De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 28 april pagina 5

28 april 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No.931 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kunde een plaats innemen, en wel in de speciale afdeeling gewijd aan de toekomstmaatschappij. Mme Marie Dronsart heeft zqn roman in het Fransch uitgegeven, onder den titel: Voyage en cCautrex mondes. De handeling heeft plaats in het jaar 2000; het boek is een van de vreemdste apologiën van industrie en wetenschap, een mengsel van Jules Verne, Edison en den mo^ dernen man van zaken, met een nauwkeurig bijbelkenner en een vrij sterk geloovigen spiritist. Op een tijdstip, niet ver van het onze verwijderd, dat men bezig is, de as van de aarde te onderzoeken, en midden uit de we reldzeeën door een weloverlegde combinatie van ontploffingswerken nieuwe werelddeelen aan het vasteland toe te voegen, aanvaarden drie Amerikanen, geholpen door een nieuwe uitvinding, de apergie, de reis naar den planeet Jupiter. Zij vinden hem in een stadium van ontwikkeling, dat overeenstemt met de antidiluviaansche periode der aarde; en terwijl z\j zich verdedigen tegen de voorwereldlijke monsters die het op hun leven hebben gemunt, of redeneeren over de geheim zinnige bedoeling van den Almachtige, werken zjj in der haast eenige plannen uit voor financieele ondernemingen, ter exploitatie van deze nieuwe wereld. Van Jupiter gaan zij naar Saturnus, waar pure geesten hun de geheimen van den dood ontdekken, en hun door zuiver physische en natuurlijke verschijnselen sommige duistere pas sages der Heilige Schrift duidelijk maken. Eindelijk komen zij «op onze moederaarde" terug, om haar as nader te onderzoeken! iiiniiiiiiiiiiniiii ETtNSCHAP Arische levensi M uit let onde Mie. Pancatantra. Novellen, vertellingen, fabe len. Uit het Sanskrit vertaald door H. G. v. D. WAALS, leeraar H. B. S. te Amsterdam. Leiden, J. M. N. Kapteyn, 1895. 4°. 151 blz. Wij moeten den heer H. G. van der Waals, leeraar aan de eerste H. B. S. met Sjarigen cursus te Amsterdam, hoogst dankbaar zijn dat h\j door zijne vertaling het Pancatantra bij ons beschaafd Nederlandsen publiek heeft ingeleid. Het Pancatantra is de titel eener Indische verzameling van fabelen, in 5 boeken, het oudste fabelboek, in Sanskrit geschreven. Het werd (volgens het verhaal) door Wishnugarman tusschen de 4e en 6e eeuw na C. vervaardigd, daarna op bevel van den Sassanide Nushirwan (531?578) in de Huzvoresch-taal of het Pehlesoi vertolkt, in de 9e eeuw ook in het Arabisch, later in het Hebreeuwsch, Syrisch en Grieksch, en eindelijk in bijna alle nieuwere talen vertaald. De oudste tekst onderging door de vele Oostersche uitgaven en bewerkingen natuurlijk veel verandering, waartoe reeds de aard van het werk zeer bijdroeg. De tekst is o. a. uitgegeven door Kosegarten )te Bonn in 1848) ec door Kielhorn en Bühler iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii provocateur! Weg met den schreeuwer!" klonk het luid. De man met de koperen stem balde de vuist, en riep nogmaals boven alle kreten uit: ? «Lafaards! Je durft niet! Kaak me niet aan. Het geldt je leven!" Het scheen, dat het vervaarlijk geluid grooten indruk maakte. De jonge citoyens, door de vrouwen muscadins gescholden, stonden een oogenblik onbeweeglijk stil. Daar steeg een luide kreet op uit de om standers : ??? »Leve de ciioyen Danton!" Een salvo van allerlei uitroepingen volgde. »Weg met den Septembriseur!'' »Hij heeft onze mannen en zonen naar de grenzen gezonden! Hij heeft ons honger doen lijden!" Een algemeen gegier van woedende vrou wenstemmen deed zich hooren. »Danton! Danton! Weg met den conspirateur !" De hooge gestalte wendde zich tot de vrouwen. Met verbazende handigheid en kracht sprong hij op een, tegen het huis van den cüoyen Obélin aangebrachten, naar bui ten uitstekenden sluitsteen van zerk. Hij greep met de linkerhand een ijzeren ring in den muur, en, de rechter opheffend, bulderde hij met zijn koperen keel, zoodat alle gerucht verstomde: «Luistert, jelui wijven en laf bekken van muscadins! Ja zeker! Sacrénom.... Ik ben Danton! Ik ben de voorzitter der Con ventie ten minste gisteren was ik het nog! Je moogt me uitschelden voor Septem briseur, voor conspirateur, dat raakt me niet aan mijne koude kleeren, sacrénom . ..! Maar n ding laat ik me door jelui kakelaarsters niet zeggen! Ik heb je mannen en zonen naar de grenzen gezonden. Dat heb ik, zoo waarachtig als mijn naam Danton is, zoo zeker als ik een eerlijk patriot ben. Ik deed het in September '92. om ons de Oostenrijkers en Pruisen van het lijf te hou den! Ik deed het voor een paar maanden, in April, om die vuilpoezen van royalisten en contra-revolutionnairen in de Vendée in de zoogenaamde Bombay Sanskrit Series (1868 vlg.), terwijl eene Duitsche vertaling met commentaar van Th. Benfey, in twee deelen, te Leipzig in 1859 verscheen. Later verscheen ook eene Duitsche vertaling van Fritze, die ik echter alleen ken door ds voorrede van den heer Van der Waals. Ten onzent is nog weinig uit het oorspronkelijk Sanskrit in het Nederl. vertaald, nl. wat de zoogenaamde fraaie letteren betreft. Behalve het werk van v. Limburg Brouwer (in De Gids, enz.) kunnen wij bogen op de vertolking van twee tooneelstukken van Kalidasa, nl. de Cakuntala of het herkenningsteeken, door Kern (1862), en de Malavikagnimitram of Danseres en Koning, door v. d. Vliet (1882). Hier en daar is in ver strooide tijdschriften wellicht nog meer versche nen, maar veel zal dit niet zijn. Ook hierom reeds verdient de heer v. d. Waals een woord van dankbare hulde. Een enkel woord nog over de verschillende bewerkingen van het Pancatantra. In de 6e eeuw na C., wij zagen het reeds, werd het Indische werk vertaald in de toenmalige hoftaal van Persië. De oudste der vertolkingen, die hierop steunde, is het Grieksche werk van een zekeren Symeon Seth, ongeveer 1080 na C. onder den titel van Stephanites en Ichnelates. Nog altijd ontbreekt hiervan een goede uitgave, uitgezonderd de Italiaansche van Puntoni, die zeer geroemd mag worden. Den grootsten invloed op de geschie denis der beschaving heeft, volgens Benfey, de Hebreeuwsche bewerking gehad, waarschijnlijk vóór 1250 vervaardigd, en waarvan kort daarna eene Latijnsche vertaling vertaling verschenen is. Het Hebreeuwsche werk schijnt echter nog niet uitgegeven te zijn. In de tweede helft der 13e eeuw werd daarnaar door Johannes van Capua eene Latijnsche vertaling gemaakt, die weer de grondslag is geworden van verschillende Duitsche uitgaven. En nu hebben wy slechts een klein gedeelte opgesomd van de vele bewerkingen van dit verouderde fabelboek. Wie er meer van wil weten kan in de inleiding tot de vertaling van Benfey en in Krumbachers Geschiedenis der Byzantijnsche Letterkunde (blz. 474?475) veel wetenswaardig» bijeenvinden. (1) Genoeg echter om aan te toonen dat wij hier met een der merkwaardigste voortbrengselen der letterkunde te maken hebben, dat later in verschillende moderne talen overgezet de stof leverde tot een geheele reeks van vertellingen, dat op het Decamerone van Boccacio zijn stempel heeft gedrukt, en de geheele middeneeuwsche literatuur heeft doordrongen. In de tweede plaats moeten wij letten op de Arische levenswijsheid, zooals onze Nederlandsche vertaler het terecht noemt, een levenswijsheid (1) Het werk wordt later genoemd de geschie denis der twee jakhalzen (Kalilah va Dimnah), in het Grieksch Stephanites en Ichnelates. Als de schrijver wordt later Bidpai genoemd. De lotgevallen van het werk kunnen vergeleken worden met het beroemde volksboek van Syntipas of Sindbad, enz. llHIIIIIIIIMIIIIIIlIIIlUlllllllllllltllltllllll kort en klein te doen schieten! Weet-je dan niet, uilskuikens! dat ons arme Frank rijk bloed aan duizend wonden sacr nom .... elk patriot, die een paar gezonde armen bezit, moet nu soldaat worden. Mille tonnerres! praat nu niet van mannen en zonen, want, dan ben-je niet waard, dat je op Franschen bodem geboren bent! Eene patriottische Fransche vrouw trouwt haar man en baart hare zonen niet voor haar eigen plezier, maar alleen voor het plezier van het vaderland. Op dit oogenblik mag niemand aan zich zelf, maar alleen aan het vaderland denken! Het vaderland is in ge vaar! Het kanon buldert aan alle kanten ! Weet-je dan niet, ezelskinderen! dat Valenciennes wordt gebombardeerd, dat Maintz verloren is met heel ons bezettingsleger dat Engelsche en Russische vloten Toulon bedreigen dat onverlaten van Fransche aristoos ons verraderlijk telijf vallen, in de Vendée, in de departementen, te Lyon, te Caen, te Marseille, te Bordeaux ? Het schurkenpak der gekroonde hoofden heeft met dat ontuig van Girondijnen, met die kweze laars uit de Vendée, met Pitt en Coburg, eene vervloekte samenzwering gesmeed, om onze luisterrijke revolutie te stuiten! Mas c daar zal niets van komen, foi de Danton .' Gelooft in Frankrijk, gelooft in Parijs ! Je zult brood hebben! Tegen maximum-prijs zul-je goed brood hebben. De c.ontmisnion des subsistances zal op last der Commune meel koopen! Op voorstel van Chaumette zal de Conventie dekreteeren, dat er uit de Panjsche burgers in de voorsteden een revolutionnair legertje van zes duizend man zal gevormd worden, om den toevoer van meel en levensmiddelen uit de ban-lieu tegen kwaad willigen te beschermen. Citoi/eniiesl toont, dat je een patriottisch hart in je lijf hebt, en vertrouwt op de Conventie " Een luid tromgeroffel deed zich hooren. Uit de rut, JVettfe des Petils Champs kwam een peleton gewapende burgers, die de wacht hadden gehouden in het gebouw der section de Ie Pelletier van de rue de la Michodière. Twee trommelslagers, met roode mutsen en frisch en vol van oorspronkelijke kracht, die de ziel is zoowel van dit werk als van de bekende Hitopadeca, eveneens een boek vol verhalen en spreuken, dat niet minder tintelt van gezond verstand en echte wijsbegeerte, en evenzeer in onze rijke moedertaal verdient te worden over gebracht. (Slot volgt). Amsterdam, April 1895. Dr. H. C. MULLER. Privaatdocent a/d Universiteit. De Niagara als historische getuige. Het is bekend, dat de Niagara door de weten schappelijke wereld werd aangehaald als historisch getuige van de ijsperiode. en dat een zeer een voudig rekensommetje werd toegepast, om te bepalen, hoe ver wij daarvan zijn verwijderd. Men mat de geheele lengte van de kloof, door het water gegraven, en wetende, dat ieder jaar de waterval 30 &, 40 centimeter uitholt deelde men het eene cijfer door het andere, en kwam dan tot een aantal jaren, dat varieerde tusschen de 3500 en 5000 jaar. Professor Spencer, een van Amerika's groote geologen, heeft echter uit gemaakt, dat deze methode al te primitief was. Hy veronderstelt, dat de Niagara ieder jaar even groot is geweest, en het is bewezen, dat de Hurommen eenmaal zijn wateren aan den anderen kant heeft gelooosd. Na nieuwe berekeningen komt de hoogleeraar thans tot een getal van 31000 jaren, die liggen tusschen de ijsperiode en nu. Les Kamtchatka." In de Nouvelle Revue geeft Léon Daudet een nieuwen roman, die tot titel draagt: Les Kamt chatka. De Kamtchatka zijn volgens hem zij, die de mode tot in haar uiterste zonderlingheden volgen, die volgestopt zijn met veroordeelen, de burgerij die geen raad meer weet, bewoners van mistige, gure en dorre streken, die langzamer hand een eigen mooi vinden en een eigen »génie" krijgen, bepaalde meubelen, een bepaald geloof, eigenaardige manieren en een eigen wijze van afmaken of ophemelen, meestal van afmaken al wat niet binnen den gezichtskring van hun apart schiereiland ligt. Wat Léon Daudet van zulk een gegeven zal maken 'i Aan Kromo fifljojo. (Zie Weekblad de Amsterdammer 21 April 1895.) Het is misschien erg vermetel, in debat te treden met iemand die zich Widjojo noemt, dat is overwinnaar, triumpheerder, doch ik reken op zijn naam Kromo waarvan de beteekenis is be leefd (Hoog = beleefd Javaansch heet bijv. kromo). Waar mijn geliefd Insulinde echter zoo schan delijk en in mijn oog geheel onverdiend wordt uitgekleed, dat er niets goeds meer van overblijft, daaa komt mijn hart daartegen in verzet. Op gevaar af van voor een burgerman met paridjas aangezien te worden (de vergelijking is vrij juist) moet ik erkennen de sawahvelden, amphiteaterschgewijze aangelegd, met talrijke nuanceering van groen en zachtblauwe bergen op den achtergrond mooier te vinden dan de strakke eentonige weilanden hier. lIlllllHitiHiiiHiiHiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllilliiiimilllliiiiiilllliiiniit witte leeren draagbanden over de borst ge kruist, bereikten den oploop voor het huis van den cüoyen Obélin. Danton, die met hoogklinkend geluid had gesproken, die aandachtig werd gevolgd, sprong van zijne verhevenheid, en snelde naar de naderende burgerwacht. »Je komt juist bijtijds, brave patriotten !" riep hij hun toe.?»Ben-je op patrouille?" »We zijn afgelost, citoi/en! We hadden de wacht in het gebouw der sec.tion de Ie Pelletier, hier vlak bij in de rue de la Micho dière. Wat beduidt deze samenscholing ?'" Het was een heel klein mannetje met eene hooge roode muts en een geweer op schou der, die dus sprak. Hij keek met grooten eerbied naar de reusachtige gestalte van Danton. »Arme citoyenws, die op brood wach ten, worden door een paar lafbekken van muxeadiiis gemolesteerd. ..." De jonge pronkers, die oogenblikkelijk na de verschijning der nationale garden zoo snel mogelijk wilden afdruipen, zagen zich plotse ling door de vrouwen en meisjes omsingeld, en den aftocht verhinderd. Danton was met een sprong naast den voorstander der acco lade fraternelle, en sleurde hem bij zijn groenen kraag in het midden der groep. >;Ziedaar, burger-korporaal! den léijant, die onze citoi/ennefs omhelst! Laat het be stuur der section de Ie Pelletier hem in ver hoor nemen. Zijn gedrag is suspect!" De jonkman huiverde van angst. Maar hij vermande zich, en sprak met vaste stem : »Burger Danton ! Ik doe een beroep op uwe bekende rechtvaardigheid. Ik ben een goed patriot, mijn naam is Brutus Renaudin. Ik ben de zoon van Jean Renaudin, luthier uit de rue des Capucines, die lid is van de jury bij het Tribunal revolutionnaire die een groot vriend is van den rertueux Maxlmilien Robespierre! Ik ben lid van de club der Jakobijnen, en woon de vergaderingen trouw bij! Niemand heeft mij ooit verweten, dat ik een slecht patriot ben! Sedert onze gezegende Revolutie begon, heb ik geijverd voor de vrijheid, voor de rechten van den mensch en Jaarlijks gaan honderde Nederlanders naar de Zwitsersche bergen om eens ander natuurschoon te zien dan de vlakke Hollacdsche landouwen, maar Insulinde is toch rijk aan plaatsen, liefelijker, of trotscher of overweldigender dan de meest gerenommeerde punten der Alpen. Zoo heeft elk land zijn eigenaardige bekoorlijkheid voor het oog van den bewonderaar der natuur, Holland ook, maar Insulinde zeker niet minder. De klacht dat de Europeaan in de binnenlanden verstoken is van alle geestelijk genot is niet nieuw. Dertig jaar geleden en later voortdurend hoorde ik hetzelfde zeggen; maar begrepen heb ik het nooit. Dertig jaar geleden stelde ik reeds de vraag: welk geestelijk genot smaakt men op een dorp in Nederland, waarvan men in Indi verstoken is ? En het resultaat was altijd dat het onderscheid zoo goed als nul is, voor iemand die niet stelselmatig Nurks wil zijn. Ik vrees dat Kromo te lang in de sociëteit gebleven is en onder den indruk geraakt der klaagliederen van zijn vriend den suikerlord. Dat de leestrommel slechts prullaria bevat, moet niet op rekening van Indiëgeschreven worden, maar is de schuld der impotentie der hedendaagsche auteurs. In elke leestrommel vindt men de Revue des deux mondes, de Gids, de Indische gids, de Tijd spiegel, Vragen des t\jds, de Revue Brittannique, de Economist, met tal van andere tijdschriften en illustraties en de meesten der pas verschenen romans in Hollandsen, Fransch, Engelsch en Duitsch. Over het algemeen wordt in Indiëoneindig veel meer gelezen dan in Holland, behalve dag bladen, maar Kromo zal toch in de tegenwoordige couranten geen geestelijk genot zoeken '! Even min zal dat wel te vinden zijn op de beurs, in Frascati op de veilingen, in de koffiehuizen, slechts zelden in de kerk. Rest dus nog de schouwburg, waar men tegenwoordig vrij algemeen goed en slecht geschreven stukken ziet en hoort (eigenlijk hoort men het meestal maar half) ver moorden en voor de zeer bevoorrechten enkele malen tentoonstelling van schilderijen c. s. en gedurende het seizoen zeer goede tot slechte muziek. Maar informeer nu eens hoeveel menschen die buiten wonen, bijv. in Gelderland en daar hun zaken hebben, werkelijk profiteeren van dat, voor Holland daarenboven zeer kostbare, geestelijk genot. En hoeveel jonge mannen, die in hun eigen onderhoud moeten voorzien en te veel energie hebben om zakgeld aan papa of mama te vragen, verdienen genoeg, zelfs in Am sterdam, om meer dan bij hooge uitzondering concerten bij te wonen. En bij hooge uitzonde ring kan de bewoner der binnenlanden van Java toch ook de stafmuziek te Batavia of goede con certen en zeer dragelijke opera's genieten te Batavia, Semarang of Soerabaia. Laat ons de zaken nemen zooals ze werkelijk zijn. Buiten het vak bepaalt zich het intellectueele leven van D5 pCt. Hollanders tot banale praatjes en erger in koffiehuis en gezelschap. Het intellectueel genot smaakt men slechts bij aangename, tevens degelijke en leerzame ge sprekken in zeer beperkten vriendenkring en datzelfde kan men ook genieten op het kleinste plaatsje in de binnenlanden van Java, waar een assistent-resident en dus Europeesche conver satie is. Ik hoop dat Kromo Widjojo nog vele brieven moge schrijven uit en over Indië, maar dat hij dan ook het vele goede dat daar gevonden wordt ook in de koffie eveneens zal zien en ge nieten. Sobat Baaik S O E K A \V O S O. IIIIIIllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMHIUIIIIlllllllllflflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII van den burger. De eeuw der algeheele vrij heid is nu eindelijk aangebroken in dit ge zegende jaar Twee der eene en ondeelbare Republiek. Ik ben van meening, dat de vrij heid overal moet worden toegepast en niet het minst in een zoo gewichtig opzicht als de accolade fraternelle '' Danton deed zijn best het niet luid uit te schateren van lachen. De vrouwenschaar riep uit n mond : »Weg met de muscadins.' Naar de sektie! Naar de sektie!" Op dit oogenblik trad een jonkman van even dertig jaar te voorschijn, gekleed als een fatsoenlijk man met hoogen hoed, rok en jabot. Hij legde zijne rechterhand op Danton's S schouder, en sprak : j »Hij heeft gelijk, mon chèr.' Hij vraagt om vrijheid voor la rqmblique de Cythère! j Brutus Renaudin heeft een acte van civisme j verdiend!" i Er klonk luid gelach. Danton hief de rechterhand op, en gaf de patrouille een wenk af te trekken. Luid trommelende verdwenen de mannen met roode mutsen in de rue Neuve des Petits-Chanq>s. »Burger Brutus Renaudin! dank den ! burger Camille Desmoulins, die voor u in de j bres sprong. En laat van avond de eitoyennes met rust!" j »Leve Danton! Leve Desmoulins!" i klonk het van alle zijden. ; De jongelieden gingen de beide vrienden voorbij, zwaaiende met hoeden en stokken. De vrouwen en meisjes schaarden zich weder in rijen van tweeën in de rue de Ventadour. Danton wierp een blik vol medelijden op de wachtende menigte, en fluisterde tot Camille : ! »Arme zielen! Ze geven hare nachtrust voor een brood van vier pond ! Dit moet anders worden, of het zal er slecht uitzien voor Chaumette en Pache! Ik moet je spre ken. Mijn hart is vol zorg! Er dient ge handeld te worden!" (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl