De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 21 april pagina 5

21 april 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.930 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Haar verhouding tot Dekker: »sa préaence me fait vivre; il est si bon et noble." *Si Dekker est content, j'ai du courage pour tout, mais quand lui il est triste et irritable, il me faut Ie doublé..." »Lui avec tous ses carts, il m'aime comme peu de femmes sont aimées. Je crois qui c'est que j'aie l'avantage de Ie comprendre; non pas que mon esprit est si levé, mais je crois que je Ie comprends par l'intelligence du coeur, et encore, je me reproche si souvent que je ne suis pas assez grande, que je ne sais pas assez m'élever a sa grandeur d'ame, qu'il me manque tant pour tre la digne femme d'un poète, d'un génie. Car ce n'est pas toujours chose facile, surtout pour moi. Je suis d'un caractère trop doux, j'aime trop Ie calme, ce qui est en moi souvent une faute." »I1 y a longtemps que je n'ai pas visite ton père, mais je ne suis pas libre quand mon mari est a la maison. Il aime que je suis auprès de lui, surtout Ie soir, et je dois Ie] ménager. Il a tant de soucis et de contrariétés, que moi j e dois tout faire pour ne pas 1'irriter." Het is Januari '64; Dekker is veel op reis het gezin heeft in voortdurende onzekerheid ge leefd, maar de ergste zorgen zijn nog niet aan gebroken. Maar reeds schrijft Tine : »Dekker compte sur moi. Je ne serais pas digne d'ètre sa femme, si je manqüe a mes devoirs. Autrefois, quand Dekker fut toujours au près de moi, c'était beaucoup plus facile. J'ai menéune vie exceptionelle et tres excentrique ; j'étais animée par lui. Aujourd'hui je ?suis seule, je dois agir moi-même. Car si Dekker est préoccupé, je dois Ie ménager en tout; il est tres irritable; pourquoi je ne lui dis plus toutes mes pensees . . . Oh, comme j'aimerais de passer les bois de Java remplis de tigres, moi seule, si cela tait Ie chemin de pouvoir venir auprès de toi !" En daarna komen klachten als: »C'est, je me sens si fatiguée de tout. Ich bin sehr müde" ; een uiting van blijheid, dat de jonge Eduard geen genie is : »je ne les crois pas heureux ni pour soi-même ni pour les autres." In Augustus: »J'envie les morts. Quel doux repos ! . . . . Dekker zal wel eens slagen, maar wanneer ? En in dien tijd moeten wij toch leven. .... Zijn liefde voor mij en de kinderen is touchant; en wreed is 't van de wereld dat te ontkennen .... Gij, mijn lieve engel, gij zijt er toch van overtuigd, nietwaar? dat Dekker ons recht lief heeft, ja, mijn kind ? Ik zoude zoo gaarne wenschen, dat gij ons intime leven kendet, en dan zoudt ge zelve geindigneerd zijn, hoe men de waarheid te kort doet." En dan weder: »La mort peut nous surprendre; j'y pense si souvent." Juni '65 : »Mon coeur est malade". October : »Vois-tu, ma chère enfant, si je veux t'écrire toute la vérité, ce ne serait qu'un long cri de douleur." November: »J'avais trop a te dire, mais je l'aurais du dire tout pres de toi a vive voixAprès ton départ j'ai trop souffert." Zij heeft naar Indiëwillen gaan met Nonnie. »Mais mon mari m'a priéde ne pas Ie faire; il ne voulait pas se séparer de moi. Il me disait qu'il serait brisépour toujours." De armoede neemt hand over hand toe, en de schuldeischers vallen haar voortdurend meer lastig. Zij onder vindt ondankbaarheid op den koop toe. »J'aimerais I1HIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiMiiimtiiimiMiiiiiimiim hij leefde, was mij een raadsel. Mijn be langstelling in hem nam echter ook meer en meer af. Op zekeren dag 't was in Augustus en gloeiend heet moest ik hem iets meedeelen en ging hem in zijn woning opzoe ken. Hij woonde nu in een zeer klein, vuil, vervallen huis in de Mehernet-Alistraat, ver van het voorname gedeelte der stad. Ik klopte tevergeefs. Eene Griekin, die op dezelfde verdieping woonde, kwam naar buiten en beduidde mij door teekens, daar ik haar Nieuw-Grieksch niet verstond, dat mijnheer de Testra de binnenplaats over en naar het achterhuis gegaan was. Daar woonde, zooals ik wist, een oude Hongaarsche schoenlapper met zijn talrijk gezin. Ik ging het binnenplein over, trad het armoedige gebouw binnen en klopte aan een deur. »Entrez," hoorde ik Testra's stem. Ik trad binnen maar deinsde een oogenblik terug voor de ontzettend walgelijke lucht, die mij tegemoet kwam. Op zijn vuile legerstede lag de oude Hon gaar met angstig, smartelijk vertrokken gelaat, de handen krampachtig gebald, kermend van pijn. Testra stond voor zijn bed, juist van plan hem een warmen doek op het lijf te leggen. Toen hij mij herkende, wenkte hij mij terug te keeren. Kom niet dichter bij, riep hij bezorgd ik geloof dat de man cholera heeft. Eerst schrikte ik. Maar toen naderde ik het bed. Volgens alles wat ik over die vreeselijke ziekte gehoord had, scheen Testra's vermoeden mij juist toe. Hij vertelde mij: -- hoe 's morgens vroeg, toen hij in het achterhuis gekomen was, om den ouden Fervényi een paar schoe nen te brengen om te lappen (deze bekentetant de jouir encore un peu, car il y a tant de choses qui font du bien an coeur. Mais moi je ne vis plus; j'ai toujours des agitations cruelles. Je souffre trop. L'idée me vient assez souvent d'en finir avec la vie, mais mon coeur saigne de quitter les enfants, et Ie courage me manqüe." Ten einde raad, vlucht zij naar Amsterdam (April '66), en dan is het dadelijk: »J'ai un capital en moi qui porte un intérêt, lent quelquefois, mais toujours sur: Ie courage!" Doch de dagen komen, dat voor Dekker in weken zelfs geen warm eten is, vrouw en kinderen krijgen het op krediet, »chaque fois que je me mets a table, les larmes me sutfoquent." Maar: »Ne pense pas queje perds Ie courage. Non, je veux triompher, je veux faire tout mon possible de sortir de cette misère, et de ne pas trop aigrir mon coeur; car si je perds les doux sentiments, alors je dois mourir." Mevrouw Omboni weet haar in Italiëeenige lessen te bezorgen en vol moed trekt zij met haar kinderen er henen. Met Dekker is zij in levendige briefwisseling. De hoop op een zorgeloozen tijd is nog niet opgegeven: hij spiegelt haar voor, welk een liefde hij haar dan zal toe dragen, over haar komt een weinig zielerust. »La vie que je mène est tout tranquille. Grande economie, mais sans soucis. De temps en temps je ris, même sans toi." Maar Multatuli roept zijn vrouw naar den Haag, om met hem en Mimi samen te wonen. Zij gaat. Dat is een nood lottige vergissing. »Ce qui est sur, c'est que je me suis trop pressée de partir. Les soucis ne sont pas encore finis". Een passage als deze: JEcoute, ma toute chère, je ne sais pas quand et comment, mais que Ie temps viendra de nous revoir est sur et certain. Je Ie sens et mon pressentiment ne fait jamais défaut. En attendant que je t' cris j'ai Ie coeur gros; comme j'aimerais d'ètre dans ta chambre a coucher oüon tait si bien! Comme je te voir a, ta table d'ouvrage, et Ie balcon avec les fieurs, Loutje, Loutjou chère, comme tu m'as consolée bien souvent" schijnt reeds te wijzen op het zieleleed, dat met dit Haagsche samen wonen over Tine is gekomen. Doch in' denzelf den brief nog prijst zij Mimi, en zegt: »Si l'argent ne manquerait pas, tout sera parfaitement en ordre." Maar het wordt anders. In October roemt zij in het bezit van haar kinderen, als wil zij met die gedachte het gemis van een verlies verdrijven. Zie hoe zij zich groot houdt. »J'ai la ferme conviction que j'ai bien fait; ma tache n'est pas facile, je te prie de Ie croire, mais je me maïtrise, et en même temps j'exige Ie res pect sans dire une parole Quelquefois je suis tres mélancolique, mais avec un peu d'eifort cela passé." Is het niet alsof hier een vrouw spreekt, die het gevoel heeft van te staan boven haar omgeving'? Maar dit is het laatste oogenblik van moed. Haar leed wordt zoo groot, dat zij het niet meer onder de oogen durft zien. »Je n'écris plus a personne. Dés que je serai plus a mon aise. je t'écrirai plus amplement. Il me serait impossible de te faire comprendre notre position. Elle est des plus ernbrouillées, et cela serait encore a supporter, mais intérieurement je ne suis pas : mon aise. Je suis triste, je m'enuuie." Hoe smar telijk is de vergelijking met haar huwelijk: »Vous, tous les deux, vous comprenez la route qu'i! faut marcher. Vous savez Ie but de votre existence.'' Illllllllimillllllllll' """l lllilllilllllliillllllmiiiHllliiiiiiiml nis viel den voormaligen dandy blijkbaar niet zeer gemakkelijk) hij de geheele familie -- een ruwe troep die den goedigen ouden man altijd mishandelde in vreeselijke op winding had gevonden, daar zich bij groot vader kenteekenen van cholera hadden voorgedaan. De menschen waren door zulk een panischen schrik aangegrepen, dat zij zoo spoedig mogelijk hun allernoodigste bezittingen bijeengepakt en het huis ver laten hadden hoewel Testra hun ont steld gesmeekt had: dat zij toch den ongelukkigen zieke niet als een stervenden hond, zonder alle hulp in het huis zouden In ten liggen.?Grootvader maakt het toch niet lang meer! hadden zij geantwoord en waren gevlucht om zich zelf te vrijwaren. Nu en zoo bleef ik alleen met hem, zoo be sloot hij zijn verhaal. Zijt gij dan niet bang? vroeg ik. Ja, een held ben ik niet bepaald, wat ziekten aangaat, bekende hij lachend.?weet ge, alles slaat mij zoo licht tegen. Maar het helpt toch niets. Ik ben in de eerste j plaats naar een in de buurt wonenden Griek schen arts geloopen, die mij bevestigd heeft, dat, volgens zijn opinie, hier een geval van cholera asiatica was De zieke begon weer luider te jammeren. Testra gaf hem een lepel medicijn, die kalmeerend werkte. Mijnheer de baron is zoo goed, zoo goed, stamelde de oude man, de hand van zijn verpleger aan de verdroogde lippen brengend. Het was in de kamer bijna niet uit te houden. De gloeiend heete Egyptische zomerlucht daarbij de, wegens den aard der ziekte natuurlijk onverdragelijke stank. Het was bijkans niet te dragen. Ik zal dr. Friesberg verzoeken hier te j komen misschien weet die raad, stelde : ik Testra voor, toen ik heen ging. Hij wilde En hoe mat en frasenachtig later nog een zin als: »le pauvre Dekker a tant de contrariétés. Je puis Ie soulager et je ne Ie ferais pas ?" Geheel openhartig is zij weder hier: »Ne me crois pas ingrate ni froide de coeur. Je pense a toi aussi affectueusement que possible, mais crire n'est plus mon fort. Je me sens trop abattue. Mon coeur saigne. Je souffre trop cruellement et je n'ai plus d'illusions, hélas! Voila pourquoi que je suis comme morte. Le passéme torture et l'avenir me fait peur." Zij is nu weder terug in Italië, gebroken. Me vrouw Omboni verhaalt hoe arm zij het had. Een versleten japon en doorgeloopen schoenen. Maar zij bleef in haar manieren »de parfaite dignitéet de parfaite distinction." Zij gaf lessen, en al haar oude leerlingen spreken nog van haar met ver eering. Toch is zij gebroken: »Si tu me trouves pluis froide, c'est, ma chère enfant, que moi je ne suis plus la même personne d'autrefois. Le mal heur a fait ses ravages." Wannér gij haa.1 zoo aanschouwt, ziek, arm, op, gaan de schitterende woorden van de opdracht van den Havelaar op klatergoud gelijken, waar mede het genie zijn slachtoffer tooit in onbe wust sarcasme. Er komt opstand in u tegen het lot, dat aan de grootheid van den man heeft ge koppeld het ondergaan van de vrouw; de vraag rijst, of onharmonische naturen als die van Mul tatuli, en zoo teeder-impressionabele karakters als Tine niet verschijningen zijn, uit een on harmonische maatschappij gesproken, en de eenige bevrediging bij het lezen van deze brieven ligt in de hoop, dat er een tijd zal aanbreken waarin de kracht van den man door zijn waardigheid zal worden geëvenaard, en de teederheid in de vrouwenziel zal wonen naast tierheid en trots op eigen waarde, waarin de nobele figuren naast elkander zullen gaan in blijde gemeenschap. Z. Z. Z. Weyl en Weilen. De heer Jósef Weyl te Weenen is overleden. in den ouderdom van 75 jaar. Weyl en Weilen waren twee dichters, die in den beginne vaak met elkander verward werden, omdat Weilen eigenlijk ook Weyl heette. Maar spoedig wist ieder het onderscheid. Weyl was de lieveling van een vast kringetje, dat er op gesteld was, door een ferme klucht de lever te laten schudden. Weilen zocht het hoogerop, maakte ieder jaar een tragedie, of een historisch blijspel, dat gere geld in het Burgtheater werd opgevoerd, soms bijval vond, soms werd uitgerloten, het nimmer lang heeft uitgehouden, want nu is geen enkel j van zijn stukken meer op het répertoire. | Beider ambtenaarsloopbaan was evenzeer verI schillend. Zij begonnen heel ondergeschikt, en Weyl is op zijn oud plaatsje blijven zitten, terwijl \ AVeilen Ilegierungsrath is geworden, en ridder von Weilen. Weyl werkte in de administratie der ! politie. Weilen werd custos in de hof bibliotheek. Hij gaf den kroonprins Iludolf onderwijs in litteratuurgeschiedenis en den aartshertog Johann Orth gewone geschiedenis erbij. Van den kroon prins wordt verteld, dat hij, toen in tegenwoor| digheid van verschillende heeren en zijn leer meester de vraag : Shtikespere of Bacon werd be! sproken, gezegd heeft: »wie van beiden de drama's 1 geschreven heeft, weet ik niet, maar zeker is het, dat Weilen ze niet heeft gemaakt." Intusschen was de prir.s op Weilen gesteld, want hij maakte hem redacteur van het onder zijn patronaat uitmet mij meegaan tot aan het binnenplein, maar vol angst riep de bevende stern van den oude hem na: Niet heen gaan, mijnheer de baron, mij niet alleen laten sterven ! Gehoorzaam keerde de jonge man om. Dr. Friesberg was helaas de stad uitgereden naar de Abadyc (landgoed) van een zieken Pacha, en kon eerst den volgenden morgen den Hongaar bezoeken; hij vond hem toen reeds in doodstrijd. De heer de Testra had gedurende den ganschen, bangen doodsnacht, zijn post aan het sterfbed niet verlaten. Jammer, jammer! zei ik weer tot rnijzelven. Alles heeft de natuur dit menschenkind geschonken, de heerlijkste gaven van lichaam, geest en gemoed, schoonheid,beminnelijkheid, geest, aantrekkelijkheid en goedheid des harI ten; waarom ontzegde zij hem de eenegroote j deugd, die eerst den man vormt, de band j die dezen overvloed van goede eigenschappen l tot een zegenrijk geheel verbindt, het cement [ dat deze welgevormde steenen tot een hecht gebouw had kunnen samenvoegen het ne noodigste: de energie?" | Slechts eenmaal heb ik hem later nog ge sproken. Ik hoorde dat hij ziek lag in het Diaeonessenhuis. Zijn woest leven, het, in 1 een heet klimaat, dubbel gevaarlijke, alcohol gebruik, hadden hem een ernstige leverkwaal berokkend. Men vreesde dat zich een abces had gevormd. Ik voelde een innerlijken aandrang om naar hem toe te gaan. Hij lag in een zaal, met vele andere zieken samen derde klasse. Een vroolijke lach verspreidde zich over zijn uitgeteerde gelaatstrekken, toen hij mij zag. Helder schitterden zijn blauwe oogeu; zij hadden de glanzige, glazige uitdrukking i die het symptoom van een leverabces is. i Morgen word ik geopereerd, waarde con»ekomen werk: »Oesterreich-Ungarn in Wort und Bild." Weilen had de gunst der grooten lief, Weil heeft er zich nimmer om bekommerd. Hij leefde bescheiden, dichtte stilletjes voort, en redigeerde in zijn vrije uren den Polizei-Anzeiger. Maar wanneer ergens een feest was, zat Weyl gaarne onder de deelnemers. Hy was een slag vaardig improvisator en een nimmer falend gelegenheidsdichter. Als het kleine, nijdige, magere mannetje opstond, lachten de menschen al, maar met zyn tooneelwerk is het toch niet beter afgeloopen dan met Weilen's op kothurnen gaande poëzie. Alleen n van zijn gedichten is bewaard ge bleven, want Strauss heeft het gecomponeerd: het is »An der schonen blauen Donau", dat op een karnevalsavond werd gezongen door de Weener mannenzangvereeniging. - Een van zijn grafredenaars noemt Weyl: «Belustiger der Hauptstadt im rolizeigebiiude". Goethe als politicus. Goethe was, het is algemeen bekend, tegelijk dichter en staatsman; te Weimar maakte hij deel uit van het ministerie, en was hij geheimraad, en de groothertog luisterde gaarne naar zijne adviezen. Het was totnogtoe onbekend, onbe wezen althans, welke politieke richting hij was toegedaan; alleen de jongeren namen aan, dat hij ook hier wel een onbarmhartig aristo- en autocraat zou zijn geweest, gelijk overal elders. Om de strijdvraag uit de wereld te helpen, heeft in '89 de tegenwoordige groothertog aan de Götheforscher inzage gegeven in de officieele be scheiden van Göthe's tijd, en twee van de meest beroemden onder hen, Bernhard Suphan en Ottokar Lorenz doen thans hun best, op grond daarvan te bewijzen, dat Göthe liberaal is geweest. Feitelijk echter gelukt het hun alleen, vast te stellen dat de dichter in 1780 voorstander is geweest van de openbare strafoefeningen door de kerk. Wanneer men daarbij bedenkt, dat Göthe nimmer zijn anti pathie heeft trachten te verbergen tegen de con stitutie, door den groothertog aan de Saksers ge schonken, dat hij een onoverwinlijken afkeer had van de vrijheid van drukpers, en het parlementarisme zoo laag vond, dat hij zelf weigerde aaa den Landdag verantwoording te doen, blijft er van zijn liberalisme niet veel over. Hij was en blijft aristocraat. Een honderdjarige. De duitsche vertaalster van S 'ribe's D.imenkrirf/ (Bataille des JJames), Frau Mühling, vierde den Joden April haar honderdsten verjaardag. Zij heeft onder den pseudoniem Olfen tal van fransche werken naar de duitsche schouwburgen overgebracht: Der Kinderarzt, Knie Geldfrage, en andere reeds lang vergeten drama's. Maar nu is het werk van Scribe weder voor den dag gehaald en te harer eer in het Schiller-theater gegeven. Zes en dertig van haar zeventig na komelingen waren daarbij tegenwoordig. Frau Mühling was van 1S22 tot 1840 zelf actrice. Onder haar protectie ging Meyerbeer's Huge noten het eerst in Duitschland, en maakte Malibran en Henriette Sontag haar opwachting voor de duitschers. De verjaardag der oude dame, van wie een der zoons de eigenaar is van het bekende hotel de Rome, Unter den Linden, en een der kleinzoons buitenlandsch correspondent der Frankf. Ztng., werd door de familie niet alleen, maar door de gansche wereld van kunst en letteren gevierd. Frau Mühling geniet nog een uitstekende gezond heid, al blijft zij treuren over het verlies van haar echtgenoot, met wien zij 59 jaar gehuwd is geweest. sul, riep hij mij t-e en dan kan alles nog weer goed worden ? Maar dan ge zult eens zien dan begin ik een nieuw leven. Uit eigen kracht zal ik er mij weer boven op werken!.... Mijn beste consul, verzocht hij mij toen echter trots al zijn plannen om zich zelf te helpen, toen ik na een kort bezoek heen ging, nietwaar, misschien zoudt gij wel de groote goedheid willen hebben eens te schrijven aan den Hofmaarschalk in.... (hij noemde de residentie van den regeerenden vorst, zijn bloedverwant) hoe ziek ik ben. Misschien helpt men er mij nog eenmaal weer boven op. Twee dagen later, toen ik nog eens naar hem kwam zien, was alles voorbij. Het kwam zoo snel, van morgen vroeg vertelde mij de directrice: Wij hadden om den geestelijke gezonden, maar die kwam al te laat. Nu is de dood hem zoo onvoorbereid overvallen. Wilt gij hem nog eens zien ? Dit verzocht ik haar. Daar lag hij op zijn laatste leger, stijf en koud; met een wit laken bedekt. Ik lichtte het op en schouwde ontroerd op het stille gelaat, waaraan de dood de vroegere schoon heid had teruggegeven. Nu was hij overge gaan in een land, waar geen protectie meer helpt. De Heer zij zijn ziel genadig, zei de liefdezuster. Amen! Hij was een zwak en zondig mensen mijn arme Arno de Testra.... Maar wie weet, misschien doet de oude Fervényi, die hem is voorgegaan, daarboven een goed woord voor hem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl