De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 21 april pagina 11

21 april 1895 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 930 BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Tradden xMuller en die lastige Gerritsen hen 'herinnerd aan het eindigen van de telefoon?eonceseie met Sept._ aan at., maar de heeren begrepen de moeielijkheid van de zaak niet, ?<tf begrepen haar maar al te goed, in elk ;geval, zij hadden geen haast, en zoo zag zich 'de heele Raad in de impasse gebracht, waaruitzijal applaudisseerende zich lieten uitleiden, in de hoop, dat de buitenwereld niet zou be; grijpen, hoe B. en W. hun een voordracht -deden slikken, waaraan een afgrijselijk luchtje ?was. Maarjij bent ook zóó onbehoorlijk fijn van ?van neus. Wat kan je dat nu schelen, hoe de buitenwereld daarover denkt? Je bent zelf geen raadslid. Het is een verstandige zet van ;je, dat niet te willen wezen, want nu geef je Jiet publie_k uit de winkelstraten ook niet de gelegenheid zijn kruideniersopinies over het beleid van iemand uit de Bocht te laten luch ten. Jrj regeert maar, en er is geen sterveling die je iets maken kan, tenzij de een of'andere krant, waarin ze de komijnen kaas of de ge rookte paling wikkelen ; alleen om de vijf jaar krijg je met de Koningin te doen, nu en die leen je familiaar genoeg, om er zeker van te wezen, dat ze je niets zal maken, en mocht «r ooit van die zijde eenig gevaar dreigen, ?dan ben ik er ook nog... Vening kreeg een.zenuwachtigen trek om den mond, en zei eerst niets, maar liet mij door zijn zwijgen duidelijk blijken, dat hij er volstrekt niet van hield, dat er met hem ge dold werd. De vent heeft in zijn houding en gezicht iets, dat het moeilijk maakt hem te tutoyeeren, zoodat ik me zelf' er soms op .betrap u tegen hem te willen zeggen, een woordje, dat ik uitsluitend voor het Hof be-waar en dat ik dezer dagen weer druk zal «loeten gebruiken. Maar, «op begon-hij even later, in wat je zegt is eenige waarheid ge legen; niet alleen ik als Burgemeester, ook de raadsleden moesten niet aan eeii verkiezing onderworpen z\jn ; ware dit het geval geweest, al dat rumoer in de zitting van Woensdag zou lang zoo luid niet geklonken hebben, maar die kiezers maken de zachtzinnigste menschen tot nijdige schreeuwers. En dan geloof ik, dat ik den Raad niet bij wijze van uitzondering, maar meer als regel in het ge heim zal moeten laten vergaderen. Geloof me, toen we met gesloten deuren de ?telefoonzaak behandelden, vlogen er natuurlijk ook wel spaanders, maar toch niet zoo als van de week, terwijl er een stel reporters zat om de redevoeringen voor de dagbladen op te teekenen. De publiciteit en het kiesrecht, Brommeyer, ?oefenen een hoogst verderflijken invloed op het karakter der overheidsperspnen uit, juist als een al te stevige borrel op iemand die een kwaden dronk over zich heeft, om nu niet te spreken van een ,babbelroeske", zooals .ze het in het land mijner vaderen noemen, waarmee bijna al mijn raadsleden zijn aan gehaald. Toch zal het je moeite kosten den Raad, zpoals die nu is, tot het houden van geheime .zittingen te bekeeren, merkte ik op, je radi calen Neen, sprak Meinesz op stelligen toon, daar behoef je niet bang voor te zijn; die zrjn in dat opzicht al even handel baar als de rest; je begrijpt toch wel als we met elkaar het er over eens konden worden, om de heele telefoongeschiedenis in een on deronsje af te doen, we nog wel iets meer kunnen besluiten, zonder dat het publiek daar iets van te weten komt.... vóór het te laat is om nog een woordje mee te spreken. Maar er is _een ander bezwaar, je zult dan van die geheime zittingen de notulen moeten kunnen publiceeren, want, zooals je uit mijn opmerking in de openbare zitting zal zijn gebleken, het zijn wel heel nette menschen stuk voor stuk, maar aan hetgeen er in het geheim is gesproken houden zij zich niet altijd bij het publiek debat. _ Nu, ik moet eerliik verklaren, dat dat selieua gepraat van Meinesz over een college, ?waarmee ik toch niets meer te maken wil heb ben, mij ietwat begon te vervelen. Ik had bovendien juist andere dingen aan het hoofd, zaken van meer gewicht voor stad en land, want even te voren had ik een brief van v. Houten ontvangen, waarin hij mij schreef, dat de kieswet nu bij H. M. de Regentes was, en daar hij op spoedige terug zending had aangedrongen dat staatsstuk hoogst waarschijnlijk de reis mede naar Am sterdam zoude maken. Hij had dit opzettelijk zoo geregeld, blijkbaar in overleg met de Ranitz om een ongezochte gelegenheid voor mij te openen er met de koningin over te spreken, wat ik zeker moest trachten te doen, daar dit ontwerp, zooals hij het uit drukte, nu een zuiver pruttelman-brommeij ?eriaansch kiesrecht bevatte, dat alle gevaar voor een verhuizing van het proletariaat naar het Binnenhof voorkwam, en de wet des lands en de stabiliteit van den troon voor tientallen van jaren bevestigde. Hij achtte het daarom ten zeerste gewenscht, dat ik reeds Zaterdagmiddag bij de ontvangst aan het station zou zijn, in groot tenue, met mijn commandeurskruis van de Leeuw en gaf mij voorts in vrij duidelijke bewoordingen te ken nen, dat er aan gedacht werd mijn vrouw tot dame du palais te benoemen, op bijzonder verlangen van het koninginnetje, volgens wier zeggen, zulk een aardige verstandige man, wiens bezoek op het Loo zij zich nog altijd herinnert, zeker een heel lieve vrouw moest hebben, waardig om tot den hof kring te wor den toegelaten, en wanneer dan, zoo ein digt v. Houten, dat snoeperig dochtertje van u. die zoowel om'de uitstekende hoe danigheden van haar hart en van haar geest, als om den buitengewonen roep die er uitgaat van uw brandkast, zulk een begeer lijke partij moet zijn, aspiraties mocht heb ben naar iets meer aristocratisch dan er in Amsterdam zelfs voor een jong meisje uit de Bocht te bereiken valt, zou er, dunkt mij, het uitzicht geopend zijn, op de vervulling van De moeilijkheden met de telefoon. VENING MEIXESZ: Met die telefoon kan ik maar niet opschieten. Om met Hubrecht verbinding te krijgen, zullen we een gemeente-telefoon moeten aanleggen. Misschien dat hij dan spreken wil. een der dierbaarste wenschen, die uw vaderhart kan koesteren. Wat zeg je daarvan, vroeg ik aan Meinesz. dien ik den brief liet lezen ... Wat hij daar aan 't slot over Thérèse schrijft, is gekheid, ik bedank er voor om ooit een kleinkind _ op mijn knie te krijgen, waartegen ik Graaf of Baron zou moeten zeggen, als ik zijn naam voor de grap voluit zei, en dat zeer waar schijnlijk op een gouden rammelaar uit de hoogte zou neerzien, omdat hij blauw bloed in zijn aderen had. En wat juffrouw Goedhart betreft, ik heb ze al genoeg gereleveerd door een Mevrouw Brommeijer van haar te maken. Kwam zij in den hofkring terecht, zij zou daar zeker een schoonzoon gaan zoeken, want ten vrouw met een huwbare dochter, is nog gevaarlijker dan die dochter zelf, en de mijne zou, geloof ik, zonder eenige zielswroeging haar eigen man onder de huwelijksgift begrijpen, als zij er een aanstaanden schoonzoon maar gelukkig mede kon maken. Op mij kan zonder gevaar de attentie vallen maar zij blijft thuis. Maar voor het overige, wat zeg je van dien brief? Ik had wel gezien dat Meinesz een beetje spijtig keek toen hij hem las. Hij had hem uit, en las hem nog eens door... n omdat hij nog niets zei, stootte ik hem aan zijn arm en vroeg: heb jij, zoo oud als je bent, nu ook weieens zulk een brief gekregen van een Minister, in overleg met een kabinetssecreta ris, haast zelf van een koningin ? En wat zei daarop de jaloersche kerel: Brommeijer, Van Houten houdt je voor den mal!" Zoo zie je al weer, hoe klein een groot man kan zijn. Sjoerd was geslagen door mijn verheffing; hij kon de zon niet in het water zien schijnen. Het stak hem dat zo bij mij kwamen en niet bij hem. Ik stond nu zoo hoog... dat zelts Meinesz niet wougelooven dat iemand zoo kan worden opgevoerd... Ik kon op mijn beurt daarom niet boos op hem worden... Hij leek me daarvoor te nietig, te kwajongensachtig, te ridicuul. Ik begon onwil lekeurig te lachen, en (laar hij onnoozel genoeg was om te denken, dat ik hem gelijk gaf, lachte hij ook, en zoo gaven wij, schuddende van ple zier, elkander de hand,terwijl Meinesz nog eens uitriep: Zoo'n v. Houten, wat een grap !! Ja zeg ik, een Minister als een clown uit een paardenspel!. .. Je hebt gelijk Sjoerd. Ga jij nu maar weer naar je telefoon. Adieu!! Van louter pret heb ik mijn oude zieke beenen nog eens in de lucht gegooid, tot groot verbazing van Thérèse, die op me toevloog en uitriep: Papa, wat scheelt u ? Dat is zeker de lente, u wordt weer jong! En 't ding wou zoo waar met me gaan walsen in de kamer, maar ik duwde haar van me af en zei, op eens weer aan den ernst van de tijden denkende: zeg aan je moeder, dat ze mijn galacostuum, mijn commandeurs kruis en extra fijn linnengoed klaar legt.... ik moet morgenmiddag naar het station. iiiiiiiiiiHiiimiiiiiiiiMiiiimiiiHHiiiiimiimfimiii SNUIFJES. (Ingezonden.) Den Haag, 17 April 180r>. de Jïedadeiir, Ik heb zóó dikwijls ondervonden, dat het gedrukte woord blijft hangen waar men het niet vermoedt en, soms lang naderhand, eene werking uitoefent die dan raadselachtigschijnt, dat ik mij genoodzaakt voel mijnen tegenzin te overwinnen en iets te antwoorden op den laft'en en onverklaarbaren toeleg om mij be lachelijk te maken, in uwe rubriek «snuifjes" in het Weekblad van Zondag 11 April jl. Het bestaat alleen hierin dat ik uwen lezers wensch medetedeelen, dat mijne tegenwoordige medewerking aan de Xieuwc lïoltfnlaiiisclte Courant strikt en uitsluitend bepaald is tot datgene, wat uw Snuifjes-man noodig gevon den heeft in herinnering te brengen, name lijk het schrijven der overzichten van het gesprokene in de openbare vergaderingen der Tweede Kamer. Haar «correspondent" ben ik niet. In het voorloopige bericht betreffende den inhoud van van het wetsontwerp tot wijziging der Personeele Belasting heb ik zóó weinig de hand gehad als in laat mij maar zeggen het vredestractaat van China met Japan. Over de juistheid of onjuistheid van bedoeld bericht schort ik mijn oordeel op totdat het wetsontwerp bekend zal zijn. Mij dunkt het zou verstandig zijn indien ieder dat deed. Over het bewuste »snuifje" alleen nog dit. Aardig te zijn ten koste van een ander, heeft nooit voor kiesch of edelmoedig gegol den. Als echter pok de verontschuldiging van »aardig" te zijn ontbreekt, dan blijft er slechts reden voor eene qualificatie, die ik in de pen houd dewijl gij haar als een voor wendsel zoudt kunnen gebruiken om mij de opheldering te weigeren, welke ik recht ge loof te hebben aan uwe lezers te geven. Met verschuldigde achting, Uw Dv. Dr. H. L. F. PISUISSE. Ook wij hebben dit tegen den snuifjesman, dat hij maar geen snuifje kan aanbieden zonder iemand te hebben, die hij dat presen teeren kan. Aardig is hij naar onze meening hoogst zelden en 't zou overweging verdienen, dat hij in plaats van met een snuitdoos met een doosje klontjes iu zijn zak liep dan kon hij de tweevoeters met rust laten en de viervoeters plezier doen op zijn manier. Wij hopen dat' het schrijven van den heer Pisuisse hem eindelijk daarvan eens overtuigen zal. RED. Meneer de L'etlekteur.' Ik doe Uw weten het berigd in het grone weekblat, as zou den heer Piessuuisse van mijn de snipers uit de pampiermant van de minister hebben gekogt, niet waar is. Ik vint het heel slecht van Uwe snufjesman mij zoo te bek laden en die heer Piessuuisse ook wij zijn allcnbeij zoo onschuldeg as pasgeboore kindere ik bin een cerleijke schoomaakstur die ieder het zijne geef en weet aleen van een heer mit eeu rooie snor die in die mant heef gegrabelt maar buite mijn om. JAXSJI: STOFFER. Schravenbiigen 17 Appril 18!F>. Nu we op n dag n van den heer Pissuisse n van Jansje Stotter een schrijven ontvan gen hebben, waaruit blijkt dat de snuifjesma'u onzen lezers iets op den mouw heeft willen spelden, zal wel niemand langer gelooven, dat zijn berichten zonder voorbehoud vertrouwen verdienen. RED.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl