De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 14 april pagina 4

14 april 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 929 vermogen missen om hun leven in te richten eenigermate overeenkomstig hun wil, en niet van de menschen die uit simpelheid eenvoudig en zon der voorwendsel zijn, noch van de menschen die in hun wereldsch bestaan het beetje liefs en moois van hun krappen geest hard noodig hebben, en tehuis zich behelpen als met de schrale todden van een kleerkast. Deze laatsten hebben zoo weinig dat zij dit weinigje verslijten met buitenshuis een dragelijk figuur te maken. Zij zijn de min fraaie maar even belangrijke gevallen van het hier be doelde bij zekere maatschappelijke gegevens behoorende verschijnsel. Welnu, in het niet-openbare leven is het huwelijk de voornaamste instelling, de gewichtigste daad, de hoogste bevrediging. Wij leven in een maatschappij die er op aange legd is, van de beste menschen de hoogste eigen schappen te ontwikkelen in het huwelijk. Zij staan voor zoovele tegenstrijdigheden waarin zij met geen deugd of goedheid te recht kunnen; raadselen, welke de beste wil niet kan oplossen, dat zij er zich aan wennen de bovengenoemde minzame correctheid in acht nemende te denken dat dit zoo behoort, dat het onvermijdelijk is, dat de aanraking met menschen nu eenmaal onafscheidelijk vergezeld moet gaan van veel dat zij betreuren en veroordeelen en zij klemmen zich met een evenredige hartstochtelijkheid aan het huwelijk. De mensch is een maatschappelijk wezen. Wat hij denkt en gevoelt, gevoelt en denkt hij als lid van eene bepaalde samenleving. Buiten de samenleving heeft zich nimmer eenige beschaving voorgedaan, en in de samenleving behooren wij te zoeken naar den oorsprong van onze ideeën en aandoeningen. Dat mannen en vrouwen gaarne hun geslachtsdrift bevredigen komt voort uit eeii natuurlijke gesteldheid; dat zij een huwelijk aan gaan en welken vorm van een huwelijk is een maatschappelijk verschijnsel. Eu als in onze maat schappij m 11 het huwelijk liet zoo gelegen is als hier haastiglijk is aangewezen, dan is de oorsprong genoemd van de literatuur, welke aan de lotge vallen van het moderne gezins- en huwelijksleven ontleend is. In deze literatuur is de stoornis van beide een terugkeerend motief. De werken van Ibsen zoover zij het motief bevatten, ziju dus om die reden geen monumenten van een nieuwe rich ting. Alleen naar de wijze van behandeling. In Nora is een grief welke een vrouw tegen haar man kan voelen opkomen, de dramatische drijfveer. In De vrouw van de Zee is het de kritiek van het huwelijk zelf. Dit is het zeer nieuwe dat Ellida een vrouw moet zijn die met de besten van hare tijdgenooten gemeen heeft, de hoogste eischen te stellen aan het samenleven van vrouw en man, en juist daarom door het huwelijk van den tegenwoordigen tijd niet gelukkig wordt gemaakt. In het allerbeste geval, en zonder dat een der par tijen iets doet wat aan de gedachte voetgëeft, kan bij een hedendaagse!) huwelijk het denk beeld van koop en verkoop nimmer geheel worden tot zwijgen gebracht. Allerminst wanneer er ver schil van middelen is, zooals hij het huwelijk van Ellida ondersteld werd. Waarom nu minder dan vroeger? Omdat wij nu meer dan ooit te voren in alle betrekkingen van mensehen onderling van geld vernemen, en tevens de gedachte vorderingen maakt, dat dit zoo niet behoeft noch bestemd is altijd te zijn. Dit bezwaar is alleen te vermijden in een huwelijk dat geen huwelijk meer is. De afwezigheid van alle ceremoniën, vormen, en van alles wat een door andere dan de hoogste motieven geleide keuze bepaalt, kan alleen ook het huwelijk verzoenen. Wat aan het huwelijk stoffelijk, vorme lijk en berekend is, degradeert het huwelijk en maakt de instelling onbekwaam om te voldoen in de zielsbehoeften van hen juist, die aan het huwelijk imiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimii de bevrediging van hunne heiligste nooden toever trouwen. Men eischt dus een huwelijk beneden hetwelk een rcëele trouwerij noodzakelijk moet blijven, ook de hoopvolste die er plaats vindt. Dit is mijn idee van De Vrouw van de Zee. ') Zoo denkt en gevoelt Ibsens Ellida. De fantastische verloving met den zeeman impressionneert haar meer dan de werkelijke bruidsdag, wijl het fantastisch was, en daarom dichter bij haar huwelijksideaal. De invloed van den bijna geheel vreemden zwerver is grooter dan bekoring van de dagelijksche conversatie met den geneesheer, omdat hij haar vreemd was en dus hare verbeelding vrij liet. De trouw aan den berooiden avonturier gaat boven haar plicht jegens den echtgenoot, want haar man kan voor haar betalen. Eén ding" kan haar evenwel doen besluiten te blijven. Dit i?, dat haar man afstand doet van al zijne rech ten en haar ontslaat van al hare plichten. Vrij keert zij tot hem terug, uit eigen beweging. Nu verdwijnt voor altijd het dwingende symbool van een verheven huwelijksideaal uit hare eenmaal bijna verbijsterde gedachten, want zij heeft in haar man een even hooge realiteit ten slotte gevonden. * * * Mevrouw Holtrop?Van Gelder, wil ik hier slechts bijvoegen, heeft met voel talent de rol van Ellida gespeeld. Met veel talent en rijkdom van middelen. d. H. V. D. G. ') De Vrouw der Zee is m. i. minder juist en minder fraai. IIIIIIIII1IIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIII1HMMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1IIIIIMII11III YYElte Gnilbert, «Enfin Malherbe vint, enfin parut Yvette," riep Sarcey uit, toen hij Yvette Guilbert had hooren zingen en zeggen. Haar zeggen was voor hem eene openbaring. Schoon zeggen, leven brengen in het doode woord, geest ontfonken door den toon waarop het woord wordt uitge sproken, beteekenia doen raden door het halfzeggen, van meer effect dan de scherpste accentu atie, alle geheimen schuilende in het wel-zeggen, is voor Sarcey de Kunst. Niet het schoolsche zeggen, het navolgen der uiterlijkheden. Sarcey liiiiimimitliiiMiiiiiiiiiiliiiiMiiiiiiMMHii 'llllllllllillliilllllllllllliiiiiillillllliliniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii Een jongmenscli met proleclie. 2) NAAR KLAUS RITTLAND. Ik stond verbaasd over de gratie en ge oefendheid van den stijl, het goede opmer kingsvermogen en de pikante wijze van voor stelling, 't Was het werk van een hoogbegaafd feuilleton-schrijver. Bravo! riep ik, toen hij geëindigd had. Nu ziet ge, daar is al dadelijk een heel aardige, voordeelige werkkring gevonden. Elke j week zulk een artikel dat brengt al wat op al zult ge er ook niet bepaald schatten mee verdienen." Denkt ge dat ? riep hij vroolijk. Nu dat zou al een heel gemakkelijk verdiend brood zijn! Als ge mijn geschrijf niet al te ver velend vind zoo'n paar bladzijden krab belt men gauw vol dan zijn vooreerst de zorgen op den achtergrond. Toen ik heenging, stelde hij mij eene wan deling voor. Het weer was uitlokkend; ik stemde toe. Wij reden naar Stamboul en maakten een uitgestrekten zwerftocht door de nauwe, kromme, slecht gebaande straten der oude Turkenstad. De zon straalde helder aan het diepblauwe hemelgewelf. Haar gouden stralen kropen alle hoekjes eri gaatjes binnen en lachten zoo vroolijk over al het vuil, het puin en de verwarring, dat all s louter pracht en heerlijkheid scheen. Zelfs de donkerste straatjes, de treurigste puinhoopen konden haren lichtkus niet weerstaan en zetten een vroolijk gezicht. En hoe alles in de straten dooreen krioelde en schreeuwde! De kleine zwartoogige, ternauwernood gekleede Turksche babies, de schoenpoetsers aan de hoeken der straten , de Sclterbelschi (sorbetverkoopers) met luider stem hun verfrisschenden drank aanbevelend, de fruitverkoopers, de Sudji (waterverkoopers), de sui kerbakkers en verkoopers van gebraden kastanjes, de geldwisselaars en IlamaVs (lastdragers) die op hun aan den schouder beves tigde, met stroo gevulde lederen zadels zulke ongelooflijk zware lasten door het dichtste menschengewoel slepen een bont, levendig, steeds wisselend straal gewemel zooals men alleen in het Zuiden ziet! En bij alle drukte een zeker kalm laisser-aller, een wel behagelijk, droomerig, adagio-tetnpo. De menselien hadden den tijd en lieten zich niet, verstoren in bun »Kèf" dat kalme vroolijke gevoel van welbehagen, dat voor den Oosterling een hoofdbestanddeel van het levensgenot uitmaakt. Ziet ge, hier bevalt het mij, zei mijn jonge landgenoot met vroolijken blik het bonte vermakelijke schouwspel gadeslaand. Dit prettige leventje is mij juist Laar onderscheidt onmiddely k het echte van den namaak. Bij tientallen doen zangeressen en voordraagsters Yvette Guilbert na. De oude Sarcey brengt be weging in zijn dik lichaam en fluistert: Eb.! non, non, non, vous n' tes plus Yvette Eb! non, non, non, Ne portez plus ce nom. Yvette Guilbert heeft veel eigens. Dat vuige nooit iemand na! Yvette Guilbert, slank van gestalte, gekleed in het zwart, lange zwarte handschoenen aan, niet mooi, maar iets in de oogen, in de trekken van het gezicht, in de beweging van hals en hoofd, zelfs van den neus, komt op alsof ze eene defcige en degelijke oratie zou gaan houden, voor »Le monde oül'ou s'ennuie." Ze vangt aan, zingt of zegt de eerste regels, vaak onbeduidend. Plot seling verlicht eene onverwachte intonatie, een kwajongensachtig gebaar, een onuitgesproken vol zin door mimiek aangevuld, al wat duister en donker, een van toon, grijs en grauw scheen. Vaak geeft haar manier gebracht in het refrein de bedoeling aan. Zij is in de voordracht liarer liedjes wat Duse is in het komedie-spelen. Een voudig en waar. Hare intona'ie gaat verder dan het woord. Met effen, strak gezicht en zóó fat soenlijk, zoo fatsoenlijk zegt en zingt ze het on gehoorde en ondeugendste, het meest gewaagde en pikante. Maar .... een vertrekken van haar mond, de opslag van haar oog, een kort gebaar, een oor spronkelijke en onnavolgbare intonatie kritiseeren als het ware al wat meer dan »fin-de-siècle" is. Haar grappig en spontaan doen gelijkt eene ver nietigende kritiek op al de dwaasheid, zotheid en slechtheid. Zij vereenigt er zich niet moe, zij staat er buiten, ziet scherp en doet scherp zien. C'est une divette adorable De charme son tre est rempli Yvette a la beautédu diable Alors, Ie diable est bien jolie. Elle est d'une verve incroyable. Dans tous les propos qu'elle dit Elle a, dit-on, l'esprit du diable; Le diable a donc beaucoup d'esprit. Qui Tentend destin effroyable A l'aimer se sent entrain Or, si Guilbert a tout du diable, Voilïi tout Ie monde damné. Yvette Guilbert heeft in Xanrop een dichter gevonden, die haar volkomen begrijpt. Het best wat ze zegt of zingt is van hem. Onvergelijke lijk zegt ze Xanrop's Fiacre : Un fiacre allait trottinant Cahin, e.aha, Hu dia ! Hop Ia ! '* * Un fiacre allait trottinant, .Taune avec un cocher blanc; l'HiJtel du nu mero 3, Ie Bain du Modèle. Alles overtreft echter hare voordracht van de droeve en moreele Complainte des quatre z'ctudiants, geheel anders dan De drie Studenljes van Piet Paaltjes: Je sais une complainte De quatr'z tudiants Fait' pour donner la crainte Des p'tits femmes aux jeun's gens. L'premier faisait der lett'es, L'second du droit romain, L'troisièm faisait des dettes L'quatrièm faisait rien. D'une femme assez gentille Tombcr'nt tous amoureux; Comme c'était un' bonne tille, EU' les rendit heureux. den zin. Hier ben ik op mijn plaats. Eu stof voor feuilletons die heeft men aan alle kanten maar voor het grijpen ! Ge zult eens zien hoe vlijtig ik zal werken. Er waren veertien dagen verloopen. De heer de Testra had zich intusschen reeds overal in de beaumonde van Pera bekend gemaakt. Iedereen was verrukt over hem. Nu, hoe gaat het met het schrijven ? vroeg ik, toen wij elkaar ontmoetten op een Roat bij het Engelsch gezantschap. Ach, lieve consul, antwoordde hij zuch tend dat kan toch geen gezond mensch op den duur uithouden! zoo door de schoone wereld te moeten gaan met het denkbeeld, dat men iederen indruk verwerken, op het papier brengen, in honorarium omzetten moet dat is nog erger dan steenen kloppen! Waarachtig, dan knijpt men nog liever de oogen toe, om maar niets nieuws of schilderachtigs meer te moeten zien. Gelukkig is het ook niet meer zoo noodig. Mijne tante, gravin ohlach eene erftante heeft 30ÜO francs voor mij laten deponeeren bij de Banque Ottomane; daarvoor heb ik haar mijne vaste belofte moeten geven i geen kaart meer aan te raken. Beste heer Consul, kwam hij eenige weken later bij mij ik heb een groot ver zoek hij zag er ontdaan uit, alsof hij niet geslapen had.... »Kuut gij mij 5UO francs leenen .... voor een paar dagen maar ? Het is voor een speelschuld.... (miju verbaasd vragenden blik opvangend).... ja, Het einde der geschiedenis is dat de oude lui tussc hen beide komen, ingrijpen in het leven hunner zoons, hun geen geld meer gaven, zoodat ze eindelijk uit wanhoop aan de studie gingenMaar .... I!s se r'mirent k l'étude Avec aeharnement N'avaient par l'habitude Sont morts au bout de l'an. De droeve moraal van het lied legt Yvette Guilbert door het meewarig uitspreken van den regel: n'avaient par l'habüude. Yvotte Guilbert heeft door haar zeggen en zin gen allen bekoord, zoowel Sarcey als Jules Lemaltre, ja zelfs MaxNordnu. Van Yvette Guilbert heeft Max Nordau verbaasd over de macht harer zeggingsgave, geschreven: »Jamais artiste ne sut traduire avec plus d'exactitude la pensee de l'auteur d'une chanson. Les inots ailés s'envolent do sa bouche avec un souffléde vie; ils apparaissent tels qu'ils ont du sortir du cerveau de l'écrivain avec leurs finesses, leurs nuances, leurs sous-entendus. L'idée semble se revêtir d'une enveloppe matérielle, Ie couplet prend corps comme un morceau de sculpture. Supposons maintenant que cette puissance d'expression, au lieu de s'appliqner des personnages de pure fantaisie, serve a faire sortir du fond de l'enfer, dont l'explosion menace la sécuritédu monde moderne, les déshérités, les déchus, les parias qui vivent en dehors des lois civiles et des lois morales, et vous aurez l'explication du succes d'Yvette Guilbert." r. K. Mnzieïin e Hoofdstad, Toen ik voor twee jaar te Haarlem de Mattheusl'assion in de Groote kerk aldaar had booren uitvoeren reisde ik naar Amsterdam terug met een bekend aestheticus, die zijne verbazing uit sprak dat in de wijze van tekstbehandeling een voor dc-n tijd van Bach zoo dramatische vorm op te merk-u viel. Hij vroeg mij toen den naam van den bewerker. K u dit is niets vreemd. In de verschillende uitgaven mist men meest altijd l'icander's naam. Xu het is ook niet precies uitgemaakt welk aandeel Bach aan de tekstbewerking heeft ge had. Picander stond trouwens als een handig doch tamelijk middelmatig dichter bekend, doch door langdurig samenwerken met Bach had hij geleerd met de muzikale eischen en wenschen van den meester rekening te houden. Dat Bach er een groot aandeel aan had blijkt ook wol uit het feit dat Picander zijn gedicht liet drukken zonder den bijbelschen tekst en zonder de ko ralen waaruit op te maken valt dat hij voor die gedeelten zich niet aansprakelijk gevoelde of gerechtigd achtte zich als bewerker uit te geven. Doch ik acht bet niet onbelangrijk even stil te staan bij de kwestie die ik toen met mijn reisgenoot besprak, want daaruit bleek mij dat het feit dat Bach, als de meester van de gewijde muziek en van den strengen stijl, in zijn tijd een verbazend revolutionair was, te weinig wordt in het oog gehouden. In verband met deze periode moet Erdinann Neumeister genoemd worden, die in zijne cantate-teksten een nieuwen weg insloeg en een onvermoeid strijder was tegen de richting van de piötisten. Met diens cantaten was de operavorm feitelijk in de kerkmuziek toegelaten, wat heel wat strijd heeft uitgelokt. De oudere Pa-sies als uitvloeisel van de middeneeuwsche mysterieën werden door de piëtisten zoozeer als heilig aangezien, dat Bach vaak een zwaren strijd te strijden heeft gehad. Het ,was trouwens in die dagen een onver kwikkelijke strijd en zooals het meer gaat, streefden beide partijen door hun zucht tot polemiseeren het doel voorbij. Doch Bach, die iiiuiiiiiliiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimiiiniiiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim ik had wezenlijk het vaste plan het cartéte vermijden, maar ik heb in 't laatst zoo veel omgegaan met Bouvier (een Fransch attaché) Vicomte Aubry en Lord Evansdale, allemaal zulke spelers. Ik kon mij niet ontrekken God, men is toch maar een mensch! En mijn guignon is mij natuurlijk trouw geble ven. Gisterenavond heb ik 500 francs aan Bouvier verloren, waarachtig! 't is om wanhopig te worden! Maar de 3000 francs van uw tante? Al lang gevlogen! was het droevig be scheid. Het was gisteren niet de eerste maal. Volgens mijn stelregel om zulke verzoe ken rondweg af te slaan (soms eene moei lijke taak, maar tegenover spelers heb ik steeds een hart van steen) deed bet mij leed niet aan zijn verzoek te kunnen voldoen. Ontstemd verwijderde hij zich. Maar nog denzelfden middag kwam hij mij met een vroolijk gezicht op straat te gemoet. Ge voeligheid scheen hij niet te kennen. Ik heb ze, waarde consul, van mrs. Winnington White! Allerliefste oude dame'. A an de table d'hóte was ik natuurlijk diep melan choliek en zij vroeg mij wat mij scheelde. Na tafel heb ik haar mijn vertrouwen ge schonken en gezegd wat speelschulden voor een gentleman beteekenen. Toen verzocht zij of ik haar het genoegen wilde doen.. . . Dus van die zorg zijn wij nu weer af! Ik wenschte bij mij zelf, tot zijn eigen bestwil, dat de mooie Arno, zooals de dames van Konstantinopel hem noemden, niet zoo spoedig van al zijn zorgen afkwam ; dat steeds anderen hem tegemoet kwamen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl