De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 12 mei pagina 1

12 mei 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 933 DE AMSTERDAMMER A°. 1895. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & VVARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 12 Mei Abonnement per 3 maanden ?1.50, Ir. p. post ? 1.65 Voor Indiëp°r jaar ^ n mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . .125 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O C Ds YAN TEEBE EN VAN NABIJ: Verwaarloosden. Japan en de protesteerende mogendheden. SOCI ALE AANGELEGENHEDEN: Arbeiderswoningen, door Pro Socio. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEEEN: Kunst in ZuidNederland, door Pol de Mont. Gustav Freytag. NEDERLAND IN BEELD EN SCHUIFT: Expositie wezen, III, door Johan E. E. WETENSCHAP: Thomas Huxley. Tentoonstelling van Hotel- en Beiswezen, historische aanteekeningen door F. v. d. G. FEUILLETON: Augustin Eobespierre door Dr. Jan ten Brink. III. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. INGEZONDEN. RECLA MES. VAEIA. ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKEASSEN. ADVEHTENTIEN. MllllliiiiiiiillilliliiiiiiiiiiliiitlliimiiiiiilniiiiiillilliHHiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiiii Het Nederl. Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen; hield deze week haar algemeene vergadering. »Reeds 70 jaar lang is dit aan het zedelijk verbeteren van gevangenen, en we twijfelen er niet aan, dat het sommigen ook zedelijk verbeterd heeft. Alleen het succes dier Vereeniging schijnt niet bijster groot, immers de recidivisten, die in 1883 30.3 pCt. van het aantal veroordeelden uitmaakten, vormden in 1888?1893 circa 37 pCt. van de geheele gevangenisbevolking. Neemt men in in aan merking, dat het bestuur en ook de leden van die vereeniging uit zeer voortreffelijke menschen bestaan, dan blijkt het hoe moei lijk het is gevangenen zedelijk te verbe teren, en we zouden haast zeggen, hoe on mogelijk dit is zonder de beschikking te hebben over een ruime beurs. Want de zeer groote belangstelling in het moreel der ge vangenen, het voortdurend omgaan met ver oordeelden, het taktvól uitdeelen van lessen en raadgevingen, het openstellen van zijn huis voor de ontslagenen om met hen te over leggen hoe zij zich weder een plaats in de maat schappij zullen verwerven, het overbrengen van hen in de zedelijke atmosfeer, waarin men zelf ademt i. e. w. de zeer opmerke lijke toewijding van het bestuur en de leden dier Vereeniging, verre boven onzen lof! zonder een groot kapitaal en een mach tige organisatie om zoovele honderden aan arbeid te helpen, werkt niet veel uit. 37 pCt. recidivisten! Voor hoevelen hiervan moet niet de ledigheid, de gedwongen ledigheid, noodlottig zijn geweest. Gevangenisstraf heeft altijd iets demoraliseerends, omdat het zoo goed als zeker den mensch, ook den diep geval lene, nog van dat weinigje eergevoel berooft, dat hij zoo noodig heeft om aan zijn leven, zij 't dan ook maar een allerflauwst schijntje. van een moreele richting te geven ; doch in de gevangenis komt behalve de tucht, waaraan hij zich niet onttrekken kan, de arbeid zaamheid hem steunen, zoodat hij zich nog mensch kan gevoelen, tot iets goeds in staat. Zoodra hij echter buiten de gevan genispoort treedt, gebrandmerkt, geschuwd en,, zooals met de overgroote meerderheid het geval is, zonder middel van bestaan; liefst in een der groote steden, in de donkere ach terhoeken, en bij het meest verdorven gezel schap, om de vrijheid te genieten zonder band en zonder brood ? wat moet hiervan te recht komen ? Bij alle bewondering die de Vereeniging tot zedelijke verbetering ran ge vangenen ons afdwingt, en ons misschien in nog hoogere mate zou afdwingen, als wij van nabij getuige hadden kunnen zijn van hare onverdroten en noeste inspanning ter ver vulling eener zoo hopelooze en steeds teleur stellende taak, is het ons een raadsel, hoe dezezelfds vereeniging zich heeft kunnen bedwingen den harteloozeii staat, die de ge vangenen zonder hulp op straat zet, voor een goed deel aansprakelijk te stellen voor het verschrikkelijk groot aantal recidivisten, 37 pCt. van de geheele gevangenis-bevolking, welk cijfer, oppervlakkig beschouwd, haar, Vereeniging, in opspraak moet brengen. Zoo iemand, dan moest toch zij, volkomend be kend met het afgrijselijke en zorgwekkende van de toestanken, wetende dat er schatten geld noodig zijn, om de moreele werkzaam heid tot redding vruchtbaar te doen zijn, reeds lang aangedrongen hebben op het ver krijgen van wetten en instellingen, waardoor de staat genoopt werd zijn zorg voor de eerst uit de maatschappij gestootenen en daarna in de maatschappij temgijestootencn, nog iets verder uit te strekken dan tot de gevangenis poort.'' Zoo schreven wij in ons nr. van 13 Jan. 11. Thans is er weder een jaarverslag ver schenen waaruit blijkt, dat deze vereeni ging in ledental achteruit gaat. G9 nieuwe leden traden toe, 135 leden vielen af, zoodat ze in het geheel nog 2048 leden telt, terwijl aan ontslagen gevangenen tot een gezamenlijk bedrag van ? 14.236,861A aan hulp en onder stand kon worden verleend. Hoe staat het nu met de werkverschaffing voor ontslagen gevangenen ? Eene commissie, die hieromtrent gerap porteerd heeft, komt tot de conclusie, dat voor ontslagen vrouwelijke gevangenen geen andere toevlucht bestaat dan het een of ander doorgangshuis, indien zij daarin worden toegelaten. Werkverschaffing op eenigszins groote schaal moeit steeds worden opgege ven. Voorstellen dienaangaande heeft de commissie niet. De werkverschaffing voor mannen is nog moeilijker. Men weet er werkelijk geen raad op. En wat de jeugdige gevangenen, die van 13 tot 21 jaar, betreft, de Vereeniging ziet het groot belang voor die personen en voor de maatschappij in, om hun eenige opvoeding te geven ; ze stelt zich zooveel mogelijk in betrekking met kringen, die zich het lot van verwaarloosden aantrekken, zoo ook nu met de nieuwe Vereeniging »tot opvoeding van half-ver weesde, verwaarloosde of verlaten kinderen in het huisgezin"; doch hoezeer zij ook met den besten wil bezield is, om de gevan genen, en vooral de jeugdige gevangenen, «zedelijk te verbeteren", men behoeft slechts het verslag te lezen, om te gevoelen hoe onvoldaan zij over haar streven moet zijn. Dat nu brengt ons weder terug tot het geen wij hierboven schreven, aangaande een verzuim van de Vereeniging : Waarom dringt zij niet aan op het verkrijgen van wetten en instellingen, waardoor de Staat genoopt wordt zijn zorg voor de eerst uit de maatschappij gestootenen en daarna in de maatschap}/?)' teruggestootenen nog iets verder uiliestrekkeii dan tot de gevangenispoort ? Met den besten wil kan de Vereeniging zelve geen twintigste deel doen van hetgeen noodig zou zijn, om de Maatschappij te be veiligen tegen den aanwas der misdaad, door ontslagen misdadigers van beiderlei kunne en van allerlei leeftijd bedreven; ook geen twintig ste deel tot beoefening van die milddadigheid, welke de huisgezinnen van gevangenen en van ontslagen gevangenen zou kunnen op heffen uit den demoraliseerenden, dat is, mis daden k weekenden, toestand, waarin zij, bij duizendtallen verkeeren. En, als de Vereeniging zich blijft noemen Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen, wetende, dat er oneindig veel meer verbeterd kon worden, als de Staat zich haar zaak aantrok, schiet zij dan niet te kort in de vervulling van haar plicht, zoo zij niet met alle haar ten dienste staande middelen den Staal daartoe opwekt en drijft? Want dat het Genootschap tot het zedelijk verbeteren van gevangenen den Staat niet gehouden zou achten mede het werk te ver richten, dat zij vrijwillig heeft aanvaard, kunnen wij niet gelooven. Niemand toch zal aannemen in onzen tijd, dat de overheid die straft, niet tevens tot zedelijk verbeteren is geroepen. Welnu bestaat er dan geen Regentes tot wie men zich wenden kan, om dit hoog humanitair, hoog maatschappelijk belang voor de wetgeving aan te bevelen ? Zijn daar geen Regeering en Volksvertegenwoordiging, die wakker geschud kunnen worden; is daar geen Nederlandsche natie, die men uit haar dut zou moeten wekken, waar de misdaad toeneemt, mede tengevolge van een schier volkomen gebrek aan zorg voor den ontsla gen gevangenen en voor diens huisgezin, zijn in den regel tot. in het dierlijke verwaar loosd kroost? O, wij weten wel, dat die zorg in haar gansche uitgebreidheid tal van moeilijk heden, van zeer groote moeilijkheden, aan biedt, maar er bestaat eersteen verontschul diging voor niet alles te kunnen, nadat men alles wat men wel zou kunnen, heeft be proefd. En beproefd heeft de Staat nog niets. De ontslagen gevangene gaat de poort van de gevangenis uit, en waar moet hij terecht komen ? Zou het niet reeds iets zijn, als de Staat hem, zwakken, door zijn verleden gebrandmerkten, man, althans een tijd van overgang schonk, waarin hij werk zoekende, vaak te vergeefs werk zoekende, den gevangenis-arbeid mocht voortzetten, om ten minste op eerlijke wijs aan den kost te kunnen komen ? 37 pCt. der gevangenen zijn recidivisten. Maar is het, bij den economischen toestand der maatschappij, niet haast een wonder, als een ontslagen gevangene, dadelijk weer zich brood kan verschaffen, zonder te bedelen .... of te stelen ? En de jeugdige misdadigers, waar vinden zij een opvoeding, en leiding; hoe veel kon de Staat in deze niet verrichten, als zij zich de medewerking wist te verwerven van die honderde mannen en vrouwen, welke zoo gaarne hun menschlievendheid zouden willen toonen, door ge vallenen en verlorenen te helpen redden, indien hun slechts de gelegenheid daartoe werd geboden ? Waarlijk, het Genootschap tot zedelijke ver betering van gevangenen verzuimt zijn plicht, op onverantwoordelijke wijs, zoolang het niet tevens een genootschap wordt tot zedelijke verbetering ran den Slaat \ Wat het doet is goed bedoeld, maar het mist zijn doel. De misdadigers groeien de statistiek bewijst het in aantal veel, ster ker aan dan het getal der door het genoot schap geholpenen; de verhouding van het cijfer der recidivisten tot dat der voor de eerste maal veroordeelden wordt ongunstiger steeds. Nu heeft het Genootschap weer zijn jaar vergadering gehad, en de afdeelingen zullen op haar tijd bijeenkomen, en het geheel en de deelen zullen hun werk voortzetten op de oude wijs; gelijk nu reeds 70 jaren achter een is geschied. Daar is niets tegen, dat is noodig en nuttig al geeft het niet veel resultaat. Ook het kleine heeft zijn waarde, onder n voorwaarde echter, dat het 't groote niet doet voorbijzien en benadeelt. ! Daarom zouden wij het Genootschap zoo gaarne in overweging willen geven: voeg aan uw gewone werkzaamheid nog een andere toe. Waarlijk het kan zoo niet langer. De toe stand wordt te erg. Uw pogen dient zich te wijzigen naar de treurige omstandig heden. Het moet. Werk een beweging in den lande, roep de Pers op, dat zij met u dit groot maat schappelijk belang bepleite, beleg openbare vergaderingen, zend een adres aan de Regentes, aan de Regeering of aan de Volks vertegenwoordiging ; eisch in naam der menschelijkheid, dat de Staat u steune, ze delijk en stoffelijk, deze twee zij hier n om op groote schaal iets goeds te kunnen doen. Want tengevolge van onze zorgeloosheid en onze verwaarloozing van de verontzedelijkte kringen der maatschappij, vreet de misdaad voort als een kanker, of schoon gij door uw naam uit te spreken, den schijn aanneemt, dat gij haar beteugelen kunt en ten slotte ook geneest. Japan en de prolesleerende mogend heden. Wie zich zelf beheerscht, is sterker dan wie een stad overwint. Dien lof der zelf beheersching verdienen de Japanners na hunne schitterende overwinning in dubbele mate. Men weet, dat onder de door hen aan China voorgeschreven vredesvoorwaarden behalve eene schadeloosstelling in geld ook de afstand van Chineesch grondgebied voor kwam. Ten deele zou dit gebied blijvend aan Japan worden afgestaan, ten deele zou de bezetting (wellicht!) een tijdelijk karakter krijgen. Dit laatste gold in het bijzonder het schiereiland Liao Tong met de belangrijke oorlogshaven Port Arthur, die den sleutel uitmaken van de golf van Petchili en van de Chineesche hoofdstad. Het is voornamelijk tegen den afstand van Liao-Tong, dat van de zijde der drie ad hoc verbonden mogendheden, Rusland, Frankrijk en Duitschland, protest is aangeteekend. De Japanners beweerden, dat het hun niet zoo zeer te doen was om nieuw grondgebied als om eene behoorlijke schadeloosstelling voor de gemaakte oorlogskosten en om commercieele voordeelen. Nog geen week geleden betoogde de Japansche gezant te Parijs, dat zijne regeering materieele waarborgen moest hebben voor de betaling der oorlogsschatting. »China is niet te vertrouwen, en zal zeer zeker niets betalen, als het daartoe niet gedwongen wordt. De door Japan geëischte oorlogsschatting is tenauwernood voldoende om onze uitgaven te dekken. Stel u eens voor, dat wij al wat wij tot dusver verover den in den steek lieten en naar Japan terug keerden; morgen zou China zich niet meer houden aan zijne beloften, het traktaat, dat het onderteekend heeft, verloochenen, en ons noodzaken, den oorlog op nieuw te beginnen. ! wij kennen China en de Chineezen ; wij weten hoeveel men moet hechten aan hunne plechtige verbintenissen. Mag Europa er ons een verwijt van maken, dat wij vastberaden en verstandig, met een open oog voor de toekomst, hebben gehandeld? Wat men verhaalt van een offensief en defensief verbond tusschen China en Japan is onzinnig en ongerijmd; onze rassen zijn verschillend; onze karak ters, onze belangen, onze inzichten zijn strij dig. Nooit kunnen wij de bondgenooten van China zijn. Hoofdzaak voor Japan is de onafhankelijkheid van Korea, wel te verstaan eene onafhankelijkheid, welke dat rijk ge heel aan den invloed van China onttrekt en het in staat stelt, werkelijk neutraal te zijn. Zulk eene neutraliteit van Korea zou voor Rusland van evenveel belang zijn als voor ons." Wanneer men de eischen van Japan ver gelijkt met die, welke na den oorlog van 1870?71 door Duitschland aan Frankrijk zijn gesteld, dan kan men ze niet anders dan billijk noemen. Toch hebben die Europeesche mogendheden gemeend, tusschenbeiden te moeten komen ten gunste van China ; allereerst Rusland, dat zich zeventien jaren lang bitter beklaagd heeft over de wijze, waarop de Europeesche mogendheden het op het Congres te Berlijn, in 187S, hebben be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl