Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 928
een duidelijk, en niet overbodig licht op
eene oude en veel besproken quaestie. Als
Bismarck zegt: »Na Sadowa heeft ieder den
oorlog met Frankrijk voorzien," dan is hij
weer diplomaat. Hij heeft natuurlijk het
oog op zichzelf. Dien oorlog met Frankrijk,
hij heeft hem voorzien, hij heeft hem onver
mijdelijk en noodig geaclit, hij heeft hem
gewild, »toen de vruchten der vereeniging
van Noord-Duitschland onder dak waren
gebracht." Niet vroeger, maar ook niet later.
Indien op den gedenkwaardigen l Men Juli
1870 die vruchten nog niet waren binnen
gehaald, dan zou Benedetti, al had hij nog
heel wat krasser boodschappen overgebracht,
van den koning van Pruisen niet het histo
rische antwoord hebben ontvangen, dat den
oorlog onvermijdelijk maakte. Bismarck
kon, als hij wilde, een oorlog verhinderen;
dat heeft hij volgens zijn eigen verklaring
in 1875 getoond. Hij kon, als hij het ver
koos, voor zwakkeren de vlag strijken; zijne
houding in de Carolinen-quaestie wasén der
kleine offers, waarop hij doelde. De con
flict-periode, de Deensche oorlog, de strijd
met Oostenrijk, de oorlog met Frankrijk,
bet langdurig vredestijdperk »zur inneren
Consolidirung des Reichs" het zijn alle
schakels van n keten. De bewering, dat
Duitschland in 1870 door Frankrijk tot een
oorlog gedwongen is, kan voor goed naar
bet rijk der legenden worden verwezen. In
dien Duitschland daartoe gedwongen is, dan
kwam die dwang van de zijde van Bismarck.
Zeker, ook Frankrijk heeft den oorlog gewild,
althans velen in Frankrijk wilden dien, vooraan
niet de keizer, maar de keizerin. Doch hier
was inderdaad » Bonapart stische roekeloos
heid'' in het spel, aan de andere zijde
»Germaansche bedachtzaamheid."' Dat is het
eenige verschil, maar het is een groot ver
schil.
Na deze zeer openhartige bekentenis is de
vraag, of Bismarck met medeweten van
Moltke en Roon de Emser dépêche heeft
vervalscht, eene zaak van zeer ondergeschikt
belang. Ware dit middel niet te baat geno
men, Bismarck zou er wel een ander hebben
gevonden.
*
Keizer Wilhelm heeft den tachtig]arigen
oud-kanselier een eeresabel geschonken, rijk
met goud en edelgesteenten versierd, meer
kostbaar dan smaakvol, naar de beschrijvin
gen te oordeelen. Op de sabel zijn aan de
eene zijde de wapens gegraveerd van het rijk
en van den keizer, aan de andere zijde die
van Bismarck en van Elzas-Lotharingen.
Waarom juist die laatste ? mag men vragen.
De annexatie van deii Elzas heeft met volle
instemming van Bismarck plaats gehad;
tegen die van Lotharingen heeft hij zich
aanvankelijk verzet, om later toe te geven
aan de argumenten van Moltke, die uit een
strategisch oogpunt het bezit van Metz
wenschelijk achtte voor de veiligheid van de
Duitsche grenzen. Na vierentwintig jaren
zijn de geannexeerde provinciën voor Duitsch
land nog steeds een drukkend bezit. Zou
de keizer hebben willen aanduiden, dat als
Duitschland wederom het zwaard trekt, het
waarschijnlijk zal zijn om het bezit van die
provinciën te verdedigen ?
Het is zeker moeielijk, een nationalen held
te verheerlijken zonder te zinspelen op over
winningen, die voor anderen pijnlijke neder
lagen zijn geweest. Met die moeielijkheid
heeft een deel der Fransche pers geen reke
ning gehouden toen zij zich ergerde over de
apotheose van den grooten vijand uit vroeger
dagen, en te kennen gaf, dat alles wat in
den laatsten tijd was gedaan, ook door keizer
Wilhelm, om de verhouding tusschen Duitsch
land en Frankrijk aangenamer en hartelijker
te maken, door de klinkende woorden en de
opgewonden toasten bij Bismarck's verjaar
dag weder ongedaan was gemaakt. Scherp
drukt Forain in den Figaro die stemming
uit in een zijner meesterlijke schetsen. Een
typische Duitscher vraagt twee kleine Fran
sche »piou-piou's" den weg naar den Pont
de la Concorde. »Le Pont de la Concorde?"
herhalen de soldaatjes. »Ja." »Dien draait
ge den rug toe: ge gaat naar den Pont
d'Jéna."
Bedenkelijker dan de toasten van den kei
zer was eene uitlating van den jubilaris
zelven. Bij een der feestmalen op
Friedrichsruhe sprak hij over de noodzakelijkheid voor
de Duitschers, om zich te scharen rondom
hunne erfelijke dynastieën. Dit paste geheel
in het kader: de eene beleefdheid is de andere
waard. Maar volkomen overbodig was het,
hieraan toe te voegen : »Wij behoeven slechts
te letten op den toestand waarin Frankrijk
verkeert, sedert het geen dynastie meer heeft.
Waar zou men een vereemgingspunt kunnen
vinden, om er «verzamelen" te blazen?"
Zeer terecht merkt de Parijsche corres
pondent van de Frankfurter Zeitunij op, dat
deze zinsnede, waarin de toestand van het
republikeinsche Frankrijk als ongeregeld wordt
voorgesteld, eene beleediging is voor de Fran
sche republiek. Daarenboven is het oordeel
onjuist en ongegrond. Aan een
vereenigingspunt heeft het tijdens de eerste republiek
niet ontbroken, toen de legers van andere
nationale dynastieën op het Fransche grond
gebied trachtten door te dringen. En toen
de Corsikaansche parvenu ('om met de woor
den van keizer Wilhelm te spreken), eene
nieuwe dynastie had gesticht, die niets
nationaals had, wist hij gemakkelijk eene
vereenigingsleuze te vinden, onder welke hij,
ten spijt der nationale dynastieën, in Duitsch
land als heer en meester optrad. Moge op
het oogenblik de toestand in Frankrijk aan
vastheid en duidelijkheid te wenschen over
laten, in Duitschland is het niet beter ge
steld : daar verandert onophoudelijk de »koers"
der politiek en wisselen kanseliers en minis
ters elkander zoo snel af, dat eene
gouvernementeele crisis in Duitschland even veel
vuldig voorkomt als in Frankrijk. »Men kan
zich niet begrijpen" zoo besluit de corres
pondent van het Duitsche blad zijn-schrijven
»dat een staatsman als vorst Bismarck,
die Frankrijk zóó goed kent, niet meer of
min den tact en de réserve heeft nagevolgd
van de Fransche staatslieden, die, doordron
gen van de plichten der internationale hof
felijkheid, steeds vermeden hebben in hunne
redevoeringen toespelingen te maken op den
binnenlandschen toestand van Frankrijk of
van andere vreemde landen."
Naast de feestvreugde is er in de
»Bismarck-week" reden genoeg tot ergernis ge
weest. Laat ons hopen, dat de ontstemming
(waartoe wij ook vele uitingen van gehobene
Stimmung moeten rekenen^ van
voorbijgaanden aard zal zijn. De keizer heeft een goed
voorbeeld gegeven, door het nieuwe
praesidium van den Rijksdag, gekozen uit de par
tijen wier votum door hem zoo scherp is
afgekeurd, te ontvangen als of er niets ge
beurd was. Moge dat voorbeeld navolging
vinden bij allen, die naar aanleiding van het
feest, in welken zin ook, meer gedaan of ge
zegd hebben, dan nuttig of noodig was!
u minimi iimiini MUI
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiii
Sooiafó
Miniiiiiiimiiimi
om te trachten, hen tegen knapenloon
mannenarbeid te doen verrichten. Door het feit
alleen mede te deelen duid ik de moeilijkheid
aan voor Le Patronage, om hun een geschikte
plaats in de maatschappij te bezorgen.
Intusschen heeft zij in Januari 30, in Februari
32, in Maart 30. in April 20 in Mei 42 en
in Juni 43 knapen aan een betrekking ge
holpen. Met den zom?r kwamen da aan
vragen van buiten. Naar de departementen
l'Aisne, l'Yonne, naar de omstreken van Nancy.
heeft de instelling kweekelingen, gezonden,
bescheiden uitgerust, voorzien van een spoor
wegkaartje en wat kleingeld, en nut de ver
maning :
«Gedraag u goed waar gij komt, dat zal
een aanbeveling voor de in-ïtelling zijn; ver
ander niet van betrekking, vóór gij een nieuwe
hebt, en mocht het u slecht gaan, herinner
u, dat wij voor u zullen doen wat wij kunnen.
Schrijf ons dikwijls, gelijk gij aan uw ouders
zoudt schrijven; maak gebruik van dezen
aanbevelingsbrief, en volg den raad op van
den man aan wien hij is gericht."
Ziedaar het werk van Le Patronage voor
de adolescence- Het zal aan hen die verzot
zijn op groote cijfers en klinkende frasen
tegenvallen ; het zal worden gewaardeerd door
wie weet, hoe dikwijls gezonde filantrop ie
tegen de ziekelijke het loodje moet leggen.
Er worden op deze wijze alleen gevolgen be
streden van het groot onrustbarend verschijnsel
van onzen tijd: de vermindering in waarde
van den menschelijken arbeid. Een kwestie
wordt er niet mede opgelost. Maar er worden
individuen door gesteund en gesterkt, aan
hun goede eigenschappen wordt een gelegen
heid tot ontwikkeling gegeven, het eergevoel
dat nog leefde wordt aangewakkerd door
deze filantropie. Het is daarom dat Le, Patronage
een eereplaats verdient onder de werken, die
aan het medelijden hun ontstaan hebben te
danken. PRO Socio.
Het werk van den lieer Heiiri Rollet.
(Slot).
De dertien- tot achttienjarige, die zich
No. 13 zal de l'Ancienne-Comédie vervoegt,
is conrantenjongen geweest, of heeft in de
«Halles" bij den groen ten verkoop dienst ge
daan ; hij heeft een ambacht geleerd, heel of
half, maar is onophoudelijk werkloos geweest.
Een enkele heeft, bedelend, of' een weinig
arbeid verrichtend voor een bete broods, te
voet de reis van Marseille naar Parijs ge
maakt. Hoewel zijn komst hier bewijst dat
hij door arbeiden zijn onderhoud wil ver
dienen, hebben zijn omstandigheden hem in
aanraking gebracht met de kringen waaruit
de bevolking wordt gerecruteerd voor de ver.
beterhuizen en gevangenissen.
Zoo veel mogelijk worden zijn opgaven
omtrent geboorte en levensloop gecontroleerd ;
intusschen wordt hij aan het werk gehouden ;
ten slotte wordt voor hem een betrekking
gezocht. De ouders worden opgespoord, zoo
zij er zijn. en een enkele maal in staat
en bereid gevonden, om de opvoeding van
den knaap en zijn onderhoud voor zoover
dat noodig is, weder voor hun rekening te
nemen- Maar dit zijn uitzonderingen. Voor
het meerendeel moest dus werk worden ge
zocht. In den beginne leverde dit groote
moeilijkheden op. Wie goed schreef', werd aan
het copieeren gezet, anderen maakten zwavel
stokken van oude couranten. Maar weldra
kwam er betere bezigheid. De groote groen
tenwinkels zonden boonen om af te halen;
twee ervan voorzien de instelling het geheele
jaar door van werk. De pupil verdient, met
wat handigheid, daarmede n franc per dag.
Hij kost aan Le Patronage fr. l 20, maar hij
werkt nu toch, en verdient. Borstelwerk en
schoenmakerij werden vervolgens ter hand
genomen, en een licht ging voor de instelling
op, toen haar een stuk land werd geschonken.
Een dertigtal jongens marcheerden dag aan
dag erhenen, bereidden de aarde, zaaiden of
plantten er groenten, nivelleerden den grond
rondom. De jongens bekwaamden zich zoo,
al verdienend, tot veldarbeiders.
Deze verbetering bracht een tweede mee.
Totnogtoe bezorgde L? Patronage aan haar
pupillen een nachtverblijf' in kleine hotels en
slaaphuizen, die uitteraard aan de controle
der instelling onttrokken waren, en waar de
knapen dus zoowel gelegenheid hadden om
in slecht gezelschap te verkeeren, als om zelf'
dingen te doen die het daglicht niet mocht
zien. Er werden op het gekregen terrein
tenten opgeslagen ; eerst werden zij gehuurd,
later gaf de Minister van Oorlog tegen een
zeer geringe vergoeding een viertal in bruik.
leen. Daar hebben de jonge landbouwers
tot in November gewoond waar zij in de
strenge winterdagen zijn ondergebracht, moet
ik in gebreke blijven te vermelden op drie
of vier na, die van een inkwartiering, met
controle gepaard, niet gediend waren.
Het zou mij te ver voeren, hier melding te
maken van de lieden, die, ziende welk een
geschikte en tegelijk goedkoope werkkracht
deze jongens zijn, er onmiddellijk bij waren,
Het Musée Social.
Den 25sten Maart is te Parijs een nieuw museum
geopend, waarvan het doel is, allen die belang
stellen in sociale kwesties, inlichtingen te ver
schaffen, liet museum heeft zijn oorsprong te
danken aan de wereldtentoonstelling van 1889,
te Parijs. De afdeeling «economie sociale" had
toen groot succes, omdat er niet alleen geschre
ven en gedrukte documenten waren te vinden,
maar ook fotogratiën, teekeningen. modellen
van huizen, grafische voorstellingen enzoovoorts.
De bekende filantroop en gewezen déput
Chambrun vatte toen het denkbeeld op, een permament
museum van deze afdeeling te maken, dat onder
den naam musée social zou dienen ter aanvul
ling van het reeds bestaan-le technische museum
»des arts et des métiers". In '94 riep hij een
comitédaartoe in het leven, en gaf het de mid
delen om zijn doel te verwezenlijken. Thans is
het museum gereed. Het bestaat uit twee zalen,
waarvan de eene de oude afdeeling der wereld
tentoonstelling bevat, de andere het begin van
een bibliotheek van boeken en tijdschriften over
de sociale kwestie.
Nationaal Congres omtrent Vakonder
wijs en Vakopleiding.
De eerste zitting wordt geopend op Woensdag
17 April e. k. des voormiddags te half tien ure
in Maison Stroucken.
iilmiililMiiiiil
Inhoud van verschillende dagbladen.
II e t II a n d e l s b l a d. 31 Maart. Bismarck's
80ste verjaardag." »Drieëenheid op onderwijs
gebied" (ingezonden), door W. Degenhardt.
Leerplicht, kosteloos onderwijs en algemeene
rijksbelasting bepleit. «De baanbrekers in
IMUlinde" (van dag tot dag.)
April. »I)e motie Heldt." «De koffiecultuur
op de buitenbezittingen." »De billijkheid." ->De
nieuwe groentenmarkt." »(iouden bullen van
St. Servaas."
3 April. «Schoolgeld on schoolverzuim".
«Brand in de Polanenstraat."
4 April. »IIet wedoroptreden van den heer
Schaepman." «Naar aanleiding van een rekest."
(Ingezonden) door X. »Heddingbooten aan boord
van stoomschepen."
5 April, i Pro Deo voor vreemdelingen." »I"it
den gemeenteraad." »lloe onheilen te voorko
men V" «Verwaarloosd Indiö."
l! April. «Marinoreserve." sBoterhandel." liet
adres van do >Vereeniging tot bestrijding van
knoeijerijen in de boterhandel" bij de Kamer.
liet IS'i e u w s v. d. Dag. (> April. «Hart
voor het werk."
4 April. «De bedrijfsbelasting in de praktijk"
I, door .
I) e T ij d. 1 April. «Zelfs geen wetenschap
pelijke theorie". Protectie en de liberale bladen.
'2 April. »Bismarck's tachtigste verjaardag".
3 April. «Monseigneur Petrus Matthias
Snickers -\-".
D e V o l k s s t e m. G April. -Arbeiders be
langen" fmotie Ileldt.) »De heer Drucker aan
het woord." «Kiesrecht agitatie." »Gegronde
vrees" (het Centrum over Srneenge's optreden te
Waalwijk.) >Niet bijster gelukkig"
(WertheimBooth.) »De kiesvereeniging Amsterdam.1' «Een
jubeljaar" (geen vermeerdering van opcenten.)
De Maasbode, .'i April. »In memoriam",
m gr. Snickers.
l April. >Dagblad-lectuur", door II. B. Een
aansporing om slechts bladen van eigen richting
te lezen.
Het Vaderland, l April. »De enkele
rechtsbijstand." (Ingezonden door Practicus) I,
'2 April II.
Het Haagsche Dagblad, l April.
»'t Brandweer-voorstel" (in den Haagschen ge
meenteraad).
Recht v. Allen. 30 Maart. «Revolutio
naire taal" (Tolstoi.)
'2 April. »De strijd der vrouwen."
4 April, «Bismarck en het socialisme."
A r n h. C t. l April. «Windstilte."
(i April. «Straatschending en Schooltucht."
Mi d d el b. C t. 30 Maart. «Lely en de motie
lleldt".
De Liberaal. 30 Maart. «Op een verkeerd
spoor?" De motiebeweging. «De beslissing in de
Atnsterdamsche forensonkweatie", door.I. d'Aulnis
de Jiüiirouill. »De motie-Heldt". «Kansel en
redactiebureel." Van Loenen Martinet.
W i n s c h o t e r C t. 31 Maart. «Opgepast!"
(samenwerking der democratische groepen.)
De D e l f t s c h e O p m e r k e r. .'10 Maart.
».\aar aanleiding eener motie" (Dobbelman).
3 April. «De motie Ileldt."
E x t r a t ij d i n g. '2 April. »De »0omes" in
de Kamer en Z.Excl. de korporaal van Naarden."
Ij i m b. Koerier. 30 Maart. «Op sociaal ge
bied". «Intern. Congres". «Veroordeeld" II
(motieDobbelman.)
V e n l o o s c h Weekblad. 30 Maart. «Een
protectionist ten spijt zijner kiezers."
N. A r n h. Ct. 3 April. «Sociologie", VII.
(De vrouwenkwestie).
Sociaal Weekblad, (i April. «Iets over
het brood en de broodprijzen", door dr. A. J.
C. Snijders, I. «De botsing in het Engelsche
schoenmakersbedrijf", II.
De Baanbreker. «Bekentenissen" (debat
over de graanrechten.)
De Volks banier (R. K. Volksbond). «Een
woord aan den Boerenstand."
V r i e s c h V o l k s b l a d. 31 Maart.
«Landbouwpolitiek" II.
De Wachter. 30 Maart. «Zij weten het
wel!" «Een parlementaire bloemlezing" (uit het
debat over de motie Dobbelman.)
De Nederlander (Wkbl.) 30 Maart. «De
protectie in de Tweede Kamer." «Bevolking en
bedeelden." »De radicale partij" (haar
bloeitijdperk.)
De Wekker. 30 Maart. sProeflassen",
door Ya. «Onze straatjeugd", door L.
Het Schoolblad. '2 April. «De oprichting
van particuliere normaalscholen."
De Bode (Bond van Onderwijzers) «Ons
voorland" (tractementen).
4 April. '.Zelfzucht" (Plattelandsclub).
~> April. «Werklieden alleen?" (Pensioneering).
N e d. L a n d b o u w W e e k b l a d. 30 Maart
«Het Xederlandsch Landbouwverslag."
De V r ij d e n k e r. 30 Maart.
«Weezenverpleging van het Vrijdenkersfonds". «Rede of
instinct."
De Vrouw. 31 Maart. «Brieven aan de
Vrouwen", door G. Renard, II. «Uit Bebel's boek."
Patrimonium, (> April. »De motie Heldt."
......
TOONLLC7TMVZIEK
InzieK in de Hoofdstad,
Hoewel de stille weken ons alles behalve
stilte in de muziekale wereld geven, zijn zij toch
van invloed op het karakter van sommige uit
voeringen.
Averkamp's a cappellakoor gaf 1.1. Zondag een
programma geheel ingericht voor de lijdensweken
on de zangvereeniging van de Amsterdamsche
afdeeling van Toonkunst zal a.s. Zaterdag de
Mattheus Passion van Bach ten gehoore brengen.
Daar het gemakkelijkker is een oordeel te zeggen
over uitvoeringen die men wél, dan over concer
ten die men nog niet gehoord heeft, bepaal ik
mij thans tot de uitvoering van Averkamp's koor
en stel ik de bespreking van de Toonkunst-uit
voering tot de volgende week uit. Wat het pro
gramma van gewijde muziek betreft, zegt het
voorwoord van het tekstboek : Men vindt er klan
ken van hoogheiligen eenvoud. Vittoria, Obrecht
en Palestrina (Impropria}. Men vindt er klan
ken van stille reflectie (Lectio van Palestrina),
men vind er heftig gepassioneerd-dramatische
accenten Lasso en Lotti en ten slotto
wondervol kuische engelenmuziek zooals slechts een
Palestrina in zijn Stabnt Mater kon neerschrijven.
De meeste dezer werken waren vroeger reeds
uitgevoerd, o.a. Palestrina's Stabat Mater en de
Paus-ij van Obrecht door een ander a cappella koor.
(toen echter geheel).
In verband met de compositiën van do
Italiaansche meesters en den Spaanschon toonzetter
Vittoria (wiens werk een zeer grooten indruk op
mij maakte) kan ik niet zeggen dat Olirecht's
kunst thans in een voordeelig licht verscheen,
hoezeer de schoone soberheid ook nu weer op
viel. Doch in dit gezelschap vooral gevoelt men
dat er machtiger kunstuitingen ontstonden en dat
de expressie later meer beteekenis en kracht had
verkregen. Doch ik heb al meermalen de meesters
besproken die thans aan het woord waren en dus
wil ik eerst verklaren dat deze uitvoering
m. i. op een veel hooger muzikaal en technisch
standpunt stond dan een vorige, die ik te be
spreken had.
In den laatsten tijd was er bij al het voortreffe
lijke dat dit koor bezit, wel eens iets dat mij niet
geheel bevredigde, doch thans werd mijne stem
ming dank zij de vertolking en den daardoor te
weeggebrackten indruk geen oogenblik verstoord.
Er waren vele gedeelten die heerlijk klonken.
Dat resultaat kan ook verkregen worden in een
kerkgebouw waar de wanden als het ware electrisch
zijn, waar de zachtste klank volkomen verstaan
baar en met zekeren adel tot u komt. Dat kan