Historisch Archief 1877-1940
No.928
DE AMSTERDAMMEK, WEEKBBAD VOOR NEDERLAND.
vervulde. Terwijl Jules Chéret zich geheel aan
zijn werk-taak van scheppend artiest wijdt, z'n
staan vóór, z'n loopen om de steenen slechts af
brekend, zonder echter ooit te gaan zitten, wanneer
iemand, die hem noodzakelijk zelf spreken, zelf
met hem beraadslagen moet, zijn atelier betreedt,
zit neen: staat in het héel-klein achter
kamertje, dat er in uitloopt, Marie Chéret te mid
den der paperassen van allen aard, nooit den tijd
nemend om pp een stoel te gaan zitten, zich zelfs
nooit den tijd gunnend, het chiek parijsch hoedje
af te zetten, of ook maar den sluier op te lichten,
en dan weer, na met ongelooflijk radde tong
haar man eenige opdrachten te hebben gegeven,
de deur uit, het smal-donker gangetje door, de
trap af, de straat op, de herrie in. In de fraaie
Figaro-schets, met den titel NOS femmes in het deel
Une Campagne opgenomen, schetste Zola vlug en
raak met eenige trekken en sobere lijnen zulk een
type der nuteloos-bedrijvige, onafgebroken actieve
Parisienne. Daar heet 't o.a.: , NOS femmes
de France sont les plus intelligentes et les plus
vaillantes du monde. A Paris surtout, je les ai
vues actives et sensées a l'égal de leurs maris,
de vraies héroïnes Elle n'a plus une minute
a elle. Comme Ie mari, toujours a sa table, ne
peut quitter son ouvrage, c'est elle qui est forcée
de sortir. Alors, se revele la vaillante, la femme
dévouée et infatigable. Durant des journées entières,
elle bat Paris, Ie plus' souvent a pied. On la
rencontre filant yite Ie long des maisons, toujours
chargée d'un paquet Elle est brulée da seul
besom d'aider son mari. C'est une passion, ou
elle met toutes les forces nerveuses de son tre.
.... Toute une vie de femme donnée a ces fatigues
et a ces soucis La femme devient une volont
et une force, du me me titre que l'homme
Elle pousse spécialement sur notre pavéde Paris,
elle est l'intelligence francaise. Je ne crois pas
qu'on la rencontre chez aucun autre peuple, avec
cette verdeur au travail et cette souplesse a tout
comprendre, a tout s'assimiler." Zie ook Caroline
Hédouin in Pot-Bouille. Onwillekeurig komt u
daarbij Gretchen's:
Und so wie Tieut! so morgen;
Da gekt i, mein Herr, nicht immer mut/iig zu,
Doek schmeckt dafür das Essen, schmeckt die Ruh'
in de herinnering.
Een jaar te voren ('92) hadden de Chérets een
reis door Algeriëgemaakt. Dat was tout ce qu'il
y a de plus beau au monde. Kolossale
pracht-photograpbiën van landschappen, steden met figuren,
bouwkundige brokken met vee en menschen ge
stoffeerd, leverden de proef op de som zijner en
thousiaste verhalen, waarbij zijn oogen een
mildwarmen glans uitstraalden. Veelal wordt de
zomervillégiature aan de zeekust van Normandiëof Bre
tagne doorgebracht. Tien jaren geleden had het
echtpaar een gedeelte van Holland doorreisd, trou
wens slechts Amsterdam, Rotterdam, den Haag en
Scheveningen. Levendig herinnerde Chéret zich
vooral nog den ouden weg" van de stad naar
het dorp. Over de hotel-rekeningen hadden zij ver
stomd gestaan. In francs zouden zij 't al veel hebben
gevonden (eerst hielden ze de ? voor een
francteeken); toen ontdekten zij pas, dat 't florins
waren o die hollandsche guldens!! Zij hadden
het vaste voornemen, in den nazomer van '93
met een trouwen huis-vriend, Georges Rodenbach,
novellist en parijsch correspondent der brusselsche
Indépendance Beige, andermaal ons land te bezoeken,
en wel voornamelijk ter wille der Frans Halzen te
Haarlem. Den 10. November schreef Chéret mij
daaromtrent: //Nous ne sommes pas alles enHollande
avec nos amis Rodenbach comme nous en avions
forméIe projet. Nous avons fait un beau voyage
bien interessant en Bretagne. Nous sommes partis
de Paris tres tard et tres fatigues, n'aspirant qu'a
nous reposer, ce que nous sommes alles faire dans
un tout petit village breton, bien loignéde toute
communication, et ou pendant deux mois je me
suis réjoui la vue a admirer de belles choses,
entr'autres d'admirables couchers de soleil! Nous
voici revenus, et hélas! en plein travail, toujours
pressés et bousculés, comme vous nous avez vus.
L'essentiel, c'est que je fais de nouvelles affiches."
Op mijn aanvraag naar het laatste nieuws om
trent Chérets' werkzaamheid antwoordde zijn
gemiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiiiiim
zij is, weet ik op het oogenblik niet. Ik heb
namelijk een koffer vol aanbevelingsbrie
ven Zeg eens, mijn waardste, (na eene
kleine pauze) denkt gij dat hier in
Konstantinopel iets voor mij te vinden zou zijn
eene betrekking waarvan men leven kan ?
Ja, dan zou ik toch eerst eens moeten
weten, mijnheer de Testra....
Wat ik eigenlijk ben en kan ? viel hij
mij infde rede.
Natuurlijk.
Ja, veel is dat nu juist niet. Wilt gij
mij geduldig een kwartiertje aanhooren? Dan
zult gij mijn Curriculum vitae vernemen.
Gaarne.
Nu dan op mijn negentiende jaar kwam
ik bij de blauwe huzaren. Een fameus regi
ment. Mama had het doorgezet, dat ik bij
de cavalerie ging, hoewel de omstandigheden
eigenlijk.... nu het ging echter. Zij vond
dat ik tamelijk goed te paard zat.
Dat geloof ik graag, voegde ik hier
tusschen. Ik kon mij voorstellen welk een
voortreffelijk ruiter hij zijn moest. Een
figuur als voor het paard geschapen!
In 't begin ging alles goed, ging hij voort,
maar toen begon het, het treurige guignon
pech, zooals men in 't Duitsch zegt. Ik
ben namelijk een ongeluksvogel zooals er
geen tweede loopt! (Met een melancholiek
lachje.)?Een onheilbrengende ster heeft op
het uur mijner geboorte aan den hemel ge
staan, de donkerste aan het gansche
firmament en dan nog eene heel
dikke wolk er voor! Het leven in
het regiment kostte razend veel geld! Mijn
schulden vermeerderden onrustbarend. En
dan de sport! Mijn ongeluk met
Hightrouwe secretaris en corvées-afneemster ik heb
zijn vrouw genoemd mij den 10. Februari 11.
het volgende, dat ik, indachtig aan 't traduttore
traditore, liefst onvertaald laat.
... Vous me demandez ee que fait mon poux ?
Eh bien, il vient de faire une affiche pour
l'Sldorado, Ie Pulais de Glacéaux Champs-Elysées, Ie
Vin Mariani, Ie Bal des Etudiants, dont vous
avez vu des réproductións dans Ie Coitrrier francais1).
Pour cette saison, c'est fini comme affiches il
se met a l'exécution d'une décoration qu'il fait
pour Ie salon d'une personne qui a un chateau a
Evian sur les bords du Lac de Genève.
Pendant ses vacances que nous avons passées
eet té, toujours en Bretagne, dans un petit coin
encore plus perdu et plus isoléque jamais, et qui
tait adorablement beau et grandiose (il s'appelle
Kersanit), il a fait au pastei les esquisses de cette
décoration. Ce monsieur l'ayant laissélibre de faire
ce qu'il voulait, il a pu donner essor a son
imagination, et il a fait une farandole de petites fem
mes, de Clowns, de Pierrots, d'Arlequins, tout ce
monde-la dansant, courant, se jetant des confettis,
en un mot s'amusant follement. Je crois que cela
est très-réussi, des artistes qui l'ont vu Ie
trouvent charmant et amusant au possible.
Comme je vous l'ai dit plus haut, mon mari
est en train en ce moment d'exécuter cela a Vhuile
a la vraie grandeur. Ce sont des panneaux qui
ont 7 mètres de long sur 3 mètres de haut, o
les personnages seront '-/s grandeur nature. Si vous
veniez a Paris vers la fin mai, vous pourriez voir
Ie tout terminéavant que ca ne parte pour tre
pose, et nous aurions en même temps Ie plaisir de
vous voir.
(Slot volgt}.
J. VAN SANTEN KOLÏ.
') Zie de nrs. van 11 en 18 November '94,
13 Januari '95 voor de zwarte; van G en 20
Januari '95 voor de gekleurde reproducties.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiii
iiiiiiiiiiiiiiiliimiiiiiii
De firma .W. P. van Stockum & Zoon beeft
een catalogus uitgegeven voor tooneel en muziek.
H\j bevat werken, bij de firma tegen vastgestelde
prijzen voorhanden over de geschiedenis en
bijzonderheden der dramatische kunst,
tooneelstukken, geschiedkundige en theoretische werken
over muziek, oude en nieuwe muziekstukken,
werken over zang en dans, liederen.
Het bestuur der mannenzangvereeniging Kunst
en Broederschap heeft tot directeur harer
vereeniging benoemd de heer S. J. H. de la Fuente.
Een schilderij van Gottfried Keiler.
De bekende novellist was ook schilder, gelijk
men weet, maar zijn werken zijn zeldzaam ge
worden : voor zoover zij nog voorhanden zijn,
zijn zij het eigendom van particulieren, en voor den
belangstellende niet dan moeielijk toegankelijk.
De vereeniging »Künstlerhaus" te Zürich echter
heeft er een op baar jongste expositie weten te
krygen. Het is een op het eerste oog onaanzien
lijk schilderijtje, een landschapje, dat getuigt
van een machtige en toch machtelooze worsteling
om er te komen. Het is in 1841 te München
gemaakt. Keiler leed toen broodgebrek, en streed
met de wanhoop van den mislukkenden kunste
naar. Dit schilderg moest hem redden uit den
nood: het was bestemd voor verloting in den
kunstkring. Zijn vrienden hadden gezorgd, dat
er een fatsoenlijke prijs voor werd betaald. Hij
was in de wolken van vreugd, gaf het stuk de
allerlaatste penseelstreken, zette het tegen de
kachel te drogen, en ging zijn moeder het geluk
meedeelen. Toen hij terug kwam was er een groot
gat in gebrand.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
born! Ge hebt toch van Highborn ge
hoord? Niet? Leest gij de
sportcourant dan niet? Nu dan, Highborn, mijn
renpaard, (de edelste Engelsche volbloed van
de gansche baan), deed een val bij de voor
jaarswedrennen te Baden-Baden! Ik reed
hem zelf, brak alleen den linkerarm en een
rib. Dat was nu niet zoo heel erg. Maar
Highborn was verloren en met hem een
klein vermogen. Die verwenschte woekeraars
werden hoe langer hoe hardvochtiger!
Eindelijk ging het niet meer. Mijn lieve
iemand een welwillend, vaderlijk vriend
betaalde mijn schulden. Maar ik moest in
een ander regiment. Nu zoo heel erg was
het daar ook niet. Als dat weergaasche cart
er maar niet geweest was. Dat werd mijn ver
derf! Weet ge, ik heb in 't algemeen een
zwak voor de dames, maar Fortuna is de
gevaarlijkste, de verleidelijkste van alle !
En natuurlijk bleef mijn ongeluk mij trouw.
Ik raakte al erger en erger in 't nauw.
Eindelijk werd ik ook nog hier bleef
hij even steken; blijkbaar kwam hij nu aan
het donkerste punt uit zijn levensroman,
werd ik ook nog natuurlijk tenge
volge van een dwaze liefdesgeschiedenis in
een fataal proces gewikkeld gij herinnert
u misschien nog het Pranthersche proces
vóór twee jaar?
Ik knikte. Dit sensatiemakend, veelbespro
ken schandaalproces was mij nog zeer goed
in het geheugen gebleven.
? Nu, dat bracht mij heelemaal onder nul.
Natuurlijk had ik niets gedaan, waardoor ik
met de wet in aanraking had kunnen komen.
God beware mij!
Er kwamen slechts allerlei delicate dingen
Later heeft hij het stuk opgelapt, en het
waarschynlük naar een uitdrager gebracht. By een
uitdrager te München heeft voor twee jaar
Albert Welti het ontdekt. Het is naar Zürich
verhuisd, en doet nu groot op de tentoonstelling.
Het is een eenvoudig onderwerp: een stil water,
hooge, dichtbegroeide boomen, rondom de licht
blauwe hemel met karakteristieke wolken er
boven. Een visscher en twee landlieden zjjn de
menschenfiguren. Geroemd wordt de krachtige
manier in boomen, hemel en wolken. Zwakker
moet bet water zjjn, en onbeduidend de figuurtjes.
Bij do heeren Preyer & Cie., lokaal »Pictura",
Wol venstraat 19, is geëxposeerd een pastei van
Thérèse Schwartze, »Jong meisje een poes
liefkoozend".
Bij de firma E. J. van Wisselingh en Co..
Spui 23, is geëxposeerd een schilderij van G.
Courbet »Boschinterieur", en voor het zijraam
een bouwkundig ontwerp van H. P. Berlage Xzn.
ifMiiiimimmmiifriiitfjifiufiiiij
J. H. Rosny.
In de Temps geeft Gaston Deschamps een ka
rakteristiek van Rosny. Ziehier eenige fragmen
ten eruit:
«Indien hij niet wordt gelezen zooveal als h\j
verdient, indien de bekendheid van zijn naam
niet in overeenstemming is met de trouwe vrucht
baarheid van zijn talent, moet de oorzaak worden
gezocht in zijn lastigen, afstootenden, gewron
gen stijl, die onmiskenbaar mooie uitdruk
kingen verbergt onder struikgewas en dood
hout. Een scherpzinnig criticus, een man die
wél op de hoogte is, de heer Georges Pellissier,
heeft zijn manier van schrijven ontleed gelijk
een chemicus een zuur of een zout analy
seert. Hij heeft een wonderlijken neerslag
gevonden, bestaande uit: ten eerste een werkelijk
onrustbarend misbruik van technische termen (een
jong meisje dat heeft »des idiosyncrasies
charmantes", een boerin, die een »entéléchie" zoekt); ten
tweede een voorliefde voor vage woorden: »voie"
voor »route", »char" voor »voiture", »poudre" voor
»poussière", »onde" voor »eau"; ten derde het ge
bruik van bijvoegelyke naamwoorden, die wanneer
zij in de spreektaal overgingen, de Fransche taal
niet steviger zouden maken; »une ballade soirale",
»une redingote estivale", »un tube rouilleux". De
heer Pellissier heeft, een rilling niet kunnen on
derdrukken, toen hij las: »... .l'éveil troubléd'un
canard, s'épanchant sous la nocturnitécristalline"
Rosny is, en terecht, van meening, dat aan
een nieuwe wereld van gevoelen en denken on
vermijdelijk moet beantwoorden een nieuwe voor
raad woorden en zinvormen. In de botsing der
woorden zoowel als in den levensstrijd der zoog
dieren die de grammatica en de klankleer hebben
uitgevonden, moet de zwakke voor den sterke
wijken; het verdorde wordt door het frisch op
schietende verdrongen ; de zich overlevende orga
nismen moeten verwelken en sterven.. . . Kosny,
is een bewust evolutionist. Zijn stijl, zoo wil hij
het, zal precies van denzelfden tijd zijn als de
dingen waarvan hij spreekt.
Het komt mij voor, dat Rosny tot zichzelf heeft
gezegd: deze eeuw van arbeid heeft van onder
tot boven de voorwaarden van het
menschenbestaan door elkander geworpen. 7ou men nu eisehen
dat onze geest zich opsloot, zich verhardde in
door het getuigenverhoor aan het licht. Mijn
naam werd door alle couranten aangetast.
Kortom er hielp niets aan. Ik moest
mijn ontslag nemen. En nu sta ik in de
wereld als eene geknakte lelie, een boom
van zijne bladeren beroofd!
Hij wierp mij, half lachend, half droevig
een komieken, om medelijden smeekenden
likb toe.
Is er dan na dien tijd niets weer voor u
komen opdagen? vroeg ik deelnemend. Een
windbuil was hij zonder twijfel, maar niet
onsympathisch !
O ja. Zoodra ik uit den dienst was ge
gaan, werd ik door bemiddeling van een
goedgunstig beschermer op het bureau
van een brandwaarborgmaatschappij ge
plaatst. Dat was ten minste heel fatsoen
lijk. De directeur was een alleraangenaamst
mensch een door en door voorname
natuur hij had bovendien nog eene
beeldschoone dochter. Maar het werk! Ba!
Natuurlijk moest ik van meet af aan beginnen.
Ach God, die ellenlange berekeningen dat
droge geschrijf?weet ge, waarde Consul, dat
is alsof' men eenen uitstekenden jachthond plot
seling gebruiken wil om schapen te hoeden, dan
zal hij zich dommer aanstellen dan de ge
woonste herdershond. En zoo gaat het men
schen als ons, bij liet moeilijk bureauwerk.
Na verloop van acht maanden deelde de
directeur der bank vriendschappelijk aan mijn
beschermer mee dat ik »volkomen onbruik
baar" was en ontsloeg mij.
Zwijgend wandelden wij eenige minuten
lang naast elkander voort.
En wat voor soort van betrekking hebt
gij dan nu op het oog? vroeg ik eindelijk.
vormen, vroeger gevonden door verstandige lieden,
die gelukkig waren in den catechismus van
Bossuet, de politiek op den grondslag der Heilige
Schrift en de machine van Marly ? Even goed
zoudt gij een levend lichaam kunnen opsluiten
in de doos van een mummie ! Moed gevat, broe
ders die schrijft! Opent uwe vensters. Ziet de
straat aan, de werkplaatsen, al dat tumult waarin
menschen zich aftobben. Laat uw taal als
een spiegel met duizend vlakken, als een
telefoon en een fonograaf weerschijnen, weer
zeggen, overbrengen en verveelvuldigen dien
bliksem en die donderende geluiden, die aanval
len van vreugd en kreten van woede, bet hame
ren der werklieden en hun machines, het komen
en gaan der drijfriemen, den rythmus der krukas.
sen, den rook der kolen, den gloed der ovens en
bovenal den angst van den modernen mensch,
die door den jeugdigen overmoed der wetenschap
in den maalstroom is geworpen der domme krach
ten en die zoekt van welken kant de wind der
herinnering (Renouveau) zal waaien. Dit program
klinkt wel wat anders dan waarmee Fénélon inder
tijd bij den Académie aankwam. Daar is het niet
minder om. De uitvoering ervan zal moeielijk zyn,
maar juist dit heeft een talent zoo sterk, zoo eigen
en zoo trotsch als dat van Rosny aangetrokken
Verscheiden heerlijk geslaagde proeven (de brand
in den aanvang van l'Impérieuse Bonté, de land
schappen van rimdomptée) bewijzen dat hij kan
slagen.
Die zelfde begeerte naar revolutie, dat zoeken
naar het frissche en nieuwe vind ik terug in het
instinct, dat hem brengt tot onderwerpen, die een
geestelijk of maatschappelijk vraagstuk bevatten.
Ik ken geen romanschrijver, die beter ziet het
kollektieve, het menschelijke, het kosmische bijna
in het karakter van een individu. De lange rij
voorvaderen, het wortelen in het verleden, het
netwerk van banden waarin het ik vastligt van
zijn geboorte af, staan hem voor den geest, wan
neer hij zijn personen in hun blouse of hun jas
opzet. Zijn leven een intens leven, omdat wij in
hun daden den terugslag voelen van hun omge
ving, het trillen van de beweging, overgebracht
door een oneindige en eeuwige kabel, de vij
andschap die de menschen van elkander verwij
dert, de vriendschap die ze bijeenbrengt.
Hij is een rationalist, verzot op het mooi van
den geest. Hij staat evenver af van het platte
realisme in welks goot wij bijna onze blijheid
hadden verloren, als van bet litterair christendom
welks leeg gedoe ons verveelt. Hij vermijdt de
kroeg en de sacristie.
Huysmans beheert zich in het openbaar. Zola
zelf heeft aan een reporter toevertrouwd dat hij
niet heel-en-al zeker van zijn zaak is. Hij droomt
een godsdienst voor het volk: dat is Nana, die
in een klooster gaat. Anderen roepen Tolsto
en Dostoïevsky na, verachten het verstand en
spreken van het bankroet der wetenschap. Rosny
weet dat de menschheid steeds in zichzelf de
kracht gevonden heeft, om haar geestesleven te
voegen naar de nieuwe levensvoorwaarden, die
de ontwikkeling medebracht. Hij vreest de waar
heid niet en deinst niet terug voor wat vaststaat.
Hij rekent op een verzoening in de toekomst van
daad en gedachte, van hart en verstand, van weten
schap en kunst, van individualisme en solidariteit."
iiiitiitiiiiiiitiitiiiMiiiimimiin
Ik had gedacht zoo iets als l
veconsul stelde hij gemoedelijk voor. Dan
kan men zoo langzamerhand zich in de
consulaire loopbaan inwerken.
Ik vroeg hem of hij dan eenige juridische
bekwaamheden bezat.
Ik ? . . . Neen . . . dat nu eigenlijk niet.
Nu, dan moet ge u ook de consulaire
loopbaan maar uit het hoofd zetten,antwoordde
ik eenigszins geërgerd door deze vrijzinnige
opvatting van mijn beroep.
Intusschen waren wij voor mijne woning
te Pera aangekomen en Testra nam afscheid.
Den volgenden middag vond ik, bij het
thuiskomen, zijn kaartje.
Toen ik na drie dagen het bezoek beant
woordde, vond ik hem in zijn fraaie, elegante
kamer van het Hotel de Byzance, eerste
tage op een chaiselongue uitgestrekt,
met een beschreven blad papier in de hand.
O welkom, beste consul, dubbel welkom !
riep hij opspringend. Ik verlangde juist naar
een kritisch oor, dat ik mijn opstel kon
voorlezen. Hebt ge zelfopoffering genoeg tot
een dergelijken liefdedienst ?
En hij vertelde mij, dat de met hem be
vriende redacteur van een Berlijnsch blad,
voor welks feuilleton hij reeds dikwijls kleine
causerieën geleverd had, hem verzocht had
beschrijvingen uit Konstantinopel te zenden.
Hij was nu begonnen met een schildering
van ons gemeenschappelijk bezoek aan de
schatkamer.
En hij las mij het kleine werk voor.
(Wordt vervolgd).