De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 7 april pagina 2

7 april 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 928 een duidelijk, en niet overbodig licht op eene oude en veel besproken quaestie. Als Bismarck zegt: »Na Sadowa heeft ieder den oorlog met Frankrijk voorzien," dan is hij weer diplomaat. Hij heeft natuurlijk het oog op zichzelf. Dien oorlog met Frankrijk, hij heeft hem voorzien, hij heeft hem onver mijdelijk en noodig geaclit, hij heeft hem gewild, »toen de vruchten der vereeniging van Noord-Duitschland onder dak waren gebracht." Niet vroeger, maar ook niet later. Indien op den gedenkwaardigen l Men Juli 1870 die vruchten nog niet waren binnen gehaald, dan zou Benedetti, al had hij nog heel wat krasser boodschappen overgebracht, van den koning van Pruisen niet het histo rische antwoord hebben ontvangen, dat den oorlog onvermijdelijk maakte. Bismarck kon, als hij wilde, een oorlog verhinderen; dat heeft hij volgens zijn eigen verklaring in 1875 getoond. Hij kon, als hij het ver koos, voor zwakkeren de vlag strijken; zijne houding in de Carolinen-quaestie wasén der kleine offers, waarop hij doelde. De con flict-periode, de Deensche oorlog, de strijd met Oostenrijk, de oorlog met Frankrijk, bet langdurig vredestijdperk »zur inneren Consolidirung des Reichs" het zijn alle schakels van n keten. De bewering, dat Duitschland in 1870 door Frankrijk tot een oorlog gedwongen is, kan voor goed naar bet rijk der legenden worden verwezen. In dien Duitschland daartoe gedwongen is, dan kwam die dwang van de zijde van Bismarck. Zeker, ook Frankrijk heeft den oorlog gewild, althans velen in Frankrijk wilden dien, vooraan niet de keizer, maar de keizerin. Doch hier was inderdaad » Bonapart stische roekeloos heid'' in het spel, aan de andere zijde »Germaansche bedachtzaamheid."' Dat is het eenige verschil, maar het is een groot ver schil. Na deze zeer openhartige bekentenis is de vraag, of Bismarck met medeweten van Moltke en Roon de Emser dépêche heeft vervalscht, eene zaak van zeer ondergeschikt belang. Ware dit middel niet te baat geno men, Bismarck zou er wel een ander hebben gevonden. * Keizer Wilhelm heeft den tachtig]arigen oud-kanselier een eeresabel geschonken, rijk met goud en edelgesteenten versierd, meer kostbaar dan smaakvol, naar de beschrijvin gen te oordeelen. Op de sabel zijn aan de eene zijde de wapens gegraveerd van het rijk en van den keizer, aan de andere zijde die van Bismarck en van Elzas-Lotharingen. Waarom juist die laatste ? mag men vragen. De annexatie van deii Elzas heeft met volle instemming van Bismarck plaats gehad; tegen die van Lotharingen heeft hij zich aanvankelijk verzet, om later toe te geven aan de argumenten van Moltke, die uit een strategisch oogpunt het bezit van Metz wenschelijk achtte voor de veiligheid van de Duitsche grenzen. Na vierentwintig jaren zijn de geannexeerde provinciën voor Duitsch land nog steeds een drukkend bezit. Zou de keizer hebben willen aanduiden, dat als Duitschland wederom het zwaard trekt, het waarschijnlijk zal zijn om het bezit van die provinciën te verdedigen ? Het is zeker moeielijk, een nationalen held te verheerlijken zonder te zinspelen op over winningen, die voor anderen pijnlijke neder lagen zijn geweest. Met die moeielijkheid heeft een deel der Fransche pers geen reke ning gehouden toen zij zich ergerde over de apotheose van den grooten vijand uit vroeger dagen, en te kennen gaf, dat alles wat in den laatsten tijd was gedaan, ook door keizer Wilhelm, om de verhouding tusschen Duitsch land en Frankrijk aangenamer en hartelijker te maken, door de klinkende woorden en de opgewonden toasten bij Bismarck's verjaar dag weder ongedaan was gemaakt. Scherp drukt Forain in den Figaro die stemming uit in een zijner meesterlijke schetsen. Een typische Duitscher vraagt twee kleine Fran sche »piou-piou's" den weg naar den Pont de la Concorde. »Le Pont de la Concorde?" herhalen de soldaatjes. »Ja." »Dien draait ge den rug toe: ge gaat naar den Pont d'Jéna." Bedenkelijker dan de toasten van den kei zer was eene uitlating van den jubilaris zelven. Bij een der feestmalen op Friedrichsruhe sprak hij over de noodzakelijkheid voor de Duitschers, om zich te scharen rondom hunne erfelijke dynastieën. Dit paste geheel in het kader: de eene beleefdheid is de andere waard. Maar volkomen overbodig was het, hieraan toe te voegen : »Wij behoeven slechts te letten op den toestand waarin Frankrijk verkeert, sedert het geen dynastie meer heeft. Waar zou men een vereemgingspunt kunnen vinden, om er «verzamelen" te blazen?" Zeer terecht merkt de Parijsche corres pondent van de Frankfurter Zeitunij op, dat deze zinsnede, waarin de toestand van het republikeinsche Frankrijk als ongeregeld wordt voorgesteld, eene beleediging is voor de Fran sche republiek. Daarenboven is het oordeel onjuist en ongegrond. Aan een vereenigingspunt heeft het tijdens de eerste republiek niet ontbroken, toen de legers van andere nationale dynastieën op het Fransche grond gebied trachtten door te dringen. En toen de Corsikaansche parvenu ('om met de woor den van keizer Wilhelm te spreken), eene nieuwe dynastie had gesticht, die niets nationaals had, wist hij gemakkelijk eene vereenigingsleuze te vinden, onder welke hij, ten spijt der nationale dynastieën, in Duitsch land als heer en meester optrad. Moge op het oogenblik de toestand in Frankrijk aan vastheid en duidelijkheid te wenschen over laten, in Duitschland is het niet beter ge steld : daar verandert onophoudelijk de »koers" der politiek en wisselen kanseliers en minis ters elkander zoo snel af, dat eene gouvernementeele crisis in Duitschland even veel vuldig voorkomt als in Frankrijk. »Men kan zich niet begrijpen" zoo besluit de corres pondent van het Duitsche blad zijn-schrijven »dat een staatsman als vorst Bismarck, die Frankrijk zóó goed kent, niet meer of min den tact en de réserve heeft nagevolgd van de Fransche staatslieden, die, doordron gen van de plichten der internationale hof felijkheid, steeds vermeden hebben in hunne redevoeringen toespelingen te maken op den binnenlandschen toestand van Frankrijk of van andere vreemde landen." Naast de feestvreugde is er in de »Bismarck-week" reden genoeg tot ergernis ge weest. Laat ons hopen, dat de ontstemming (waartoe wij ook vele uitingen van gehobene Stimmung moeten rekenen^ van voorbijgaanden aard zal zijn. De keizer heeft een goed voorbeeld gegeven, door het nieuwe praesidium van den Rijksdag, gekozen uit de par tijen wier votum door hem zoo scherp is afgekeurd, te ontvangen als of er niets ge beurd was. Moge dat voorbeeld navolging vinden bij allen, die naar aanleiding van het feest, in welken zin ook, meer gedaan of ge zegd hebben, dan nuttig of noodig was! u minimi iimiini MUI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiii Sooiafó Miniiiiiiimiiimi om te trachten, hen tegen knapenloon mannenarbeid te doen verrichten. Door het feit alleen mede te deelen duid ik de moeilijkheid aan voor Le Patronage, om hun een geschikte plaats in de maatschappij te bezorgen. Intusschen heeft zij in Januari 30, in Februari 32, in Maart 30. in April 20 in Mei 42 en in Juni 43 knapen aan een betrekking ge holpen. Met den zom?r kwamen da aan vragen van buiten. Naar de departementen l'Aisne, l'Yonne, naar de omstreken van Nancy. heeft de instelling kweekelingen, gezonden, bescheiden uitgerust, voorzien van een spoor wegkaartje en wat kleingeld, en nut de ver maning : «Gedraag u goed waar gij komt, dat zal een aanbeveling voor de in-ïtelling zijn; ver ander niet van betrekking, vóór gij een nieuwe hebt, en mocht het u slecht gaan, herinner u, dat wij voor u zullen doen wat wij kunnen. Schrijf ons dikwijls, gelijk gij aan uw ouders zoudt schrijven; maak gebruik van dezen aanbevelingsbrief, en volg den raad op van den man aan wien hij is gericht." Ziedaar het werk van Le Patronage voor de adolescence- Het zal aan hen die verzot zijn op groote cijfers en klinkende frasen tegenvallen ; het zal worden gewaardeerd door wie weet, hoe dikwijls gezonde filantrop ie tegen de ziekelijke het loodje moet leggen. Er worden op deze wijze alleen gevolgen be streden van het groot onrustbarend verschijnsel van onzen tijd: de vermindering in waarde van den menschelijken arbeid. Een kwestie wordt er niet mede opgelost. Maar er worden individuen door gesteund en gesterkt, aan hun goede eigenschappen wordt een gelegen heid tot ontwikkeling gegeven, het eergevoel dat nog leefde wordt aangewakkerd door deze filantropie. Het is daarom dat Le, Patronage een eereplaats verdient onder de werken, die aan het medelijden hun ontstaan hebben te danken. PRO Socio. Het werk van den lieer Heiiri Rollet. (Slot). De dertien- tot achttienjarige, die zich No. 13 zal de l'Ancienne-Comédie vervoegt, is conrantenjongen geweest, of heeft in de «Halles" bij den groen ten verkoop dienst ge daan ; hij heeft een ambacht geleerd, heel of half, maar is onophoudelijk werkloos geweest. Een enkele heeft, bedelend, of' een weinig arbeid verrichtend voor een bete broods, te voet de reis van Marseille naar Parijs ge maakt. Hoewel zijn komst hier bewijst dat hij door arbeiden zijn onderhoud wil ver dienen, hebben zijn omstandigheden hem in aanraking gebracht met de kringen waaruit de bevolking wordt gerecruteerd voor de ver. beterhuizen en gevangenissen. Zoo veel mogelijk worden zijn opgaven omtrent geboorte en levensloop gecontroleerd ; intusschen wordt hij aan het werk gehouden ; ten slotte wordt voor hem een betrekking gezocht. De ouders worden opgespoord, zoo zij er zijn. en een enkele maal in staat en bereid gevonden, om de opvoeding van den knaap en zijn onderhoud voor zoover dat noodig is, weder voor hun rekening te nemen- Maar dit zijn uitzonderingen. Voor het meerendeel moest dus werk worden ge zocht. In den beginne leverde dit groote moeilijkheden op. Wie goed schreef', werd aan het copieeren gezet, anderen maakten zwavel stokken van oude couranten. Maar weldra kwam er betere bezigheid. De groote groen tenwinkels zonden boonen om af te halen; twee ervan voorzien de instelling het geheele jaar door van werk. De pupil verdient, met wat handigheid, daarmede n franc per dag. Hij kost aan Le Patronage fr. l 20, maar hij werkt nu toch, en verdient. Borstelwerk en schoenmakerij werden vervolgens ter hand genomen, en een licht ging voor de instelling op, toen haar een stuk land werd geschonken. Een dertigtal jongens marcheerden dag aan dag erhenen, bereidden de aarde, zaaiden of plantten er groenten, nivelleerden den grond rondom. De jongens bekwaamden zich zoo, al verdienend, tot veldarbeiders. Deze verbetering bracht een tweede mee. Totnogtoe bezorgde L? Patronage aan haar pupillen een nachtverblijf' in kleine hotels en slaaphuizen, die uitteraard aan de controle der instelling onttrokken waren, en waar de knapen dus zoowel gelegenheid hadden om in slecht gezelschap te verkeeren, als om zelf' dingen te doen die het daglicht niet mocht zien. Er werden op het gekregen terrein tenten opgeslagen ; eerst werden zij gehuurd, later gaf de Minister van Oorlog tegen een zeer geringe vergoeding een viertal in bruik. leen. Daar hebben de jonge landbouwers tot in November gewoond waar zij in de strenge winterdagen zijn ondergebracht, moet ik in gebreke blijven te vermelden op drie of vier na, die van een inkwartiering, met controle gepaard, niet gediend waren. Het zou mij te ver voeren, hier melding te maken van de lieden, die, ziende welk een geschikte en tegelijk goedkoope werkkracht deze jongens zijn, er onmiddellijk bij waren, Het Musée Social. Den 25sten Maart is te Parijs een nieuw museum geopend, waarvan het doel is, allen die belang stellen in sociale kwesties, inlichtingen te ver schaffen, liet museum heeft zijn oorsprong te danken aan de wereldtentoonstelling van 1889, te Parijs. De afdeeling «economie sociale" had toen groot succes, omdat er niet alleen geschre ven en gedrukte documenten waren te vinden, maar ook fotogratiën, teekeningen. modellen van huizen, grafische voorstellingen enzoovoorts. De bekende filantroop en gewezen déput Chambrun vatte toen het denkbeeld op, een permament museum van deze afdeeling te maken, dat onder den naam musée social zou dienen ter aanvul ling van het reeds bestaan-le technische museum »des arts et des métiers". In '94 riep hij een comitédaartoe in het leven, en gaf het de mid delen om zijn doel te verwezenlijken. Thans is het museum gereed. Het bestaat uit twee zalen, waarvan de eene de oude afdeeling der wereld tentoonstelling bevat, de andere het begin van een bibliotheek van boeken en tijdschriften over de sociale kwestie. Nationaal Congres omtrent Vakonder wijs en Vakopleiding. De eerste zitting wordt geopend op Woensdag 17 April e. k. des voormiddags te half tien ure in Maison Stroucken. iilmiililMiiiiil Inhoud van verschillende dagbladen. II e t II a n d e l s b l a d. 31 Maart. Bismarck's 80ste verjaardag." »Drieëenheid op onderwijs gebied" (ingezonden), door W. Degenhardt. Leerplicht, kosteloos onderwijs en algemeene rijksbelasting bepleit. «De baanbrekers in IMUlinde" (van dag tot dag.) April. »I)e motie Heldt." «De koffiecultuur op de buitenbezittingen." »De billijkheid." ->De nieuwe groentenmarkt." »(iouden bullen van St. Servaas." 3 April. «Schoolgeld on schoolverzuim". «Brand in de Polanenstraat." 4 April. »IIet wedoroptreden van den heer Schaepman." «Naar aanleiding van een rekest." (Ingezonden) door X. »Heddingbooten aan boord van stoomschepen." 5 April, i Pro Deo voor vreemdelingen." »I"it den gemeenteraad." »lloe onheilen te voorko men V" «Verwaarloosd Indiö." l! April. «Marinoreserve." sBoterhandel." liet adres van do >Vereeniging tot bestrijding van knoeijerijen in de boterhandel" bij de Kamer. liet IS'i e u w s v. d. Dag. (> April. «Hart voor het werk." 4 April. «De bedrijfsbelasting in de praktijk" I, door . I) e T ij d. 1 April. «Zelfs geen wetenschap pelijke theorie". Protectie en de liberale bladen. '2 April. »Bismarck's tachtigste verjaardag". 3 April. «Monseigneur Petrus Matthias Snickers -\-". D e V o l k s s t e m. G April. -Arbeiders be langen" fmotie Ileldt.) »De heer Drucker aan het woord." «Kiesrecht agitatie." »Gegronde vrees" (het Centrum over Srneenge's optreden te Waalwijk.) >Niet bijster gelukkig" (WertheimBooth.) »De kiesvereeniging Amsterdam.1' «Een jubeljaar" (geen vermeerdering van opcenten.) De Maasbode, .'i April. »In memoriam", m gr. Snickers. l April. >Dagblad-lectuur", door II. B. Een aansporing om slechts bladen van eigen richting te lezen. Het Vaderland, l April. »De enkele rechtsbijstand." (Ingezonden door Practicus) I, '2 April II. Het Haagsche Dagblad, l April. »'t Brandweer-voorstel" (in den Haagschen ge meenteraad). Recht v. Allen. 30 Maart. «Revolutio naire taal" (Tolstoi.) '2 April. »De strijd der vrouwen." 4 April, «Bismarck en het socialisme." A r n h. C t. l April. «Windstilte." (i April. «Straatschending en Schooltucht." Mi d d el b. C t. 30 Maart. «Lely en de motie lleldt". De Liberaal. 30 Maart. «Op een verkeerd spoor?" De motiebeweging. «De beslissing in de Atnsterdamsche forensonkweatie", door.I. d'Aulnis de Jiüiirouill. »De motie-Heldt". «Kansel en redactiebureel." Van Loenen Martinet. W i n s c h o t e r C t. 31 Maart. «Opgepast!" (samenwerking der democratische groepen.) De D e l f t s c h e O p m e r k e r. .'10 Maart. ».\aar aanleiding eener motie" (Dobbelman). 3 April. «De motie Ileldt." E x t r a t ij d i n g. '2 April. »De »0omes" in de Kamer en Z.Excl. de korporaal van Naarden." Ij i m b. Koerier. 30 Maart. «Op sociaal ge bied". «Intern. Congres". «Veroordeeld" II (motieDobbelman.) V e n l o o s c h Weekblad. 30 Maart. «Een protectionist ten spijt zijner kiezers." N. A r n h. Ct. 3 April. «Sociologie", VII. (De vrouwenkwestie). Sociaal Weekblad, (i April. «Iets over het brood en de broodprijzen", door dr. A. J. C. Snijders, I. «De botsing in het Engelsche schoenmakersbedrijf", II. De Baanbreker. «Bekentenissen" (debat over de graanrechten.) De Volks banier (R. K. Volksbond). «Een woord aan den Boerenstand." V r i e s c h V o l k s b l a d. 31 Maart. «Landbouwpolitiek" II. De Wachter. 30 Maart. «Zij weten het wel!" «Een parlementaire bloemlezing" (uit het debat over de motie Dobbelman.) De Nederlander (Wkbl.) 30 Maart. «De protectie in de Tweede Kamer." «Bevolking en bedeelden." »De radicale partij" (haar bloeitijdperk.) De Wekker. 30 Maart. sProeflassen", door Ya. «Onze straatjeugd", door L. Het Schoolblad. '2 April. «De oprichting van particuliere normaalscholen." De Bode (Bond van Onderwijzers) «Ons voorland" (tractementen). 4 April. '.Zelfzucht" (Plattelandsclub). ~> April. «Werklieden alleen?" (Pensioneering). N e d. L a n d b o u w W e e k b l a d. 30 Maart «Het Xederlandsch Landbouwverslag." De V r ij d e n k e r. 30 Maart. «Weezenverpleging van het Vrijdenkersfonds". «Rede of instinct." De Vrouw. 31 Maart. «Brieven aan de Vrouwen", door G. Renard, II. «Uit Bebel's boek." Patrimonium, (> April. »De motie Heldt." ...... TOONLLC7TMVZIEK InzieK in de Hoofdstad, Hoewel de stille weken ons alles behalve stilte in de muziekale wereld geven, zijn zij toch van invloed op het karakter van sommige uit voeringen. Averkamp's a cappellakoor gaf 1.1. Zondag een programma geheel ingericht voor de lijdensweken on de zangvereeniging van de Amsterdamsche afdeeling van Toonkunst zal a.s. Zaterdag de Mattheus Passion van Bach ten gehoore brengen. Daar het gemakkelijkker is een oordeel te zeggen over uitvoeringen die men wél, dan over concer ten die men nog niet gehoord heeft, bepaal ik mij thans tot de uitvoering van Averkamp's koor en stel ik de bespreking van de Toonkunst-uit voering tot de volgende week uit. Wat het pro gramma van gewijde muziek betreft, zegt het voorwoord van het tekstboek : Men vindt er klan ken van hoogheiligen eenvoud. Vittoria, Obrecht en Palestrina (Impropria}. Men vindt er klan ken van stille reflectie (Lectio van Palestrina), men vind er heftig gepassioneerd-dramatische accenten Lasso en Lotti en ten slotto wondervol kuische engelenmuziek zooals slechts een Palestrina in zijn Stabnt Mater kon neerschrijven. De meeste dezer werken waren vroeger reeds uitgevoerd, o.a. Palestrina's Stabat Mater en de Paus-ij van Obrecht door een ander a cappella koor. (toen echter geheel). In verband met de compositiën van do Italiaansche meesters en den Spaanschon toonzetter Vittoria (wiens werk een zeer grooten indruk op mij maakte) kan ik niet zeggen dat Olirecht's kunst thans in een voordeelig licht verscheen, hoezeer de schoone soberheid ook nu weer op viel. Doch in dit gezelschap vooral gevoelt men dat er machtiger kunstuitingen ontstonden en dat de expressie later meer beteekenis en kracht had verkregen. Doch ik heb al meermalen de meesters besproken die thans aan het woord waren en dus wil ik eerst verklaren dat deze uitvoering m. i. op een veel hooger muzikaal en technisch standpunt stond dan een vorige, die ik te be spreken had. In den laatsten tijd was er bij al het voortreffe lijke dat dit koor bezit, wel eens iets dat mij niet geheel bevredigde, doch thans werd mijne stem ming dank zij de vertolking en den daardoor te weeggebrackten indruk geen oogenblik verstoord. Er waren vele gedeelten die heerlijk klonken. Dat resultaat kan ook verkregen worden in een kerkgebouw waar de wanden als het ware electrisch zijn, waar de zachtste klank volkomen verstaan baar en met zekeren adel tot u komt. Dat kan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl