Historisch Archief 1877-1940
No. 927
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Dit boek geeft beschouwingen over de
hedendaagsche productiewijze en hare noodzakelijke
gevolgen, over de verschillende pogingen, die
aangewend z\jn om die gevolgen tegen te gaan,
over de Sociaaldemocratie, over de Protestantsche
kerk in betrekking tot het sociale vraagstuk, en
over 't geen heden te doen valt.
De uitgebreide theologische pers in Duitschland
heeft dit werk alleszins gunstig beoordeeld. Meer
of minder uitvoerige beschouwingen komen o. a.
voor in:
Deutsche Evangelische Kirchtn-Zeüwng, no. 4,
1893; Theologischer LUteratur-Bericht, no. 6,
1893; Aïlgemeine Hivawgelisch-Lutherische
Kirchen-Zeitung, no. 27, 1893; Hannoversche
Pastoral-Korrespondenz, no. 7, 1893; Das evangelische
Gemeindeblatt filr das Herzogthum Braunschweig,
no. 6, 1893; Eoangelisch-lutheriscJie
Monnts'blatter aus Braunschweig, no. 3,1893; Das Ham
burger christlieh-sociale Volksblatt, no. 20, 1893;
ook het bekende Socialpolitisches Centralblatt
(No. 35, 1893) heeft dit boek in goedkeurenden
zin besproken.
Verder hebben goede beoordeelingen gegeven:
Berliner Sozialdemokratische Volksblatt-
Vorwarts en Hannoversche Volkswille.
De ruimte, die n» nog te onzer beschikking
is, meenen wy niet beter te kunnen vullen dan
door vertaald te laten volgen wat de Vorwürts,
het hoofdorgaan der Duitsche soc.-dem. partij
o. a. van het boek zegt. (No. 80, 1893): Door
Protestantsche theologen zijn in den laatstentijd
meermalen geschriften uitgegeven, waarin de
nadeelen der kapitalistische maatschappij van het
standpunt van den Christelijken godsdienst
gecritiseerd worden en het wezen der sociaal
democratie meer of minder als juist wordt
erkend. In geen dier geschriften is dat echter
op zoo flinke wy'ze gedaan als in het boek
van Schall. Geen der andere geestelijken dringt
zoo diep door in de maatschappelijke nooden
als Eduard Schall, zoodoende levert hij eene
critiek op het kapitalisme, welke een sociaal-de
mocraat hem niet had kunnen verbeteren. Maar
Schall heeft ook de sociaal-democratische lite
ratuur ernstig onderzocht en in 't bijzonder
sHet Kapitaal" van Marx bestudeerd. Het optre
den van dezen geestelijke, die zoo bezield blijkt
met een warm hart voor de armen en onder
drukten, zal in de arbeiders-wereld niet ver
geten worden." (2).
Ten slotte spreken wjj de hoop uit, dat ook
hier te lande het boek vele lezers moge vinden,
voornamelijk onder orthodoxe en liberale pre
dikanten.
Eene mildere beoordeeling van het socialisme
zal van die zy'de dan zeker volgen !
Amsterdam, Nov. 1894. GKRAKD G. LKSSKUSK.
1). Dr. A. Kuyper schreef o. a.: »Het sociale
vraagstuk en de christelijke religie". (Amsterdam,
J. A. Wormser.)
2). Nog wenschen w\j de aandacht te vestigen
op :
a. De evangeliseh-sociale roeping in het licht
der kerkgeschiedenis, door prof. dr. Ad. Harnack,
vertaald door A. S. Talma A.W.L.zn. (P. G. de
Vey Mestdagh en Zn. te Vlissingen. 1894 ? 0.90)
b. Evangeliseh-soziale Zeitfragen,
herausgegeben mit Unterstützung des Evangelisch-sozialen
Kongresses von Prof. Otto Baumgarten in Jena.
(Leipzig, Verlag von Fr. Wilh. Grunow).
c. Göttinger A)beiterbibliothek, herausgegeben
von Fr. Naumann, Pfarrer in Frankfurt a. M.
(Güttingen, Vandenhoeck und Ruprecht. 1894.)
Vexir"-gedichten.
De Duitschers noemen »Vexir"-gedicht een vers,
dat op twee verschillende manieren gelezen, twee
aan elkander tegengestelde beweringen geeft. Een
voorbeeld is het volgende, verschenen in een ge
schiedenis van het protestantisme te Hïivre en
omstreken, van den predikant Henri Amphoux.
Het stond in den tijd der hervorming bij de ver
volgde protestanten, die den moed van hun over
tuiging niet alt\jd en overal bezaten, hoog aange
schreven, en laat zich lezen van boven naar onder
of van links naar rechts:
J'abjure de bon coeur Le Pape et s»n empire
Luther, ce grand docteur Est l'objet qui ni'utl i re
Oui, j'abandoiinc en fonne Et la niesse et sa loi
Luther et sa réforme Ont tout pouvoir sur mui
Je combattrai toujours Les feux du purgatoire
Luther et ses discours Me prépareut a la gloire
II faut que j'eitermiue Kt Ie Pape et sa cour
Luther et sa doctrine Est mon plus graad iimour
Dien destine a l'enfer Knme et ceux qui la siiiveut
Les enfants de Luther Au ciel toujours arriveut.
De Frankfurter Ztng geeft nog een ander, dat
in de dagen toen Duitschland zuchtte onder
Frankrijk's overheersching, door den archaeoloog
Friedrich August Wolff vervaardigd, de ronde
deed. Het verschil ligt hier in het lezen van
voor naar achter, of van het laatste woord van
het eerste:
Vaticinor tibi, quod navalis laurea cingct
Tempora, nee magnas spes mare dvstituet.
Dejiciet tua gens cunctas, nee Gallia victrix
Deoique frangetur litus ad Aunomvm.
Sors bona, non mala sors, concludet proelia, quarc
Saecula te dicent pars bona", non mala pars".
Beteekent:
Ik profeteer u, dat in den zeeslag de lauwer
uw slapen zal omkransen, en uw groote verwach
tingen door de zee niet zullen worden teleurgesteld.
Uw volk zal alle ter aarde werpen; het overwinnend
Gallie zal zich niet het hoofd te pletter loopen
tegen Albions kust. Een goede lotsbeschikking,
niet een kwade, zal aan het oorlogvoeren een
einde maken en daarom zullen de eeuwen u
»goed," en niet »slecht" noemen. Maar:
Pars mala", non bona pais", dicent te saecula, quare
Proelia concludet sors mala, non bona soi's.
Albion(um) ad litus frangetur denique victrix
Gallia, nee cunctas gens tua dejiciet.
l)estitnet mare spes rnagnas, nee tempera ciiiget
Laurea navalis. Quod tibi vaticinor.
luidt in het hollandsch:
»Slecht", »niet goed" zullen u de eeuwen noe
men, w\jl een kwade, niet een goede lotsbeschik
king aan het oorlogen een einde zal maken.
Tegen Albion's kust zal ten slotte het overwin
nend Gallie het hoofd te pletter loopen; uw volk
zal niet alle ter aarde werpen. De zee zal uw
groote verwachtingen teleurstellen: de lauweren
van een zeeslag zullen uw slapen niet omkransen
Dat voorspel ik u.
Luise Otto-Peters
tEen schrijfster, die vroeger veel werd genoemd.
Reeds in de jaren van '30 tot '40 behandeldezij
in tal van romans de sociale kwestie; hoewel zij
zelf tot de «upper ten thousand" behoorde, had
zij sterke democratische neigingen, die zij tot
haar dood toe zij werd 79 jaar oud heeft
behouden. Aan de politieke beweging van '48
nam zij ijverig deel; op het marktplein te Leipzig
hield zij een redevoering tot het volk. August
Peters, de schrijver onder den pseudoniem Elfried
von Taura dankte, gevangen genomen wegens
deelneming aan de Mei-revolutie te Dresden,
alleen aan haar onvermoeide pogingen zijn be
vrijding, later trouwde hij haar. De
«Nationalverein" vond in Luise Otto een warme kampioen.
Duitschland's eenheid ging haar na aan het hart;
z\j bleef overigens even democratisch gezind. De
stof voor haar novellen die zich niet om de
sociale of politieke kwesties van den dag bewo
gen, putte zij met voorliefde uit den bloeitijd
der middeneeuwsche duitsche rijkssteden.
De vereeniging »Het Buitenland" heeft haar
zevende jaarverslag uitgegeven, getuigende van
de met toewijding voortgezette bemoeiingen in
het plaatsen van geschikte jonge Nederlanders
in betrekkingen in den vreemde. Het doel der
vereeniging, het mag nog wel eens worden ge
zegd, is op deze wijze een aantal voormannen
te kweeken, die alle werelddeelen door den
naam van Holland en de zaak van Holland zullen
dienen, door het aanknoopen van nieuwe
handelsrelat! en.
NIEUWE UITGAVEN.
Sarah Alkinson. Essavs. London, Simpkiu, Mars
hall & Co.
J. tiavidion. Eau Lavender. A romance. Londou,
David Nutt.
J. Ferrars. The maid of Ilavodweu. A novel.
Loudon, Digby, Long & Co. |
M. K. Ie Clerc. Robert Carroll. A. novel. London, j
Hurst & Blaekett.
J. A. Mc. Carlhy. A Londou legend. Londou,
Chatto & Windus.
G. A. Sa ld. Life and adventures. London,
Cassell & Co.
'Florence Warden. Kitty's engagement. A novel.
London, F. V. White.
S. L. Yents. The honour of Savelli. A romance.
London, Sampson Law & Co.
S. Baring GoitlcL Kitty alone. A story of three
lires. Loudon, Methucn & Co.
II. Kiluy. Trips tot Algeria, Holland, the Nortli
Cape et e. London, H. R, Allenson.
/?'. Moore. The secret of the court. A romance
of life and death. Londou, Hutchiuson & Co.
E. Philljjotts. Some every day folks. A novel.
London, Osgood, Mc llvainc <t Co.
Flora Attitie Steel. The potter's thuinb. A novel.
London, Win. Heinemann.
A. D. Vanduiii. The mystery of the patrican club.
London, Chapmant <fc Hall.
Dr. .?. D. Biereus de llaiin. De psychische afkomst j
van het oorzaakbegrip. Een studie tot kennis van \
het menschelijk denken. Amsterdam, Scheltcma j
en Holkema's boekhandel.
F. J. Ooms. Fouten. Blijspel met zang in een
bedrijf, Rotterdam, gebr. Poot.
Mr. C. F'itiju. Beschouwingen, over de doodstraf.
Wenschelijkheid harer wederinvoerinp. 's
Gravenhage, firma W. J. van Hoogstraten & Co.
W. van Zuylen. Het leven van Willcm van
! Zuylen door hemzelven verteld en oververteld door
j Henri M. Dekking. Met portretten en documenten,
Amsterdam, van Holkema & Warcudorf.
L. fllusz. Uiiser Doktor. Roman. Berlin, tto
Janke.
E. Leiibiiclt. Wunderliche Lente. Geschichtcii |
und Skizzen, Dresden, Carl Reiszner. i
Le [)KC dt: llroylie. La paix d'Aix-la-Chapelle. Paris,
Calmann Lévy.
Jules Cfiarelie. Explication. lllustrée parA.Robida.
Paris, Librarie-Illustrée.
Les Coiitcs Clalunles des XVIIe et XVllIe siècles.
Paris, A. Levasseur & Cie.
j Louis Devant, Roman sans titrc.Paris. E. Dentu.
l K. Fjtiemie. Essai de grammaire do l'aueien francais
! (IXe?XlVe sièeles). Paris, Bergcr-Levrault & Cie.
E'hwtrd llen-è. Le comte de Paris. Paris, Cal
mann. Lévy.
Henri Lacedan. Les marionnettes. Paris, Calmann
Lévy.
J), de Muilhol. Dictionnaire historique et Léral- |
tique de la noblesse franraise. Tome ]. Paris, ]
Librairie Spéciale. |
Mme Sluidslas Metinicr. L'impossiblc amitié.
| Roman, Paris, Alphonse Lemcrre.
j Eityène Moiilon. Le supplice de l' opulence, Paris,
Paul Ollendoiff. j
Charles Móroucel. Roches uoires. Paris, E Deutu. i
Jane de la Vinidère. Le droit d' ainier. Paris, j
Paul Ollendoiff. !
Ij. LEUKAXD, Geschiedenis tier Bataafsche
Republiek, vert. door H. PYTTEHSM T/, i
met voorwoord van W. H. HE BKAI FOKT.
Arnhem 1895. ]
Om meer dan eene reden begroeten wij de j
verschijning van het bovengenoemde geschiedkun- j
dig werk met groote sympathie. Allereerst om- j
dat die arbeid in een leemte voorzien heeft, |
die er bestaat in onze vaderlandsche historio
grafie. Eene monografie, gewijd aan de
Bataafsche Republiek, bestond tot heden nog
nietHetzij men uit afkeer van den jammerlijken
Franschen tijd zich niet geneigd heeft gevoeld,
zich daarin te verdiepen, hetzij men het gebrek
der bronnen besefte; in elk geval men heeft er zich
niet aan gewaagd. Wel gaf de heer Jorissen schetsen
uit den Franschen tijd, maar daarin bekleedde het
tijdvak van de Bataafsche republiek slechts eene be
scheiden plaats. We kunnen daarom den heer
Legrand, gezant van Frankrijk aan ons hof, niet
dankbaar genoeg zijn voor den arbeid, dien hij
heeft geleverd. Hij kon daarbij gebruik maken
van bronnen, die, voor de kennis van dat tijdvak
onmisbaar, voor ons niet zoo bereikbaar waren
als voor hem, die de noodzakelijkste gegevens
voor zijne studie in de Fransche archieven vond.
Het kwam hem daarbij terecht voor dat de ge
schiedenis der Bataafsche Republiek niet alleen
voor Holland maar ook voor Frankrijk zelf van
het hoogste belang was. De oorspronkelijke titel
luidt dan ook: La révolution Franeaise en
Hollande. La République Batave. Voor zulk eene
studie is een Franschman, die daarbij door zijn
positie Holland kent, de meest aangewezen man.
Althans indien die Franschman geen snoever en
grootspreker is, maar genoeg gemoedsleven
bezit, om het betrekkelijk weinig goede van
de Nederlanders uit dat donkere tijdvak onzer
historie te waardeeren. De heer Legrand nu be
handelt die bladzijde onzer geschiedenis op zeer
waardigen toon. Hij heeft met groote onbevan
genheid zijn oordeel uitgesproken en toch met
zooveel zachtheid, als wy van een Franschman
bijna niet konden verwachten.
Ook de Xederlandsche bewerking hebben wij
met ingenomenheid begroet. Want welke aan
merkingen daarop ook, gelijk wij nader zullen
zien, zijn te maken, de kans bestaat nu, dat veel
meer Nederlanders dit boek zullen ter hand nemen,
dan wanneer het alleen in de Fransche uitgaaf
bekend was. En omtrent geen ander ty'dvak, zou
ik bijna zeggen, is meerder kennis in onze dagen
voor ons volk levensbehoefte, dan omtrent het
tijdvak der Bataafsche Republiek. Voor de prak
tische behoeften van het oogenblik, nu er evenals
destijds zulk een aanwas is van de democratie,
is er geen beeld uit de historie leerzamer,
dan het beeld der Bataafsche Republiek met haar
hooggespannen verwachtingen, maar tegelijk mot
haar beklagenswaardige kleinheid. Als beeld van
een «democratische politiek", had zelfs dit on
derwerp wel in olie rubriek van dit Weekblad
gepast, die daarin onder dat opschrift van mijne
hand voorkomt. Want zulk een strenge scheiding
tusschen de wetenschap der historie en de politiek
van onzen tijd wordt door mij niet omhelsd, als
door de doctrinaire historici meestal wordt aan
genomen. Doch ik was dan misschien te veel van
het verleden naar het heden gedwaald, en had
wellicht minder den blik op dit werk gevestigd.
dat ook uit zuiver wetenschappelijk oogpunt
onze volle aandacht verdient. Geven we daarvan
nader in eenige bijzonderheden rekenschap.
Na het eerste hoofdstuk gewijd te hebben aan de
antecedenten van het jaar l/ '93 en in een beknopt
overzicht den toestands des lands van 1747 al'te
hebben beschreven, wordt in het tweede hoofdstuk
de oorlog tusschen de Fransche Republiek en de
Vereenigde Provinciën behandeld. De groote be
knoptheid van Hoofdst. l heeft zeker veroorzaakt,
dat de schrijver in het geheel niet de aandacht heeft
doen vallen op den invloed van Frankrijk op de
buitenlandsche aangelegenheden der Ned.
Uepubliek gedurende den loop der lüe eeuw. Hij, die
zoo nabij de bronnen was, waaruit d'Yvoy van
Mijdrecht voor zijn arbeid over dat onderwerp
putte, had wellicht nog beter dan deze den draad
kunnen ontwarren, die van de dagen van d'Avaux
en later van d'Afl'ry en de Ia Vauguyon tusschen
Frankrijk en de Vereenigde gewesten geweven
was. In plaats daarvan ontvangen we hier een
tamelijk onvolledig en bieren daar onjuist over
zicht van louter Nederlandsche gebeurtenissen
uit de l Se eeuw.
Van het jaar 179;! af, den aanvang van onzen
oorlog met Frankrijk begint de bron der archie
ven van buitenlandsche zaken te Parijs ruimer in
Legrands werk te vloeien en ongetwijfeld is dat
de hoofdverdienste van den schrijver, dat hij het
licht daaruit vooral heeft doen vallen op overigens
bekende gebeurtenissen. In den aanvang zijn
zeker de aanhalingen uit die archieven nog wat
spaarzaam en algemeen. Zie b.v. Noot l blz. -M
der vertaling. Daar was het o.a. de moeite waard
geweest, te vermelden, wat door mij in een Fransch
werk aan Dumouriez gewijd, gevonden werd,
namelijk dat het plan, om een inval in Zeeland
te doen, niet door het Bataafsch Comitéin Parijs
was aan de hand gedaan, maar dooi de
IIollandsche ballingen te ('alais, met name door Blok
en zijn vrienden. (*)
Doch van deze en andere onvolkomenheden
kunnen wij den gezant-geschiedschrijver geen
al te groot verwijt maken, daar dit bedryf van
Dumouriez slechts tot zijne inleiding behoort.
Met de uiterste zorgvuldigheid wordt daarentegen
(*) Zie Arthur Chuquet. La trahison de Dumou
riez 1890. Eerste hoofdstuk: L'cxpédition de
Hollande p. IS. Noot .'!: met deze aanhaling
A. N. F. VII 4ü98.
alles verhaald van het oogenblik af der eigenlijke
invasie in 1795 en uit de beste bronnen gestaafd.
Allei belangrijkst is het aan de hand van den
schrijver den loop der Bataafsche Republiek
te volgen. Wij mogen hier en daar een
vraagteeken plaatsen, als hy b.v. het schan
delijk vredesverdrag van 1795, aan welks ver
nederende voorwaarden wij ons moesten onder
werpen, van Fransch standpunt vergoelijkt (p.
110 van de Fr. uitg.); het heeft voor ons groote
waarde, als de schrijver ons doet gevoelen, dat
we op dat oogenblik niet veel beters verdiend
hadden. En toch heeft de heer Legrand wel
degelijk een open oog voor de mannen van
beteekenis, die hier ook toen niet ontbraken. AVij
zijn zelf zoo gewoon, omdat de tijd zoo ellendig
was, de mannen dier dagen te miskennen, dat
het ons goed doet, hier door een vreemdeling op
onpartijdige wijze hen te hooren beoordeelen.
Voor leiders als Pieter Paulus, als
Schimmelpenninck, als Gogel heeft hij grooten eerbied;
het kan hem daarbij slechts als een deugd worden
toegerekend, dat hij den tweeden genoemde niet
overdreven roemt en zelfs zijne zoo vaak te hoog
gestelde houding bij den vrede van Amiens tot
de ware proportie terugbrengt. Of de
coupd'état van 22 Januari 1798 voldoende door bem
als een historische noodzakelijkheid gewaardeerd
is, betwijfel ik. (p. 101 etc.) Of hij niet te veel
beteekenis heeft toegekend aan het libel, dat
Schimmelpenninck reeds tijdens het Staatsbe
wind beschuldigde van een poging, om zich van
het gezag meester te maken, is wel de vraag.
Al spreken de Fransche archieven ook veel over
die poging, het is een bekende zaak en mij meer
malen voorgekomen, dat men in het buitenland
maar al te licht geloof sloeg aan den laster van
dergelijke pamfletten. Deze en dergelijke opmer
kingen zouden nog vele op den arbeid van den
heer Legrand te maken zijn. Doch ik wil daar
mede niet voortgaan, overtuigd als ik ben, dat
het goede van dit geschiedkundig werk honderd
maal opweegt tegen het minder juiste en omdat
elk die in historie belang stelt, het boek van
dezen schrijver in veler handen wenschen moet.
Een opmerking moet ik echter nog maken. Hoe
groot de zorg van den schrijver geweest is, om
uit de meest bekende gedrukte bronnen evenzeer
als uit de manuscripten der archieven te putten,
met bevreemding heb ik bemerkt, dat hij het boek
van Appelius niet gebruikt heeft, geen aandacht
heeft geschonken aan de degelijke monogratiën
van Sillem over Valckenaar en Gogel en ook ver
zuimd heeft, de historische schetsen van
Thorbecke te raadplegen, die over Schimmelpenninck
belangrijke dingen zegt.
En nu nog een enkel woord over de Neder
landsche vertaling. Van Mr. Wr. II. de Beaufort,
den kenner onzer achttiende eeuw, was te ver
wachten, dat hij dezen arbeid niet alleen zelf
met vreugde begroette, maar ook gaarne zijn naam
als historicus zou leenen, om de Nederlandsche
uitgave te doen beantwoorden aan hare bedoe
ling. Doch met welk gezag treedt bier de heer
Pyttersen op, niet alleen om Legrand's arbeid
te vertalen, maar zelfs met aanteekeningen te
vermeerderen? Zonder twijfel, de heer Pyttersen
is een ijverig werker, die als politiek man niet
stil zit, wiens degelijke voorstellen in de Tweede
Kamer en wiens pittige artikelen in de bladen
hem terecht naam hebben verschaft. Waarom
moet echter die Friesche afgevaardigde zijn poli
tieke kracht verzwakken, door een arbeid te
ondernemen, die blijkbaar boven zijn krachten
ligt V Want weet wel, de heer Pyttersen ver
taalt niet alleen, maar vermeerdert ook met
aanteekeningen het boek van den heer Legrand.
En die aanteekeningen bedragen soms meer dan
de helft der bladzijden. Allereerst had hij als
oud-uitgever moeten weten, dat men door zoo'n
massa aanteekeningen onder aan dea voet der
pagina's een werk ontsiert en in den rechten
zin van het woord onleesbaar maakt. A\ ie dan
ook het Fransch als zijn moedertaal verstaat,
koope niet die vertaling, die, kan het anders V
hier en daar vrij mat is, en welker lectuur een
eindelooze vervelende inspanning vordert; maar
hij koope zich het oorspronkelijk werk, dat een
schoonen vorm aan een voortrell'elijken inhoud
paart. Of meent soms de heer Pyttersen, dat
hij in die aanteekeningen veel licht verspreidt,
dan moet ik hem die illusie benemen, want
meestal zijn zijn opmerkingen nutteloos en over
bodig, soms waanwijs en zeer dikwijls ook zonder
genoegzame kennis v;m do bronnen vervaardigd.
Zoo wordt b.v. op bl. 14, waar over den hertog
van Brunswijk wordt gesproken, niot eens gewag
gemaakt van mijn boek over dien hertog, dat
naar het oordeel der meest bevoegden een nieuwen
weg bij de onderzoeking van dit punt heeft ge
baand. Evenmin maakt de schrijver gebruik van
de boeken van Sillem over Yalckenaar en Gogel;
slechts bij uitzondering van Appelius. liet week
blad de Democraten van !79<i 179« te Amster
dam uitgegeven, met medewerking van M. C. van
Hall, schijnt hem geheel onbekend geweest te
zijn. De lof van veel arbeids besteed te hebben
aan die aanteekeningen kan den heer Pyttersen
niet onthouden worden; doch zo zijn verre van
volledig en daarbij niet zijn gedurige
interruptiën van den schrijver niet van ydelheid
ont: bloot. De meest beteekenende aanteekeningen
zul