De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 5 mei pagina 3

5 mei 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 932 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mee wat. men elkaar gedachteloos naspreekt. Wie de vertaling wil prijzen, moet weerleggen wat, min of meer uitvoerig, in vroeger of in later tijd, tegen de vertaling is ingebracht. Niemand verlangt van den heer Rössing, dat hij een eigen oordeel hebbe in deze wellicht iiiet zoo heel ge makkelijke quaestie. Maar men verlangt dat, hij tegenover de gemotiveerde kritiek eene opinie stelle, met goede gronden gestaafd of liever gehe-el. zwijge. De heer Rössing is verstandig genoeg en lang genoeg werkzaam iu de journalis tiek, om te weten dat een hooge toon in zulke j aangelegenheden weinig beter dan bespottelijk is. i En zijn s'andpuut om te eischen, dat de beoor deelaars Burgersdijk zullen ,/evenaren in manne lijke, pittige en kernachtige taal'', laat, men het Dr. Burgersdijk nadoen !" is de naiviteit OTerdrijven. d.- H. v. d. G. niMIMIIIMIIIIMIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIMHIIIIimmillllllllllllllll Muziek in de Hoofdstad. Er is geen groot werk van Berlioz waarover minder gesproken en geschreven is dan over LEnfance du Chrisf, Mystère en trois parties, waarvoor hij ook den tekst schreef. Dit werk door den componist grootendeels voltooid in den zomer van 1854 in een Normandisch visschersdorp waar hij rust en herstel kwam zoeken legt in hooge mate getuigenis af van de veelzijdige gaven van dezen Franschen meester. Toen het den 12en December 1854, onder leiding van den componist, in de Salie Herz te Parijs werd uitgevoerd, had het zoo buitengewoon succes, dat naar de kroniek meldt de componist twintigmaal werd teruggeroepen en het werk in den loop van die maand tweemaal herhaald moest worden. Ook in Weimar en Brussel begroette men deze Mysterie met zeer groote ingenomenheid, toen Berlioz in Februari en Maart 1855 zelf dit werk aldaar dirigeerde. Doch zooals het met zoo vele scheppingen van dezen meester ging, men vergat spoedig den indruk toen men niet meer onfier den fascineerenden invloed van Berlioz' «persönliche Leitung" (zooa's de Duitschers zoo gaarne zeggen, hoewel ik nog altijd niet begrijp wat in die beteekenis eene »unpersönliche Leitung" wil zeggen) was en tot voor eenige dagen was voorzeker l'En f mee du Christ aan bijna alle Nederlanders onbekend. Ook te Parijs is het eerst voor kort geheel uitgevoerd. Men bepaalde zich vroeger altijd tot de vertolking van twee of drie fragmenten die gebleken waren het meest in den smaak van het publiek te vallen. Die. gedeelten, o. a. de tenorsolo met het^/eluj,.i en het Trw voor twee fluiten en harp, had ik dan ook reeds meermalen aldaar hooren uit voeren. De meeningen over dit werk (11. Vrijdag door de Zangvereeniging Excelsior uitgevoerd) waren hier heel wat meer verdeeld dan in Frankrijk waar men nu vrij algemeen tot Berlioz bekeerd is, hetgeen echter ook aldaar lang geduurd heeft. De orkestleider Colonne te Parijs had zich reeds voor een aantal jaren tot taak gesteld Berlioz' muziek weer bij het publiek ingang te doen vinden, doch in ieder concert waarop een werk van dezen meester werd uitgevoerd, ging het vrij rumoerig toe en werd er dapper gefloten. Dat ergerde een club jonge kunstenaars, die zich de moeite hadden gegeven de scheppingen van Berlioz te bestudeeren en die zich de weelde veroorloofden er mede te dweepen. Zij organi seerden een artistieke claque, die zich op ver schillende rangen installeerde en zoodra oen protest begon, beantwoordden zij dat met applaus en bravogeroep »a tout rompre." Hoewel de fluiters ook versterkte pogingen aanwendden, koos het publiek toch eindelijk de parlij van de vereerders en van dien tijd af was het mogelijk langzamerhand de reeds weer vergeten | werken van Berlioz opnieuw te doen kennen ; en van toen af zou niemand het meer hebben ] moeten wagen te fluiten; hij zou het geheele ' publiek tegen zich gehad hebben. Doch werpen wij nu eens een blik op het werk: j Het eerste deel: Le Songe iïLhtode wordt j ingeleid door den r(citant, die de geboorte van Christus en de angst van Herodes verhaalt, waarna eene Marche Nocturne volgt, die eene »I!onde de nuit" van Romeinsche soldaten in to en schildert, waarna een gesprek volgt van l'olydorus en een Centurio over de angst van Herodes na den droom, die hem steeds vervolgt, waarna de mu ziek weer den Marsch vervolgt. Thans zijn wij bij Herodes die zich in een solo angstig maakt en klaagt over het lot van de koningen. Het karakter van dit nummer is zeer eigenaardig en schoon. (Hoe jammer dat hier en elders de prosodie zoo vaak onjuist is.) Herodes laat de waarzeggers komen die hem de geboorte van een kind, voorspellen dat /.ijn troon en macht zal teniet doen. In een eigenaardig orkeststuk schildert Berlioz de cabalistische evolutiën en de bezweringen van de waarzeggers. Nu worden wij verplaatst in den stal van Bethlehem, waar Joseph en J\Inrut in een duo den grooten zegen, hun geschonken, uitdrukken, doch de stemmen der engelen waarschuwen voor gevaar en gelasten de ouders met het kind naar Egypte te vluchten. Het tweede deel behandelt de vlucht naar Egypte. In eeno inleiding vol stemming wordt een samenkomst van de herders geschilderd en met een naief-sober expressief koor in E.gr.t nemen de herders afscheid. Nu komt het gedeelte Li repo* de la sninte Famüle een der zoo dankbare gedeelten waarvan ik hierboven sprak (tenorsolo). In het volgende deel L'arnrée n Saix waarin drt tocht door de woestijn door Ie Ri-citunt verhaald wordt, is een eigenaardige kleur verkregen door het consequent gebruik van de verlaagde septieine. (Dat Berlioz niet veel vertrouwen had in de vertolkers van zijn tijd, blijkt wel hieruit, dat hij in dit gedeelte en op andere plaatsen het noodig acht, ondanks de duidelijke verhooging- , of verlagingsteekens, in een noot voor vergissin gen te waarschuwen.) Na een duo van Jostph en Maria kloppen zij aan enkele woningen waar zij worden terug gewezen, doch eindelijk worden zij door een tim merman opgenomen, die hun huisvesting geeft en bij wien de Heilige Familie tien jaar rustig vertoeft. Zeer eigenaardig is deze geheele scène in mu zikaal opzicht opgevat, wanneer het dienstperso neel zich gereed maakt voedsel te brengen en een legerstede te bereiden. Hier werkt de niet altijd juiste prosodie mede tot eigenaardige be koring: o a. u-ne con-chet- te pour l'en-fmt. Dit en het daarna volgende orkeststuk, waarin men als het ware de gedienstige geesten en jonge Ismaëliten door het huis hoort draven en trip pelen is eene afspiegeling van de naïeve opvattingen die ook zoo sterk in de oudere Myalcrts te vinden zijn. Een hoogst dankbaar orkeststuk is het reeds genoemde Trio voor twee fluiten en harp, dat de Ismaëlieten voor het ter ruste gaan spelen ter eere hunner gasten, waarna een schoon koor met soli : Allez durmir bon jière, doux enfant, mère, volgt. Nu volgt een kort gedeelte Lento, waarin alleen tien lang uitgehouden noten weerklinken. Dat moet (naar men verhaalt) de tien jaren beteekenen die de Heilige Familie aldaar vertoefd". Of Berlioz hier dd grenzen van de programma muziek niet een weinig overschrijdt, mag dunkt mij, wel gevraagd worden. Met een zeer schoon a cappella-koor (choeur mystique) waarin zich de engelenstemmen weer mengen, wordt dit zoo interessante werk besloten. Want interessant vond ik het in hooge mate, en ik schaar mij beslist bij de bewonderaars, al komen ook een paar gedeelten mij wat lang voor'. Ik geloof echte" dat men, tot juist begrip, zich meer moet indenken in de meer naïeve godsdienstige uitingen van het Fransche volk, die, vooral in de oudere Mystères zoo sterk spreken. Daar dit werk nu door den com ponist betiteld is : Myxtère dans Ie «tyle anaen, moet men zich daarin weten te verp'aatsen. Ik heb vroeger over het realisme dat men in die My-tiren zoo vaak aantreft in een ander blad uitvoerige mededeelingen gedaan. De ruimte laat mij hier slechts toe er even op te wijzen, hetgeen mij echter noodig schijnt tot juist begrip en juiste waardeering van L ' Enfunce du Clirist dat onder de compositieën van Berlioz zoo geheel op zichzelf staat en waarin zich deze componist in een geheel nieuw licht doet kennen. Het was eene schoone gedachte van den heer mr. Viotta dit werk aan ons bekend te maken, evenals La Chnsse, roynlt. tt ori'ge (symphonie descriptive) uit Les Troyemt van denzelfden componist. De overige nummers van het prog arnma waren : Stioph(x de Ruméo et Ju'iette, mooi gezongen door mej. Wilson, Pm-is At'flclicum, van Cesar Franck, een effectstuk dat Franck tot een der grootste zonden zijner jeugd rekende, zooals hij mij indertijd verhaalde, doch dat door den tenor Warmbrodt zoo schoon gezongen werd dat hij het moest herhalen en Chneitrg de (fnomes et d: Sylphex uit La Damnotion (Je Fauat. Dus bijna geheel een Berlioz-programma ! Ik zou gaarne uitvoerig stilstaan hij de mees terlijke wijze waarop de heer Viotta deze uitvoering leidde, bij den verrukkelijken zang van den heer Warmbrodt uit Parijs, een tenor zanger zooals er weinig zijn, bij den schoenen zang van Mej. Leonie Wilson, wier voordracht en stem weer getuigden van grooten vooruitgang, hij den zoo bekenden en gewaardeerden zanger Arnold Spoel, bij den heer Fontaine uit Antwerpen bij koor en orkest enz. enz., doch dat gaat nu niet meer, want ik heb mij in deze causerie vooral ten taak gesteld iets te zeggen over I!erlioz' werk. liet zou echter ondankbaar zijn den medewerkers niet met een enkel woord te geden ken, in de eerste plaats Mr. Viotta die weer de ziel van deze uitvoering was, en die zich op nieuw zeer aan ons verplicht heeft, door ons kennis te doen maken met l'Enfunee dit Chnst. VAX MlLl.lC'K.N". Een nieuwe operacomponist in Duitschland. De Duitsche opera heeft een nieuwen compo nist : Atlolf (iunkel. Hij is kamermusicus en solovioolspeler bij de kapel van het Dresdener »Iloftheater', een nog zeer jong kunstenaar, wiens donkere oogen en donkere lokken een zuidelijke afkomst doen vermoeden. Uitzondering als het is, dat de uitvoerende toonkunstenaars zelf com posities geven van meer dan zeer bescheiden waarde, wordt te sterker de aandacht getroffen door het succes van zijn opera Attilln, te meer, daar het succes spontaan en verdiend was, en niet maar een betuiging van sympatie of esprit de clochi r." Gunkol had het geluk, dat zijn opera door de beste krachten van het Hoftheater" werd ten gehoore gebracht. Geroemd wordt bovendien be halve de boeiende muziek ook hot tekstboek door Ivarl Dibbern in hoogdramatischen vorm geschreven. De tekst st'unt op den roman van Felix Dahn, waarnaar Dibbern een opera in twee bedrijven met een' voorspel en een intermezzo heeft vervaardigd, liet voorspel heeft tot tooneel de woonplaats van een Germaanschoa stam, onder hooge eiken, in het hart van Duitschland, 'J'h ringen, waar Ildicho, de dochter van don vorst der Thüringers, Windegast, leeft als oen aanvallige jonkvrouw, wier schoonheid op haar geheele omge ving een machtige bekoring oefent. Dagar, een vorstenzoon van een anderen duitschen stam, werft om haar hand, hij vindt wederliefde. Maar Attila, de machtige vorst der Hunnen, moet het paar zijn zegen schenken, Zij maken zich dus op naar zijn legerplaats, het tooneel van het eerste bedrijf'. Attila wordt c ij het zien van het meisje diep getrotVen. Hij begeert zelf haar tot vrouw, en zc!i;t kortweg tot den germaanschen bruidegom: »Ildicho is de mijne, zoek gij u een andere". Dagar echter laat zich door de macht van Attila en zijn legerscharen niet uit het veld slaan. In woede opbruisend slingert hij zijn -speer naar Attila. Deze vangt haar met zijn schild op. Dagar en zijn gezellen worden gevangen genomen, Ildicho als bruid van Attila weggevoerd. In het tweede bedrijf zien wij den verliefden Attila, die de gunst van Ildicho tracht te ver werven, ook bij vol ontzag voor haar schoonheid. Hij drinkt zich een roes aan wijn, die bij de Hunnen in diskrediet staat. Dronken zinkt hij op zijn legerstede neder en wordt door Ildicho doodgestoken. Zij zou onmiddelijk door Attila's vriend zijn vermoord, indien niet de zoon van den Hur:nenkoning, Ellak, die vroeger reeds op haar was verliefd, den doodenden slag opvangt en leven loos aan haar voeten nederzinkt. De Germanen komen nu opzetten, zij bevrijden hun gevangen stamgenooten en Dagas en Ildicho hebben elkander weder. Voor het groote publiek heeft deze opera het voordeel, dat zij aan alle smaken voldoet. In den stijl der groote opera verbindt zij het lyrische element met de effekten uit het hoog: drama waardoor de moderne Italianen in de laa'ste jaren in Duitschland zoo populair zijn geworden. Met groote handigheid is een ballet in h' t werk ge vlochten. De dichter van den tekst staat bijna geheel onder den invloed van llichard Wagner, die van de muziek he't meer naar de Italianen over. Een rijkdom van melodien loopt door het geheele werk, en spreekt van een geheel eigen talent. Te verwonderen is het dus niet, dat naast Scheidemantcl (Attila) en Frau \\ittich (Ildicho) ook de beide auteurs herhaaldelijk voor de voetlichten zijn geroepen. Een schouwburg op de NijverheidsTentoonstelling. Hoe de kwestie te Parijs zal afloopen, moge nog onbeslist blijven, de Berlijnsche tentoonstel ling van '!)(! zal een aparten schouwburg hebben. Het zal worden gebouwd door Bernhard Sehring, in den stijl Gontard, en tegenover het hoofdgebouw komen te staan. Er zal ruimte zijn voor 1700 toeschouwers; bij de inrichting der zaal wordt die van het Festspielhaus te Bayreuth gevolgd. Hij geheele gebouw met al zijn inrichtingen zal als een integreerend deel van de expositie worden beschouwd ; overdag kunr.en alle bezoekers het van achter tot voor en van boven tot beneden in oogenschouw nemen. De tooneelruimte zal evenals de zaal een voorbeeld zijn van gemakke lijke inrichting en goede ventilatie. Van iedere zitplaats zal het geheele huis in oogenschouw kunnen worden genomen: ook voor de akoustiek zijn bijzondere maatregelen genomen. In dit huis dat Theater A.lt-Herlin zal heeten, zal worden opgevoerd een soort van historische revue, een rij tooneelen uit de geschiedenis van Berlijn, in chronologische volgorde, waarvan ieder door een aparten auteur van naam zal worden geschreven. Uit de studeercel eens dramaschrijvers. Uit Amlersen's sprookjes hebben wij, jaren ge leden solozen van de goede fee, die 's nachts voor het arme meisje kousen breide. Maar dat er feeën of andere goede geesten waren, die voor onbeholpen dramaschrijvers hun stuk in den nacht gereed maakten, was ons tot nog toe onbekend. Toch zullen wij in het feit moeten berusten. Mr. Abott, de redacteur van het bekende Londensrhe weekblad Judy verzekert, al slaapwand lende een klucht: De Hl'iapw in lelu.'ir te hebben ge schreven. Hij stond des morgens op, en vond dan beole tooneelen afgewerkt, waarvan hij zich niets herinnerde. Het mooiste van al is, dat de klucht in het Strandtheater is opgevoerd, niet n-, maar meer dan tweehonderd maal ! In de kunstzaal ->Pictura'' van den heer A. Preyer zijn op 't oogenblik een aantal der mooiste doeken van moderne Iloilandsche meesters ge xposeerd o a. .Gebod voor den eten" en -Door Velden on Wegen" van J os. Israëls ; van Mauve een prachtig »IIeigezicht", van Willem Maris Zomermorgen" on nog een stuk «Koeien aan de sloot''. Verschillende stukken van Poggenbeek. incvr. Bilders van Bosse, Kever, Van de SandeBsikhnmvii, l'oelüfs, dn Chattel, Edward Portielje enz. enz. t Is een verzameling die een bezoek overwaard is. In de vitrine is geëxposeerd een schilderij van J. Ijoshoom, Kcrkinterieur." De firma Burgersdijk on Niermans te Leiden zal van den l.'nlen tut don 17den Mei een verkoopiug houden van antieke en moderne prachtwerken, boeken over kunst, geïllustreerde werken van de Knie tot de litcle eeuw, werken over natuurlijke historie, geschiedenis en aardrijks kunde, reisbeschrijvingen, juridische, theologische, linguistieko en medische werken ; boeken over de exacte wetenschappen en de natuurlijke historie, numismatiek, portretten enzoovoorts, afkomstig voor een doe] uit de verzamelingen van wijlen de hoeren Mr. L P. van Kaathoven, griffier te Uotterclani en J. D. van llemert, officier van gezondheid te 'sGravenbage. De ruim '2 loo nummers van den catalogus bevatten veel wat do aandacht waard is. Kagiana. I!ij de lirma W. P. van Stockum en Zoon te 's (iravenhage is verschenen oen catalogus van Ilagiana", inhoudende een aanzienlijke collectie boeken en pamfletten over 's Gravenhage uit de 17de, Isdo en llule eeuwen; de inhoud is gesplitst in do volgende hoofden ; Algemeene beschrijving, gezichten; beschrijving en geschie denis van bijzondere gebouwen ; documenten, verhandelingen ; regeering; kerkgenootschappen ; lt ttorkunde en tooneel ; kunst ; wetensch p ; vereeniginiien on sociëteiten ; gebeurtenissen te 's Gravenhage voorgevallen: personalia ; romans, verhalen, hekelschriften, curiosa; de omstreken, het boscb, de Oranjezaal ; Scheveningen. Een rijke verzameling dus, waaruit menig lief hebber eyii keuze zal willen doen. Van don Ten tot den KIen, en den l.'Sen Mei, zal van de nalatenschap van wijion de douairière Jhr. B. Lopos Suasso, geboren E. Henriques de Gastro, in haar woning worden verkocht een groote collectie paarlen, diamanten, horloges, gouden voorwerpen, antiquiteiten, antiek zilverwerk, tafelzilver, lakwerk, boheemsch kristal (eerste dag); saksisch en kranenburger porcelein enz, anriek glaswerk, schilderijen, mii iatures, platedweiken en galai teriën. hebreeuwsche en nollandsche boeken (tweede dag) ; allerlei meu belen en meubelstoft'en de volgende dagen. \ óór in den catalogus zijn reproducties gegeven van een portret van een portugeesch edelman (do Pinto), door Adria* n van der Wet ff, en een por tret van een grijsaard, door N. Maos. Particuliere kijkdag Zondag a. s. van 10 tot i uur, Nieuwe Keizersgracht r>_o. 70. iiniiiuiiitinmiMiiiiiMiiuiiiiiiiiiiiiiMimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiimiiHiiiiii Laura larMm's Bnch der Frauen," Hot zijn zes flink in elkander gezette en goed uitgedachte opstellen, van veel psychologisch belang en rijk aan oorspronkelijke gedachten en steekhoudende beweringen, die Laura Marholm met haar Buch der Frauen de wereld in heeft gezonden. Niet in de uiterlijke daden en werken maar in het innerlijke zielen- en geestesleven van zes vrouwenfiguren, welke tot de merkwaar digste dezer eeuw gerekend kunr.en worden, is de schrijfster doorgedrongen, geeft wat zij waar nam in duidelijken vorm weer en knoopt er op merkingen en beschouwingen van haar zelve aan i vast, die van zulk een helder oordeel en diepen blik getuigen, dat zij het lezen en herdenken overwaard zijn. Laura Marholm's Buch der Frauen geeft ons geen onbekende persoonlijkheden. De Nederlandsche pers heeft Anna Charlotte Leffler, de schrijfster van zoovele belangrijke, evenmin onbe sproken gelaten als hare zeker niet minder be gaafde kunstzuster Sonja Kowalewska, die zich als hoogleerares in de wiskunde san de Stockholmsche universiteit en als letterkundig talent eene Europeesche vermaardheid verwierf. La Duse s stille actie en weeke voordracht hebben ons dezen winter een hooger genot kunnen schenken, terwijl de vroegtijdige dood van Marie Baschkirtzew, den rcem, welken zij zich eenmaal verworven had, nog niet heeft kunnen doen tanen. Alleen de zich achter 't pseudoniem verschuilende schrijfster van »Keynotes" en Amalia Skram, in Skandinavic de naturalistische auteur par excel lence, »in wie het Noorsche naturalisme kulmineerde en viel", zijn hier te lande nog niet populair. Zooveel te moeilijker wordt het van reeds her haaldelijk geteekende figuren iets nieuws te zeg gen. Slechts door ze van een ander punt waar te nemen dan tot dusverre godaan is. worden weer andere nog niet geziene lichtvallingon en schaduwen ontdekt en dit doet Laura Marholm. Waar de menigte in de door haar behandelde personen de begaafde priesteressen van kunst en wetenschap ziet, daar ziet zij in elk van haar voor alles : de vrouw. «Het is niet het leveren van bijdragen tot het vrouwelijk verstandsleven of het aantoonen van de productieve werkkracht van de vrouw, dat ik met het geven dezer zes portretten voor heb," verklaart zij in hare inleiding, «ofschoon elk dezer vrouwen de bruikbaarheid en de schep pende sensibiliteit harer sekse vertegenwoordigen. Alles wat gewoonlijk van haar vooropgesteld wordt en wat haar beroemd heeft gemaakt, heeft bitter weinig met mijn doel te maken. \Vat mijn plan is en wat ik zal trachten niet uit het oog te verliezen, dat is het manifesteeren van haar We bril/p/inden, zooals het doorbreekt, 'rots alles." En dit \\'e;bemp/ïntkn vindt in de kunst uiting, van daar dat eene splitsing is waar te nemen, dat ] op elk gebied mannelijke en vrouwelijke kunst tegenwoordig van elkaar te onderscheiden is. Op het tooneel is die nieuwe, vrouwelijke richting i door Eleonore Duse gecreëerd. Vóór haar bestond zij niet. «Nimmer heeft men getracht een onder scheid te maken tusschen het mannelijk on het vrouwelijk dramatisch genie," zegt Laura Mar holm in haar aan Duse gewijd artikel »Das mo derne Weib auf der Scène." Misschien lag het : daarin dat zij niet wezenlijk van elkaar te onder scheiden waren, of liever hot eenige verschil berustte op kleeding en houding. De vrouw op het toonec l hield zich aan de traditie en volgde in alles het voorbeeld van den man. Zij decla meerde en acteerde als de man, zelfs met den bekenden, tragischen tred. liet tooneel leverde types geen individualiteiten, en zelfs de grootste actrices van de oudere school weken niet van de trad tie af. In de letterkunde was de uiting van dat Weibeinp/ÏH.dtn hier en daar reeds waar te nemen, doch aan do schrijfster van vDas Buch der Frauen" hooft liet zich nergens zoo geopenbaard als in (ieorge Egerton's >Keynotcs." En zij vergelijkt dit met de werken der andere vrouwelijke Georges, die v CM') r haar in de letterkundige wereld naam hebben gemaakt ; waar de boeken dezer laatsten o]) zulke hecbte grondslagen en uit zulke deug delijke, wetenschappelijke materialen opgetrokken waren, dat het werk der vrouw haast niet te herkennen was, daar hebben wij hier een bun deltje voor ons liggen, waarin niet alleen het voorbeeld der mannelijke auteurs niet is nage volgd, maar dat ook in alles afwijkt van wat ooit door mannen geschreven is, dat onmogelijk door een man geschoven geschreven xou kunnen zijn. Het zijn grondtonen, aangeslagen in een vroumenziel en een zeldzamen weerklank vindende in (luizende harten, liet gemoed der schrijfster en dat harer lezeressen raakten elkander in dit werkje aan een der grootste verdiensten die een boek hebben kan. Wel een bewijs dat de vrouw het niet van navolging behoeft te hebben en ook sterk kan zijn in eigen kracht. Als hetgeen zij levert van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl