De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 14 april pagina 5

14 april 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.929 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERDAND. dadelijk begreep welkeen ontwikkeling de toen malige Italiaansche operavorm aan de kerk muziek kon geven, greep met vaste hand dit stelsel aan en wist de verbinding van beide stijl soorten zoodanig te behandelen, dat hy een nieuwe kerkmuziek schiep. Het Passieverhaal volgens Mattheus werd in dien tyd ieder jaar op Palmzondag in choraalvorm gezongen. Wie de indeeling van het werk van Bach volgt, ziet dadelijk met hoeveel tooneelkenuis (als men het zoo noemen mag) het libretto is bewerkt en vooral is ingedeeld. In het eerste deel vindt men geheel de voorbereiding der expositie; in het tweede deel de handeling, de vervulling; en al is ook voor onzen smaak van de aria soms een te ruim gebruik gemaakt, aan dit bezwaar wordt meestal tegemoet gekomen door er eenige van te coupeeren, zooals ook met het recitatief van den evangelist gedaan wordt, waar dit zonder het verband van het verhaal te verbreken ge schieden kan. De strijd tusschen de piëtisten en orthodoxen over de kerkmuziek heeft, wat polemiek betreft, curieuse détails aan het licht gebracht. Vooral het gebruik van muziekinstrumenten (behalve het orgel) was het groote struikelblok. Nu zocht iedere partij uit de H. Schriften te bewijzen dat dit al of niet geoorloofd was. Zoo bewezen de voor standers van het gebruik van instrumenten uit Kronieken II hoofdstuk 5 vers ]2 dat bij de inwijding van den tempel van Salomo de Levieten met cymbalen en harpen zongen en dat 120 priesters er trompet bij bliezen. Na dit ar gument achtte men de tegenpartij totaal geslagen. Doch ik mag niet vergeten dat de aanleiding van dit schrijven over Bach is de uitvoering van de Mattheus-Passion door de zangvereeniging van Toonkunst alhier, welke vereeniging evenals voor vier jaar dit werk in een der stille dagen ten gehoore bracht, zooals ik in mijn vorig verslag reeds met een enkel woord aankondigde. Met eene zeer gelukkige bezetting van solisten : Mej. Joh. Nathan (sopraan), Mej. Manifarges (alt), de heeren Dierich Evangelist (tenor), Messchaert Christus en Joseph (basj en van Duinen (kleinere partyen) was reeds aan deze uitvoering iets zeer goeds verzekerd. Hoe voortreffelijk Messchaert Christus zingt weten wy reeds lang. De dames Nathan en Manifarges bewezen eveneens dat men een zeer goede keus had gedaan en de heer Dierich hoewel men eenigszins aan het eigenaar dige van zijn orgaan moet wennen is een van die gelukkige tenorzangers die deze afmattende, zoo moeielyke en hoogliggende party kunnen voor dragen en ten einde brengen. Daarbij weet hij door z\jne voordracht u vaak te boeien. Vooral waar Bach hem de gelegenheid geeft indruk te maken, weet hy daarvan een passend en dank baar gebruik te maken. Kortom weinig zangers, zullen zooals de ,heer Dierich dat deed, hunne party op deze wijze beheerschen. De heer Van Duinen die ook voor vier jaren de kleine partijen vertolkte, werkte evenals toen, zeer tot het welslagen van 't geheel mede. Hij had niet de dankbaarste taak, die korte frasen van vier of twee (en soms een maat) te zingen. Men heeft dan toch geen gelegenheid goed op dreef te komen. Wat aan de uitvoering eveneens veel relief gaf, was de wyding die sprak uit hetgeen het koor presteerde. Daardoor kreeg men een totaal indruk die den hoorder in plechtige stemming het concertgebouw deed verlaten. Het verzoek niet te applaudisseeren werkte daar eveneens toe mede. Ik heb nog het orkest, de zoo schoon ge speelde viosl-solo door den heer Timmner en de medewerking van den voortreffelijken organist den heer de Pauw te gedenken, doch deze causeriëen hebben nu eenmaal niet den vorm van dagblad-kritieken en dus is het meer de totaal indruk waarop het zwaartepunt moet gelegd worden. De heer Röntgen, de leider van deze uitvoering verdient den dank van alle aanwezigen dat hij met zy'n artistieken geest en opvatting het lijden zooals Bach ons dat zoo heerlyk heeft geschilderd, op deze wijze tot ons heeft gebracht. Zoo kort na Les Béatitudes de Mattheus?Pas sion op deze wy'ze ten gehoore te brengen, waarIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII hem eeuwig voorthielpen en steunden, dreef hem altijd verder op het pad bergafwaarts. Daar het tantegeld nu ook gelukkig over boord was geworpen, trad natuurlijk de be hoefte aan een betrekking weer op den voorgrond. Maar er scheen volstrekt niets geschik>ts te viuden te zijn. Daar stierf onze consulaats-secretaris. Op mijn voorstel bood de consul den heer de Testra de bescheiden plaats aan. De jonge man was uiterst verheugd. Zijn eischen waren aanmerkelijk gedaald. Nu zal ik heel verstandig beginnen te leven, verzekerde hij mij, zóódat ik volkomen met mijn salaris toekom. Ten eerste verlaat ik het hotel en huur een eenvoudig gemeu bileerde kamer. Ik ben toch bijna eiken middag uitgenoodigd. Waarom dan pension te betalen in het hotel de Bysance? Ik prees zijn goede voornemens. In 't eerst ging alles voortreffelijk. De jonge man schreef een zeer goede hand, was buitengewoon vlug van begrip en wist zich spoedig nuttig te maken. Na verloop van drie weken bekoelde zijn ijver. Hij hield zich niet aan de bureau-uren, vergat nu het een en dan het ander; in 't kort, ik merkte dat hij het saaie leventje nu moe was. Ook zijne zuinigheidsplannen waren spoe dig weer in rook en damp opgegaan. Wat wilt ge ? Men kan er toch niet mee toe, klaagde hij mij eens. Alleen de wasoh is hier in Konstantinopel al zoo duur, daar gaat bijna mijn geheele traktement mee heen ! Hij was altijd onberispelijk gekleed, vooral lijk, dat getuigt dat er met groote ernst en toe wijding is gestudeerd! De kroniek der week naziende, blijft nog over te melden eene uitvoering in het Concertgebouw waar mevr. Klafsky uit Hamburg alle aanwezigen in verrukking bracht door hare voordracht van de groote aria uit Fidelio en Isolde's Liebestod van Wagner. De indruk, vooral van dit laatste nummer was zeer groot, en hier gaf het orkest in vereeniging met mevr. Klafsky een geheel zooals ik het van dit werk nog niet aldaar hoorde. Deze uitvoering die wat het eerste deel (8e gymphonie van Beethoven en Leonore-ouverture K"o. '2) betreft, mij niet zoo bevredigde als anders het geval is, kreeg na de pauze dank zij ook de vertolking van de Faust-ouverture van Wagner een glans die alle toehoorders moet hebben mede gesleept. De Ned. Opera-vereening in het Paleis voor Volksvlyt is niet meer.Daarvanis overgebleven eene vereeniging van zangers die nu in dit gebouw voorstellingen geven. Wellicht later gelegenheid hebbende van dit gezelschap iets mede te deelen, wil ik nog even melding maken van eene uitvoe ring door een van de oud-leden van die ver eeniging gegeven nl. den zoo bekenden en gevierden baritonzanger Maurits de Vries in den Hollandschen schouwburg. Die avond was op eigenaardige wijze samengesteld. Willem van Zuylen droeg vier van zijn meest gewilde mo nologen voor en Maurits de Vries zong vier aria's uit zijn repertoire d. i. het oudere Fransche en Italiaansche. Het was dus ernst en luim vereenigd op dezen avond. Ik kan natuurlijk over onzen gevierden tooneelspeler die zoo uitstekend de kunst ver staat de sterkste rimpels van het meest bezorgde gelaat te doen verdwijnen, in deze causerie niets zeggen. Dus blijft alleen de heer De Vries te bespre ken over. Hij werd (evenals de heer van Zuylen) na ieder nummer drie of viermaal teruggeroepen. De zaal was geheel gevuld en de aria's van Rossini, Meyerbeer en Verdi, waarbij deze zanger zijne voortreffelijke zangkunst wist te doen waar deeren, vielen ten zeerste in den smaak. Voor mij waren vier aria's alle in dien stijl wat veel. Iets meer modern Fransen of Italiaansch er tusschen ware niet onwelkom geweest. Ook met Fransche liederen, die de heer de Vries, dunkt mij, schoon zal zingen, vooral in den stijl van Massenet e. a. ware wat meer afwisseling gebracht. Hoe het zij, deze zanger oogstte welverdienden bijval in en werd zeer muzikaal begeleid door den heer Fred. J. Roeske. Eenige wijziging in het programma zou ik den heer De Vries voor uitvoeringen in andere plaatsen wel willen voorstellen. VAN' MILI.KMIX. Collé. Collé, de schrijver van het door Lugné-I'o opgevoerde La véritédans Ie vin, waarvan wij in een vorig nummer melding maakten, werd door Béranger genoemd »Collé, mon mattre" ; hij was dan ook, vóór hij voor het tooneel ging schrijven een liederenzanger. die gelijk de jonge poëten van Montmartre neg doen, zijn vroolijke verzen zong waar het pas gaf, om hun lot zich weinig bekommerde, en om zijn eigen leven niet veel meer. Een vroolijke Frans, die eerst door Crevillon den jongere aan ernstigen arbeid is gezet. Ernstig, want al schreef hij grappen voor Philippe van Orléans, hij gaf het beste wat liij kon, en liet geen vers op zijn naam zetten, waar voor hij niet met zijn dichtergeweten kon instaan. Terwijl hij nu voor een telkens weder aangevuld répertoire zorgde voor den schouwburg van Bagnolet, en daarvoor een vast salaris ontving plus de opbrengst van enkele boerderijen, kreeg Coll de bevlieging, om beroemd te worden niet door liederen en blijspelen alleen, maar ook door »zwaar" werk. Twee stukken heeft hij gemaakt, waarin geen vroolijk oogenblik voorkomt. Hij noemde dat »honnester", maar kwam met zijn verschbakken fatsoen niet ver. Beide werken werden uitgefloten. iiiiiitutiiinutiiiiniiiitiitiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii muntte hij uit in een bijzonder soort van battisten overhemden, heel fijne, bonte patro nen, in dien zomer het meesc in de mode en bij elk overhemd daarbij passende man chetten, boorden en zakdoeken. Eiken dag kwam er een nieuw patroon voor den dag. Gij zijt misschien ook wel wat te weel derig in dat opzicht, zei ik. -?Maar,om 's hemels wil, mijn beste heer, op het linnen kan toch een fatsoenlijk man niet bezuinigen niet waar? En eindelijk kwam het zoover dat wij den mooien Arno moesten beduiden, dat wij ons genoodzaakt zagen in 't vervolg voor zijn diensten te bedanken. In 't eerst was hij uit 't veld gesla gen. Maar spoedig vroolijkte zijn gezicht weer op. Ja! ik heb het altijd wel gezegd voor bureauwerk, deug ik niet. Er zal nog wel iets komen opdagen dat geschikter is ! en kort daarna vertelde hij mij, dat hij een nieuw idee had. Ik neem dienst bij het Hollandsche leger op Java. Mijn neef is zeer gelieerd met den gouverneur-generaal daar. Ik heb hem om een recommandatiebrief verzocht; zoodra die er is, stoom ik weg. Vindt ge dat geen fameus plan ? De brief kwam en »de mooie Arno" stoomde weg naar het tropisch Sunda-eiland. Hij liet aan den Bosporus een half dozijn bedroefde damesharten achter en een grooten stapel onbetaalde rekeningen. Vooral de dassen-rekening moet enorm zijn geweest; de voorraad, zoo beweerde men, zou eenjaar De verhouding tusschen Collëen zijn hooge cliënten was een zeer zuivere. De dichter enducailleerde zich niet, gelijk hij het uitdrukte. Te onthouden, dat een der liederen van Guilbert's répertoire: »C'est la fille a ma tante" van Colléis ! L'ami des femmes" van Dumas. De Comédie fratifaise geeft in de laatste dagen «L'ami des femmes" van Dumas. Voor het eerst kwam dit werk hier op de planken. De première is in '04 gegeven in het Gymnase. Toen werd het door het publiek koel ontvangen, omdat het te gewaagd en te waar scheen. Ditmaal toonden de bezoekers waardeering voor sommige geestige tooneelen en de handigheid waarmede de vijf bedrijven in elkander zijn getimmerd, maar zij vinden het stuk verouderd en .... onwaar. 't Kan verkeeren, zegt Breêroo! Men deelt ons mede dat de Dames zangver eeniging »Van Milligen" hare tweede uitvoering in dit seizoen zal geven op Maandag den "29sten April a.s. in de kleine zaal zaal van het concert gebouw.' Tot dit concert heeft o.a. de heer C. L. W. Wirtz zijne zeer gewaardeerde mede werking toegezegd. Voor het lidmaatschap wende men zich tot mevrouw H. Serrurier, Westeinde 8. tmtmiiiiitiiimttimiiiiiiniiuiiniiiiiiniininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiuiiiitti L ST en LETTCitfN Bij Jules Cüret. (Slot). III. Jules Chéret heeft twee ateliers : eu, om zoo te zeggen, voor liet grover, oen voor het lijuer werk. liet eerste in de Chaix-drukkerij der rue Bergere ? dient uitsluitend voor de technische vervaardiging, het op-steen-teekenen met alle aben dependenties, der reclame-prenten. Het tweede, groote, ja kolossale, ligt haast aan het eind van Parijs, vlak bij liet Place de Courcelles-station van den stadsspoorweg (chemin de fer de ceinture): nr. 47 der Laugier-straat, eerste verdieping, aan liet eind van een smallen, langen gang. 'n Ruime, wijde, breede werkkamer, haast 'n soort van zaal, hoewel eeuvoudig-sober,onopgesmukt, zonder zweem van versieringscliiek, meubel-luxe of bibelot-weelde. Hier is alles bijeen wat niet onmiddelijk met 't Hiechaniescli-tecliniesche der affiches in verband staat, die hier ontworpen, geschetst worden. Ver der concentreert zicli hier haast alles om de pastelteekcningen. die doorgaans vóór, soms na de aan plakbiljet-composities, en meestal naar aanleiding daarvan als vrije eopiën gemaakt worden. Dikwerf worden de vlug, geestig gekrabbelde" houtskoolsclietsjes ook wel door heel luchtig gewassclien, slechts heel even aangezette waterverfvlakjes en -accentjes opgehoogd, eri zoodoende in miniatuur aquarellen herschapen als prcniicr jet vaak op de onmogelijkste, smerig-grove papier-brokjes neer geworpen. Laat mij hier inlassehen wat Roger Mar'v omtrent dezen tak, deze rubriek van 's meesters kunst getuigt. //Entre de telles mains et dirig par Co iiovateur pris des délieatesses, des subtilités de l'art, Ie pastei devait se rajeuuir, cesser de se confiner a la représentation exclusive des réalitcs, et du souffléde sa poussirre s'envoleraieut mainteuaut d'aériennes et legè.res (lotions. Au vieux procédéfrancais, Chéret réserve scs plus riautcs images, les images couleur de ciel et de rose, par Icsquelles il espère dérider la tristesse et nous consoler de l'existence." Tegen de wanden staan, hangen allerlei croquis, groote en kleine, zwarte en gekleurde. Ziedaar een groote, iigurenrijk-volle compositie voor den d coratief-frescoachtigeu Hóiuicyele van het Musée G révin op den Italianen-boulevard, die aldaar in de rondte, op het eerste vcrdieping-trapportaal zou lang volstaan hebben voor drie normaal ontwikkelde fatten. Drie jaren waren voorbij gegaan. Ik was met zomerverlof in Duitschland en wou naar Zwitserland gaan. 's Avonds laat kwam ik in Heidelberg en daar ik twintig minuten tijd had, tot de sneltrein naar Bazel kwam, bestelde ik een cotelette, want ik had sedert den middag niets gegeten. Hoewel het vleesch zeer veel op schoenzolen geleek, zat ik het haastig op te eten. Juist had ik de laatste bete gelukkig vermeesterd, toen rnij iemand op den schouder klopte en eene aangename mannenstem riep: Smakelijk eten, heer consul! Ik keek om, zag een wijden, gelen stofmantcl en daar boven een blond hoofd. Mijnheer de Testra: Gij hier ? Ik sprong op en schudde hem, aangenaam ver rast, do hand. Ik heb u al een heele poos gadegeslagen, zei hij maar ik wou wachten tot gij gedaan hadt met eten. Ik houd het voor misdadig, menschen aan stations te verhinderen om te eten. Men weet nooit hoe weinig minuten zij den tijd hebben. Moet gij hier nog wachten 'i Tien minuten. O, dan mag ik zoo lang bij u komen zitten, niet waar? Kellner, een glas cognac ! Ik merkte op, dat hij er niet meer zoo goed uitzag als voorheen; zijn gezicht w a: een weinig gezwollen, de oogen met bloed beloopen. Vertel mij nu eens gauw hoe het u gaat, vroeg ik: Dus in Java? worden aangebracht. Stellig is dit werk, dat een mees terstuk beloofde te worden, reeds nu voltooid en ter bepaalde plaatse aanwezig. Langs de muren hangen al lerlei requisieten, die ik als attributen van affichesfiguren herkende: voornamelijk allerhande muziek instrumenten, o.a. mandolines aan banden en linten, de kleine verguld-koperen, goudaclitig blinkende bekkentjes, die de zwevende 0^#z^f«-hetaere en de M/isiqae-ïee der decoratieve Pattey-paneelen in de hand houden, en die aan de door Hector Berlioz in het instrumentaal Mab-scherzo zijner Rom osymphonie en in zijn Troyens gebruikte //petites cymbales antiques" herinneren. Daar waren ook portefeuilles vol olieverf-studies naar de natuur. Enkele landschaphoekjes minder, zoozoo; doch grooteudcels vrouwen-, meisjesgestalten, daaronder o-zoo-mooie, de meeste //buiten" in de zon, met schaduw-accenten, in het groen: koket-élegante parijsche zomer-toiletjes van badplaats-villegiatuur, vroolijke kleuren, inet geestig geziene, geestig er op gezette kleurvlakjes, als kantlicht-accentjes, van zonnescherm, hoed, waarop enkele verstrooide zonvlekken dartelend spelen. Sommige precies even legant-bevallig als zijn beste, smaakvolste reclameprenten. Welk een artiest nom d\m aom, van top tot teen, even./ inch ! .' En daarbij schoot mij een passus uit Zola's voorwoord van het Assommoirdrama te binnen: //Je trouve adorables les toilettes d'aujour'd hui. La modernitém'attendrit. Une Parisieuue avec ses petites bottines, ses jupes si compliquées, ses gants, son chapeau, est pour moi Ie plus merveilleux sujet qui puisse tenter un peintre." Dat heeft o.a. wellicht het meest de verparizeerde Belg Alfred Stevens allerschitterendst in praktijk gebracht. Chéret bestudeert de kleur voortdurend naar de natuur. Hoewel hij soms bejammert, geen klassieke kunst-studies gemaakt te hebben, de ne pas tre passépar l'Ecole"!), staat 't wel haast vast, dat juist zijn zelfstandige opleiding als autodidakt zijn machtige oorspronkelijkheid van fantaixiste heeft ontwikkeld en doen rijpen. //Aujourd'liui," verhaalde hij aan een interviewer, //je m'applique a voir dans Poeuvre que je fais Ie bonqtiet, e'est-a-dire Diarmonieux assemblage des taches de couleur, toute préoccupatiou de dessin et de composition mise a part." Zooals Chéret ze ziet, opvat, afbeeldt, verdient de vrouw, waar zij zich in al de glorie harer koketopwekkende bevalligheid, al de heerlijkheid van haren wereldsch-éleganteu chic openbaart, waarlijk wel, door de andere helft van het menschdom, voor zoover deze althans voor de zalige, zinnelijke betoovering der SCHOONHEID ontvankelijk is, reeds uitsluitend ter wille dier schoonheid zonder meer Das Schone, das Güttcr und Mcnsclieu bejïwmget, gelijk Schiller in zijn Niinie zegt vergood, aangebeden te worden. En al neemt iu Ch ret's werk de Venus victrix ook vaak de ge daante en trekken der Venus vulgivaga aan, zoo behelst toch een uitspraak van een der eerste parijsche kunst-kritici waarheid: ,/jamais impudique, malgrédes costumes quelquefois tres déeolletés; si elle est presque mie, c'est un artiflce de toilette, pour tre encore plus belle, mais il ne lui viendra pas u l'idée d'êtrc polissonne." Toen ons gesprek eens op dit eenigszins teêre punt kwam, bekende Chéret, de //natuurlijke" vrouwen-vormen 't mooist van alles te vinden, //et c'est pourquoi je les habille Ie inoins possible sur mes affiches." Deze gulle bekentenis geeft den sleutel tot de prachtige naaktheid zijner vrouwenbeelden, die bij Puriteinen (zie Mephisto's Man darf das nicht vor keuschen Ohren nennen, Was keusche Herzen nicht entbehreu könuen") zooveel fatsoenlijke preutsehlieidsaanstoot verwekt. In 't oog vallend is hierbij 's kunstenaars gepro nonceerde voorliefde voor dunne, soms broodmagere vrouwen. Half Januari '91 vertelde hij hieromtrent aan Gabriel Mourey van l'Evenement het volgende. Ie u'ai jamais songéa faire de la pornographic. L'idée de faire quelque cliose d'indécent ne m'est jamais \enue. Pornographie! Qiioi ? Oücommenec, oii fluit la pornographie ? D'oii vient que ce qui est considérécomme pornographique a l'ontoisc ou u Avignou, ue l'est pas ;\ Paris ? De quartier a- quartier mrme, Ie jugement, du public varie. Alors, a quoi se lier? La facon de voir d'un catholique diü'rre de celle d'un protestant. Qui est 1) «Sr//, des Beaux-Arts." iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiii'""""""!*! Hield ik het niet lang uit, zei hij. Die hitte! En de dienst dien had ik mij, eerlijk gezegd, bij de Hollanders lichter voor gesteld. Nu, ik zei hun spoedig vaarwel, voer naar Shangai en speelde daar een beetje koopman. Mijn chef was over mij tevreden. Ik kreeg de Engelsche correspondentie en later ook het boekhouden. Maar weet ge met dat domme credit en debet daarmee ver gist men zich licht! Ik zette dikwijls een post, die onder debet behoorde aan den kant van het credit en omgekeerd. God, het waren maar kleinigheden, maar mijn goede chef' kon zich daar vreeselijk over opwinden. Dus dat gaf ook weer niets. Met gebroken vleugels, keerde ik naar het lieve vaderland terug. Wie kan er tegen zijn guignon? (zuchtend) Kellner, nog een cognac! Ja, ziet ge en nu heeft men mij badcommissaris gemaakt in het kleine staalbad R hlheim. En ik geloof dat dit nu juist iets voor mij is! Niets dan smachtende, bleekzuchtige dames Sneltrein naar Bazel instappen! klonk daartusschen de waarschuwing van" den con ducteur. - Nu, mijn waarde heer Testra, zei ik, mijn boeltje bijeen pakkend en den ouden be kende de hand reikend, ik wensch u van harte toe, dat uw t/uiynon voor altijd afscheid van u moge nemen ! Vriendelijk dank. Goede reis! En het kleine intermezzo was voorbij. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl