Historisch Archief 1877-1940
930
DE AMSTERDAMMER
A°. 1895.
WEEKBLAD VOOR NEDEELAND
Dit Nummer bevat een Bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Zondag 2) April
Abonnement per 3 maanden /'l.50, ir. p. poslf 1.65
Voor Indiëi>sr jaar _. mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiën van 1?5 regels /l. 10, elke regel meer
Reclames per regel
0.20
0.40
BERICHT.
In het eerstvolgende nummer
van het Weekblad" zal het eerste
stuk verschijnen van een histo
rische novelle van Prof. dr. JAN
TEN BRINK, getiteld:
\H,ISIÏ\ ROBESPIERRE.
Eene novelle uit het tijdperk
der Terreur".
iimiiimiHimiiiiiiiiiiii
iiiiiiiimmimmiiiHiiiiu
IN H o v DI
VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Het lot der kinde
ren onder onze wetten. Vrede gesloten. SOCI
ALE AANGELEGENHEDEN : Wetgeving in Frankrijk,
door Pro Socio. TOONEEL EN MUZIEK: Yvette
Guilbert, door Z. Z. Z. Muziek in de hoofdstad,
door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: De
muurschilderingen van J. de Lalaing in het stadhuis
te Brussel, door P. d. M. Het laatste proces van
James Mc. Neill Whistler. door Ph. Z. Tine, door
Z. Z. Z. NEDEELAND IN BEELD EN SCHRIFT:
Gezondheidsleer, door 3. H. G. Tentoonstelling
van Hotel- en Reiswezen, historische aanteekeningen
door door F. v. d. Goes. SCHETSJES : Brieven uit
Indië, door Kromo Widjojo. FEUILLETON: Een
jongmensch met protectie, naar KlansRittland. (Slot).
SCHAAKSPEL. YOOR DAMES, door E-e
BECLAMES. VARIA. ALLERLEI. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
lliiiiiimiiiiiiiilliiiiiliiiiimiiiiiiiliiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiiiimiiitiitiiiiii
Het lot der kinderen onder
onze wetten.
Onder dit opschrift, geeft de
antirevolutionaire Nederlander, eenige staaltjes
van opzettelijke
kinderen-verwaarloozing, waaruit men kan zien hoe noodig
eene wijziging onzer wetgeving, ten op
zichte van de ouderlijke macht, is. Zij
zijn ontleend aan het Advertentieblad
voor 's-Gravenhaagsehe handelaren en
industriëelen, en medegedeeld door den
heer F. F. Hubscher.
Daar leeringen wekken, maar voor
beelden trekken m. a. w. daar feiten
dieper indruk maken dan redeneeringen,
laten wij den hoofdinhoud van dat schrij
ven hier volgen.
- Uit den Haag.
Hoe vaak ziet men aan den open
baren weg niet het minst in de
drukst beloopen straten hetzij een
man of een vrouw luid zingende
voortslenteren, met een kind op den arm
en een of meer kleine kinderen bij zich,
een en ander ten doel hebbende het
medelijden van het publiek op te wek
ken en op deze wijze geld te verzame
len. Op de meest tochtige hoeken wordt
soms langdurig dan stil gehouden en
dit gaat van den ochtend tot den avond
soms tot tien uur en dan worden deze
beklagenswaardige kinderen er maar
aan opgeofferd.
Uit Zetten.
Een verwaarloosd, haveloos kind werd
op Talitha Kümi opgenomen. Zij is de
dochter van een bekend dronkaard, hier
in den omtrek. Zij was elf jaar oud .en
had nooit iets geleerd ; door weer en
wind werd zij uitgezonden om te bede
len. De man had in een oogenblik, dat
er een beter gevoel opkwam in zijn hart,
er in toegestemd, dat zijn dochtertje een
goede opvoeding zou krijgen, zonder dat
hem dit iets kostte, want anderen be
taalden voor het kind.
Toen het meisje een weinig thuis ge
raakte en wat begon te leeren, haalde
de vader haar terug. Hij kon niet buiten
haar, want sedert zij weg was, kon hij
niet meer naar de kroeg gaan. Zij bedelde
zijne jenevercenten bijeen.
De man kwam er rond voor uit. Hij
kon haar desnoods met de politie laten
weghalen. Er is geen wei in ons land
die dit kind beschermt.
Uit den Haag.
Het is waargenomen, dat een op deze
wijze geëxploiteerd kind een halven
notendop op den naakten rug had ge
bonden, in welken dop zich een levende
spin bevond, welke het kind onophou
delijk steken toebracht, en door welke
marteling het kind voortdurend weende,
waardoor de bedelende vrouw haar doel
bereikt zag.
Uit Zetten.
Eene vrouw, die te Rotterdam woon
de, had hare twee dochters zoo klein
mogelijk hier op Talitha Kümi laten
brengen. Zij leidde een bekend slecht
leven. Zij zag niet naar de kinderen om,
maar informeerde van tijd tot tijd zijde
lings of zij mooi werden. Zij kon daar
over tevreden zijn; het waren lieve
meisjes met frissche knappe gezichtjes.
Toen die meisjes 15 en 1H jaar oud
waren haalde de moeder ze terug. Het
is niet noodig te zeggen waarom en
waarvoor. Zij bracht zulke opgeschikte
kleederen voor haar mee, dat de arme
kinderen zich bitter schaamden, daar
mede over den weg en door het dorp
te gaan.
Schreiend gingen zij weg ; zij wisten
zeer goed, wat men van haar zou ver
langen.
Er was niets aan te doen. Wij moe
ten ze laten gaan. Daar is geen wet in
ons land, die deze kinderen beschermt.
Uit den Haag.
Het is voorgekomen, dat een langs
de huizen bedelende vrouw een kindje,
dat zij op den arm droeg, telkens met
een speld stak, door welke kwelling het
kind natuurlijk luid begon te weenen,
waardoor eveneens het medelijden van
het publiek werd opgewekt.
Honden worden in bescherming ge
nomen, maar zulke onschuld/ge kinder
tjes niet.
Uit Zetten.
Een zeer arm, verwaarloosd kind uit
Amsterdam werd sedert eenigen tijd in
Talitha Kümi verpleegd en moest op
voorschrift van den geneesheer, daar het
zijn zaak was, ter harer versterking
een bepaalde koudwaterbehaudeling on
dergaan.
De moeder noemde dit mishandeling
en kwam haar terughalen.
Hier gekomen begon zij te begrijpen,
dat het op voorschrift van den dokter
geschiedde. Het was haar al dikwijls
geschreven; maar zooals zij zeide, had
zij het niet begrepen !
O!" zeide zij tot de directrice, doet
u het op voorschrift van den doktor!
Dan is u een edel mensen! Maar ik ben
hier nu eenmaal en zal haar toch maar
terugnemen."
Men vroeg waarom? want zij begon
hier goed te leeren en zich aardig te
ontwikkelen.
Och, zij is thuis zoo noodig !
Ook dit meisje is noodig om te bede
len. Zij bedelt thans voor haar moeder
en kwam nog niet lang geleden, dus in
dezen zelfden kouden winter bij een onzer
vrienden 's avonds om tien uur schreiend
een boterham vragen, omdat zij dien
dag geen eten had gehad.
Als wij tegen den wil der moeder ge
tracht hadden dit kind te houden en te
beschermen, dan zouden wij in aanraking
gekomen zijn met justitie en politie.
Als het maar een hond was geweest!
Uit Zetten.
In een stad in de buurt kwam een
meisje van tien of elf jaren voor de
rechtbank wegens diefstal van een paar
laarz?n. Haar vader had haar dien dief
stal laten begaan om de laarzen te
verkoopen. De rechters zagen dat het
een aardig kind was en hadden mede
lijden met haar. Zij wisten den vader
over te halen, het kind naar Talitha te
zenden; zoo hij dit deed en haar daar
liet tot zij volwassen was, zou de
schande der gevangenis haar bespaard
worden.
De vader gaf zijn toestemming, maar
na een jaar dacht hij, dat de zaak wel
vergeten zou zijn en kwam hij het
kind weghalen. Hij had het knappe,
schrandere meisje noodig om voor hem
te bedelen en te stelen. Zij bracht meer
in dan de anderen.
Politie en justitie waren onmachtig dit
kind te beschermen. De wet gaf den
vader recht op het kind.
Zij zit nu in de gevangenis.
Uit den Haag.
Niet lang geleden bevond ik mij des
avonds 10 uur aan het Plein en hoorde
ik het volgende gesprek tusschen drie
in de nabijheid staande kleine kinderen.
Hoeveel heb jij al?"
Zestien cent."
Ik heb er acht."
Dus nog 6 cents, dan kunnen wij
naar huis gaan."
Uit dit gesprek meende ik te kunnen
afleiden, dat de kinderen order hadden
ontvangen dertig cents te bedelen en
niet eerder thuis te komen.
Is zulk een toestand niet ongehoord,
hart verscheurend?
Ik herhaal en zou wel duizendmaal
willen herhalen, honden worden in be
scherming genomen maar zulke
weerlooze kinderen niet."
Deze gevallen zijn slechts zeor enkele
uit vele; men zou een reeks van schrikbre
feiten kunnen verhalen, waaruit blijkt
hoe in ons land de Staat zich bleef ont
trekken aan de vervulling van den plicht
der menschelijkheid jegens het ongeluk
kig kroost van ontaarde ouders, en
de overheid gevangenissen bouwende en
bevolkende alleen weet te straffen, maar
tot verbeteren onbekwaam is.
Dit onderwerp werd in den laatsten
tijd meermalen ter sprake gebracht, en
men herinnert zich hoe mr. Levy onder
den titel: Kinderbescherming en ouder
lijke macht" daarover een brochure heeft
uitgegeven, waarin hij onder de
aanteekeningen een kort overzicht heeft opge
nomen van den Stand der buitenlandse/te
wetgeving nopens de ontzetting run de
?vaderlijke mncht. Daarin leest men, om
er slechts het begin van mede te deelen:
Italië. B. W. van l Januari 18SJ6.
Art. 283. Bevoegdheid tot algeheele of
partieele ontzetting, op verzoek van
bloedverwanten of van het O. M.
Spanje. B. W. v. 24 Juli 1889. Ont
zetting als preventieve maatregel, in
geval van mishandeling of corruptie
(Art. 171).
Rusland. Ook preventief: de rechter
kan den vader, die ruw optreedt, zijne
macht ontnemen.
Puien heeft eene wet van 13 Juni
182ü: de jurisprudentie strekt tot de
ouders uit de mogelijkheid van ontzet
ting van voogdij wegens wangedrag enz."
Het zou de moeite loonen, dit over
zicht volledig te geven. Maar noodig
is het niet.
Ieder weldenkend mensch erkent,
de ontzetting uit de vaderlijke macht
moest in ons land beter zijn geregeld.
Ieder is daar ten volle van overtuigd,
en zij, die als opvoeders bekend zijn met
de ergerlijke toestanden, waarvan bier
boven eenige voorbeelden werden gege
ven, wel het meest.
Waarom zijn wij dan nog niet verder
gekomen ?
Vraag dit aan het Parlement.
Plet parlementair stelsel zooalshet
heerscht ten onzent is bijna een
vloek.
Zoolang het parlement blijft werken,
of liever gezegd blijft niet-werken,
zullen zelfs de noodigste hervormingen
zich laten wachten, en zalNederland steeds
meer achteraankomen onder de be
schaafde volken, ofschoon het eenmaal
onder de voorsten in de rij een plaats
heeft ingenomen.
Laten toch de parlementsleden hoe
langer hoe meer het initiatief' nemen
tot aan vulling onzer gebrekkige wet
geving, tot er eindelijk uit het parlement
commissies voor wetgeving gevormd
worden. Op den duur gaat het toch
zoo werkelijk niet.
Vrede gestolen.
Hadden de eerzame burgers uit Goethe's
Faust hun Paascbwandelingetje in het jaar
1895 gemaakt, dan zouden zij waarschijnlijk
hebben gezegd :
Nichts bessers weiss ich mir au Sonn-und Eeiertagen,
Als cin Gespriicli von Krieg und Kriegsgeschrei,
AVenn draussen, in der Mandschurei,
Die Volker auf eicander schlagen.
Doch de Paasch-Maandag bracht reeds
het bericht, dat het met den oorlog in het
Verre Oosten gedaan is en dat China de
door Japan gestelde vredesvoorwaarden had
aangenomen.
Welke die voorwaarden zijn, weet men
eigenlijk nog niet. Er zal een oorlogsschat
ting worden betaald ; het eiland
Formosa en eenige andere punten zullen door
China aan Japan worden afgestaan ; een
belangrijk deel van het Chineesche grond
gebied zal door Japan worden bezet ; Korea
zal tot een onaf hankelijken staat worden
geproclameerd. Maar omtrent het bedrag der
oorlogsschatting ver schillen de opgaven, even
als omtrent de af te stane en te bezetten pun
ten en omtrent den duur dier bezetting. Ook
schijnt de onafhankelijkheid van Korea niet
onvereenigbaar te worden geacht met een
Japansch protectoraat.
Voor eenigen tijd werd van Japansche zijde
het gerucht verspreid, dat Japan van China
zou eischen vrijdom van invoer van allerlei
soorten van machinerieën, het recht voor
vreemdelingen van elke nationaliteit, om in
China iiijverheidsondernemingen te vestigen,
de opening van alle Chineesche waterwegen
voor den buitenlandschen handel, de
wegruirning van alle natuurlijke of kunstmatige
hindernissen, die tot dusver den toegang voor
groote vaartuigen versperden, en de uitbrei
ding van het aantal traktaathavens. Omtrent
al deze zaken, die voor den Europeeschen
handel van het grootste belang zouden zijn,
omdai Japan de bedongen voorrechten niet
voor zich zelf alleen zou eischen, maar die
aan alle andere mogendheden toegestaan zou
willen zien, verluidt in de telegrammen slechts
weinig. Alleen wordt gesproken van eene
verlaging der /;' kin (het invoerrecht in de
traktaat-havens) tot 2 pCt. en van de open
stelling van zes of zeven nieuwe traktaat
havens.
De meest verrassende mededeeling is zeker
die, volgens welke tusschen China en Japan
een offensief en defensief verbond zou worden
gesloten. Zulk een plotselinge overgang van
vijandschap tot vriendschap zou zeker zeer
verrassend zijn, maar de oorlog heeft reeds
zoovele verrassingen gebracht, dat men zich
bij den vrede ook op onverwachte wendingen
moet voorbereiden.
Intusschen dient niet uit het oog te worden
verloren, dat volgens de laatste telegrammen