De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 7 april pagina 3

7 april 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

928 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. verkregen worden wanneer men over zulke uit stekende krachten te beschikken hoeft en wan neer de leider een man is die zoo ernstig en artistiek zijn taak opvat ala Averkamp dat doet. Doch zonder volkomen toewijding van de mede werkenden zou dit niet mogelijk geweest zijn en ondanks eene zwakkere bezetting van eene enkele party, werd een geheel verkregen dat zeer schoon was. Wellicht zou het Sttibat M 'ter, indien het niet als laatste nummer ware uitgevoerd, frisscher ge klonken hebben ; nu toch was reeds eenige ver moeidheid merkbaar. Doch niet alleen de Uit voerders, ook de hoorders worden vermoeid na reeds een zestal tamelijk uitgebreide werken in dien stijl te hebben gehoord. En het is een feit, dat men een juisten.en grooten indruk niet meer krijgt, wanneer men reeds lang ingespannen heeft geluisterd. In ver band hiermede zou ik wel den raad willen geven de verschillende i urnmere niet zoo snel op el kander te laten \olgen als nu het geval was. Byzonder opmerkelijk is het begin van het Crucifix van Lotti. Dat klinkt revolutionair in verband met den muzikalen geest van die dagen. Veel indruk kreeg ik ook van Lasso's Motet: Timor et trtmor. Om kort te gaan: Het was een zeer schoone uitvoering. Eveneens eene schoone uitvoering was het concert in het Concertgebouw, waar de heer Kes ons de nummers liet hooren waarmede hij een paar dagen later met zijn orkest te Brussel debuteerde. Hoewel al die stukken voor ons be kenden waren, was het programma er juist op berekend het muzieklievende Brussel iets te laten hooren, die aldaar weinig of niet bekend was. Zooals wij gelezen hebben is het succes te Brus sel zeer groot geweest, hetgeen na de uitvoering ten onzent geen verwondering behoeft t'- ver wekken, want op bijzonder verzorgde wijze werden de verschillende werken (waaronder het 2de deel uit Zweers' Symphonie) ten gehoore gebracht. Men heeft aldaar terecht hulde gebracht aan de eigenschappen waarin dit orkest uitmunt: Technische volkomenheid, schoone verdeeling van kleur en klank, interessante rhytrniek en overal de sporen van goed begrip bij de uitvoerders. Dat is m. i. volkomen juist. Door deze eigen schappen wordt den hoorder het begrijpen van een nieuw werk ten zeerste vergemakkelijkt, en voorzeker zou menig werk niet zoo spoedig ingang gevonden hebben indien niet de wijze van expositie daartoe aldus had medegewerkt. Het is jammer dat ons orkest niet eens gele genheid heeft gehad aldaar te toonen hoe voor treffelijk het weet te begeleiden. Want in dat opzicht zou men voorzeker Kes en zijn schare niet minder bewonderd hebben. Doch dat is al meermalen in deze rubriek in het licht gesteld. Bij ons concertwezen blijvende, vermeld ik nog dat ik het eerste deel van een concert van den heer Ary Belinfante (pianitt) bijwoonde. Het best bevielen mij de soli van den concertgever en zijne wijze van begeleiden, waarin hij zich thans ryper toonde dan vroeger, in dien zin, dat hij zich meer ondergeschikt wist te maken aan de intentiën van de solisten. De violist, de heer Maarten de Vries is onge twijfeld een degelijk violist, doch de koelbloedige flegmatieke wijze waarop hij speelt (wellicht een gevolg van te weinig optreden en schroom om zich te uiten) waren oorzaak dat hij weinig indruk wist te maken. Ook spijt het mij dat Mej. Bonger, wier goede eigenschappen als zangeres ik zeer waardeer, er in volhardt, de fransche muziek tot hare specialiteit te maken, waartoe (ik wees er vroeger reeds op) haar in veel opzichten de aanleg en de technische voorbereiding ontbreken. Vooral de overdrijving van nasaalklanken (nog hinderlijker dan de verwaarloozing er van) de te zware uitspraak en expressie en de onvolko men coloratuur moet ik tot mijn spijt constateeren Het is tegenwoordig een mode-artikeltje geworden ten onzent Fransen te zingen. Xu ! het werd ook tijd dat de goede muziek van die richting een plaats kreeg naast onze vroeger wel wat exclusief-duitscbe kunstvereering. Doch alle overdrijving schaadt, en het zou spoedig doodend voor die richting worden, wanneer alle in de duitsche school opgevoede zangers en zan geressen, zonder de zoo noodzakelijke grondige voorstudiën, ons, gingen overstelpen met de zoo aetherisch-doorsehijnende en teeder-gevoelige Fransche liederen. Wenden wij thans onze blikken nog eens naar de opera. In de eerste plaats noem ik de Feestvoorstelling van den heer Pauwels die in Cuvallena en Paijni, zijne zeer talrijke hoorders weer in extase bracht. Nu ! wij weten, hoezeer Pauwels zich ontwikkeld heeft in die jaren die hij ten onzent vertoeft; hoe hij nimmer vermoeid altijd op zijn post was; hoe hij met den heer Urelio was en is gebleven de groote attractie voor het operabezoeke; d publiek. Op dien avond was er gelegenheid dit aan den gevierden zanger te toonen en de tol der dank baarheid is hem weer ten volle gebracht in den vorm van kostbare geschenken, kransen en enthousiastische toejuichingen. Na iedere acte storm achtig teruggeroepen, kwam de groote ovatie na dat t'aljus zijn dubbelen moord gepleegd had. Alle medewerkenden (behalve de mannen die hem kwamen arresteeren.) stonden op het tooneel en juichten van harte mede Zij hadden mede een zeer groot aandeel aan het succes. Orelio die na zijn proloog driemaal werd teruggeroepen, mevr. Dirckx van de Weghe en allo anderen solisten, zij hebben met liefde aan den feestavond mede gewerkt. Van het koor en orkest spreek ik niet, want het was een feestavond. Mej. Louise Heymann hoeft in De dochter run het Hegiineitt door hare geacheveerde coloratuur, en door hare geheele wijze van zingen, aan deze opera-comique het zoo juiste relief gegeven, /ij zong hare partij met de zekerheid en den aautrekkelijken eenvoud, die haar zoozeer eigen zijn. Wat spreken betreft, zou ik mej. Hoymann aan raden, wat minder hoog en meer gearticuleerd te spreken, daar ik voortdurend moeite had haar in de dialogen te verstaan. Vooral de heer Engelen en mevr. Culp-Kiehl stonden mej. Hey mann waardig ter zijde. Wie al te veel zijn best deed was de souffleur. Men hoorde alles tweemaal. De heer van Beern kan aardigheden zooals: «Mevrouw ! de bibliotheek is in den notaris" voortaan gerust weg laten, daar niemand er om lachte. Hij kan het echter niet helpen dat zijn rolletje zoo flauw is. De heer de la i'uente is sedert korten tijd als orkestmeester voor het Fransche en Italiaansche repertoire opgetreden en daarmede is tegemoet gekomen aan het bezwaar, dat de vereeniging van directeur en dirigent van eene opera voor een persoon te veel is. Ik heb vroeser van dezen geroutineerden diri gent reeds veel goeds gezegd. Ik behoud mij later voor, uitvoeriger op zijn arbeid terug te komen. Nu toch heeft hij alleen kunnen toonen met hoeveel handigheid hij een onvoldoend voorbereid koor en orkest weet bij elkander to honden. Ook is het nog merkbaar dat de verschillende opvattingen van tem pi soms tot botsingen aan leiding geven, terneer omdat deze dirisent zijn staf niet als een staf der slavernij doch als een heerschersstaf wil beschouwen, wat in principe geheel juist is, doch hetgeen in het begin vaak der eenheid niet ten goede komt. Het speet mij dat het tempo van het GnvnlhriaIn/e-mezzo, vooral aan het slot, door hem zoo werd uitgerekt als elastiek ; dat maakte het Intermeszolee.il waaronder wij in de laatste jaren zoo sterk ge zucht hebben, nog akeliger. Mij dunkt het moet er den heer de la Fuente zelf wee bij om het harte geworden zijn; maar aldus gespeeld lokt het veel applaus uit! ! ! VAN MjLLlGKX. Stadsschouwburg. Met welwillende toestemming van den l laad van Beheer van de Kon. Vereeniging Het Ned. Toonesl, zal het den ouden heer Hamberg ver gund zijn, in de eerste helft van Mei aanst , enne benefice-voorstelling te geven met medewerking van de leden van het Xed. Tooneel. liet zal den velen ouden vrienden van den oudsten tooneelspeU'r in Nederland zeker genoegen doen, hem op zijn G8ste tooneeljaar nog eens te zien optreden. De kleine Lord" te Parijs. »Men heeft," aldus zegt Snrcpy, ->in da C-om dieParisieivne, Dn l;Ui>>f, Lord ge-peeld, comédie in drie bedrijven, van J. Lcmaire en Schnrman " Dat blijft noir maar altijd bij het oude: andere schrijvers dan Franschen bestaan er niet, behalve Ibsen, om op te schelden. Donderdags- en Vrijdagsmiddags wordt het stuk gespeeld >/oüla lille pent sans danger condnire sa more." Sarcey kan alleen vertellen hoe zijn kinderen het vonden, want hijzelf is er nog niet hee, gegaan. Dit is intusschen rteds zeker, dat het gepakt heeft. Grappig: die middagvoorstellingen werden besloten door Loïe Fnller's dansen, liet affiche belooft ditmaal vijf nieuwe ^creaties", waarvan de oude heer zegt: ->Va pour des créations !" En hij voegt erbij: »Loïe Fuller is nu juist geen danseres van den eersten rang, maar zij is een heel knappe kunstenmakeres. /ij jongleert met lappen stof en gaas gelijk anderen met ballen of dolken, en spreidt daarbij een wonderlijke han digheid ten toon." Sylvano van Mascagni. In het Scala-theater te Milaan is Masnagni's nieuwste werk zeer ongunstig ontvangen. Ging het met het succes van zijne werken na Caralterm steeds decrescendo, toch was geen dier opera's zulk een fiasco als Siilnnifi. De Italiaansche critici verwijten Mascagni dat deze opera onbeduidend en slordig bewerkt is. dat de instrumentatie beneden kritiek is en dat de vinding oorspronkelijkheid mist. Kr schijnt tegen het applaus van de claque in, sterk gclloten te zijn door de toehoorders die met veel verwach ting gekomen waren. De handeling die speelt in een Italiaansch visschersdorp, heeft te veel overeenkomst met de Ciii-tilterin om veel belang in te kunnen boezemen. De toejuichingen schenen meer den vertolkers dan \vel den componist te gelden, want toen Mascagni ten tooneele verscheen, lokte dit alweer protest uit. Alleen een vrouwenkoor en een aria van Sylvin» hadden succes. Naar den indruk te oordeelen dien de kritieken in de Italiaansche bladen geven, zal Mascagni wanneer hij niet later schitterend revanche neemt, vrijwel zijn doodvonnis als componist geteekend hebben met dit werk. Verbeteringen!! Ernest lleijer, toch maar niet do eerste de beste, schrijft van een orgel, aangeschaft voor do klas sieke eor.certen van de zaal Valette: -het heeft dit merkwaardige, dat het orgel zelf op den ach tergrond, hot klavier op den voorgrond van den orkestvloer staat, beiden verbonden door electrischo draden. Nu kan het publiek den organist zien, en wanneer het applaudisseert, kan doze zijn buiging maken. at is een groote verbetering." HiiiiiMiiiimiiiiiiitiiiiiimiiii Jan Vetüover Indische lunst hij had geschreven en waarop ik hetn aanviel : «Van de oude kunst, waar men ook in onze «Indien nog reste van vindt, is zeker veel te wei«nig studie gemaakt, en de tempels van Boro»Boedoer liggen in den aard nagenoeg onbestu«deerd en door onze geldzoekende landgenooten «onontgonnen, half onder het puin bedolven. «Misschien zu'len er eenmaal vreemden moeten »komen om te trachten goed te maken wat de «Companie te lang verzuimde, zooals ook reeds »in verwante dingen anderen dan Nedenlanders vaan de kunst van Insulinde aandacht gaan «schenken." Ik «schoolmeesterde" dat Boro-Boedoer geen >tempels" zijn, eigenlijk o:ik geen tempel is; hij biijt't spreken van «de tempelgebouwen" van BoroBoedoer, zonder spoor van repliek. Om de be lachelijke uitdrukking «half onder het puin be dolven" te verklaren, schrijft hij, alsof' bij dat alles allang wist en het niet van mij behoefde te vernemen: »De tempelgeboHwen van Boro-Boe doer, waarvan het onderste gedeelte verborgen lag, werden op la^t der Regeering ook in die ondergrondsche deelen gefotografeerd, maar daar mee achtte men zich van de zaak ook volkomen af, en men begroef den boel weer netjes. Het kostbare versterken van de fundamenten was immers onnoodig als men de voorstellingen van de friezen in fotogralie toch'precies had opgenomen." Deze laatste zin, die een verwijt moet wezen, is inderdaad een groot stuk wetenschappelijk spek. Gronenan schrijft hierover : (<)) »Aan een «blijvende ontblooting viel niet te denken, /ij «zou, om den tempel zelf' niet te doen instorten, >te kostbare en den bouwval al te zeer ont sierende steunwerken veroischt hebben." Voor »to kostbaar" heeft Jan Veth geen orgaan, naar het schijnt. Hij gooit met de rijksdaalders, dat het een aard heeft. En het zal weinig baten of men al zegt, dat men toch niet eenige tonnen l gouds gaat uitgeven, om nog een rij basrelicfs friezen zijn het niet zichtbaar te maken aan een gebouw, dat er al een tiental heeft. Maar misschien voelt hij iets voor het andere argument: het zou erg leelijk geweest zijn, zoo'n mooi oud monument met modern ingenieurswerk om den voet te stutten. Zooveel smaak hadden onze door Jan Veth om bun gebrek aan kunstzin zoo geminachte land genooten in Indiëdan toch wol. dat zij dit bej grepen. Waar de Hindoes het noodig hadden | gevonden hun eigen werk, of dat hunner vaders, [ te begraven, en om den tempel toch weer een goeden voet te geven met veel moeite een klokojief, eenige steenbanden en een geheel nieuw terras hadden aangebracht wat bleef óns anders te doen dan na de ontgraving weer netjes op zijn plaats te zetten, wat zij met zooveel moeite had den gemaakt 'i Voor de kunstenaars, die het meesterlijk beeldhouwwerk leverden, is het te ?/hopen" schrijft Ijzerman //dat zij niet «zelven genoodzaakt waren de vrucht van hun ? inspanning te begraven, maar dat eerst een later ,:geslacht hun arbeid ongedaan zal hebben ge smaakt." -1) Maar dit zijn kleinigheden. Er is een schild, waarachter Jan Veth zich verschuilt, dat de moeite waard is bekeken te worden. Hij wist heel goed, zegt bij. dat er veel studie wordt ge maakt van de Hindoe-bouwwerken en ik heb volslagen overbodige moeite gedaan met het h om te vertellen. Trouwens, dat zie ik nu wel in, na wat hij van den Boro-Boedoer heeft geschre ven. Maar bij heeft ook niet gezegd, dat de tempels onbestudeerd liggen. Dat ze >'n den ««></'' onbestudeerd onbestudeerd liggen, dat heeft hij gezegd. In dm ««/?</, daar zit het in. En dat kan >con zoo velerlei expozeerende veelweter ' als ik natuurlijk niet begrijpen. En nu heb ik toch werkelijk niet over die woorden ->in den aard" heen gelezen. Heel dui delijk waren ze niet. \n hunnen aard" of' ->naar hunnen aard" was duidelijker geweest. Maar ik meende toch wel, dat ze dat moesten beteekenen. Een mijner vrienden echter, een zeer verstandig man, was van oen andere meoning. -In den aard," zegt hij, zal beteekenen, in de aarde", evenals wat verder volgt: 'halt1 onder het puin bedolven." i En die n dan '! vroeg ik. Kan zeer goed een | wolluidendheids-n zijn, was het antwoord. Men i neemt het tegenwoordig niet zoo nauw meer met i de geslachten. Of misschien is zo weggeloopen van het woord reste" dat even te voren staat en dat ieder ander --rosten" schrijven zou. Een ander, een smaakvol en dichterlijk linerator, las in >in den aard ' een verkorting van in den aard der zaak." Jan Veth, zoo meende hij, heeft bedoeld, dat het vanzelf' spreekt, dat die reste daar onbestudoerd ligt. En ik zweeg want op den vorigen regel stond immers, dat er van de oude kunst op Java veel to weinig studie gemaakt" is absoluut, zonder ;in den aard" of andere restrictie er bij. De meester ziet stellig met genoegen, hoe zijn woorden hier door ons op een goudschaal ge wogen worden. Maar nu heeft hij dan zelf' de verklaring gegeven, l lij vond -in de uitvoerige vertoogen, in al dio opmtüngen, beschrijvingen, koele godsdienstwetenschap en ethnogratische Jan Veth's verweer 1) op mijn aanval '*.) is handig, maar snijdt geen hout. Ik herhaal wat 1) De Kroniek, van 31. Maart. ~1) De Ai>titcrd(-v<nur, Walbicd, van 24 Maart. ;!) Do tjandi Baraboedoor op Midden-Java, blz. !>, noot 17. 4j Iets over den oorspronkelijke!! voet van Boro-Boedoer, Tijdschr. v. Ind. taal-, land- en volkenkunde, ISSi!, bl. jMiO. »bizonderheden, zoo luttel van wat een ieder zal »zoeki n die ontzag voelt voor kunst in haar «wezenlijken aard, dat is als kunst, dat is als «uiting van het meest geheimzinnig eigenlijke in »een ras, en van daarmee den in vormen geoperi«?baarden kant van het groot-menschelijke daar»achter," hij vond »in dat alles zoo bitter «weinig van dat verruimende, dat verheffende, «dat de studie der kunst tot een zoo edele ge«nieting maakt." Mijn waarde meester, half hebt gij het mis, halt' hebt gij gelijk, naar ik meen. Een aange name lectuur zijn de meeste boeken over Java's kunstwerken niet. Maar toch hebben wij ze noodig. om die kunstwerken te begrijpen. Als er nu een maal een rijst-on brijberg voor het beloofde land ligt, dan moet ge daar maar door heen bijten. (ie moet u niet zoo gauw laten afschrikken. Gij moogt niet zóó spoedig alles vergeten, wat ge in die vertoogen gelezen hebt, dat zelfs de totaal indruk vaag wordt en ge alleen maar schrijven durft: het land ncliijtit zeer rijk aan monumenten ! geweest te zijn. Heusch, het »>? er heel rijk aan geweest. En gij moet uw eischen ook niet zoo hoog stellen. Ken rijst-en-brijberg kan nu een maal niet helpen, dat hij geen nogataart is. Wees met mij verheugd, dat de oude gebouwen tenminste bufc/ireoen zijn en dat ze zijn ufycbedd, en tracht zelf het verruimende en verhett'ende te brengen in uw studie. Ge hebt het mis, als ge meent, dat de mannen, die daar op Java voor ons genoegen schreven en photografeerden al leen maar oog hadden voor de wetenschappe lijke waarde (.er gebouwen; en dat ze lieten liggen wat geon historische of archaoologische waarde scheen te hebben, is een uit de lucht gegrepen beschuldiging. Neen, ze hebben dat alles ook mooi. heel mooi, soms te mooi ge vonden, liet zou mij weinig moeite kosten u een dozijn geestdriftige uitingen aan te halen maar ik laat het, want ze zijn ge schreven in de oude rhetoriek en ik wil L" daar mede niet mishagen. De man, die als gij de kunst verslaat om met merkwaardige virtuositeit een schilderij in woorden te maken naar een schilderij in verf en stellig ook in steen die man moet op Java nog komen. K n beschei den vraag: waarom zoudt gij het zelf niet zijn V De Nederliindsche mail geeft retours voor zes maanden en de spoorweg over heel Java is vol tooid. Ons land- en ook het veelgeprezen bui tenland telt weinig woordenvirtuozen onder zijn kunstenaars. Ga gij er heen of' vraag hot Jacq. van Looij. Maar kunt gij dit niet, wees dan dubbel dank baar voor de vertoogen en driedubbel voor de fotografieën. Ik heb er hier een vóór mij, zoo'n Boeddhabeeld, zoo'n meer dan menschen-mach| tige, wel groot-goddelijke, opperst-sublieme uiting van die door don maker zoo intens tot in zijn hart gevoelde, met zijn klaren kop vastgegrepen en in steen geworpen idee van dat voor-ons-arme tobbers-hier-op-aarde-hoogst-te-bereiken e: zielsrust, zielevrede. Moge die zielsrust uw deel zijn. Misschien zult go dan gelooven, dat ik toch wél iets be grepen heb van uwe zinsnede omtrent den AchterIndischen tempel Ai.gkor Wat ('ge hebt gelijk, ik had moeten weten, dat Nakhon Wat ei n andere naam voor hetzelfde gebouw is, maar hij wordt alleen in oudere of Kngelschc boeken ge bruikt), en dat ik inderdaad iets meer weet van den (iod aan wien die heerlijkheid gewijd was, van den ritus, naar welken hij er geëerd werd en van de symbolen, dio daarbij gebruikt werden. Te veel om het u hier te vertellen. Een raad heb ik u nog te geven, die u in het leven veel onaangenaams besparen kan: maak u van het gros der menschheid niet te groote illusiën, vooral niet van den kunstzin van koop lui, waar die in botsing komt met hun handels belang. Ik heb u aangetoond, dat er nog vele Nederlanders in het Oosten zijn, die wél kunst zin hebben, maar als ge meent, dat een handelaar in katoentjes het in zijn hersenen krijgen zal zich op te houden niet gewetenswroeging, omdat hij de kunst van het batikken dood drukt dan l zijt ge toch waarlijk al te naïef! Bovendien zoudt ge ook den Japanneezen hun handel op l Java moeten verbieden, die het nog meer dan l wij met goedkoop goed overstroomen. En nu weet j ik wel, dat wij anderen, die geen katoentjes verkoopen, moeten redden van de inlandsche kunst, wat to redden valt en dat er in dit opzicht i nog te weinig gedaan wordt, maar dat is toch j weer niet zoo erg als ge 't voorstelt. Ge ergert u dat onze musea heeten Museum i voor Oudheden eu Kthnograpliixch', en Kvloni(tul. en dat er geen heet Museum voor kunst. Goed. laUn wo er een oprichten, niet om den naam, maar om alles bij elkaar te hebben en het daar te bestudeeren?in den aard. Zeker, er is nog veel te doen en misschien doen de Engelschen nu meer dan wij. Twintig jaar ge leden maakte de artistieke en geleerde Ferguson i in zijn mooie Uistory of Eastern and Indian Architecture een vergelijking tusschen wat op j Java en Ceylon voor de tempels gedaan werd en toen won Java. -/The Dutch have, howovor, f'ar outshipped our colonial authoritios, not only in the care of their monuments, hut in the extent to which they have published them." Kn hij vervolgde: :lt is only to be hoped, thut a who

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl