen zou, als de naturalisten er ons niet
sedert lang aan hadden gewend.
Een rustig kerkhoekje schijnt hem goed om
se pouiller l'ame", als hij merkt dat het geloof
in hem aanwast, doet hem dit denken aan de
digestion d'un estomac qui travaille sans qn'on Ie
en deze voorbeelden zijn gekozen uit honderd.
De oude mensch laat zich niet makkelijk in hem
dooden. Vingt anx de nocé" laten heel wat
leelijke plekjes achter in de ziel. Maar Durtal vindt
dit iets heel bijzonders. Dat hij slingert tusschen
Lv.xure en V KgV.se komt door Satan en als hij
vuile droomeii droomt schrijft hij dit toe aan
sucuben, die hem op Satans last komen plagen. Het
is vreemd dat Durtal zoo uitvoerig, als met genot,
die zeer onstichtelijke relazen van zijne droomen
lieeft opgesteld. Waartoe?
Ook de bedenkingen, die hij oppert tegen de
beweringen van een priester voor wien la
mystique est une science alsolument exacte"', zijn hem door
den duivel ingeblazen. Alles is wonder, ingrijpen
van het bovennatuurlijke. Merkwaardig is de leer
van het plaatsvervangend lijden, zooals een priester
uit Huysmans' boek die uitbreidt: wie zich laat
chloroformeeren, doet een ander lijden in zijne
plaats en de kloosterlingen nemen een gedeelte
van het der wereld toegezonden leed op hunne
schouders: wat zij doorstaan, treft een ander niet;
merkwaardig zijn ook de begrippen van zuiver en
onzuiver, die Durtal verkondigt. De vrouwestem
in de kerk hindert hem vreeselijk, de reden
waarom vindt men aangegeven op pag. 79 in een
verre van smakelijk fragment. Ik haal dit aan om
u te doen zien hoe zeer Durtal overtuigd is van
den invloed door het phyzieke uitgeoefend op het
moreele. Beiderlei gebied is voor hem n.
Deze overtuiging is wel een der groote ken
merken van de mystieken. Men vindt over de
kwestie mystiek en phyziek eene merkwaardige
beschouwing op pagina 328, waar het lichaam als
geheel onderworpen aan het Heilige wordt voor
gesteld.
Is het boek vol hoogst belangwekkende denk
beelden over kerkelijke schilderkunst, over
kerkgezang, over het karakter van de verschillende
Parijsche kerken en kerkjes, over heilige vrouwen
en kluizenaars, over den geestelijke, (door Durtal
heel leelijk afgeschilderd), over de speciale beproe
vingen, die Satan aanwendt om gekloosterden af
vallig te maken, over de verhouding tusschen
lloomsche geestelijkheid en mystiek, over het
fluïdium van den duivel, dat aangetrokken wordt
door de contemplatieve kloosterorden, enz. enz.
enz. want het bevat van alles wat met het
mysticisme in verband staat het allermerk
waardigste is toch de beschrijving van den weg,
dien Durtal in de richting der kerk en van het
mysticisme aflegt. In 't heele boek van 458 pa
gina's zien we hem niet verder komen dan tot in
O '"*~
het trappistenklooster, waar hij voor 't eerst na
zijne communie weer biecht en deelneemt aan het
avondmaal. De weg is maar een klein fragment
van eene onbepaald lange spiraal, maar hoe nauw
keurig beschreven'. Als Durtal het klooster (van
Saint-Landry, maar dat is niet eene werkelijk be
staande plaats) verlaat, moet hij erkennen: te
veel letterkundige te zijn om monnik te worden
en te veel monnik om onder de letterkundigen te
blijven verkeeren", maar de lezer weet nu precies
welke elementen Durtal in zich heeft opgenomen
of versterkt en welke klooster-zaadkorrels niet
kunnen opschieten in zijn gemoed.
Trouwens, het psychologisch proces is het werk
zaamst in dat trappistcnklooster, waarvan Huys
mans allerlei merkwaardige bijzonderheden mee
deelt : omtrent het leven der monniken en hunne
superieuren. Hij geeft tot het rooster van ge
beden en diensten en overpeinzingen toe; geen
détail is hem ontgaan, noch van de leer, noch van
het leven, noch van de matericele inrichting van
het klooster. Men heeft Durtal alles verklaard,
alles laten meemaken of zien, alles gewezen en de
naturalist heeft nauwkeurig aanteekening gehou
den van wat men hem lieeft gezegd en getoond.
Ik kan hier niet beschrijven de gewaarwordingen
van Durtal in het klooster, (waarin hij gaat zooals
een lijder zich uit wanhoop in een gasthuis laat
opnemen) ouder de biecht, onder en na de mia, als
hij met moeite de hostie doorslikt en als hij, later,
niets buitengewoons ondervindt. Aldoor blijkt de
geest wel gewillig, maar wil en vleesch zijn zoo
zwak. Men krijgt een maatloos medelijden met
dien Durtal, moreel verzwakt door zijn twintigjarig
gesjouw, maar niet zooveel gevoel voor de kunst,
zooveel eerbied voor het hoogere al ziet hij
dit dan ook maar in het mysticisme zoo'n op
recht verlangen naar geloof, zoo'n naïef hopen op
een wonder, dat hem mocht redden en zalig doen
worden door de Genade, zonder dat hij zijn ziek
lichaam behoeft te kastijden, zonder dat hij ontbe
ringen behoeft te lijden of den zwaren strijd des
levens langer strijden moet.
Die Durtal is zoo klein en zoo zwak, dat men
moeite heeft om te gelooven aan zijn onstuimig
verleden, aan zijn vroeger zoeken naar het suprcme
kwaad.
Hij is een van die moderne nevropaathjes, die
altijd meenen te lijden door hun gevoel, als zij
raar worden door hunne zenuwen; die altoos spreken
van het slechte des Levens, maar zelf door het
even gaan als gewetenloozen, en heel verwonderd
zijn als de gevolgen van hun liederlijk gedrag zich
openbaren in geldgebrek, ziekte, verlatenheid....
dit alles is die Durtal en zijn hoop op een reddend
wonder zou komiek wezen, zoo hij niet veel meer
ware dan de anderen. Hij is een dubbelmensch.
Terwijl de nevropaath zijne ziekelijke lusten bot
vierde en al vuiler en vuiler poelen zocht om het
m hem zelven sluimerende zwijn een heerlijk bad
;e geven, werkte en zocht de kunstenaar, eerlijk
:n moedig, verontwaardigd over zijn alter ego, dien
liatend zelfs.
Als madame Chantelouve Durtal komt verleiden,
is deze woedend .... maar de vicieuze viveur in hem
oezwijkt; als de kunstenaar zoekt naar een natura
lisme, niet langer ideeënleeg, maar in dienst van
iet mysticisme gesteld, zooals de kunst van een
Srünewald mystiek naturalisme was, dan sleept de
mvuur hem mee naar eene Florence aux hanchex
gargonnières"; als hij, zóó geheel onder den indruk
van het kunstidee, dat hij zelf gaat snakken naar
geloof, nferknielt in eene kloosterkerk, dan wijst
de viteur hem op de geknielde meisjes vóór hem
en wil hem doen grijpen naar de korte rokjes of
bij ontkleedt de non, die eene processie leidt, of
lij laat Durtal eene gewezen niatlresse zien, terwijl
liij in 't stof ligt voor een altaar van Maria. Dat
dualisme verklaart hij als het werk van Satan, dit
terugvallen in de zonde als eene overwinning van
den Booze.
Hij is er minder ongelukkig om en wij, die in
het lijden van den armen Durtal niet slechts de
gevolgen van eigen maar ook van anderer schuld
zien, voor wie Durtal is een der belangwekkendste
slachtoffers der zedenverslapping en moreele ver
wildering, reeds bedorven in een der vervloekte
jongenskazernen, wij weten niet of we den moeden
man mogen toewenschen dat hij zich kunne werpen
in 't mysticisme, zooals een ander zich in 't occul
tisme werpt; maar het me voici condumn't a vicre
déparcillé" van het slot schrijnt ons de ziel.
Wat is zijne groote begaafdheid, zijn buitengewoon
dilettantisme meer dan eene bloem op een mest
vaalt voor hem, die over zijne ziel spreekt als over
i/une bovge" 'i
Verschenen in een tijd, die zooveel verwacht van
de Kunst, is «En Route" meer dan een merkwaardig
boek het is ook een beangstigend getuigenis.
FUITS LA.PIDOTIC.
Protestantisme en Socialisme.
(Literatuur.)
M o t 1 o : Wie over het sociale vraagstuk spreken
wil, moet aan /ijne rechterhand hebben de ge
schriften der economisten, aan ijne linkerhand
di- geschriften van ile \vctenscbappelijke socialisten.
en vóór /ich Gods \\ourd. Waar de/.e drie
l'aetoren niet «orden gevonden, zal de oplossing vau
bet sociale vraagstuk niet worden verkregen.
RUDOU TOBT.
In 't algemeen mag men zeggen, dat de
Protestantsche kerk vijandig tegenover de
sociaaldemocratie staat. Het kan zijn, dat de
sociaaldemocratische tactifk daar ook wat schuld aan
heeft. Maar voor een groot deel ligt toch de
oorzaak in de bekrompen opleiding der predi
kanten. Zoolang dezen in hun studietijd niet
worden ingewijd in economie en sociologie, zal
van hunne zijde een hard oordeel blijven bestaan.
Vooral geldt dit voor orthodoxe predikanten.
De orthodoxe domino hier te lande, die iets
van het wetenschappelijke socialisme afweet, is
de heer S. Ulfers te Rotterdam.
Deze heeft zoowel in woord als in schrift
niet geschroomd het sociale vraagstuk te behan
delen. Hij is o. a. schrijver van: »De Sociale
vragen en de Evangeliedienaar". (Utrecht, C. II.
E. Breijer, 1887) en vertaler van het werk van
den duitschen predikant Paul Walther: «Sociale
Moraal" (Utrecht, Kemink en Zn. 1894.)
Naast hem mag nog genoemd worden Dr. A.
J. Th. Jonker, schrijver van: »Het sociale vraag
stuk, een wekstem voor de gemeente" (Rotter
dam, J. M. Bredée, zonder jaartal). Voorts be
staat van den heer W. J. de Haas: «Sociale
Schriftbeschouwingen." (Zwolle, H. J. van der
Vegt, 1893).
Veel meer namen van orthodoxe predikanten,
die iets vermeldenswaard over het socialisme
hebben geschreven, zouden wy niet kunnen
noemen. 1)
De moderne predikanten weten door hunne
breedere levensbeschouwing wel iets meer af van
het sociale vraagstuk: De heeren Bax, van den
Bergh van Eysinga, Hugenholtz, Tenthoff, van
Wijk, van Loenen Martinet, Sibmacher Zijnen,
staan niet bepaald vijandig tegenover het socialisme.
Dit maakt zelfs in de laatste jaren op elke
vergadering van moderne theologen een onder
werp van bespreking uit.
Toch bestaat hier te lande nog geen uitvoerig
sociologisch werk van een predikant, die het
wetenschappelijke socialisme bestudeerd heeft.
Wij moeten dus in 't buitenland zoeken.
In Duitschland nu bezit men sinds jaren het
boek van Rudolf Todt, getiteld: -»Der radikale
deutsche Socialismus und die christliche
Gesellschaft", een uitstekend werk, dat ook in
Xederland bekend is en meermalen door socialisten
wordt geciteerd. Voor een tweede boek daarnaast
is echter nog voldoende plaats en die plaats
mag in alle opzichten ingeruimd worden aan
een geschrift van den Lutherschen predikant
Eduard Schall te Bahrdorf getiteld: Die
Socialdemokratie in ihren Wahrheiten und Irrthümern und die
Stellung der protestantischen Kirche zur socialen
Frage". (Verlag von Elwin Stande, Berlin W.,
Potsdamerstr. 12~2c, Preis 3 Mark, gebunden 5
Mark).