Historisch Archief 1877-1940
No. 933
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
Germania en het Umsturz-ontwerp.
GERMANIA: Ik laat me in dat net niet vangen!"
iiiiiMiiilliMimMMimiuiiiliiiiimiMiiiiiMlimiiiilliimiimiHMiiiiiiiiimiiiiiiMiiiii
Julius Pruüelman Bi'ommeijer.
Ik ben er leelijk
ingeloopen. Of inge
loopen is het woord
niet, ik heb eenvou
dig meegedeeld wat
anderen mij verteld
hadden, en daaruit
mijn conclusies ge
lrokken, maar
die anderen blijken
slecht ingelicht te
zijn geweest. De we
tenschap is niet ban
kroet. Het heeft van
de week letterlijk
brieven bij me
gerefend. Uitalleoorden
es lands, maar het
meest uit de Univer
siteitssteden. Lieve
hemel, wat een pro
fessoren hebben zich
tot mij gericht met
het dringend ver
zoek" om dat bericht,
in de Groene van verleden week, terug te
nemen. Ik wist niet, dat wij zooveel profes
soren rijk waren, en dat zij zoo mooi konden
schrijven. Ik zou die brieven allemaal wel
willen laten afdrukken, maar, alsof het een
afspraak was, zij verzochten hun naam niet te
noemen; een bescheiden gebruik van hun
epistel te maken, zij timmerden wel hoog, maar
niet aan den weg. 't Was hun niet te doen om
de aandacht op hun persoon te vestigen; /Aj, zoo
gaven sommigen te kennen, zouden geheel ge
zwegen hebben, indien zij de vrees hadden moe
ten koesteren, dat er iets van hetgeen zij mij toe
zonden met vermelding van hun naam in een
krant_ terecht kon komen; want de wetenschap,
die zij dienden, verkeerde in onverzoenlijker!
strijd zoowel met de reclame als met de
oppervlakkigheid.
Tot mijn spijt moet ik mij dus bepalen tot
de vermelding van de ontvangst dier brieven,
zonder een enkelen geheel te kunnen laten
afdrukken ; maar het dringend verzoek van
zoo verschillende zijden tot mij gekomen om
het bankroet der wetenschap tegen te spreken,
mag ik niet afwijzen.
Hoe dat valsch bericht in de wereld ge
komen is, werd mij op allerlei wijs uitgelegd,
maar daar ik een volslagen «vreemdeling ben
in het wetenschappelijk Jeruzalem" zpoals
een dier hooggeleerden wel wat heel vrij van
mij durfde onderstellen volsta ik met de
verklaring, dat, naar de meening van ver
scheidene professoren, die verdachtmaking
was voortgekomen uit den tlieoloyischen hoek.
De theologische wetenschap, wanneer men
van die wetenschap nog kan spreken, zei een
docent in de mathesis, geloof ik, is sedert
vele jaren jaloersch, omdat werkelijk hare
zaken slecht gaan. Daar is op dat gebied
sedert een halve eeuw een malaise inge
treden, die nog altijd eer toe dan afneemt,
en tegelijkertijd een vermeerdering van de
concurrentie, zoodat ze tot steeds ma
gerder uitkomsten voert. Vandaar dat juist
uit dien hoek allerlei booze geruchten over
de andere takken van wetenschap worden ver
spreid, natuurlijk met het doel om, door
dezen in opspraak te brengen, de aandacht
van de moeilijkheden, waarin men zelf ver
keert, af te leiden. Nu, ik sta buiten die
zaken, maar, oppervlakkig beschouwd, laat het
zich wel aanzien, dat die verklaring van
het geval juist is. Want pp de Beurs in gewone
koopmanszaken neem je vaak precies het
zelfde waar. Toch zou ik dien mathesisman,
als ik hem eens onder mijn bereik kon krijgen,
willen vragen, of er in de wetenschap, even
als in de koopmansschap, onder die
mingunstige omstandigheden dan ook een neiging
is waar te nemen, om zich toe te leggen op
zeer gewaagde, allergevaarlijkste speculaties,
gelijk dit ons kooplui wordt aangeboden
in den termijn- en in den windhandel.
Maar het zou te bezien staan of die geleerde
bol mij wilde antwoorden, nu hij bemerkt,
dat ik mij niet heb kunnen weerliouden iets
te verraden van zijn onder het zegel der
geheimhouding gegeven advies, want ik geloof
zeker, dat hij behoort tot die geleerden, welke
te bescheiden zijn om te willen weten, dat zij
zelfs anoniem iemand iets wijzer hebben wil
len maken.
Intusschen, dit moet ik erkennen, nooit heb
ik zoo goed, als na de ontvangst van al die
brieven, begrepen, hoe zeer de Handel en de
Wetenschap van elkaar verschillen, niet al
leen door het object, dat den een en dat de
ander bezig houdt, rnaar ook door de manier
waarop, en het doel waarmee, beiden zich aan
hun zaken wijden.
Een koopman is het haast alleen om winst
en om naam te doen; de Handel is voor hem
uitsluitend middel. Je kunt er zeker van zijn,
dat al mijn confraters op de Beurs zich alleen
inspannen om geld te verdienen, veel geld,
om dan met dat vele geld bluf' te slaan en
zoo zich een naam te maken, zich te laten
verkiezen voor dit of' voor dat, en om dan
daardoor niet alleen meer naam, maar alweer
meer specie en bankpapier naar zich toe te
halen, zoodat ze dan eindelijk in de Bocht
komen wonen, equipage houden en bij zich
zelf'kunnen zeggen: Ziezoo. ik sta nu zoowat
op n lijn met Brommeijer !
Geld en naam die dekken elkaar, die hel
pen elkaar, zij voldoen bij ons kooplui, heel
dikwijls elkanders rekening'. Maar stap nu
eens uit den Handel in de Wetenschap!
zooals ik van de week. ik erken het gaarne
als een hoogere beschikking tot
voltooiingvan mijn aardsche opvoeding en je gevoelt
direct, dat je aangeland bent in een andere
wereld. Je begrijpt er in het eerst niets van.
Alles is je raadselachtig, want juist dedingen,
waar je je leven lang het meest voor hebt
gezwoegd, hebben op eens hun waarde ver
loren. Je staat verslagen, als was je uit
deze planeet, met een kredrietbrief op de
maan verschenen, waar ze in onverstaan
bare taal, maar met duidelijke gebaren,
je verzekeren, dat dergelijke vodden hun
onbekend zijn. Geld en de Wetenschap, zij
staan tot elkaar in dezelfde verhouding als
een paar vreemdelingen, die in n coupéop
reis zijn. Ze moeten soms wel een beetje
elkaar gezelschap houden, maar als de eerste
instapt of uitstapt, stijgt de belangstelling van
de laatste nauwelijks hooger dan tot een
i vluchtige, voorbijgaande nieuwsgierigheid. Is
t er geld, nu als dit niet te veel rinkelt.
j niet te veel soesah veroorzaakt, de wetenschap
kan er desnoods vrede mee hebben ; ont
breekt het geld, och, als zij maar op haar
natje en droogje, op haar dagelijksch brood,
j mag rekenen, het is haar wél. De Weten
schap wordt beoefend om haarzelf. Dat
; verzekeren me bijna alle geleerden. Kom
j daarmee bij den Handel eens aan! En
naam ? Wat is een priester der weten
schap gelegen aan een naam 'f' Hij begeert
hem niet, neen, wat hij wenscht het
is een hoekje met een boekje" zalig in het
bewustzijn dat hij groot genoeg is om zich
zelf' te vergeten, opgaande in de liefde tot zijn
godesse, die hij met zijn gausche ziel bemint."
Zoo stond er in een van die brieven te
lezen terwijl een ander verontwaardigd
uitriep: De ircloisclinp bankroet'. Wie heeft
' die twee woorden te samen gesnoerd ? De
l wetenschap, de Oneindige der geestelijke
wereld en het bankroet, het materieele Nihi
lisme; hot transcendentale Al en het infernale
Niet! Hoc zouden zij met elkander in ver
band kunnen trtden, tenzij in het dorre brein
van een boekhouder, dieden naam van Minerva
met dien van een handelsiiriua verwart?"
In dier voege lieten de meesten zich uit.
Slechts een paar toonden ook oog te bezitten
voor de stollelijke zijde der quaestie. Niet
(^uack of Tobias, want geen van beiden
mengden zich in deze quaestie.
-Dat is uw fout," schreef mij een dezer on
bekenden, »dat gij het is in een koopman te
vergeven, de zinnebeeldige formule, die
totaal onjuist was, daarenboven in letter
lijken zin hebt opgevat, en dus de mee
ning hebt uitgesproken, dat de Wetenschap
hare dienaren niet meer behoorlijk bezoldigen
kan. Die vermoeden is gelukkig ten
eenenmale ongegrond. De salarissen aan de be
oefening der Wetenschap verbonden, worden
nog steeds prompt uitbetaald en zijn niet zoo
heel onaanzienlijk, al mogen ze voor een
koopman uit de Bocht een bedrag vertegen
woordigen, dat hem met medelijden vervult.
Vijf ;"i zes mille p. j. liggen voor ons gereed,
niet niet minder zekeiheid dan de Bank
kan geven. En verscheidenen onzer behalen
bovendien voordeden, zóó buitengewoon, dat
het bepaald kwaadwilligheid, voortspruitende
uit theologische!) naijver, moet zijn, om een
bankroet van de wetenschap te verzinnen,
en zulken laster te verspreiden. Vraag het
rnaar eens aan uw stadgenoot van 't HofF,
die behalve zijn salaris, nog een nieuw labo
ratorium kon eisehen, dat meer dan twee
tonnen gouds moest kosten, opdat Amsterdam
hem zou kunnen behouden.
Neen, hooggeachte Heer, waar dit kon ge
schieden en genoemden collega dan nog
een betrekking werd aangeboden, zóó uitlok
kend, dat zij hem verleidde deze voordeelen
als niet genoten en zichzelf als niet gebonden
te beschouwen daar mag men m. i. niet
zeggen, dat de wetenschap, naar het stoffelijke
haarsbestaans beoordeeld, bankroet zou mogen
heeten!
Ik moet zeggen, dat is verstandige taal, al
valt zij buiten het wetenschappelijk kader
deiandere briefschrijvers; om deze reden heb ik
mij dan ook niet ontzien haar mede te deelen ;
te minder, daar toch wel geen sterveling zal
raden welke professor het kan zijn, die, als
er van de wetenschap sprake is, nog aan de
kosten, die zij maakt, wil denken.
Nu, ik ben door al die inlichtingen van
mijn dwaling genezen ; van een bankroet der
Wetenschap in reëelen zin is niets aan. En
gek, maar dat is altoos zoo, als je over een
zaak nadenkt, dan valt onwillekeurig je at
tentie op iets, waarop je vroeger niet zou
gelet hebben, of dat je opgemerkt zoudt
hebben zonder er verder bij stil te staan.
Daar komt m n vrouw bij me met de brochure
van de Delftsche slaoliefabriek en zegt: wat
heb je tegenwoordig ontwikkelde wetenschap
pelijke dienstboden! Dat woord:
icetcnscliaif,prlijk, trof me, en zoo greep ik het boekje,
keek het eens in, en las daar: Antwoord
van mej. C. A. Nctelenbosch, dienstbode bij
prof. Oudemans, Delft,
Mijn vrouw bleef in afwachting van het
geen ik zeggen zou, en was blijkbaar niet
weinig ingenomen met de belangstelling, die
ik voor de Delftsche slaolie aan den
daglegde, want ik las het opstel bijna geheel door.
Nu wat denk je daarvan, vroeg ze; aardig
geschreven hèen met kennis van zaken?
Ja, antwoordde ik met meer kennis van
zaken dan jou keukenprinses heeft. Ik wou
dat je die jull'rouw Netelcnbosch aan Oude
mans kondt ontkapen.
Dat zou de moeite waard zijn, zei zij wér
vooral met het oog op de sauzen en salades,
Kavigot te-saus, Remoulade-saus,
Ansjovissaus, Russische salade, salade van tomaten,
salade van kreeft, vau tong, van tarbot, zalm
met rnavonnaise. Ze eten daar er goed van ...
Vind je niet? En dat bij een profrsxor.'
Bij een professor.... herhaalde ik onwil
lekeurig. Bij een proffnnor.... Zoo kun jo
dan toch zien, dat zij wel degelijk gelijk
hebben: de wetenschap is nog niet bankroet'.