De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 7 april pagina 5

7 april 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.928 DE AMSTERDAMMEK, WEEKBBAD VOOR NEDERLAND. vervulde. Terwijl Jules Chéret zich geheel aan zijn werk-taak van scheppend artiest wijdt, z'n staan vóór, z'n loopen om de steenen slechts af brekend, zonder echter ooit te gaan zitten, wanneer iemand, die hem noodzakelijk zelf spreken, zelf met hem beraadslagen moet, zijn atelier betreedt, zit neen: staat in het héel-klein achter kamertje, dat er in uitloopt, Marie Chéret te mid den der paperassen van allen aard, nooit den tijd nemend om pp een stoel te gaan zitten, zich zelfs nooit den tijd gunnend, het chiek parijsch hoedje af te zetten, of ook maar den sluier op te lichten, en dan weer, na met ongelooflijk radde tong haar man eenige opdrachten te hebben gegeven, de deur uit, het smal-donker gangetje door, de trap af, de straat op, de herrie in. In de fraaie Figaro-schets, met den titel NOS femmes in het deel Une Campagne opgenomen, schetste Zola vlug en raak met eenige trekken en sobere lijnen zulk een type der nuteloos-bedrijvige, onafgebroken actieve Parisienne. Daar heet 't o.a.: , NOS femmes de France sont les plus intelligentes et les plus vaillantes du monde. A Paris surtout, je les ai vues actives et sensées a l'égal de leurs maris, de vraies héroïnes Elle n'a plus une minute a elle. Comme Ie mari, toujours a sa table, ne peut quitter son ouvrage, c'est elle qui est forcée de sortir. Alors, se revele la vaillante, la femme dévouée et infatigable. Durant des journées entières, elle bat Paris, Ie plus' souvent a pied. On la rencontre filant yite Ie long des maisons, toujours chargée d'un paquet Elle est brulée da seul besom d'aider son mari. C'est une passion, ou elle met toutes les forces nerveuses de son tre. .... Toute une vie de femme donnée a ces fatigues et a ces soucis La femme devient une volont et une force, du me me titre que l'homme Elle pousse spécialement sur notre pavéde Paris, elle est l'intelligence francaise. Je ne crois pas qu'on la rencontre chez aucun autre peuple, avec cette verdeur au travail et cette souplesse a tout comprendre, a tout s'assimiler." Zie ook Caroline Hédouin in Pot-Bouille. Onwillekeurig komt u daarbij Gretchen's: Und so wie Tieut! so morgen; Da gekt i, mein Herr, nicht immer mut/iig zu, Doek schmeckt dafür das Essen, schmeckt die Ruh' in de herinnering. Een jaar te voren ('92) hadden de Chérets een reis door Algeriëgemaakt. Dat was tout ce qu'il y a de plus beau au monde. Kolossale pracht-photograpbiën van landschappen, steden met figuren, bouwkundige brokken met vee en menschen ge stoffeerd, leverden de proef op de som zijner en thousiaste verhalen, waarbij zijn oogen een mildwarmen glans uitstraalden. Veelal wordt de zomervillégiature aan de zeekust van Normandiëof Bre tagne doorgebracht. Tien jaren geleden had het echtpaar een gedeelte van Holland doorreisd, trou wens slechts Amsterdam, Rotterdam, den Haag en Scheveningen. Levendig herinnerde Chéret zich vooral nog den ouden weg" van de stad naar het dorp. Over de hotel-rekeningen hadden zij ver stomd gestaan. In francs zouden zij 't al veel hebben gevonden (eerst hielden ze de ? voor een francteeken); toen ontdekten zij pas, dat 't florins waren o die hollandsche guldens!! Zij hadden het vaste voornemen, in den nazomer van '93 met een trouwen huis-vriend, Georges Rodenbach, novellist en parijsch correspondent der brusselsche Indépendance Beige, andermaal ons land te bezoeken, en wel voornamelijk ter wille der Frans Halzen te Haarlem. Den 10. November schreef Chéret mij daaromtrent: //Nous ne sommes pas alles enHollande avec nos amis Rodenbach comme nous en avions forméIe projet. Nous avons fait un beau voyage bien interessant en Bretagne. Nous sommes partis de Paris tres tard et tres fatigues, n'aspirant qu'a nous reposer, ce que nous sommes alles faire dans un tout petit village breton, bien loignéde toute communication, et ou pendant deux mois je me suis réjoui la vue a admirer de belles choses, entr'autres d'admirables couchers de soleil! Nous voici revenus, et hélas! en plein travail, toujours pressés et bousculés, comme vous nous avez vus. L'essentiel, c'est que je fais de nouvelles affiches." Op mijn aanvraag naar het laatste nieuws om trent Chérets' werkzaamheid antwoordde zijn gemiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiiiiim zij is, weet ik op het oogenblik niet. Ik heb namelijk een koffer vol aanbevelingsbrie ven Zeg eens, mijn waardste, (na eene kleine pauze) denkt gij dat hier in Konstantinopel iets voor mij te vinden zou zijn eene betrekking waarvan men leven kan ? Ja, dan zou ik toch eerst eens moeten weten, mijnheer de Testra.... Wat ik eigenlijk ben en kan ? viel hij mij infde rede. Natuurlijk. Ja, veel is dat nu juist niet. Wilt gij mij geduldig een kwartiertje aanhooren? Dan zult gij mijn Curriculum vitae vernemen. Gaarne. Nu dan op mijn negentiende jaar kwam ik bij de blauwe huzaren. Een fameus regi ment. Mama had het doorgezet, dat ik bij de cavalerie ging, hoewel de omstandigheden eigenlijk.... nu het ging echter. Zij vond dat ik tamelijk goed te paard zat. Dat geloof ik graag, voegde ik hier tusschen. Ik kon mij voorstellen welk een voortreffelijk ruiter hij zijn moest. Een figuur als voor het paard geschapen! In 't begin ging alles goed, ging hij voort, maar toen begon het, het treurige guignon pech, zooals men in 't Duitsch zegt. Ik ben namelijk een ongeluksvogel zooals er geen tweede loopt! (Met een melancholiek lachje.)?Een onheilbrengende ster heeft op het uur mijner geboorte aan den hemel ge staan, de donkerste aan het gansche firmament en dan nog eene heel dikke wolk er voor! Het leven in het regiment kostte razend veel geld! Mijn schulden vermeerderden onrustbarend. En dan de sport! Mijn ongeluk met Hightrouwe secretaris en corvées-afneemster ik heb zijn vrouw genoemd mij den 10. Februari 11. het volgende, dat ik, indachtig aan 't traduttore traditore, liefst onvertaald laat. ... Vous me demandez ee que fait mon poux ? Eh bien, il vient de faire une affiche pour l'Sldorado, Ie Pulais de Glacéaux Champs-Elysées, Ie Vin Mariani, Ie Bal des Etudiants, dont vous avez vu des réproductións dans Ie Coitrrier francais1). Pour cette saison, c'est fini comme affiches il se met a l'exécution d'une décoration qu'il fait pour Ie salon d'une personne qui a un chateau a Evian sur les bords du Lac de Genève. Pendant ses vacances que nous avons passées eet té, toujours en Bretagne, dans un petit coin encore plus perdu et plus isoléque jamais, et qui tait adorablement beau et grandiose (il s'appelle Kersanit), il a fait au pastei les esquisses de cette décoration. Ce monsieur l'ayant laissélibre de faire ce qu'il voulait, il a pu donner essor a son imagination, et il a fait une farandole de petites fem mes, de Clowns, de Pierrots, d'Arlequins, tout ce monde-la dansant, courant, se jetant des confettis, en un mot s'amusant follement. Je crois que cela est très-réussi, des artistes qui l'ont vu Ie trouvent charmant et amusant au possible. Comme je vous l'ai dit plus haut, mon mari est en train en ce moment d'exécuter cela a Vhuile a la vraie grandeur. Ce sont des panneaux qui ont 7 mètres de long sur 3 mètres de haut, o les personnages seront '-/s grandeur nature. Si vous veniez a Paris vers la fin mai, vous pourriez voir Ie tout terminéavant que ca ne parte pour tre pose, et nous aurions en même temps Ie plaisir de vous voir. (Slot volgt}. J. VAN SANTEN KOLÏ. ') Zie de nrs. van 11 en 18 November '94, 13 Januari '95 voor de zwarte; van G en 20 Januari '95 voor de gekleurde reproducties. iiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiii iiiiiiiiiiiiiiiliimiiiiiii De firma .W. P. van Stockum & Zoon beeft een catalogus uitgegeven voor tooneel en muziek. H\j bevat werken, bij de firma tegen vastgestelde prijzen voorhanden over de geschiedenis en bijzonderheden der dramatische kunst, tooneelstukken, geschiedkundige en theoretische werken over muziek, oude en nieuwe muziekstukken, werken over zang en dans, liederen. Het bestuur der mannenzangvereeniging Kunst en Broederschap heeft tot directeur harer vereeniging benoemd de heer S. J. H. de la Fuente. Een schilderij van Gottfried Keiler. De bekende novellist was ook schilder, gelijk men weet, maar zijn werken zijn zeldzaam ge worden : voor zoover zij nog voorhanden zijn, zijn zij het eigendom van particulieren, en voor den belangstellende niet dan moeielijk toegankelijk. De vereeniging »Künstlerhaus" te Zürich echter heeft er een op baar jongste expositie weten te krygen. Het is een op het eerste oog onaanzien lijk schilderijtje, een landschapje, dat getuigt van een machtige en toch machtelooze worsteling om er te komen. Het is in 1841 te München gemaakt. Keiler leed toen broodgebrek, en streed met de wanhoop van den mislukkenden kunste naar. Dit schilderg moest hem redden uit den nood: het was bestemd voor verloting in den kunstkring. Zijn vrienden hadden gezorgd, dat er een fatsoenlijke prijs voor werd betaald. Hij was in de wolken van vreugd, gaf het stuk de allerlaatste penseelstreken, zette het tegen de kachel te drogen, en ging zijn moeder het geluk meedeelen. Toen hij terug kwam was er een groot gat in gebrand. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii born! Ge hebt toch van Highborn ge hoord? Niet? Leest gij de sportcourant dan niet? Nu dan, Highborn, mijn renpaard, (de edelste Engelsche volbloed van de gansche baan), deed een val bij de voor jaarswedrennen te Baden-Baden! Ik reed hem zelf, brak alleen den linkerarm en een rib. Dat was nu niet zoo heel erg. Maar Highborn was verloren en met hem een klein vermogen. Die verwenschte woekeraars werden hoe langer hoe hardvochtiger! Eindelijk ging het niet meer. Mijn lieve iemand een welwillend, vaderlijk vriend betaalde mijn schulden. Maar ik moest in een ander regiment. Nu zoo heel erg was het daar ook niet. Als dat weergaasche cart er maar niet geweest was. Dat werd mijn ver derf! Weet ge, ik heb in 't algemeen een zwak voor de dames, maar Fortuna is de gevaarlijkste, de verleidelijkste van alle ! En natuurlijk bleef mijn ongeluk mij trouw. Ik raakte al erger en erger in 't nauw. Eindelijk werd ik ook nog hier bleef hij even steken; blijkbaar kwam hij nu aan het donkerste punt uit zijn levensroman, werd ik ook nog natuurlijk tenge volge van een dwaze liefdesgeschiedenis in een fataal proces gewikkeld gij herinnert u misschien nog het Pranthersche proces vóór twee jaar? Ik knikte. Dit sensatiemakend, veelbespro ken schandaalproces was mij nog zeer goed in het geheugen gebleven. ? Nu, dat bracht mij heelemaal onder nul. Natuurlijk had ik niets gedaan, waardoor ik met de wet in aanraking had kunnen komen. God beware mij! Er kwamen slechts allerlei delicate dingen Later heeft hij het stuk opgelapt, en het waarschynlük naar een uitdrager gebracht. By een uitdrager te München heeft voor twee jaar Albert Welti het ontdekt. Het is naar Zürich verhuisd, en doet nu groot op de tentoonstelling. Het is een eenvoudig onderwerp: een stil water, hooge, dichtbegroeide boomen, rondom de licht blauwe hemel met karakteristieke wolken er boven. Een visscher en twee landlieden zjjn de menschenfiguren. Geroemd wordt de krachtige manier in boomen, hemel en wolken. Zwakker moet bet water zjjn, en onbeduidend de figuurtjes. Bij do heeren Preyer & Cie., lokaal »Pictura", Wol venstraat 19, is geëxposeerd een pastei van Thérèse Schwartze, »Jong meisje een poes liefkoozend". Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co.. Spui 23, is geëxposeerd een schilderij van G. Courbet »Boschinterieur", en voor het zijraam een bouwkundig ontwerp van H. P. Berlage Xzn. ifMiiiimimmmiifriiitfjifiufiiiij J. H. Rosny. In de Temps geeft Gaston Deschamps een ka rakteristiek van Rosny. Ziehier eenige fragmen ten eruit: «Indien hij niet wordt gelezen zooveal als h\j verdient, indien de bekendheid van zijn naam niet in overeenstemming is met de trouwe vrucht baarheid van zijn talent, moet de oorzaak worden gezocht in zijn lastigen, afstootenden, gewron gen stijl, die onmiskenbaar mooie uitdruk kingen verbergt onder struikgewas en dood hout. Een scherpzinnig criticus, een man die wél op de hoogte is, de heer Georges Pellissier, heeft zijn manier van schrijven ontleed gelijk een chemicus een zuur of een zout analy seert. Hij heeft een wonderlijken neerslag gevonden, bestaande uit: ten eerste een werkelijk onrustbarend misbruik van technische termen (een jong meisje dat heeft »des idiosyncrasies charmantes", een boerin, die een »entéléchie" zoekt); ten tweede een voorliefde voor vage woorden: »voie" voor »route", »char" voor »voiture", »poudre" voor »poussière", »onde" voor »eau"; ten derde het ge bruik van bijvoegelyke naamwoorden, die wanneer zij in de spreektaal overgingen, de Fransche taal niet steviger zouden maken; »une ballade soirale", »une redingote estivale", »un tube rouilleux". De heer Pellissier heeft, een rilling niet kunnen on derdrukken, toen hij las: »... .l'éveil troubléd'un canard, s'épanchant sous la nocturnitécristalline" Rosny is, en terecht, van meening, dat aan een nieuwe wereld van gevoelen en denken on vermijdelijk moet beantwoorden een nieuwe voor raad woorden en zinvormen. In de botsing der woorden zoowel als in den levensstrijd der zoog dieren die de grammatica en de klankleer hebben uitgevonden, moet de zwakke voor den sterke wijken; het verdorde wordt door het frisch op schietende verdrongen ; de zich overlevende orga nismen moeten verwelken en sterven.. . . Kosny, is een bewust evolutionist. Zijn stijl, zoo wil hij het, zal precies van denzelfden tijd zijn als de dingen waarvan hij spreekt. Het komt mij voor, dat Rosny tot zichzelf heeft gezegd: deze eeuw van arbeid heeft van onder tot boven de voorwaarden van het menschenbestaan door elkander geworpen. 7ou men nu eisehen dat onze geest zich opsloot, zich verhardde in door het getuigenverhoor aan het licht. Mijn naam werd door alle couranten aangetast. Kortom er hielp niets aan. Ik moest mijn ontslag nemen. En nu sta ik in de wereld als eene geknakte lelie, een boom van zijne bladeren beroofd! Hij wierp mij, half lachend, half droevig een komieken, om medelijden smeekenden likb toe. Is er dan na dien tijd niets weer voor u komen opdagen? vroeg ik deelnemend. Een windbuil was hij zonder twijfel, maar niet onsympathisch ! O ja. Zoodra ik uit den dienst was ge gaan, werd ik door bemiddeling van een goedgunstig beschermer op het bureau van een brandwaarborgmaatschappij ge plaatst. Dat was ten minste heel fatsoen lijk. De directeur was een alleraangenaamst mensch een door en door voorname natuur hij had bovendien nog eene beeldschoone dochter. Maar het werk! Ba! Natuurlijk moest ik van meet af aan beginnen. Ach God, die ellenlange berekeningen dat droge geschrijf?weet ge, waarde Consul, dat is alsof' men eenen uitstekenden jachthond plot seling gebruiken wil om schapen te hoeden, dan zal hij zich dommer aanstellen dan de ge woonste herdershond. En zoo gaat het men schen als ons, bij liet moeilijk bureauwerk. Na verloop van acht maanden deelde de directeur der bank vriendschappelijk aan mijn beschermer mee dat ik »volkomen onbruik baar" was en ontsloeg mij. Zwijgend wandelden wij eenige minuten lang naast elkander voort. En wat voor soort van betrekking hebt gij dan nu op het oog? vroeg ik eindelijk. vormen, vroeger gevonden door verstandige lieden, die gelukkig waren in den catechismus van Bossuet, de politiek op den grondslag der Heilige Schrift en de machine van Marly ? Even goed zoudt gij een levend lichaam kunnen opsluiten in de doos van een mummie ! Moed gevat, broe ders die schrijft! Opent uwe vensters. Ziet de straat aan, de werkplaatsen, al dat tumult waarin menschen zich aftobben. Laat uw taal als een spiegel met duizend vlakken, als een telefoon en een fonograaf weerschijnen, weer zeggen, overbrengen en verveelvuldigen dien bliksem en die donderende geluiden, die aanval len van vreugd en kreten van woede, bet hame ren der werklieden en hun machines, het komen en gaan der drijfriemen, den rythmus der krukas. sen, den rook der kolen, den gloed der ovens en bovenal den angst van den modernen mensch, die door den jeugdigen overmoed der wetenschap in den maalstroom is geworpen der domme krach ten en die zoekt van welken kant de wind der herinnering (Renouveau) zal waaien. Dit program klinkt wel wat anders dan waarmee Fénélon inder tijd bij den Académie aankwam. Daar is het niet minder om. De uitvoering ervan zal moeielijk zyn, maar juist dit heeft een talent zoo sterk, zoo eigen en zoo trotsch als dat van Rosny aangetrokken Verscheiden heerlijk geslaagde proeven (de brand in den aanvang van l'Impérieuse Bonté, de land schappen van rimdomptée) bewijzen dat hij kan slagen. Die zelfde begeerte naar revolutie, dat zoeken naar het frissche en nieuwe vind ik terug in het instinct, dat hem brengt tot onderwerpen, die een geestelijk of maatschappelijk vraagstuk bevatten. Ik ken geen romanschrijver, die beter ziet het kollektieve, het menschelijke, het kosmische bijna in het karakter van een individu. De lange rij voorvaderen, het wortelen in het verleden, het netwerk van banden waarin het ik vastligt van zijn geboorte af, staan hem voor den geest, wan neer hij zijn personen in hun blouse of hun jas opzet. Zijn leven een intens leven, omdat wij in hun daden den terugslag voelen van hun omge ving, het trillen van de beweging, overgebracht door een oneindige en eeuwige kabel, de vij andschap die de menschen van elkander verwij dert, de vriendschap die ze bijeenbrengt. Hij is een rationalist, verzot op het mooi van den geest. Hij staat evenver af van het platte realisme in welks goot wij bijna onze blijheid hadden verloren, als van bet litterair christendom welks leeg gedoe ons verveelt. Hij vermijdt de kroeg en de sacristie. Huysmans beheert zich in het openbaar. Zola zelf heeft aan een reporter toevertrouwd dat hij niet heel-en-al zeker van zijn zaak is. Hij droomt een godsdienst voor het volk: dat is Nana, die in een klooster gaat. Anderen roepen Tolsto en Dostoïevsky na, verachten het verstand en spreken van het bankroet der wetenschap. Rosny weet dat de menschheid steeds in zichzelf de kracht gevonden heeft, om haar geestesleven te voegen naar de nieuwe levensvoorwaarden, die de ontwikkeling medebracht. Hij vreest de waar heid niet en deinst niet terug voor wat vaststaat. Hij rekent op een verzoening in de toekomst van daad en gedachte, van hart en verstand, van weten schap en kunst, van individualisme en solidariteit." iiiitiitiiiiiiitiitiiiMiiiimimiin Ik had gedacht zoo iets als l veconsul stelde hij gemoedelijk voor. Dan kan men zoo langzamerhand zich in de consulaire loopbaan inwerken. Ik vroeg hem of hij dan eenige juridische bekwaamheden bezat. Ik ? . . . Neen . . . dat nu eigenlijk niet. Nu, dan moet ge u ook de consulaire loopbaan maar uit het hoofd zetten,antwoordde ik eenigszins geërgerd door deze vrijzinnige opvatting van mijn beroep. Intusschen waren wij voor mijne woning te Pera aangekomen en Testra nam afscheid. Den volgenden middag vond ik, bij het thuiskomen, zijn kaartje. Toen ik na drie dagen het bezoek beant woordde, vond ik hem in zijn fraaie, elegante kamer van het Hotel de Byzance, eerste tage op een chaiselongue uitgestrekt, met een beschreven blad papier in de hand. O welkom, beste consul, dubbel welkom ! riep hij opspringend. Ik verlangde juist naar een kritisch oor, dat ik mijn opstel kon voorlezen. Hebt ge zelfopoffering genoeg tot een dergelijken liefdedienst ? En hij vertelde mij, dat de met hem be vriende redacteur van een Berlijnsch blad, voor welks feuilleton hij reeds dikwijls kleine causerieën geleverd had, hem verzocht had beschrijvingen uit Konstantinopel te zenden. Hij was nu begonnen met een schildering van ons gemeenschappelijk bezoek aan de schatkamer. En hij las mij het kleine werk voor. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl