De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 5 mei pagina 5

5 mei 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 932 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ouderlijke eeredienst is hiermede het best gebaat. En bovendien wie in dit leven vele zoons heeft, zal dit ook in het volgend leren hebben, en terwijl de hao iedereen verplicht zijn voorouders sterk en machtig te maken door zelf zoons te krijgen; vandaar de polygamie. Waar deze zoo in de zeden van een volk is ingeworteld, begrijpt men licht dat zij niet door een rechtscodificatie is op te heffen. Ook ten aanzien van het erfrecht heeft men inbreuk willen maken op de adat door voor te schrijven een invoering van het Europeesche erfrecht met begrip van de legitieme portie, terwijl n.b. zooals wij boven zagen, het aan den patriarch moet vrijstaan te bepalen wien hij in zijne rechten en verplichtingen wil doen opvolgen. Gelukkig is deze regeling ingetrokken. Maar dat de Regeering na dit chee de zaak niet wil laten rusten bewijst het gerucht dat thans de ronde doet als zou binnenkort een vernieuwde poging en hopen wij met meer resultaat kunnen worden tegemoetgezien. Met het nieuwe jaar 1895 om op een ander chapitre te komen is hier een belangrijke ver ordening in werking getreden, die niet onder alle ambtenaren bijval heeft kunnen vinden. De Re geering heeft n.l. goedgevonden de ambtenaren en officieren die op Java een plaatsing vinden hun plaats van bestemming over land te doen bereiken per spoor dus in plaats zooals vroeger per schip. Want de lijn Batavia?Soerabaya is geheel gereed en daar de Regeering zelve de sporen exploi teert is het haar terecht vöordeeliger hare ambte naren over land te expedieeren dan met dePaketvaart-maatschappij. Edoch voor die ambtenaren, die niet erg vatbaar zijn voor zeeziekte, is deze maatregel zeer onaangenaam, want het reizen per spoor hier in Indiëis eenvoudig-weg een marteling. Bij een onverdragelijke hitte in een klein muffe rookerige coupéte zijn opgesloten, terwijl de trein u urenlang heen en weer smijt op een plaats en de verfoeilijk slechte kolen in no time uw wit pak zwart maken en uw oogen het zien beletten vraag het eiken Indisch-gast, die slechts een vollen dag in den trein heeft gezeten, of het niet is om dol te worden. Nu voert men wel aan dat bij een reis over land een ambtenaar meer ziet, dus hm l meer leert dan bij een reis over zee, maar iedereen hier in Indiëweet het nu eenmaal dat van de twee zijden van een coupéde eene zijde steeds bestraald wordt door de felle Indische Zon, zoodat daar de jalouziën dicht moeten, en de andere zijde bestoven wordt door de kolen, zoodat zelfs een weetgierig ambtenaar moeite zal hebben iets op zulk een reis te leeren. Thans heeft de K. Faket vaart-maatschappij met ingang van 16 Februari a.s. hare tarieven zoodanig verlaagd, dat de reis van Soerabaya naar Batavia veel goed kooper uitkomt dan dezelfde reis per spoor, zoodat voor de Regeering de voorgewende financieele bezwaren zijn opgeheven en wij hopen mogen dat zij hare ambtenaren en officieren de keuze zal laten van over land of zee te gaan. Het zal u wel reeds uit den telegrammen be kend zijn dat in den nacht van 24 op 25 Januari j.l. de heer G. A. Hoeck, agent van de Paketvaartmaatschappij te Bonthain als slachtoffer van een sluipmoord is gevallen. Wie de gruwelijke daad heeft gepleegd weet men thans nog niet, evenmin de aanleiding daartoe, daar de overledene algemeen IIIIIIIIIIIIIIHIIIIHIIIIIItlllllll iittiiiiiiiniiitinmiiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiitiiiinn AÜGÜSTDf ROBESPIERRE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAlf TEN BRINK. II. IN HET CAFÉDE FOY. Beide mannen liepen eene poos zwijgend, de rue Neuve des Petits Champs volgend, tot zij bij den noordelijken ingang van het Palais Royal nu Maison Egalitéwaren aangekomen. Haastig begaven zij zich naar de galerie Montpensier, waar het volle licht der koffiehuizen en winkeluitstallingen straalde over eene dichte menigte wandelaars. Een luid gezwatel van stemmen, scherpe kreten, wild gelach, klinkende voetstappen of sleepende schreden vormden een oorverdoovend rumoer. De tallooze lampen en kaarsen in de galerie, de groote menigte der lantaarns in den tuin, wedijveren met de volle maan aan den helderen Junihemel. De nette lanen van den tuin, sedert 1781 omringd met nieuw aangebouwde gaanderijen en huizen, uit geldnood aan den meest biedende ver huurd door den man, die zich nu Philippe Egaliténoemt zijn overvol van bezoekers. Oppervlakkig schijnt het, dat er meer vrou wen dan mannen aanwezig zijn, omdat de heldere kleur der vrouwenkleeding, haar witte mutsen met azuurblauw lint, of met de natio nale kleuren getooid, tegen de donkere rok ken der mannen scherp afsteken. Een bont personeel verdringt zich hier. De meeste bezoekers zijn welgekleed. Toch klinkt soms de dreunende tred van een man op klompen, die met eene roode muts over het verwarde hair, met een mouwvest van donkere stof (earmagnolé) en eene lange ge lapte broek aan, een blik vol minachting werpt op jongelieden in grijze en gele jassen, die met handlorgnetten gewapend, de steeds aangroeiende vrouweiischaar begluren. De stemming der menigte in de gaanderijen en in den tuin schijnt zeer opgewekt. Nie mand zou vermoeden, dat Frankrijk, in engeren zin de Republiek, eene worsteling heeft lekend stond als een zeer humaan mensch. Mis schien moet hier aan diefstal gedacht worden want de dader, die zich den toegang tot de woning leeft verschaft door twee der tralies van een ver dek naast de slaapkamer gelegen open te trekken, leeft aan het schrijfloket van den overledene een jegin van braak gepleegd, terwijl de kleerkast openstond; maar algemeen denkt men aan onge motiveerde wraakzucht, van den een of anderen mlandschen bediende. Kasian, de arme vent, hij is niet de eenige die gevallen is als een stil martelaar van de beschaving in onherbergzame streken. KROMO WIDJOJO. UMIIIIIIIIIINHIIIIIMIIIIIIII iimiimiiiiiiiiiiiiiHiii BOEKAANKONDIGING. Handenarbeid, Huisvlijt en Lager onder wijs, door L. A. DEN HOLLANDER. Met een voorwoord van den heer J. H. VAN DER LET. Prijs f 0.60. Deventer, Kluiver en Co. De heer Den Hollander heeft een heldere en overtuigende manier van de dingen te zeggen, die de lectuur van zyne geschriften zeer veraan genaamt. Daarbij is hetgeen h\j zegt altyd belang rijk. De schrijver is zjjn onderwerp steeds volko men meester en hy kan dat ook zyn, want hy versnippert zijn krachten niet. Zelf onderwijzer, heeft hy aan de hervorming van ons lager onderwys zyn gansche levenskracht gewijd. Die hervorming moet volgens hem gezocht worden in een meer practische inrichting van het onderwys, die meer rechtstreeksch verband brengt tusschen de volksschool en het toekomstig leven harer leerlingen. Zyne studiën in die richting hebben hem het kon niet anders ook gebracht by het vraagstuk van den handenarbeid, en een maal daar aangeland heeft hij zich verplicht gezien bij dit gewichtig onderdeel van het vraag stuk practisch en theoretisch langdurig stil te staan. Ja, het onderwerp bleek hem bij voort gezette studie zóó belangrijk dat hy' de noodzakelykheid inzag van een opzettelijk behandeling daarvan in een afzonderlek tijdschrift. Een geheele reorganisatie van het bestaande, maar kwynende Maandblad der vereeniging ter be vordering van het onderwys in handenarbeid dacht hem daartoe de aangewezen weg. Het Maandblad zal dan zijn bakens moeten verzetten en van een vakblad met een zeer beperkt arbeidsterrein en nog beperkter publiek een paedagogiesch tijdschrift moeten worden dat de kwestie van de hervorming van ons lager onderwys onder het boven aangegeven gezichtspunt be schouwt en dus ook aanspraak mag maken op de belangstelling en den steun van allen, die hart hebben voor onze volksschool. Het daartoe strek kend betoog van den heer Den H. vult een der laatste afleveringen van het Maandblad. Van die aflevering is de brochure, die wij hierbij in rui mer kring aanbevelen, een afdruk. Haar doel is dus tweeledig: uiteenzetting van de kwestie en aanbeveling van de reorganisatie van het Maand blad. Het eerste deel is natuurly'k verreweg hèt belangrykst en de daaraan gewijde bladzyden ?MimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiHHiiimi vol te houden met tallooze binnen- en buiteulandsche vijanden. Niemand scheen te over wegen, dat spreken zilver, maar zwijgen goud was, daar de spionnen der beide Comités op alle hoeken stonden te luisteren. Niemand dacht er aan, dat de rechters van het Tribunal révolutionnaire dag en nacht moesten doorwerken om de altijd aangroeiende massa van strafzaken af te doen. Het Tribunal had nog geen vijf maanden bestaan, en reeds was het oorspronkelijk getal van vijf rechters verdriedubbeld. Men scheen het zich gedu rende dezen beerlijken zomeravond niet te willen herinneren. Het gerucht der le venslustige stemmen wordt altijd luider. Camille Desmoulins bleef even staan om een blik op de wandelaars in den tuin te werpen. Danton wilde hem meêtroonen, maar hij bood tegenstand. »Ik denk aan Juli 1789!" zei hij peinzend. »Ik sta hier bijna op dezelfde plek! Toen luisterde men naar mijne woor den toen rees de Bastille nog dreigend aan de lucht! Wat hebben we gewonnen ?" Danton antwoordde niet. Hij keek nu op zijne beurt naar de groepen in den tuin. Ze bevonden zich ter hoogte van het Caféde Foy, het eenige koffiehuis, dat het recht ver kregen had een paviljoen en stoelen in den tuin te plaatsen. Al de stoelen waren bezet, met uitzondering van enkelen, die men om ver had geworpen, om er de beenen over uit te strekken. Er zat daar eene groep jonge mannen en vrouwen bijeen, die zich door niets minder dan Republikeinsche strengheid in hun voorkomen onderscheidden. Een pronker hing over twee stoelen, en sprak met eene elegante Parisienne, gekleed in een négligévan fijn wit mousseline, om de leest vastgebonden door een centuur van rood, wit en blauw lint. Ze droeg een hoogen stroohoed met witte veeren, waaruit een schat van lichtbruine krullende hairen over rug en schouders stroomde. »Wat een prachtig figuurtje! ken-je haar, Camille?" vroeg Danton. «Natuurlijk! Het is la JJacchanle, eene heele dure vriendin van alle -inuscadins en alle vreemdelingen ze woont hier op een bovenkwartier!" Danton lachte schamper. »Chaumette zou ze allen willen weg jagen, die moderne hetairen! Het zal hem niet gelukken! Kom, Camille! ik heb je wat te zeggen!" Een drom van wandelaars verdrong zich beslaan bijna het geheele boekske. Daarin wor den dingen gezegd, die de ernstige overweging verdienen van allen, die het wel meenen met ons volksonderwijs. Het boekje is ook uitermate ge schikt om dwaalbegrippen te bestrijden, die om trent de beteekenis van den Handenarbeid (Slöj d, Travail Manuel) nog maar al te veel in omloop zijn in de hervorming van ons onderwijs missohien meer dan iets anders in den weg staan. Om al deze redenen bevelen wy de lezing van deze brochure ten warmste aan. Trouwens een boekske dat onder het patronaat van den heer van der Ley, den weibekenden directeur der Rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem de wereld ingaat, behoeft eigenlyk geen aanbe veling meer. Een voorbehoud zij my geoorloofd. Wanneer de schrijver meent, dat op een lagere school voor M. U. L. O. die voorbereidt voor gymnasium of' H. B. S. geen plaats te vinden is voor handenarbeid, dan geloof ik, dat hij zich vergist: en ik behoef mij tot staving myner mee ning slechts te beroepen op het bestaan van zulke scholen, als die van de heeren van Gemert en van der Meulen, te 's Gravenhage (onlangs vereerd met een bezoek van H. M. de Koningin-Regentes, die zich voor de kwes tie hoogehjk bleek te interesseeren) en de Trompschool, directeur de heer Kleefstra te Hilversum. Dat de admissie examens van H. B. scholen en Gymnasia de voorbereidende scholen zeer drukken, is waar; maar naar mijn vaste overtuiging heeft een goed schoolhoofd zich slechts van dien druk te emancipeeren en onbe kommerd om die examens den goeden paedagogischen weg in te slaan, die werkelijk tot ontwikkeling voert, en hij zal de beste resultaten zien. Het eenige wat hy daartoe noodig heeft is het vertrouwen zijner superieuren en van de ouders zijner leerlingen. Geen kleinigheid, zeker ! maar ik sprak ook van een »goed" schoolhoofd. Zwolle, 2 Mei 1895. J. H. GUNNING Wz. bm. Open brief aan Dr. A, J, C. Snijders te oïer Moieme ScnoMeï," Es ist eine alte Geschichte, Und bleibt doch immer neu. die geschiedenis van die menschelijke ontwik keling. L'histoire se répote. Ondanks allen vooruitgang op materieel ge bied, zijn de menschen van tegenwoordig nog precies dezelfden als van voor eeuwen. Ons reizen is gemakkelijker geworden dan het vroeger was, de middelen van verkeer hebben eene ontwik keling bereikt, waarvan vroegere geslachten niet durfden droomen, maar de ontwikkeling zelve is niet noemenswaard toegenomen. in de gaanderij, onder de wijdgeopende, lichtuitstralende vensters van het Caféde Foy. Heele jonge meisjes met hooge batisten mutsen en wijd uitgesperde waaiers stonden luid lachend te spreken met officieren der nationale garde, kenbaar aan hunne blauwe rokken met gele omslagen. Haastig baanden beide vrienden zich een weg naar het caféde Foy. Toen ze in de groote zaal binnentraden, scheen nog luider geraas van stemmen dan daar buiten hen te treffen. De ruime zaal, met kunstig gebeeld houwd eikenhout beschoten, heeft bijna geene plaats genoeg voor de massa der druk redeneerende bezoekers, velen in de uniform der nationale garde, andere in donkere rok ken en lichte culottes; slechts weinigen kwa men er met witte gepoeierde pruiken. Men begroette van alle kanten de beide vrienden, die te Parijs algemeen bekend waren, en gewaardeerd werden, mochten ook de meeste Jakobijnen niet kunnen vergeten, dat zij eenmaal tot de ijverigste Cordeliers hadden behoord. Na den lOden Augustus 1792 na den val van den verblinden en jachtlievenden koning had Danton een blauwen Maandag aan het hoofd van het ministerie van justitie gestaan, had hij ver schillende zendingen bij de Fransche legers in Belgiëvervuld, en sedert dien tijd had hij de vergaderingen der Cordeliers niet meer bijgewoond, omdat daar een geheel verkeer de geest heerschte: de geest van den infamen schotschrijver Hébert in de gemeenste buurten van Parijs bekend als Ie Père Duehesne, marchand de fourneaux. Dit nam niet weg, dat Danton populair was in heel Parijs, voor zoover het de drukste brandpunten van het verkeer gold. Reeds in Juli 1793 begon de strenge regeering der beide Comités de 8alut public, en de Suretégénérale begonnen de geweldena rijen van het Parijsch gemeentebestuur en der acht-en-veertig sektie-besturen. Het was in de eerste dagen der Terreur. Het Tribunal révolutionnaire had in de laatste vijf maan den tal van aangeklaagden naar de guillotine verwezen. Er heerschte somberheid in de straten, maar groote levendigheid op andere plaatsen, waar het staatkundig leven de leiders der révolutionnaire beweging samenriep. Zoo bleef de tuin, zoo bleven de gaan derijen van la niaifton Egalité(Palais Roijal) altijd vol drukte en beweging, omdat alle partijen er zich vereenigden, en de groote meerderheid der jeunesse modérée zich er durfde meten met de verschillende aanvoerMet zeer veel ablomb wordt in de scholen uiteengezet het greote verschil tusschen demidleleeuwen en het tijdperk der nieuwe geschienis. Lezer, diep nog eens op, wat uw leeraar of uw onderwyzer u daarvan vertelde, zoo ge althans het voorrecht hebt gehad ook algemeene geschiedenis te leeren en te vergeten; zie er het eerboek eens op na, dat ge anno dazumal geiruiktet, Lodewijk Mulder of den gezelligen )r. Wynne misschien, en dan vindt ge een aan,al feiten vermeld, die de opkomst van een nieu,wen dag voorbereidden, de nadering van het ezegend tydperk, waarin wij leven! De uitvinding der boekdrukkunst, de ontdekdng van Indië, van Amerika, de kerkhervorming, iet doordringen van kennis en beschaving tot ,11e rangen der maatschappy, het verdwijnen der voorrechten van den adel, enz. enz., ze hielpen dien ouden versleten rommel der middeleeuwen opruimen; de zalen der muffe scholen werden gelucht, een frissche levenbrengende wind woei door de soms met geweld geopende ramen. Er waren handen genoeg, die de vensters gesloten wilden houden; geleerden genoeg die liever de duffe kamerlucht hadden en het beetje licht, dat nog door de bestoven gekleurde ruitjes naar linnen viel, dan de frissehe buitenlucht. Het stof, dat op de perkamenten, sinds eeuwen niet meer geopend, lag, was hun een heilig stof; in de scholen was het donker, zoodat men de vuile spinraggen niet zag, en wie eenmaal aan de be dompte kamerlucht gewoon was, raakte spoedig genoeg met de anderen in den zaligen dut der geleerde professoren, die hun beetje kennis zoo lang voorprevelden aan hunne jongeren, tot dezen bet konden nazeggen. Het profanum vulgus zag met een diep ontzag op tot die allesweters, die zichzelven zoo eindeloos knap noemden, en mijlenver verheven waren boven het eenvoudige praktische leven. Vroeg een eenvoudige man aan een professor opheldering over dit of' dat verschijnsel, dan was Z. Hoogge leerde zeker eerst verstomd over zooveel onbe schaamdheid, die zich verbeeldde, dat een pro fessor zich zou inlaten met dingen uit het gewone leven, maar, ontsloot zich dan eindelijk de bron der eindelooze wijsheid, dan werd de vrager toch niet wijzer. Met citaten, vooral uit Aristoteles, werd dan de vraag beantwoord en dat op zulk een ondoorgrondelijk diepzinnige geleerde manier, dat de vrager er toch niets van begreep. O, men was toen zoo geleerd ! Grondslag van kennis was toen niet waarne ming, wel neen; meestal berustte eene wetenschap op eenige axioma's, die men hier of daar had opgediept. Op die axiomen bouwde men voort, conclusiën werden zeer listig gesplitst en verder uitgewerkt, met elkander in verband gebracht; daaruit werden weer nieuwe syllogismen opge bouwd en zoo ontstond de »middeneeuwsche wetenschap," die de latere eeuweu zoo vriendelijk zyn geweest «scholastische wetenschap" d. i. schoolwetenschap te noemen. En dat op grond daarvan, dat men later van waarneming uitging; uit de waargenomen feiten wetten afleidde door generalisatie, dus inductief handelde, totdat de deductie kon worden toegepast, nadat de wet, die het verschijnsel beheerschte, bekend was geworden. Het is nu vrij goedkoop, de scholastische iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiniiiii ' ders der invloedrijkste révolutionnaire groepen. Groot vergang en opeenhooping van wande laars was waarneembaar in den omtrek van Ie Palais National (Tuilerieën), omdat de leden der Conventie telkens in- en uitgingen ; omdat des morgens de deuren werden bele gerd door vrouwen uit het volk, soms niet meer dan wijven, havelooze, hongerlijdende schepsels, door tijdgenooten les irieoteuses de la tribune genoemd. Daarenboven liepen nog tal van ambtenaren en ondergeschikten door het Palais National, vooral in de rich ting van het zuidelijk paviljoen Ie Pavillon Egalitéwaar te acht uur des morgens de zittingen van het Comitéde Salut public- be gonnen. Veel beweging heerschte ook in de rue Saint Honoré, waar de Robespierres in woonden bij den meester schrijnwerker Duplay, no. 360; waar tegenover het verlaten hotel de Noailles het eveneens verlaten klooster der Jakobijnen stond, nu de dagelij ksche vergaderplaats der machtigste politieke club van Parijs. Zoo vond men dikwerf samen scholingen vóór de talrijke gevangenissen; vóór het Palais de Justice op het eiland tus schen de twee armen van de Seine file de la Cité; vóór het Hotel de ville, op de Place de (Irève; vóór de verschillende ge bouwen, waarin de acht en veertig comités révolutionnaires der verschillende sectiën vergaderden, en eindelijk ook bij de barrières der stad. Overal, waar het volk samenschoolde, werd Danton, in het oogvallend door zijne reus achtige gestalte, met eerbied toegejuicht. Dit bleek reeds, toen hij des avonds van 20 Juli 1793 met Camille Desmoulins de groote zaal vaii het Caféde Fuif binnentrad. Men week eerbiedig ter zijde, opdat de beide vrienden in een rustig hoekje aan een mar meren tafeltje hun gesprek on beluisterd zouden kunnen aanvangen. Ze lieten zich ieder een kop koffie van zes sous en een glaasje brandewijn voor denzelfden prijs brengen dure verteringen, daar men elders in de tal looze koffiehuizen buiten het Palais Uotjal hetzelfde voor vier of vijf sous kon machtig worden. Het volle licht der luchters viel nu op het groote vierkante hoofd van Danton, nog grooter schijnend door den hoogen steek, dien hij niet afzette, ondanks de warmte. Zijne trekken boezemden bij de eerste kennismaking weerzin in. Zijn misvormde mond viel het eerst in 't oog. Als kind was hij door een ongeluk verminkt. De min, die hem als

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl