Historisch Archief 1877-1940
No.932
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3XT o d. o ar let n. d ixa. Beeld en Solxrift.
(HET CA.FÉ-RESTA. U R A. N T).
BIJ KRAS.
welke werd afgebakend door de
Buitensingelgracht. Was men eenmaal aan de andere
zijde, dan kwam men op het gebied ran gras
en schelpenpaadjes, van theetuinen en
uitVan alle argumenten, welke er aangevoerd
worden om te betoogen, dat we in de laatste j
dertig jaren snel hebben geleefd en nog leven, l
is er zeker geen krachtiger, dan de uitbreiding |
van Amsterdam en de verandering in onze j
gewone wijze van leven. Wij hebben de
hoofdstad gekend, toen het nog een niet altijd
ongestoord genot was, om een wandeling te
maken onder de hooge olmen van den
Buiten-singel; toen we in tentschuitjes langs
groene weilanden voeren over de wateren
ran de Boeren-Wetering naar »d'Stadtlander", j
een lommerijke uitspanningsplaats en thee- j
tuin, vroeger op een plek gelegen, waar nu
een woestijn van huizen zich bevindt en
waarvan de naam nog voortleeft in
een klein caféergens in »De Pijp".
Wij hebben ze gekend al de «pa
den", waarop de deftige burgers
hun tuinen hadden en waarheen zij
op mooie zomerdagen met vrouw en
kinderen togen, om zich in de vrije
natuur te verlustigen. Met een pakje
zaaigoed, een hark, een schoöel en
een grasschaar hield men die tuinen
in orde; en men zou er nauwelijks
meer aan denken, indien Hildebrand
zulk een tuin niet vereeuwigd had,
waar hij ons »Buikje" schilderde; ja,
we herinneren ons, dat toen we eens
met de meid, die toen nog een omslag
doek en een kornet droeg, en haar
vrijer uit waren de meid heet nu
«juffrouw" en noemt den man harer
keuze »m'n engaazee" ergens in
het doolhof van paden en paadjes,
buiten de Zaagpoort, waar Multatuli
zijn Wouter Pieterse in »Glorioso" liet
lezen, bier met scharretjes hebben gebruikt,
in een inrichting met een houten veranda
er voor en boomgaarden en moestuinen er
om heen.
Het was een goede, oude tijd en de
menschheid was toen bovendien hoogst
zedelijk en deftig. Een jong meisje droeg eens
en voor altijd den stempel der onzedelijkheid
op het voorhoofd, wanneer zij zich alleen of met
een vriendin zonder mannelijk geleide in de
Kalverstraat durfde wagen; een lid van het
sterke geslacht op straat aan te zien stond
toen gelijk met een der zeven hoofdzonden.
Uitgenomen aan zeilen en roeien, deed men
niet aan sport en de eenige gymnastiek,
waaraan een jong meisje zich mocht over
geven, was het dansen. Het was de bloeitijd
van het Nut, van de witgeplooide gordijntjes
aan breede koperen roeden, van de
oudVaderlandsch deftigheid en van de
»college's." 1)
Geen dame, op straffe hare goede reputatie
te verliezen, mocht in die dagen, zelfs niet
aan den arm van haar man, een cafébe
zoeken, dat gelegen was binnen den grens,
1) College" noemden de dames een vereeniging
waarin gereciteerd werd en gedanst.
MEl.'WE 1'OOLSriUC KOKFIKIiris.
S^T-***
' " fcS* - "
BLOEMISTERIJ TE ZAANDAM.
DE VE.STIliCr.E.
spanningen en daar was het verbod opge
heven. Het was een tijd dat Amsterdam
een provinciestad was, wat grooter dan andere
i steden, maar vaak niet zoo gezellig.
/oo was het nog voor ongeveer dertig jaren
en er moest veel gebeuren, aleer de oude
gewoonten, de oud-Hollandsche deftigheid en
preutsche ingetogenheid, waaronder zich vaak
nog zooveel huichelerij verborg, tegelijk met
het »Uwee" uit de spreektaal, verdwenen.
Er moest een omwenteling komen in het
gewone sociale leven, in het leven langs den
weg, die Amsterdam maakte, zooals de vreem
deling wel zoo goed is om thans te getuigen,
tot een der meest gezellige plaatsen van
Europa.
De .geschiedenis heeft het ons geleerd, dat,
wanneer nieuwe denkbeelden, nieuwe zeden
of' nieuwe gewoonten zich baan
breken er altijd een man gevonden
wordt, die den eersten stoot weet te
geven en op het gegeven oogenblik
zich aan het hoofd stelt.
In 18(S4 waren we, zooals we
schreven, een provinciestad en Amster
dam bezat geen andere caf'é's dan de
pijpenladen. Alleen het CaféRestau
rant op den Dam, nu de sociëteit
Zeemanshoop, beantwoordde eenigszins
aau de eischen, welke wij nu stellen.
Het was in dat jaar dat de heer
Krasnapolsky eigenaar werd van
het Nieuwe Poolsche Koffiehuis in de
Warmoesstraat, dat stond op de
plaats, waar zich nu de leeszaal van
»Kras" bevindt. Dit was het begin van
de grootsche inrichting, welke we
thans in beeld en schrift willen weer
geven en het was juist haar langzame
maar aanhoudende ontwikkeling, die
den stoot gaf aan een geheel andere opvat
ting van het café-leven in de hoofdstad,
vooral de vrouwelijke bewoners deed breken
met de pruderie der vaderen en het reto,
dat zooveel jaren op haar had gerust, tot
een doode letter maakte.
Reeds dadelijk begon het CaféKrasnapolsky
zich uit te breiden. Een tuintje, daarachter
gelegen, werd tot biljartzaal ingericht, waar
in twee biljarten werden geplaatst. Door
aankoop werd de heer Krasnapolsky
al spoedig eigenaar van een perceel achter
het caféin de Servetsteeg, waarin de be
kende »vader Jeremias" woonde, die daarin
een karnemelk-restaurant hield, waar men
voor 2K cent een bord pap kon koopen;
negen perceelen volgden weldra, zoodat
er ruimte kwam voor zes biljarten. Naast
het caféin de Warmoesstraat waren achter
eenvolgens gelegen vier perceelen, waarin een
slachterij, een kapperswinkel, een banketbak
kerij een koude bakker zooals men toen zeide
en een bewaarschool werden
gehouden,waarachter weer het »Hofje van Genua" was ge
legen. Ook deze perceelen werden het eigen
dom van den heer Krasnapolsky. De
witte zaal, de biljartzaal en de wintertuin
werden daarna in den loop van eenige jaren
gebouwd.