Historisch Archief 1877-1940
No. 930
BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Tradden xMuller en die lastige Gerritsen hen
'herinnerd aan het eindigen van de
telefoon?eonceseie met Sept._ aan at., maar de heeren
begrepen de moeielijkheid van de zaak niet,
?<tf begrepen haar maar al te goed, in elk
;geval, zij hadden geen haast, en zoo zag zich
'de heele Raad in de impasse gebracht,
waaruitzijal applaudisseerende zich lieten uitleiden,
in de hoop, dat de buitenwereld niet zou
be; grijpen, hoe B. en W. hun een voordracht
-deden slikken, waaraan een afgrijselijk luchtje
?was.
Maarjij bent ook zóó onbehoorlijk fijn van
?van neus. Wat kan je dat nu schelen, hoe
de buitenwereld daarover denkt? Je bent zelf
geen raadslid. Het is een verstandige zet van
;je, dat niet te willen wezen, want nu geef je
Jiet publie_k uit de winkelstraten ook niet de
gelegenheid zijn kruideniersopinies over het
beleid van iemand uit de Bocht te laten luch
ten. Jrj regeert maar, en er is geen sterveling
die je iets maken kan, tenzij de een of'andere
krant, waarin ze de komijnen kaas of de ge
rookte paling wikkelen ; alleen om de vijf jaar
krijg je met de Koningin te doen, nu en die
leen je familiaar genoeg, om er zeker van te
wezen, dat ze je niets zal maken, en mocht
«r ooit van die zijde eenig gevaar dreigen,
?dan ben ik er ook nog...
Vening kreeg een.zenuwachtigen trek om
den mond, en zei eerst niets, maar liet mij
door zijn zwijgen duidelijk blijken, dat hij er
volstrekt niet van hield, dat er met hem ge
dold werd. De vent heeft in zijn houding en
gezicht iets, dat het moeilijk maakt hem te
tutoyeeren, zoodat ik me zelf' er soms op
.betrap u tegen hem te willen zeggen, een
woordje, dat ik uitsluitend voor het Hof
be-waar en dat ik dezer dagen weer druk zal
«loeten gebruiken. Maar, «op begon-hij even
later, in wat je zegt is eenige waarheid ge
legen; niet alleen ik als Burgemeester, ook de
raadsleden moesten niet aan eeii verkiezing
onderworpen z\jn ; ware dit het geval geweest,
al dat rumoer in de zitting van Woensdag
zou lang zoo luid niet geklonken hebben,
maar die kiezers maken de zachtzinnigste
menschen tot nijdige schreeuwers. En dan
geloof ik, dat ik den Raad niet bij wijze van
uitzondering, maar meer als regel in het ge
heim zal moeten laten vergaderen.
Geloof me, toen we met gesloten deuren de
?telefoonzaak behandelden, vlogen er natuurlijk
ook wel spaanders, maar toch niet zoo als
van de week, terwijl er een stel reporters zat
om de redevoeringen voor de dagbladen op
te teekenen.
De publiciteit en het kiesrecht, Brommeyer,
?oefenen een hoogst verderflijken invloed op
het karakter der overheidsperspnen uit, juist
als een al te stevige borrel op iemand die een
kwaden dronk over zich heeft, om nu niet
te spreken van een ,babbelroeske", zooals
.ze het in het land mijner vaderen noemen,
waarmee bijna al mijn raadsleden zijn aan
gehaald.
Toch zal het je moeite kosten den Raad,
zpoals die nu is, tot het houden van geheime
.zittingen te bekeeren, merkte ik op, je radi
calen Neen, sprak Meinesz op stelligen
toon, daar behoef je niet bang voor te
zijn; die zrjn in dat opzicht al even handel
baar als de rest; je begrijpt toch wel als we
met elkaar het er over eens konden worden,
om de heele telefoongeschiedenis in een on
deronsje af te doen, we nog wel iets meer
kunnen besluiten, zonder dat het publiek
daar iets van te weten komt.... vóór het te
laat is om nog een woordje mee te spreken.
Maar er is _een ander bezwaar, je zult dan
van die geheime zittingen de notulen moeten
kunnen publiceeren, want, zooals je uit mijn
opmerking in de openbare zitting zal zijn
gebleken, het zijn wel heel nette menschen
stuk voor stuk, maar aan hetgeen er in het
geheim is gesproken houden zij zich niet altijd
bij het publiek debat.
_ Nu, ik moet eerliik verklaren, dat dat
selieua gepraat van Meinesz over een college,
?waarmee ik toch niets meer te maken wil heb
ben, mij ietwat begon te vervelen. Ik had
bovendien juist andere dingen aan het hoofd,
zaken van meer gewicht voor stad en land,
want even te voren had ik een brief van
v. Houten ontvangen, waarin hij mij
schreef, dat de kieswet nu bij H. M. de
Regentes was, en daar hij op spoedige terug
zending had aangedrongen dat staatsstuk
hoogst waarschijnlijk de reis mede naar Am
sterdam zoude maken. Hij had dit opzettelijk
zoo geregeld, blijkbaar in overleg met
de Ranitz om een ongezochte gelegenheid
voor mij te openen er met de koningin over
te spreken, wat ik zeker moest trachten te
doen, daar dit ontwerp, zooals hij het uit
drukte, nu een zuiver pruttelman-brommeij
?eriaansch kiesrecht bevatte, dat alle gevaar
voor een verhuizing van het proletariaat
naar het Binnenhof voorkwam, en de wet
des lands en de stabiliteit van den troon voor
tientallen van jaren bevestigde. Hij achtte het
daarom ten zeerste gewenscht, dat ik reeds
Zaterdagmiddag bij de ontvangst aan het
station zou zijn, in groot tenue, met mijn
commandeurskruis van de Leeuw en gaf mij
voorts in vrij duidelijke bewoordingen te ken
nen, dat er aan gedacht werd mijn vrouw tot
dame du palais te benoemen, op bijzonder
verlangen van het koninginnetje, volgens wier
zeggen, zulk een aardige verstandige man,
wiens bezoek op het Loo zij zich nog altijd
herinnert, zeker een heel lieve vrouw moest
hebben, waardig om tot den hof kring te wor
den toegelaten, en wanneer dan, zoo ein
digt v. Houten, dat snoeperig dochtertje
van u. die zoowel om'de uitstekende hoe
danigheden van haar hart en van haar
geest, als om den buitengewonen roep die er
uitgaat van uw brandkast, zulk een begeer
lijke partij moet zijn, aspiraties mocht heb
ben naar iets meer aristocratisch dan er in
Amsterdam zelfs voor een jong meisje uit de
Bocht te bereiken valt, zou er, dunkt mij, het
uitzicht geopend zijn, op de vervulling van
De moeilijkheden met de telefoon.
VENING MEIXESZ: Met die telefoon kan ik maar niet opschieten. Om met Hubrecht verbinding te
krijgen, zullen we een gemeente-telefoon moeten aanleggen. Misschien dat hij dan spreken wil.
een der dierbaarste wenschen, die uw
vaderhart kan koesteren.
Wat zeg je daarvan, vroeg ik aan Meinesz.
dien ik den brief liet lezen ... Wat hij daar
aan 't slot over Thérèse schrijft, is gekheid,
ik bedank er voor om ooit een kleinkind _ op
mijn knie te krijgen, waartegen ik Graaf of
Baron zou moeten zeggen, als ik zijn naam
voor de grap voluit zei, en dat zeer waar
schijnlijk op een gouden rammelaar uit de
hoogte zou neerzien, omdat hij blauw bloed
in zijn aderen had.
En wat juffrouw Goedhart betreft, ik heb
ze al genoeg gereleveerd door een Mevrouw
Brommeijer van haar te maken. Kwam zij in
den hofkring terecht, zij zou daar zeker een
schoonzoon gaan zoeken, want ten vrouw met
een huwbare dochter, is nog gevaarlijker dan
die dochter zelf, en de mijne zou, geloof ik,
zonder eenige zielswroeging haar eigen man
onder de huwelijksgift begrijpen, als zij er een
aanstaanden schoonzoon maar gelukkig mede
kon maken. Op mij kan zonder gevaar de
attentie vallen maar zij blijft thuis.
Maar voor het overige, wat zeg je van dien
brief?
Ik had wel gezien dat Meinesz een beetje
spijtig keek toen hij hem las. Hij had hem uit,
en las hem nog eens door... n omdat hij
nog niets zei, stootte ik hem aan zijn arm en
vroeg: heb jij, zoo oud als je bent, nu ook
weieens zulk een brief gekregen van een
Minister, in overleg met een kabinetssecreta
ris, haast zelf van een koningin ?
En wat zei daarop de jaloersche kerel:
Brommeijer, Van Houten houdt je voor
den mal!"
Zoo zie je al weer, hoe klein een groot
man kan zijn. Sjoerd was geslagen door mijn
verheffing; hij kon de zon niet in het water
zien schijnen. Het stak hem dat zo bij mij
kwamen en niet bij hem. Ik stond nu zoo
hoog... dat zelts Meinesz niet wougelooven
dat iemand zoo kan worden opgevoerd...
Ik kon op mijn beurt daarom niet boos op hem
worden... Hij leek me daarvoor te nietig, te
kwajongensachtig, te ridicuul. Ik begon onwil
lekeurig te lachen, en (laar hij onnoozel genoeg
was om te denken, dat ik hem gelijk gaf, lachte
hij ook, en zoo gaven wij, schuddende van ple
zier, elkander de hand,terwijl Meinesz nog eens
uitriep: Zoo'n v. Houten, wat een grap !! Ja
zeg ik, een Minister als een clown uit een
paardenspel!. .. Je hebt gelijk Sjoerd. Ga
jij nu maar weer naar je telefoon. Adieu!!
Van louter pret heb ik mijn oude zieke
beenen nog eens in de lucht gegooid, tot
groot verbazing van Thérèse, die op me
toevloog en uitriep: Papa, wat scheelt u ? Dat
is zeker de lente, u wordt weer jong!
En 't ding wou zoo waar met me gaan
walsen in de kamer, maar ik duwde haar
van me af en zei, op eens weer aan den ernst
van de tijden denkende: zeg aan je moeder,
dat ze mijn galacostuum, mijn commandeurs
kruis en extra fijn linnengoed klaar legt....
ik moet morgenmiddag naar het station.
iiiiiiiiiiHiiimiiiiiiiiMiiiimiiiHHiiiiimiimfimiii
SNUIFJES.
(Ingezonden.)
Den Haag, 17 April 180r>.
de Jïedadeiir,
Ik heb zóó dikwijls ondervonden, dat het
gedrukte woord blijft hangen waar men het
niet vermoedt en, soms lang naderhand, eene
werking uitoefent die dan raadselachtigschijnt,
dat ik mij genoodzaakt voel mijnen tegenzin
te overwinnen en iets te antwoorden op den
laft'en en onverklaarbaren toeleg om mij be
lachelijk te maken, in uwe rubriek «snuifjes"
in het Weekblad van Zondag 11 April jl.
Het bestaat alleen hierin dat ik uwen lezers
wensch medetedeelen, dat mijne tegenwoordige
medewerking aan de Xieuwc lïoltfnlaiiisclte
Courant strikt en uitsluitend bepaald is tot
datgene, wat uw Snuifjes-man noodig gevon
den heeft in herinnering te brengen, name
lijk het schrijven der overzichten van het
gesprokene in de openbare vergaderingen der
Tweede Kamer. Haar «correspondent" ben
ik niet.
In het voorloopige bericht betreffende den
inhoud van van het wetsontwerp tot wijziging
der Personeele Belasting heb ik zóó weinig
de hand gehad als in laat mij maar zeggen
het vredestractaat van China met Japan.
Over de juistheid of onjuistheid van bedoeld
bericht schort ik mijn oordeel op totdat het
wetsontwerp bekend zal zijn. Mij dunkt het
zou verstandig zijn indien ieder dat deed.
Over het bewuste »snuifje" alleen nog dit.
Aardig te zijn ten koste van een ander,
heeft nooit voor kiesch of edelmoedig gegol
den. Als echter pok de verontschuldiging
van »aardig" te zijn ontbreekt, dan blijft er
slechts reden voor eene qualificatie, die ik
in de pen houd dewijl gij haar als een voor
wendsel zoudt kunnen gebruiken om mij de
opheldering te weigeren, welke ik recht ge
loof te hebben aan uwe lezers te geven.
Met verschuldigde achting,
Uw Dv. Dr.
H. L. F. PISUISSE.
Ook wij hebben dit tegen den snuifjesman,
dat hij maar geen snuifje kan aanbieden
zonder iemand te hebben, die hij dat presen
teeren kan. Aardig is hij naar onze meening
hoogst zelden en 't zou overweging verdienen,
dat hij in plaats van met een snuitdoos met
een doosje klontjes iu zijn zak liep dan
kon hij de tweevoeters met rust laten en de
viervoeters plezier doen op zijn manier. Wij
hopen dat' het schrijven van den heer Pisuisse
hem eindelijk daarvan eens overtuigen zal.
RED.
Meneer de L'etlekteur.'
Ik doe Uw weten het berigd in het grone
weekblat, as zou den heer Piessuuisse van
mijn de snipers uit de pampiermant van de
minister hebben gekogt, niet waar is. Ik vint
het heel slecht van Uwe snufjesman mij zoo
te bek laden en die heer Piessuuisse ook wij
zijn allcnbeij zoo onschuldeg as pasgeboore
kindere ik bin een cerleijke schoomaakstur
die ieder het zijne geef en weet aleen van
een heer mit eeu rooie snor die in die mant
heef gegrabelt maar buite mijn om.
JAXSJI: STOFFER.
Schravenbiigen 17 Appril 18!F>.
Nu we op n dag n van den heer Pissuisse
n van Jansje Stotter een schrijven ontvan
gen hebben, waaruit blijkt dat de snuifjesma'u
onzen lezers iets op den mouw heeft willen
spelden, zal wel niemand langer gelooven, dat
zijn berichten zonder voorbehoud vertrouwen
verdienen.
RED.