Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 932
bokkensprongen van vroegere tyden belachelijk
te maken, 't Was een gevolg, zegt Nisard, van
der menschen onkunde en tevens van
denonophoudelijken drang naar kennis van het hoogste.
De scholastiek had methode, al was het een zeer
bedenkelijke, en juist dat methodische was het
geen de scholastiek zoolang in stand hield. Wie
eenmaal zich tevreden had gesteld met hetpoint
de départ, diens verstand werd al gauw ingepakt
door de handigheid, waarmede alle avocasseriën
en spitsvondigheden werden aangewend om tot
nieuwe conclusiën te komen. Immers wie de eene
of andere slimme redeneering begrijpt, gevoelt
zich byna in staat, by voorkomende gelegenheid
er ook zoo eene te kunnen ineenzetten, en zoo'n
gedachte is vleiend. Dat de wetenschappelijke
heeren zich daarbij steeds verder van de waar
heid verwijderden, bekommerde hen weinig; de
natuur en de werkelijkheid, die heel anders
werkten en leefden dan zij haar voorschreven,
zagen ze minachtend aan; met zulke viere en
onbeduidende dingen lieten zij zich niet in.
Geopend werden door reuzenarmen de ramen
en binnen stroomde de lentelucht van 't nieuwe
leven ; 't stof verdween, de klassieke oudheid
werd bestudeerd, de hoogste vraagstukken wer
den overwogen niet door de professoren, maar
door ieder, die daarin belang stelde, het tijdvak
van de scholastiek verdween, zegevierend trok
de Godin der Empyrie binnen, in de plaats van
redekavelen kwam zien, waarnemen ? in plaats
van doelloos te disputeeren zocht men wetten
uit waarheden, de grenzen der wetten uitzettende,
zoodra een nieuw feit zich voordeed, dat met het
vorige resultaat in strijd scheen te zijn. Niet
het feit werd veroordeeld, maar het begrip, de
samenvatting van het gelijke in het gelijksoortige,
werd verruimd ; het feit had eenmaal zijn bru
taal raison d'être, en hield dit, al zou men ook
alle leerboeken er anders om moeten inrichten, al
zou ook deze of gene Hooggeleerde volhouden, dat
het niet zijn kon, omdat hij er niets van begreep.
De wetenschap werd democratisch en lachte
om de verlegenheid der geleerde pruiken; de
realiteit is er niet om de wetenschap, maar de
wetenschap om de realiteit.
Vergete dat nooit iemand, die zich een weten
schappelijk man wil noemen.
Maar de menschelijke bekrompenheid is nog
dezelfde ; weer zyn de scholen gesloten voor de
waarneming, weer redeneert men honderd uit
over dingen, die men niet kent, weer verwijdert
men zich mijlen ver van de ware werkelijkheid,
en weer moeten minachtende uitdrukkingen gebrek
aan kennis verbloemen.
Er is een moderne scholastiek in de natuur
wetenschappen, een doemwaardige scholastische
richting, die meent reeds alles te weten, die zich
dik maakt op hare vermeende kennis, die niet
onderzoekt, die niet te rade gaat met de
werkelykheid ; er zijn leeraren en professoren, die zich
verbeelden over alles den staf te mogen breken,
wat ze niet kennen.
Het ware u beter geweest, dr. A. J. C. Snyders,
zoo uw geschrijf »Modern Bijgeloof" nooit uit
uwe pen was gevloeid; zoo Gij, strevende naar
waarheid, naar volle kennis, ijverig uwe studie
hadt gemaakt van eene u tot nog toe onbekende
reeks van feiten. Op welke gronden spreekt Gij
zuigeling droeg, was door een razenden stier
omvergeloopen ; het kind had door een stoot
van het woedende dier een deel van zijne
bovenlip verloren, zoodat hij voor heel
zijn leven mismaakt bleef. Het breede
felaat was in hevige mate door de kin
erpokken geschonden. De fonkelende don
kere oogen zonken diep in de kassen
terug. Zijn voorhoofd vertoonde breede groe
ven ; zijne neusgaten bewogen zich onophou
delijk. Iets ongemeen athletisch, iets
herkulisch in zijne breede schouders, zijne vleezige
vuisten, zijn forsch geluid, uoezemde ontzag
in. Zij, die hem eenmaal gezien hadden,
vergaten hem nimmer. Hij droeg eene wijde
houppelande van bruinrood laken xaetpélerine
en wit ivoren knoopen, een zeer gekreukt
jabot en gescheurde manchetten. Als hij het
hoofd schudde, fladderden zijne lange zwarte
hairen over nek en schouders.
Camille Desmoulins, die tegenover hem
zat, was geheel anders, geheel het contrast
van Danton. Klein, slank, beweeglijk, on
rustig, zweefde over zijn wasbleek gelaat eene
voortdurende zenuwachtige trilling. Zijne
zwarte oogen veranderden elke minuut van
richting, terwijl hij onophoudelijk op
fluisterenden toon aan het spreken bleef. Als hij
een oogenblik zweeg, groefde zich om zijn
fijn besneden mond een diepe plooi, die ver
ried, dat hij de slaaf moest zijn van zeer
wilde hartstochten.
Maar Danton nara nu het woord, en hield
een uitvoerig betoog, waarbij Camille telkens
de schouders ophaalde, of het hoofd schudde.
»Zie hier mijn plan, Camille ! Ik heb
mijne zeer geldige redenen, om vooreerst wat
kalm en neutraal te blijven. Van daag is
de deugdzame Maximilien tot lid van het
Comitéde Salut public gekozen. Van de
negen mannen, die er nu in zetelen, is hij
de beste spreker .... dat wil ik toegeven :
maar voor het overige een frazenmaker, een
advokaat van onmogelijke zaken, een idea
list zonder praktijk, zonder fut! Couthon en
Saint-Just zijn nog minder te vreezen
mannen met een kleinen voorraad ideetjes
in het hoofd, die ze bij alles te pas brengen,
en daardoor gewoonlijk alles bederven. Wat
de andere leden betreft, onze vriend H
raultSéchelles ... nu ja, een coeur d'or, maar hij
mist al den ernst, dien Saint-Just te veel
heeft! Barère en huriot zijn handige intri
ganten, maar voegen zich altijd bij de meer
derheid, die kans heeft te overwinnen. Prieur
(de la Marne), Robert Lindet en Jean Bon
van Modern Bijgeloof? Omdat uwe kennis daar
van nihil is ? Is dat de houding, die een logisch
denkend mensch in dezen mag aannemen ?
Want het geldt hier geene onbeduidende zaak!
Een van tweeën: of het spiritisme is waar, of
het is niet waar tertium non datur. Is liet
spifitisme waar, is het waar, dat degenen, wier
lichamen wij begraven hebben, ons nog kennen,
met ons in aanraking kunnen komen onder zekere
omstandigheden, dan is het spiritisme voor de
godsdiensten, wat de wiskunde voor de natuur
kunde is.
dan is het domme materialisme eene dwaasheid,
dan moet in de physica eene nieuwe mecha
nische kracht (Odalkracht van dr. von
Reichenbach) worden ingevoerd,
dan heeft de medicus kennis te maken met
magnetische behandeling van zieken,
dan zal een verbeterde strafvordering de uit
drukking worden van een gelouterd zedelijkheids
gevoel bij de massa,
dan is onze hedendaagsche psychologie een
onbeduidend deeltje van een ruimere wetenschap,
waarvan het transcendentale ego het rijke on
derwerp is,
dan openen zich nieuwe onbegrepen wonderen,
die ons dieper dan ooit doen gevoelen : »hoe meer
ik weet, des te meer zie ik, dat ik niets weet."
Is het spiritisme onwaar, dan past het den
natuuronderzoeker, dan past het dus u, dr. Snij
ders, die u nog onbekende physische factoren in
uwe omgeving op te sporen, die de door ons
waargenomen phenomenen te weeg brengen. De
feiten zijn ook ons te sterk geweest en ze zullen
het u zyn.
Qui s'y frotte, s'y pique.
Het is zeer goedkoop allen, die kennis hebben
gekregen van de spiritische verschijnselen, publiek
aan den kaak te stellen als domme en dwaze
menschen, maar de weerslag van uw schotschrift
valt op uw eigen naam. Zóó maakt men zich niet
af van feiten, waargenomen door duizenden van
ernstige onderzoekers. Dat daaronder weinig
hoogof zeergeleerden zijn, bewijst niets anders dan
dat deze veelal doodgeleerd zijn en ontrouw zijn
geworden aan het groote beginsel van objectief
waarnemen en het voortdurend verruimen van de
palen der wetten, zoodra een nieuw feit behoor
lijk gecontroleerd, is waargenomen.
Het zal U zeker gaan, Zeer Geleerde lieer, als
het een uwer collega's gaat, die ronduit verklaart,
dat de geheele kwestie hem niet interesseert.
Maar waarom dan Uw stukje geschreven in het
Januari-nommer van »De Tijdspiegel" 'f
Gesteld, dat Ge U met het persoonlijk onder
zoek van het door U Bijgeloof genoemde Geloof
en Weten hadt beziggehouden, en Ge hadt geen
positief resultaat gekregen, zelfs dan nog hadt
Ge niets meer dan dit niet-vinden bescheidenlijk
kunnen constateeren, en hadt Ge dienen te on
derzoeken of Uwe methode de juiste was.
Wat weten wij wel met zekerheid ?
Welke natuurkracht kent Gij volmaakt ?
Welk physiologisch verschijnsel omvat en door
ziet ge wel geheel ?
Alles is u, zoowel als mij een raadsel; de groei
van het kleinste plantje is een totaal onbegrepen
wonder, elke physische kracht, hoe vaak en hoe
verscheiden aangewend, is in haar wezen nog
liïiiiiiiMiiimiiHiiiiimiiiiililliiiiiiiiMiiMiimiiiiiiimiiiHiililiiiiiiiiiiiMiiiiii
Saint-Andrézijn uitmuntende werklui, die veel
arbeid zullen afdoen in de hun opgedragen
regeeringstaak, maar geniaal is er geen van
die drie. Nu de Montagne er voor een paar
maanden in geslaagd is, de knapste en
talentvolste leden der Conventie de
Girondijnen
»Ja, maar vijanden van Parijs en van
onze Parijsche ideeën!" viel Camille in.
??»Laat dat zijn! Zij alleen konden eene
sterke regeering hebben gevormd. Nu drijft
de Conventie als een reddeloos schip zonder
roer in den vollen storm. Dat mag zoo niet
blijven! Ik zal over een paar dagen voor
stellen onze geheel onbeduidende ministers
af te schaffen, en van het Comitéde Salut
public een voorloopig gouvernement te maken.
Je weet, hoe ernstig de toestand is! In
Belgiëslag op slag tegenspoed Mainz weg
met ons heele leger, met Kléber en Merlin de
hionville de Vendée wordt gedurig stouter
en gevaarlijker de Girondijnen preeken
overal opstand de departementen vallen
af voor veertien dagen kwam de knappe
Charlotte Corday uit Caen naar Parijs om
den viezen Marat te vermoorden, als Nemesis
der Girondijnen! Daarom moet het Comité.
met onbepaalde volmacht worden bekleed!"
»Maar ik begrijp je niet! Je waagt er
de Republiek aan. Het Comitézal of geheel
krachteloos blijven, of men zal de
ondraaglijkste Terreur invoeren. Saint-Just en
l'incorruptible zijn tot alles in staat."
»Je vergist je! Het Comitézal ijverig
werken. Vandaag is er besloten, dat men
eiken morgen precies te acht uur zal verga
deren ; dat de secretaris eerst een verslag zal
geven van de ingekomen correspondentie;
dat men dan over alle maatregelen van
Salut public zal beraadslagen; dat men zich
te n uur des namiddags naar de Con
ventie zal begeven en er blijven tot het einde
der zitting, en dat men te zeven uur eene
avondvergadering zal houden! Aan vlijt en
ijver geen gebrek! Daarom juist zal ik voor
stellen de ministers af te schaffen, en het
Comitétot orgaan der uitvoerende macht te
verheffen! Vrees niets! Noch Saint-Just, noch
Robespierre zijn opgewassen tegen de tallooze
moeilijkheden van het oogenblik! Saint-Just
is een sombere dwaas,...."
»Dien men het kan aanzien, dat hij
zijn hoofd beschouwt als den sluitsteen der
Republiek, zoodat hij dat hoofd op de schou
ders draagt met den hoogsten eerbied, alsof
het een heilig sacrament ware "
geheel onbegrepen; hoe kan dan iemand op grond
van zijne verworven kennis, die zoo onbeduidend
is, a priori veroordeelen datgene, wat hij niet kent!
Wie de juiste verhouding ziet van datgene, wat
ons bekend is geworden tot datgene, wat in onze
omgeving gekend moest worden, zoo wetenschap
in waren zin wetenschap zou z\jn, die spreekt
bescheiden en handelt bescheiden.
Het is hier de plaats niet om te bewyzen de
noodzakelijkheid van het Spiritisme, noch om
feiten aan te halen, die afdoende zijn. Slechts
dit zij u ten stelligste verzekerd:
»De spiritische verschijnselen zijn streng waar
genomen ftiten, die weldra op andere wijze zullen
besproken worden dan door U is gedaan".
AVie de moderne scholastiek huldigt, hij zal
het ondervinden dat ook in zyn stoffig hoekje
eindelijk de blijde lentezon zal binnendringen;
ook dan zal weer de klassieke oudheid worden
bestudeerd; de mysteriën van Egypte, van Indië,
van Griekenland zullen worden gekend door wie
daartoe rijp is, en de eerlijke empyrie zal onder
zoeken en nieuwe natuurwetten formuleeren,
n'en déplaise a vous, Monsieur Ie Docteur.
Dan bestaat het woord «bovennatuurlijk" niet
meer; ik hoop, dat Gij en ik van dien nieuwen
bloeitijd der eerlijke wetenschap getuigen mogen zijn.
J. M. KEEN,
Hoofd der Openbare Burierschool
voor jongens te 's-Gravenhage.
Aan de Redactie van de Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
Myne Heeren!
In het nummer van 21 April jl. komt een stuk
voor over het lot der kinderen onder onze wet
ten, overgenomen uit de antirevolutionaire Ne
derlander.
Ofschoon ieder weldenkende elke poging zal
toejuichen om verbetering te krijgen in het lot
van verwaarloosde kinderen, zal menigeen toch
met mij verwonderd zijn dat het slaan op dit
aambeeld weder van de godsdienstige zijde komt.
In den laatsten tijd toch wordt er niets behan
deld of' de zoogenaamd godsdienstige, of liever
tijne menschen meenen zich er mede te moeten
bemoeien.
Zou het in dit geval wel zuiver
menschlievendheid zijn, die hun bemoeizucht rechtvaardigde,
riekt het niet veel meer naar een zieltjeswerving V
Mij dunkt de vromen hebben in den laatsten
tijd eene uitmuntende gelegenheid (zaak
Xeerbosch) gehad om van hunne menschlievendheid
blijken te geven en toch hebben zij geen moeite
ontzien om de geschiedenis, zoo
comprorniteerend voor hun geloofsgenoot, in den doofpot te
stoppen.
Door iemand die mogelijk veel overdreven
heeft, maar wien de kinderen toch meer te dan
ken hebben dan aan regoering, justitie en allen
die iets in ons land te zeggen hebben tezamen,
worden zaken aan het licht gebracht, die een
treurig beeld gaven van den toestand, waarin
zich een van de voornaamste en vooral Christe
lijke inrichtingen van weldadigheid bevond en
wat is bet resultaat geweest?
Mogelijk kleine verbeteringen in het gesticht,
MIIMIIIIIMMIIIIMIIIIIIIMIimillllllUlllllllUllMltlllllllllllimillllllMIIIIIIIIIIIII
»Bravo, Camille! En Robespierre is
een dwaze pedant, die zijne advocaten-zinnetjes
netjes uitgalmt in de overtuiging, dat de toe
komst van Europa in zijne handen berust.
Sacrênom....! Ik heb soms zoo'n lust hem
op mijn linkerpink te zetten, en hem rond
te doen draaien als een tol!"
? Een schaterlach van Camille trok de aan
dacht der omstanders. Maar beide vrienden
hervatten hun fluisterend gesprek, zoodat nie
mand hen durfde storen.
Camille vervolgde:
»Maar nu begrijp ik je nog niet!'1
«Luister! Ik verwacht binnen kort,
dat het Comitézal worden versterkt. Van
morgen sprak ik er in de Conventie over
met ettelijke vrienden. Ze zijn het allen
met mij eens, Carnot en Prieur de Ja Co te
d'Or moeten in het Comité' De
oorlogsbelangen eisenen dringend, dat er militairen
aan het bewind komen. Carnot en Prieur
zijn uitstekende genie officieren. Je begrijpt,
dat Robespierre en Saint-Just met hen niet
lang in vrede zullen leven! Zij zullen
moeten aftreden, en de Jakobijnen hun hoofd
invloed verliezen op den gang van zaken.
Het militaire element zal in kracht winnen,
en dan wordt het onze tijd, om op onze tel
len te passen!"
»Ja, maar, wanneer nu de Jakobijnsche
advocaten, gesteund door hunne club en
hunne populariteit, zich eens van de dicta
tuur gingen meester maken?"
»In dat geval reken ik op jou, Ca
mille !':
»0p mij! Je spreekt in raadsels!"
»Toch niet! Laat ons aannemen, dat
de Jakobijnen taaier zijn dan ik vermoed!
Ik bezit dan een uitstekend middel, orn ze
te breidelen. We zullen dan met ons beiden,
of jij alleen, een blad in het licht geven,
dat al de fouten en tekortkomingen der
Jakobijnsche regeering zal tuchtigen met
bloedige striemen. Ik erger me dagelijks
aan dien vervloekten hond van een Hébert,
die tegen ieder durft blaffen in zijn l'èrc
Duchesne. Ze hadden zijn schurkenkop al
voor lang in de mand van papa Sarnsori
moeten doen tuimelen, maar ze durven niet
de bloodaards! Jij, Camille, bent juist
de man, om eene vernietigende critiek tegen
de onverlaten te schrijven. We zouden ons
blad Ie 1'iftnx Cardelier kunnen noemen.
Wat is je meening?"
»Het plan is kostelijk! Er moet een
blad komen, dat aan iedereen de waarheid
het opleggen van geringa straffen aan enkele
oppassers, maar overigens niets en geen beter
toezicht. De man, die het aantal kinderen als
reclame gebruikte en ze huisvestte op een wijze.
die veel aan «opslaan in pakhuizen" deed denken,
staat nog als alleenheerscher aan het hoofd van
de veel te groote inrichting. Vroeger sprak hij
over de weezen op een wijze, die de tranen in de
oogen zijner toehoorsters deed komen, terwyl hij
maar al te goed wist dat de kinderen gedeeltelijk
toevertrouwd waren aan jongens van ca. 19 jaar,
die opgevoed in het gesticht volgens de abnor
male denkbeelden van den directeur, niet nalieten
hun macht den kinderen te doen gevoelen.
Thans is daarin blijkbaar nog geen verbetering
gekomen, de laatste mishandeling in het nachte
lijk uur en mogelijk in dronkenschap begaan (een
andere verklaring is daaraan niet te geven) be
wees voldoende, dat toezicht ontbreekt en enkele
beambten lage individuen zijn, terwijl de direc
teur bewijst geen hoog denkbeeld omtrent recht
vaardigheid te hebben, anders zouden zulke
menschen door hem niet met het toezicht belast
worden.
Laten de antirevolutionnairen de handen in
n slaan om aan dezen toestand een einde te
maken, laten zij zwijgen als er in de kamer over
middernachtzendelingen gesproken wordt maar
spreken als er van den minister toezicht op de
gestichten gevorderd wordt, laten zij hunne afkeu
ring uitspreken over een wetgeving, die kinderen
beschermt zoolang de ouders leven, maar niet
de weezen te Neerbosch, die door hunne verla
tenheid en door bijzondere maatregelen van het
bestuur geen voldoende gelegenheid hebben om
te klagen. Hebben zij dit bereikt, dan kunnen
zij zich het lot van anderen aantrekken, maar
moeten zij niet te sterk aandringen om de ver
waarloosde kinderen in gestichten van hun maak
sel optesluiten, want die zijn ongeschikt om
karakters te vormen. Van het goede kan men
te veel krijgen ook op godsdienstig gebied!
Godsdienst en karakter passen bij elkaar, te veel
van het eerste vormt het laatste met loosheid er
achter.
Overigens zou het te wenschen zijn dat de
vromen zich meer met hun eigen en zich minder
met het openbaar onderwijs bemoeiden en nalieten
aan het laatste te verwijten, als het een of ander
niet goed blijkt te zijn. Niet altijd zullen de
bladen van andere richtingen op zoo'n bezadigde
wijze de hatelijkheden weerleggen als o. a. het
Handil.Mad deed, toen een stuk in de sedert
overledt-n Vox GymniMi aan enkele bladen aan
leiding gaf weer eens een aanval op het openbaar
onderwijs te doen. Er zou geantwoord kunnen
worden met de vraag: Is de anti-revolutionaire
partij onzedelijk omdat enkele ban r voorgangers
zich onzedelijk gedragen en heeft deze partij
geen juist begrip omtrent zedelijkheid, omdat van
't Liüdenhout iemand aan de inrichting verbonden
houdt, die zich aan de verpleegden vergrepen
heeft ?
liet is te wenschen dat overdreven vroomheid
niet het kenmerk van het menschdom zal worden,
want de wereld wordt er zeker niet door gebaat.
Dankbaar voor de plaatsruimte, hoogachtend,
Uw dw. Dr.,
N.
zegt. De vonnissen van het Trilitnal worden
alleen geïnspireerd door de politiek der laf
heid. Er gebeuren dagelijks gruwelen
Maar, neem me niet kwalijk! ik moetje
eerst wat vragen!"
»Ga je gang !'
»Wat beweegt je nu stil te zitten en
alles in handen der Jakobijnen te laten!
Waarom niet vermetel opgetreden als van
ouds! Het vaderland heeft al onze krachten
noodig!''
Danton scheen zeer verlegen. Hij schudde
het gigantische hoofd, zuchtte, sloot de oogen
en zei, zeer zacht:
»Ik kan niet anders!"
Camille zag hem aan met de uiterste ver
bazing. Oogenblikkelijk kwam Danton tot
bezinning. Hij strekte de hand uit, en vatte
die van zijn vriend. Toen fluisterde hij bijna
onhoorbaar:
»Ik ben verliefd !''
Een vreemde lach krulde de bleeke lippen
van Desmoulins. Hij zag den reus met zeker
gemengd gevoel van mededongen en schrik
aan. Maar hij zweeg, om verdere
mededeelingen uit te lokken. Danton liet zijne hand
los, en ging voort:
»Je moogt het weten! Ieder zal er
binnenkort van hooren. Ik ga hertrouwen!
Zij heet Louise Gély ! Ik heb haar te
Arcissur-Aube ontmoet, toen ik voor een paar
weken eenige dagen rust zocht op mijn buiten.
Ze is nog zeer jong, maar, o, Camille ! welk
eene macht oefent dat hemelsch wezen over
mij ! Hoe hang ik af van een enkelen blik
uit die fonkelende oogen! Ze is zoo mooi,
zoo rijzig, zoo koninklijk! Meer dan een
engel! Ik heb indruk op baar gemaakt, zoo
leelijk als ik ben. Ze wil niet van politiek
hooren! Ik mag er niet over spreken
alleen van mijne liefde mag ik reppen !''
»Dus eene ci-devante!'' fluisterde
Camille.
»Neen, eene bourgeoise.' Maar ware ze
van koninklijken bloede ? ik heb haar lief!
Dat is alles!"
»En dit is meer dan genoeg! Wie kan
tegen den machtigsten hartstocht strijden ?
Vertel me meer!"
»Goed ! Maar laat ons naar buiten gaan!
Niemand mag er een woord van hooren
en ieder let op ons!"
(Wordt vervolgd).