De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 5 mei pagina 6

5 mei 1895 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 932 bokkensprongen van vroegere tyden belachelijk te maken, 't Was een gevolg, zegt Nisard, van der menschen onkunde en tevens van denonophoudelijken drang naar kennis van het hoogste. De scholastiek had methode, al was het een zeer bedenkelijke, en juist dat methodische was het geen de scholastiek zoolang in stand hield. Wie eenmaal zich tevreden had gesteld met hetpoint de départ, diens verstand werd al gauw ingepakt door de handigheid, waarmede alle avocasseriën en spitsvondigheden werden aangewend om tot nieuwe conclusiën te komen. Immers wie de eene of andere slimme redeneering begrijpt, gevoelt zich byna in staat, by voorkomende gelegenheid er ook zoo eene te kunnen ineenzetten, en zoo'n gedachte is vleiend. Dat de wetenschappelijke heeren zich daarbij steeds verder van de waar heid verwijderden, bekommerde hen weinig; de natuur en de werkelijkheid, die heel anders werkten en leefden dan zij haar voorschreven, zagen ze minachtend aan; met zulke viere en onbeduidende dingen lieten zij zich niet in. Geopend werden door reuzenarmen de ramen en binnen stroomde de lentelucht van 't nieuwe leven ; 't stof verdween, de klassieke oudheid werd bestudeerd, de hoogste vraagstukken wer den overwogen niet door de professoren, maar door ieder, die daarin belang stelde, het tijdvak van de scholastiek verdween, zegevierend trok de Godin der Empyrie binnen, in de plaats van redekavelen kwam zien, waarnemen ? in plaats van doelloos te disputeeren zocht men wetten uit waarheden, de grenzen der wetten uitzettende, zoodra een nieuw feit zich voordeed, dat met het vorige resultaat in strijd scheen te zijn. Niet het feit werd veroordeeld, maar het begrip, de samenvatting van het gelijke in het gelijksoortige, werd verruimd ; het feit had eenmaal zijn bru taal raison d'être, en hield dit, al zou men ook alle leerboeken er anders om moeten inrichten, al zou ook deze of gene Hooggeleerde volhouden, dat het niet zijn kon, omdat hij er niets van begreep. De wetenschap werd democratisch en lachte om de verlegenheid der geleerde pruiken; de realiteit is er niet om de wetenschap, maar de wetenschap om de realiteit. Vergete dat nooit iemand, die zich een weten schappelijk man wil noemen. Maar de menschelijke bekrompenheid is nog dezelfde ; weer zyn de scholen gesloten voor de waarneming, weer redeneert men honderd uit over dingen, die men niet kent, weer verwijdert men zich mijlen ver van de ware werkelijkheid, en weer moeten minachtende uitdrukkingen gebrek aan kennis verbloemen. Er is een moderne scholastiek in de natuur wetenschappen, een doemwaardige scholastische richting, die meent reeds alles te weten, die zich dik maakt op hare vermeende kennis, die niet onderzoekt, die niet te rade gaat met de werkelykheid ; er zijn leeraren en professoren, die zich verbeelden over alles den staf te mogen breken, wat ze niet kennen. Het ware u beter geweest, dr. A. J. C. Snyders, zoo uw geschrijf »Modern Bijgeloof" nooit uit uwe pen was gevloeid; zoo Gij, strevende naar waarheid, naar volle kennis, ijverig uwe studie hadt gemaakt van eene u tot nog toe onbekende reeks van feiten. Op welke gronden spreekt Gij zuigeling droeg, was door een razenden stier omvergeloopen ; het kind had door een stoot van het woedende dier een deel van zijne bovenlip verloren, zoodat hij voor heel zijn leven mismaakt bleef. Het breede felaat was in hevige mate door de kin erpokken geschonden. De fonkelende don kere oogen zonken diep in de kassen terug. Zijn voorhoofd vertoonde breede groe ven ; zijne neusgaten bewogen zich onophou delijk. Iets ongemeen athletisch, iets herkulisch in zijne breede schouders, zijne vleezige vuisten, zijn forsch geluid, uoezemde ontzag in. Zij, die hem eenmaal gezien hadden, vergaten hem nimmer. Hij droeg eene wijde houppelande van bruinrood laken xaetpélerine en wit ivoren knoopen, een zeer gekreukt jabot en gescheurde manchetten. Als hij het hoofd schudde, fladderden zijne lange zwarte hairen over nek en schouders. Camille Desmoulins, die tegenover hem zat, was geheel anders, geheel het contrast van Danton. Klein, slank, beweeglijk, on rustig, zweefde over zijn wasbleek gelaat eene voortdurende zenuwachtige trilling. Zijne zwarte oogen veranderden elke minuut van richting, terwijl hij onophoudelijk op fluisterenden toon aan het spreken bleef. Als hij een oogenblik zweeg, groefde zich om zijn fijn besneden mond een diepe plooi, die ver ried, dat hij de slaaf moest zijn van zeer wilde hartstochten. Maar Danton nara nu het woord, en hield een uitvoerig betoog, waarbij Camille telkens de schouders ophaalde, of het hoofd schudde. »Zie hier mijn plan, Camille ! Ik heb mijne zeer geldige redenen, om vooreerst wat kalm en neutraal te blijven. Van daag is de deugdzame Maximilien tot lid van het Comitéde Salut public gekozen. Van de negen mannen, die er nu in zetelen, is hij de beste spreker .... dat wil ik toegeven : maar voor het overige een frazenmaker, een advokaat van onmogelijke zaken, een idea list zonder praktijk, zonder fut! Couthon en Saint-Just zijn nog minder te vreezen mannen met een kleinen voorraad ideetjes in het hoofd, die ze bij alles te pas brengen, en daardoor gewoonlijk alles bederven. Wat de andere leden betreft, onze vriend H raultSéchelles ... nu ja, een coeur d'or, maar hij mist al den ernst, dien Saint-Just te veel heeft! Barère en huriot zijn handige intri ganten, maar voegen zich altijd bij de meer derheid, die kans heeft te overwinnen. Prieur (de la Marne), Robert Lindet en Jean Bon van Modern Bijgeloof? Omdat uwe kennis daar van nihil is ? Is dat de houding, die een logisch denkend mensch in dezen mag aannemen ? Want het geldt hier geene onbeduidende zaak! Een van tweeën: of het spiritisme is waar, of het is niet waar tertium non datur. Is liet spifitisme waar, is het waar, dat degenen, wier lichamen wij begraven hebben, ons nog kennen, met ons in aanraking kunnen komen onder zekere omstandigheden, dan is het spiritisme voor de godsdiensten, wat de wiskunde voor de natuur kunde is. dan is het domme materialisme eene dwaasheid, dan moet in de physica eene nieuwe mecha nische kracht (Odalkracht van dr. von Reichenbach) worden ingevoerd, dan heeft de medicus kennis te maken met magnetische behandeling van zieken, dan zal een verbeterde strafvordering de uit drukking worden van een gelouterd zedelijkheids gevoel bij de massa, dan is onze hedendaagsche psychologie een onbeduidend deeltje van een ruimere wetenschap, waarvan het transcendentale ego het rijke on derwerp is, dan openen zich nieuwe onbegrepen wonderen, die ons dieper dan ooit doen gevoelen : »hoe meer ik weet, des te meer zie ik, dat ik niets weet." Is het spiritisme onwaar, dan past het den natuuronderzoeker, dan past het dus u, dr. Snij ders, die u nog onbekende physische factoren in uwe omgeving op te sporen, die de door ons waargenomen phenomenen te weeg brengen. De feiten zijn ook ons te sterk geweest en ze zullen het u zyn. Qui s'y frotte, s'y pique. Het is zeer goedkoop allen, die kennis hebben gekregen van de spiritische verschijnselen, publiek aan den kaak te stellen als domme en dwaze menschen, maar de weerslag van uw schotschrift valt op uw eigen naam. Zóó maakt men zich niet af van feiten, waargenomen door duizenden van ernstige onderzoekers. Dat daaronder weinig hoogof zeergeleerden zijn, bewijst niets anders dan dat deze veelal doodgeleerd zijn en ontrouw zijn geworden aan het groote beginsel van objectief waarnemen en het voortdurend verruimen van de palen der wetten, zoodra een nieuw feit behoor lijk gecontroleerd, is waargenomen. Het zal U zeker gaan, Zeer Geleerde lieer, als het een uwer collega's gaat, die ronduit verklaart, dat de geheele kwestie hem niet interesseert. Maar waarom dan Uw stukje geschreven in het Januari-nommer van »De Tijdspiegel" 'f Gesteld, dat Ge U met het persoonlijk onder zoek van het door U Bijgeloof genoemde Geloof en Weten hadt beziggehouden, en Ge hadt geen positief resultaat gekregen, zelfs dan nog hadt Ge niets meer dan dit niet-vinden bescheidenlijk kunnen constateeren, en hadt Ge dienen te on derzoeken of Uwe methode de juiste was. Wat weten wij wel met zekerheid ? Welke natuurkracht kent Gij volmaakt ? Welk physiologisch verschijnsel omvat en door ziet ge wel geheel ? Alles is u, zoowel als mij een raadsel; de groei van het kleinste plantje is een totaal onbegrepen wonder, elke physische kracht, hoe vaak en hoe verscheiden aangewend, is in haar wezen nog liïiiiiiiMiiimiiHiiiiimiiiiililliiiiiiiiMiiMiimiiiiiiimiiiHiililiiiiiiiiiiiMiiiiii Saint-Andrézijn uitmuntende werklui, die veel arbeid zullen afdoen in de hun opgedragen regeeringstaak, maar geniaal is er geen van die drie. Nu de Montagne er voor een paar maanden in geslaagd is, de knapste en talentvolste leden der Conventie de Girondijnen »Ja, maar vijanden van Parijs en van onze Parijsche ideeën!" viel Camille in. ??»Laat dat zijn! Zij alleen konden eene sterke regeering hebben gevormd. Nu drijft de Conventie als een reddeloos schip zonder roer in den vollen storm. Dat mag zoo niet blijven! Ik zal over een paar dagen voor stellen onze geheel onbeduidende ministers af te schaffen, en van het Comitéde Salut public een voorloopig gouvernement te maken. Je weet, hoe ernstig de toestand is! In Belgiëslag op slag tegenspoed Mainz weg met ons heele leger, met Kléber en Merlin de hionville de Vendée wordt gedurig stouter en gevaarlijker de Girondijnen preeken overal opstand de departementen vallen af voor veertien dagen kwam de knappe Charlotte Corday uit Caen naar Parijs om den viezen Marat te vermoorden, als Nemesis der Girondijnen! Daarom moet het Comité. met onbepaalde volmacht worden bekleed!" »Maar ik begrijp je niet! Je waagt er de Republiek aan. Het Comitézal of geheel krachteloos blijven, of men zal de ondraaglijkste Terreur invoeren. Saint-Just en l'incorruptible zijn tot alles in staat." »Je vergist je! Het Comitézal ijverig werken. Vandaag is er besloten, dat men eiken morgen precies te acht uur zal verga deren ; dat de secretaris eerst een verslag zal geven van de ingekomen correspondentie; dat men dan over alle maatregelen van Salut public zal beraadslagen; dat men zich te n uur des namiddags naar de Con ventie zal begeven en er blijven tot het einde der zitting, en dat men te zeven uur eene avondvergadering zal houden! Aan vlijt en ijver geen gebrek! Daarom juist zal ik voor stellen de ministers af te schaffen, en het Comitétot orgaan der uitvoerende macht te verheffen! Vrees niets! Noch Saint-Just, noch Robespierre zijn opgewassen tegen de tallooze moeilijkheden van het oogenblik! Saint-Just is een sombere dwaas,...." »Dien men het kan aanzien, dat hij zijn hoofd beschouwt als den sluitsteen der Republiek, zoodat hij dat hoofd op de schou ders draagt met den hoogsten eerbied, alsof het een heilig sacrament ware " geheel onbegrepen; hoe kan dan iemand op grond van zijne verworven kennis, die zoo onbeduidend is, a priori veroordeelen datgene, wat hij niet kent! Wie de juiste verhouding ziet van datgene, wat ons bekend is geworden tot datgene, wat in onze omgeving gekend moest worden, zoo wetenschap in waren zin wetenschap zou z\jn, die spreekt bescheiden en handelt bescheiden. Het is hier de plaats niet om te bewyzen de noodzakelijkheid van het Spiritisme, noch om feiten aan te halen, die afdoende zijn. Slechts dit zij u ten stelligste verzekerd: »De spiritische verschijnselen zijn streng waar genomen ftiten, die weldra op andere wijze zullen besproken worden dan door U is gedaan". AVie de moderne scholastiek huldigt, hij zal het ondervinden dat ook in zyn stoffig hoekje eindelijk de blijde lentezon zal binnendringen; ook dan zal weer de klassieke oudheid worden bestudeerd; de mysteriën van Egypte, van Indië, van Griekenland zullen worden gekend door wie daartoe rijp is, en de eerlijke empyrie zal onder zoeken en nieuwe natuurwetten formuleeren, n'en déplaise a vous, Monsieur Ie Docteur. Dan bestaat het woord «bovennatuurlijk" niet meer; ik hoop, dat Gij en ik van dien nieuwen bloeitijd der eerlijke wetenschap getuigen mogen zijn. J. M. KEEN, Hoofd der Openbare Burierschool voor jongens te 's-Gravenhage. Aan de Redactie van de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland. Myne Heeren! In het nummer van 21 April jl. komt een stuk voor over het lot der kinderen onder onze wet ten, overgenomen uit de antirevolutionaire Ne derlander. Ofschoon ieder weldenkende elke poging zal toejuichen om verbetering te krijgen in het lot van verwaarloosde kinderen, zal menigeen toch met mij verwonderd zijn dat het slaan op dit aambeeld weder van de godsdienstige zijde komt. In den laatsten tijd toch wordt er niets behan deld of' de zoogenaamd godsdienstige, of liever tijne menschen meenen zich er mede te moeten bemoeien. Zou het in dit geval wel zuiver menschlievendheid zijn, die hun bemoeizucht rechtvaardigde, riekt het niet veel meer naar een zieltjeswerving V Mij dunkt de vromen hebben in den laatsten tijd eene uitmuntende gelegenheid (zaak Xeerbosch) gehad om van hunne menschlievendheid blijken te geven en toch hebben zij geen moeite ontzien om de geschiedenis, zoo comprorniteerend voor hun geloofsgenoot, in den doofpot te stoppen. Door iemand die mogelijk veel overdreven heeft, maar wien de kinderen toch meer te dan ken hebben dan aan regoering, justitie en allen die iets in ons land te zeggen hebben tezamen, worden zaken aan het licht gebracht, die een treurig beeld gaven van den toestand, waarin zich een van de voornaamste en vooral Christe lijke inrichtingen van weldadigheid bevond en wat is bet resultaat geweest? Mogelijk kleine verbeteringen in het gesticht, MIIMIIIIIMMIIIIMIIIIIIIMIimillllllUlllllllUllMltlllllllllllimillllllMIIIIIIIIIIIII »Bravo, Camille! En Robespierre is een dwaze pedant, die zijne advocaten-zinnetjes netjes uitgalmt in de overtuiging, dat de toe komst van Europa in zijne handen berust. Sacrênom....! Ik heb soms zoo'n lust hem op mijn linkerpink te zetten, en hem rond te doen draaien als een tol!" ? Een schaterlach van Camille trok de aan dacht der omstanders. Maar beide vrienden hervatten hun fluisterend gesprek, zoodat nie mand hen durfde storen. Camille vervolgde: »Maar nu begrijp ik je nog niet!'1 «Luister! Ik verwacht binnen kort, dat het Comitézal worden versterkt. Van morgen sprak ik er in de Conventie over met ettelijke vrienden. Ze zijn het allen met mij eens, Carnot en Prieur de Ja Co te d'Or moeten in het Comité' De oorlogsbelangen eisenen dringend, dat er militairen aan het bewind komen. Carnot en Prieur zijn uitstekende genie officieren. Je begrijpt, dat Robespierre en Saint-Just met hen niet lang in vrede zullen leven! Zij zullen moeten aftreden, en de Jakobijnen hun hoofd invloed verliezen op den gang van zaken. Het militaire element zal in kracht winnen, en dan wordt het onze tijd, om op onze tel len te passen!" »Ja, maar, wanneer nu de Jakobijnsche advocaten, gesteund door hunne club en hunne populariteit, zich eens van de dicta tuur gingen meester maken?" »In dat geval reken ik op jou, Ca mille !': »0p mij! Je spreekt in raadsels!" »Toch niet! Laat ons aannemen, dat de Jakobijnen taaier zijn dan ik vermoed! Ik bezit dan een uitstekend middel, orn ze te breidelen. We zullen dan met ons beiden, of jij alleen, een blad in het licht geven, dat al de fouten en tekortkomingen der Jakobijnsche regeering zal tuchtigen met bloedige striemen. Ik erger me dagelijks aan dien vervloekten hond van een Hébert, die tegen ieder durft blaffen in zijn l'èrc Duchesne. Ze hadden zijn schurkenkop al voor lang in de mand van papa Sarnsori moeten doen tuimelen, maar ze durven niet de bloodaards! Jij, Camille, bent juist de man, om eene vernietigende critiek tegen de onverlaten te schrijven. We zouden ons blad Ie 1'iftnx Cardelier kunnen noemen. Wat is je meening?" »Het plan is kostelijk! Er moet een blad komen, dat aan iedereen de waarheid het opleggen van geringa straffen aan enkele oppassers, maar overigens niets en geen beter toezicht. De man, die het aantal kinderen als reclame gebruikte en ze huisvestte op een wijze. die veel aan «opslaan in pakhuizen" deed denken, staat nog als alleenheerscher aan het hoofd van de veel te groote inrichting. Vroeger sprak hij over de weezen op een wijze, die de tranen in de oogen zijner toehoorsters deed komen, terwyl hij maar al te goed wist dat de kinderen gedeeltelijk toevertrouwd waren aan jongens van ca. 19 jaar, die opgevoed in het gesticht volgens de abnor male denkbeelden van den directeur, niet nalieten hun macht den kinderen te doen gevoelen. Thans is daarin blijkbaar nog geen verbetering gekomen, de laatste mishandeling in het nachte lijk uur en mogelijk in dronkenschap begaan (een andere verklaring is daaraan niet te geven) be wees voldoende, dat toezicht ontbreekt en enkele beambten lage individuen zijn, terwijl de direc teur bewijst geen hoog denkbeeld omtrent recht vaardigheid te hebben, anders zouden zulke menschen door hem niet met het toezicht belast worden. Laten de antirevolutionnairen de handen in n slaan om aan dezen toestand een einde te maken, laten zij zwijgen als er in de kamer over middernachtzendelingen gesproken wordt maar spreken als er van den minister toezicht op de gestichten gevorderd wordt, laten zij hunne afkeu ring uitspreken over een wetgeving, die kinderen beschermt zoolang de ouders leven, maar niet de weezen te Neerbosch, die door hunne verla tenheid en door bijzondere maatregelen van het bestuur geen voldoende gelegenheid hebben om te klagen. Hebben zij dit bereikt, dan kunnen zij zich het lot van anderen aantrekken, maar moeten zij niet te sterk aandringen om de ver waarloosde kinderen in gestichten van hun maak sel optesluiten, want die zijn ongeschikt om karakters te vormen. Van het goede kan men te veel krijgen ook op godsdienstig gebied! Godsdienst en karakter passen bij elkaar, te veel van het eerste vormt het laatste met loosheid er achter. Overigens zou het te wenschen zijn dat de vromen zich meer met hun eigen en zich minder met het openbaar onderwijs bemoeiden en nalieten aan het laatste te verwijten, als het een of ander niet goed blijkt te zijn. Niet altijd zullen de bladen van andere richtingen op zoo'n bezadigde wijze de hatelijkheden weerleggen als o. a. het Handil.Mad deed, toen een stuk in de sedert overledt-n Vox GymniMi aan enkele bladen aan leiding gaf weer eens een aanval op het openbaar onderwijs te doen. Er zou geantwoord kunnen worden met de vraag: Is de anti-revolutionaire partij onzedelijk omdat enkele ban r voorgangers zich onzedelijk gedragen en heeft deze partij geen juist begrip omtrent zedelijkheid, omdat van 't Liüdenhout iemand aan de inrichting verbonden houdt, die zich aan de verpleegden vergrepen heeft ? liet is te wenschen dat overdreven vroomheid niet het kenmerk van het menschdom zal worden, want de wereld wordt er zeker niet door gebaat. Dankbaar voor de plaatsruimte, hoogachtend, Uw dw. Dr., N. zegt. De vonnissen van het Trilitnal worden alleen geïnspireerd door de politiek der laf heid. Er gebeuren dagelijks gruwelen Maar, neem me niet kwalijk! ik moetje eerst wat vragen!" »Ga je gang !' »Wat beweegt je nu stil te zitten en alles in handen der Jakobijnen te laten! Waarom niet vermetel opgetreden als van ouds! Het vaderland heeft al onze krachten noodig!'' Danton scheen zeer verlegen. Hij schudde het gigantische hoofd, zuchtte, sloot de oogen en zei, zeer zacht: »Ik kan niet anders!" Camille zag hem aan met de uiterste ver bazing. Oogenblikkelijk kwam Danton tot bezinning. Hij strekte de hand uit, en vatte die van zijn vriend. Toen fluisterde hij bijna onhoorbaar: »Ik ben verliefd !'' Een vreemde lach krulde de bleeke lippen van Desmoulins. Hij zag den reus met zeker gemengd gevoel van mededongen en schrik aan. Maar hij zweeg, om verdere mededeelingen uit te lokken. Danton liet zijne hand los, en ging voort: »Je moogt het weten! Ieder zal er binnenkort van hooren. Ik ga hertrouwen! Zij heet Louise Gély ! Ik heb haar te Arcissur-Aube ontmoet, toen ik voor een paar weken eenige dagen rust zocht op mijn buiten. Ze is nog zeer jong, maar, o, Camille ! welk eene macht oefent dat hemelsch wezen over mij ! Hoe hang ik af van een enkelen blik uit die fonkelende oogen! Ze is zoo mooi, zoo rijzig, zoo koninklijk! Meer dan een engel! Ik heb indruk op baar gemaakt, zoo leelijk als ik ben. Ze wil niet van politiek hooren! Ik mag er niet over spreken alleen van mijne liefde mag ik reppen !'' »Dus eene ci-devante!'' fluisterde Camille. »Neen, eene bourgeoise.' Maar ware ze van koninklijken bloede ? ik heb haar lief! Dat is alles!" »En dit is meer dan genoeg! Wie kan tegen den machtigsten hartstocht strijden ? Vertel me meer!" »Goed ! Maar laat ons naar buiten gaan! Niemand mag er een woord van hooren en ieder let op ons!" (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl