De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 31 maart pagina 8

31 maart 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 927 len hem wel door den heer de Beaufort zijn in de pen gegeven. Dit alles neemt niet weg, dat ik herhaal, wat ik aan den aanvang zeide, dat ook deze Nederlandsche vertaling voor hen, die behoefte hebben aan het Nederlandsch kleed, met ingenomenheid door mij wordt begroet. De kennis van hettydvak der Bataafsche Republiek is meer dan ooit onmisbaar in onze dagen. Mochten alle partyen van onzen ty'd, zelfs uit dit donker tafereel onzer geschiedenis leeren, dat de democratie, die in 't eind der voorgaande eeuw met de Bataafsche Republiek zulk een treurigen aanloop nam, in haar wezen toch niet meer kan ondergaan, dat aan haar de toekomst behoort. Dr. NI.IHOFK. uiiiiiiijiiJiiimfiiiiiiiliiimifiitiiiiiiiiiiifiifiiJiiiirmimiiiiiimimiiiiiiii.'Jiir» Beknopte Gfefchiedenis van het Chris tendom, dOOr B. W. COLENBKAXDKR, predikant te Brielle. 2de deel, Zutphen by W. J. Thieme en Cie. Reeds eenige maanden geleden, ontving ik dit boek ter aankondiging. Dat deze aankondiging langer op zich liet wachten dan wel myn plan was, is een gevolg van de omstandigheden, geens zins van mindere ingenomenheid met dit werk, welks verschijnen ik integendeel met vreugde heb begroet. Met het uit te geven voldoet de schryver aan een vroeger afgelegde belofte. Het eerste deel ervan, dat in 1888 het Hebt zag en 't welk ik door het gebruik had leeren waardeeren, deed my een gunstige verwachting koesteren van het 2de en met verlangen naar de komst ervan uit zien. En het heeft mijne verwachting niet be drogen. Met niet minder talent en nauwgezetheid geschreven, overtreft het in sommige opzichten zelfs wat voorafging. Ook de enkele foutieve op gaven, die er in voorkomen en waarop elders reeds is gewezen, maar die ik liefst als »lapsus calami" zou willen beschouwen, doen aan dit mijn gunstig oordeel niets tekort. De deskundige kan en zal ze gemakkelijk opmerken en te gelytfertijd verbeteren. En voor hem in de eerste plaats, ter voorbereiding voor zijne lessen, meer dan voor den leerling, heeft dit werk te beteekenen. Hij heeft hier een goeden gids en een praktische leiddraad bij zijn onderwijs, ook al zal hij hier wat weglaten en elders wat aanvullen. Onder de best gelukte gedeelten mogen zeker wel gerekend worden de schetsen van de helden der Hervorming en het verhaal van den loop der godsdienstige ontwikkeling in ons vaderland gedurende de laotste halve eeuw, waarin we een juiste uiteenzetting ontvangen van wat in de ker kelijke wereld is voorgevallen. Frisch is in dit alles de voorstelling en helder het betoog. Het geheel geeft ons een overzicht van de geschiedenis des christendoms over de jaren 1517 tot op onzen tijd, en dat in de laatste hoofd stukken de aandacht vooral wordt gevestigd op de gebeurtenissen van eigen bodem, kan niet anders dan tot aanbeveling strekken, daar het boek wel in de eerste plaats voor Nederlanders is geschreven. Het werk is verdeeld in twee tijd vakken. Het eerste van 1517?1648 behandeld : de opkomst van het Protestantisme en zijn strijd met het Roomsch-Catholicisme; het tweede van 1648, schetst de zelfstandige ontwikkeling van het Catholicisme en het Protestantisme. Beide deelen zijn weer gesplitst in hoofdstukken, die bij het lezen gewenschte rustpunten aanbieden, en hier en daar zeer pikante opschriften dragen. Wat ik hier schreef, moge velen tot kennismaking met C's arbeid aansporen. Wie meer uitvoerige recensies wil, verwijs ik naar de vakbladen: de Hervorming", »de Stemmen en uit de vrije Gemeente", »de Kerkelijke Courant", waarin de hh. J. van den Bergh, Hugenholtz, Baljon, hunne beschouwingen over het boek geven. En hiermede wenschen wij den schrijver geluk met zij a volbrachte taak, en hopen dat zijn poging goede vruchten moge dragen voor hen die in de geschie denis des Christendoms belang stellen. M. Het driehonderd jarig jubileum van den atlas. Ludovic Drapeyron, directeur van de Revue de géographie herinnert de wereld er aan dat het den eersten April driehonderd jaar geleden zal zijn dat de dat de Atlas van Gerard Mercator, uitgegeven door zijn zoon en medewerker Rumold, verscheen. Mercator stierf in 1504, den 2den December. Hij had in 1585 en in 158!», onder den titel Tabulae geographicae belangrijke ver zamelingen kaarten doen drukken; van Gallie en België, Germanie, dat nu Frankrijk is, Neder land en Duitschland in de eerste, van Italië, Slavonie en Griekenland (Turkije) in de tweede. Daarna had hij met Hiimold samen een derde voorbereid met Engeland, Schotland, Ierland en de andere landen van het noorden. Zij was het tweede deel van het werk, dat Uumold naar zijn vaders wensch noemde: Atltis, sii:e geographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura ; het was opgedragen aan koningin Elisabeth, en verscheen te Duysburg, maar het werd voor een deel althans te Dusseldorf gedrukt, bij Albert Busius, op kosten der erfgenamen van Mercator. Met de vroeger verschenen bundels vormde het een volledige atlas, een Theatrum orbis terrarum als dat van Ortelius, maar met uitzondering van Spanje. De naam Atlas was lang te voren door Mercator vastgesteld. De mythologische geschie denis ervan behoeven wy aan niemand te verhalen; alleen zy opgemerkt, dat Mercator's Atlas niet alleen de wereld draagt, maar haar ook meet en onderzoekt: in den grond waren Mercator en Atlas n. Daar nu Mercurius van Atlas afstamt, en Mercator die Kramer heette, door de vertaling in het laty'n van zijn naam weder een schijn van een famieband tusschen hemzelf en Mercurius legde, zou een lichtzinnig genealoog ertoe kunnen komen om te beweren dat de nakomelingen van Oeranos en Ge nog op aarde verblijven. Want in vrouwelyke linie bestaat het geslacht Mercator nog voort, en wel in Nederland: de dochter van Mercator, Dorothea, huwde met een Allard Six, en van dezen stamt af jhr. R, Six die te 's Gravesande woont. De familie Six zou zich dus ter wereld wel op de oudste brieven van adeldom kunnen beroemen! Bunsen. Bunsen is den lïlsten Maart 85 jaar oud. Een herinnering aan wat hij beteekent voor het mo derne leven is snel gegeven, in een opsomming van zyn voornaamste uitvindingen. Hij was de eerste vervaardiger van aluminium meer dan 40 jaar geleden ! langs electrolytischen weg; hij vond den Bunsenbrander, op wiens systeem alle gaskooktoestellen berusten, het spectroscoop, dat het chemische onderzoek der hemellichamen mogeljjk maakt, hij ontdekte de spectraal analyse, tegelijk met twee nieuwe elementen, het caesium en het rubidium; zijn fotochemische arbeid heeft tot de wetenschappelijke ontwikke ling der fotografie veel bijgedragen. Niet alleen de chemie, maar ook de physica, de astronomie, geologie, botanie en de medicijnen hebben aan dezen veelzijdigen pioniersarbeid van Bunsen een ontwikkeling te danken als aan slechts weinig mannen onzer eeuw. De bescheidene nestor der Ileidelbergsche filosofische faculteit heeft met Kirchhoff en Helmholtz het groote drietal gevormd dat over de geheele wereld zijn licht uitzond. Sedert vijf jaar doceert Bunsen niet meer, maar de faculteit zet zijn naam, te harer meer dere glorie nog steeds bovenaan haar professoren lijst. Hij heeft zich in het westen der stad een huis laten bouwen in de naar hem genoemde straat, en heeft dat laten inrichten geheel zooals zijn dienstwoning in het chemisch laboratorium, waar hij meer dan een menschenleeftijd door bracht, er uitzag. In deze omgeving leeft hij en werkt hij nog met t'risschen ijver ; wie weet of hij niet zijn franschen collega Chevreuil, die de honderd overschreed, in ouderdom zal evenaren ! ininiiiniiniiiiiiiiiiriitnnMiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiif (^MHETSJES DOOK A. B. A. Ieder jaar brengt iets bizonders, on dit zal ons een tentoonstelling baren, waarop men de wordingsgeschiedenis van het hotel- en reiswezen zal kunnen bestudeeren. Dit bracht mij op de gedachte een stukje zeden en gewoonten onzer voorvaderen te behandelen, in de hoop lezers te zullen vinden, wien het niet volkomen onverschillig is te weten hoe men weleer leefde; en dit opstel zal dienen om te verhalen waarvan men leefde. Wij Nederlanders zijn nog bijzonder gesteld op een goed diner en toonen daardoor rechtge aarde nakomelingen te zijn, maar toch zouder. de spijzen die men een paar eeuwen geleden opdischte, ons thans een weinig te zwaar voor komen en die vaak lange reeks van schotels, gevolgd door een nagerecht van zoetigheden, van taarten en marsepeinen, van koeken en contituren en wat dies meer zij, eer onzen eetlust bederven dan opwekken. Doch om eens eenvoudig te beginnen, wat dunkt u van deze menu: Koevoet en Pens Erwten IIut=pot Gebraden vleesch lioter en kaas voor een maaltijd, dien het Kramersgild in de eerste helft der Kie eeuw hield. Voorzeker munt het niet uit door keur en verscheidenheid van spijze maar stevig is bet. Die eeuw was dan ook nog heel wat eenvou diger dan haar jongere zuster, die den handel tot zijn toppunt van bloei zag komen en bovenmate rijk werd, maar daardoor ook zoo weelderig, spilziek en pretentieus, dat zij niet zeldon in getoomd en met geweld bii.nen do perken moest gehouden worden. Ik wil als voorbeeld een ander gildomaal aan halen en wel dat wat de makelaars in December 1017 hielden. Daarvoor lieten zij bereiden: Gebraden schouders Gelardeerde gebrade bout Gelardeerde gebraden kalkoen Gebrade boenders Gestoofde hoenders Houtsnippen gebraden met brood Gebrade watersnippen Gebrade leeuwerikken Gestoofde bloemkool (ielardeerde gebrade patrijzen Waattèlen en obliën Gezode tongen en voor het dessert had de Banketbakker mar sepein, Spaansch banket, annijs, makarons, pannadilien, Spaansche beschuit, letters, marsepein critt', bocades, molinders etc. geleverd. Op wild en gevogelte was men blijkbaar bizonder gesteld. Zoo onder anderen zegt Robbeknol in Breero's Spaansche Brabander wanneer hij het liefdesgevalletje zijner moeder met »Duckdalffs palfreniersknecht" verhaalt, dat zij van haar min naar allerlei versnaperingen ontving, als: »Van suycker en van wijn, van wildtbraat en kleyn ghebient, En ander leckerney. Dan had hij een kapoen, en dan een smient En dan gelardeerde duyfjes, of dan een snipje met zijn dreckje". En wanneer de zes lustige gezellen in Breero's Moortje staan te delibereeren, wat zij dien avond doen zullen, en het voorstel van een hunner om naar den Handboogsdoelen te gaan, »waar noesten kars en vars en nieuwe Kijnsche wijn" was aangeko men den meesten bijval vindt, zenden zij Writsaart, die in die gelegenheid als kind te huis was, vooruit, om te zeggen. Dat sy voor ons sessen dry kapoenen en vyf snippen anleggen, met een deel vincken, en lysters, met een delickate bouwt." Op het lijs'je van den vogelkooper kwam dan ook van allerlei voor, doch op den reiger van f2 na, niets, wat men niet op een hedendaagsch poeliers-briefje zou aantreffen. Zeer dikwijls maakte men van dat wild pasteien zoogenaamde «Venesoen pastey" met witte of bruine korst, een kostje dat men tegenwoordig vol au vent zou noemen. Deze vielen bijzonder in den smaak van onze voorvaderen, want tel kens vindt men ze op de rekeningen vermeld. Ook de boven reeds genoemde Robbeknol maakt er gewag van als hij eens van zijn meester,l erolimo geld ontvangen heeft met het bevel : »Goot henen op de mert, koopt vlees, broot en fruyt." De arme jongen staat echter in twijfel wat voor lekkernij hij er voor halen zal. Heel veel bedraagt de som niet, waardoor hij vermoedt dat het een >-excecusys plockje" is. Hij zou wel gaarne naar den kok op de Damsluis willen gaan om wat ghebraens", maar peinst hij »'t ventje is te duur". Dan denkt hij over een »pan-aeltje" van Jannetje Iloyschuur, maar ook dit verwerpt hij al spoedig, want het is »te oudt-backen, 't het al te langh in de son estaen". Ten slotte trekt zijn hart naar «Pauwels" orn een »moye venesoen pastey", doch dit denkbeeld wordt evenmin ten uitvoer gebracht, en hij dwaalt eindelijk af naar de hal, waar bij loopt te lymen en dinghen, van stal tot stal" tot dat hij ten lange leste zijn gading vindt bij de «bruyne vryster", >een meyt assen kruyt", die hem meer saucysen en spek afweegt, dan hij met zijn heer in acht dagen kan verorberen. Pasteien maakte men trouwens van allerlei. Zoo vindt men »quee pasteyen" van f 4.?. »lamoenpasteyen," »zweserik pasteyen" en »duyven pasteyen" van 'M stuivers, »crul pasteyties" van ;>(> stuivers enz. enz., de oesterpasteien en pasteitjes niet te vergeten, en voorts bakte men ook alle andere soorten van vleeschspijzen vaak in korst. Doch het oog wil ook wat hebben, en om daar aan te voldoen bracht men op die korsten allerlei versieringen aan of bakte ze in verschillende vormen. Zoo leest men van »een kalkoen in bruyn deech verguit'' en van een »osse-of kalft'sbil gebacken en verguit," wat per stuk (j(> stuivers kostte, alsmede van een schotel, die aldus om schreven wordt: »een kalkoen in een casteel gebacken, het casteel vergalt en geschildert, l vaendels daerop en vogels daerin." Geheel gereed kwam hij op 11 gld. 1"_' st. te staan. Die liefhebberij om om een baksel te vergulden is er bij ons nog zoo heel lang niet uit. Menig een zal zich nog wel de vrijers en vrijsters herinneren zooals die weleer op den avond van den 5en December de huiskamers binnenkwamen. Thans verschijnen zij in een ett'en grauw pak, maar toen met gulden knoopen, rijke passementen en gouden roksranden, en zelfs de trouwe hond had een schitterenden halsband om. En dat het nog een kunst was, die statige heeren en dames naar behooren en met smaak aan te kleeden leert ons de onverwelkbare Camera Obscura. Van de pastei komt men al zeer geleidelijk op taarten en ander gebak, en ook daarin wordt voldoende verscheidenheid aangetroffen. Vooral de vrucbtentaarten speelden een groote rol, maar bovendien wist de banketbakker u te beduiden, dat bij een maaltijd naar den aard geen >-jeutelessen" van ? (> 't H£, of»jeutelessendoorlucht" van ? 7 'til', of suycker rostillen", «lamoen pasta" of >melindesen" van ? :i 't "tf, mochten ontbreken. Verlangdet gij echter iets anders, welnu, dan had hij nog Por tugees bancket" van :>0 stuivers, en Spaens bancket" van 24 st., en Pasta riael'' van -10 st., of witte- en röo letters ti 10 st., >Muscus letters", -Annijs suycker", Spaens biscuit", bancket onder malcanderen", rnackarous", sinostajoens" en pan nadillen" van '24 stuivers, alles per 'tt gerekend. Het zou mij evenwel te ver voeren den geheelen inventaris van een banketbakkers winkel op te maken, te meer daar die lijst nog aanmerkelijk verlengd zou worden door allerlei soort van contituren. Maar niet slechts vogelkooper, slachter, koek en pasteibakker waren voldoende om een goeden maaltijd te leveren, ook de vischmarkt moest het hare er toe by'dragen, en wat daar alzoo te koop is, weet Kackerlack uit Breero's Moortje u te vertellen. Hij noemt u »Y-bot, Hoeck-bot, blaeuwe braetspiering, melckbaersjes en purmer post, lustighe, d. i. springlevende, waterscheeps vis, rootschilde-braesem en korper die in den Ysel gevangen is", en voorts wijst hij u op »muenvooren" en een »lecker gelt-snoeckje" en op »Zeelantsche mosselen, varsch eune wit", waarvan men een emmer vol voor 2 stuivers koopt. Doch van daar brengt hij u naar de zeevisch-banken en van achter een dezer roept Jannetje Vrancken »datsen stranckt visje, datsen gul, dats schellevis! lek hebse met lever en kuyt, die soo varsch als een wronghel is; dat sin meysjes met blancke borsjes". Wij gaan echter voort en volgen onzen leidsman »ande drie Vyseltjes sy, by Griet Jan Dicken, en Fy die soo ficks is op het vel te stroopen". Gij bemerkt dat gij u onder de »ael-wyven" bevindt, en daar klinkt het ook al: »hoor hier vrient, selje neb-ael, grof-ael of iijn-ael koopen? Soeckje puyt-ael, leb-ael, kat-ael, wilt niet verder loopen, ick heb vrij wat keurs !" Zonder in details te treden, meldt ook Heems kerk in zijn Batavische Arcadia u, dat de visch op een wel aangerechten disch niet ontbreken mag, want zijn helden en heldinnen aan het noenmaal zettende, zegt hij, »de tafel was versien met het smaeckelijckste dat de Zee, de Duynen en het Velt, konden uytleeveren", en als hij ze des avonds doet soupeeren, verhaalt hij : »de tafel was rond, en daerdoor bequaem om elckander te sien; en wie men wilde aen te spreecken. Het tafel-laecken suyverlyck wit, en de wittigheyt sienelycker door op-gestroyde bloempjes. De hand-dwaeleri fijn, net gevouwen: onderleydt elck met een geraspt nieubacke witto-brood. De schotels niet veel, maer goed, en versien met wel-toebereyde spijse : en in het midden van dien aengedischt een uytneemend groot salmshooft, smaekelijck overspreyt met groene pietercely-blaedeker.s, waer de welgevoede neck meer dan een handbreedt aen gelaeten zijnde, met zijn versche roodigheydt borger soude verweckt hebben in die noyt honger en haddtt". En bij die gelegenheid laat hij een »gesooden snoeck" opdienen, »die blaeu van vel, en blanck van visch, met een dick gewelde boter- en azijn-soppe overgooten" was. Deze schrijver geeft ons tevens een denkbeeld van de wijze waarop men in de 17e eeuw de tafel dekte. Nog een oogenblik en tot slot moet ik hem aan het woord laten en wel om te vertellen hoe >dit soete geselschap haar eersten honger op 't smaekelyckste geboet" heeft. Het -vondt de tafel dooi de naerstige besorghtheyt van de dienstmaeght Duyfje gedeckt: en van alles voorsien dat men d'overvloedigheyt van eygen gewas op 't land 't was namelijk op de buitenplaats Pojnvlied aan den Rijn konde afvorderen. Soete en suure room, versch gepluckte kersen, geurige aerdbesyen, roode graesde boter, oude en jonge kaes, nieubacken broot. en knappende beschuitjes, waeren de gerechten." En hiermede, lozer, moet ik afscheid van u nomen, en ik hoop dat ik u niet te veel en te heterogene bestanddeelen te gelijk heb voorgezet. VOO R* DAMES. Zomei-miintelf. winkels. Veloutt - Zwart. BloemenXu het dan goeJ afgesproken is, dat collet en cape de eenige grondvorm voor de zomermantels zal zijn, komt het op de details aan. Uit con sideratie voor de ballonmouwen, die ondanks de voorspellingen zeer zeker niet kleiner worden, zal de collot niet verder komen dan de schouders; van voren daarentegen zal men hem verlengen in den vorm van een stola of van lange linten, en hieraan zal men, evenals aan den collet zelven, de versieringen niet sparen. Gitpailletten, passement en geborduurde zijde kunnen daar vrijuit op dartelen; als meest gezochte versiering daar enboven wordt nog iets anders aangekondigd. Ueeds werd voor corsages nu en dan laken ii jour uitgeknipt op een transparant van zijde. Dit wil men op groote schaal voor de zomercapes toepassen. Men maakt er prachtige van zwart laken, zwart satijn of ook gekleurd, geheel a jour uitgeknipt, op een transparant van geglaceerd taf, gekleurd moiréof dunne faille. Het is licht en vroolijk, maar kan zeer kostbaar worden en zal van kortfn duur zijn, want het uitgeknipte zal door warmte en stof omkrullen, en het zal, hoe ook met feston of passement omzoomd, heel licht rafelen. Daarenboven zal zulk een mantel, wanneer de kleuren een beetje sprekend zijn, niet bij alle toiletten passen. Een voordeel daar entegen is, <lat men iu een klein bestek een soort prachtwerkje zal kunnen maken, door bv. de teekening van de bladen met pailletten, git of gf nuanceerde zijde aan te geven, en denheelen mantel te versieren. Wie tijd heeft, kan dat festonneeren zelf doen; de vorm is gemakkelijk ge noeg, de patronen van ronde tafelkleeden en kleedjes kunnen er voor dienen en de mode journalen zullen spoedig andere geven. Een mooie combinatie zal zijn: mordorélaken, met transparant van changeant satijn, mousse en magenta; of marineblauw op changeant glacé, blauw of groen. Neemt men de kleuren wat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl